STELIO NU EEN OUD VRIEND IS TERUGGEKEERD Bij onze Schrijfsters en Schrijvers ZELFPORTRET. VAMPYR Stofzuigers f 98— HET TOONEEL Pijn in rug en lendenen Kloosterbalsem AGENDA. DE KAMPIOENSIGARET IN HAARLEM OVERAL VERKRIJGBAAR 20 STUKS - 40 CENT HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 11 NOVEMBER 1930 TWEEDE BLAD LETTEREN EN KUNST VIL Jo van AmmersKixller door W. v. d. T. OP 15 DEZER WORDT DE NEDERLANDSCHE BOEKENDAG GE HOUDEN. ONS AANDEEL NEMEND IN DIT GEORGANISEERDE STREVEN OM BIJZONDERE AANDACHT OP HET BOEK TE VESTIGEN, GEVEN WIJ EEN SERIE INTERVIEWS MET EEN ACHTTAL ONZER VERMAARDSTE NEDERLANDSCHE SCHRIJP- Jo van AmmersKuiler. Dat Is wel de hoofdindruk, dien je overhoudt na een gesprek met mevrouw Jo van Am mers-Küller: dat het volmaakt logisch is, dat iemand als zij de boeken schrijft, die zij schrijft, en dat zij door zal gaan met die te schrijven, al ging de heele Hollandsche kri tiek op zijn kop staan en werden er door de Hollandsche critici heelemaal niets anders dan afbrekende recensies over haar werk ge schreven. Jo van Ammers-Küller weet, mis schien zoo goed als geen enkele andere Hol landsche schrijfster, wat zij wil; zij kent alle argumenten, die er tegen en voor haar werk en haar manier van schrijven aangevoerd werden en zouden kunnen worden; zij heeft den weg ingeslagen, die haar het beste toe leek en zij is ook van plan daar op door te gaan. „Na mijn verblijf in Amerika, waar ik met verscheiden belangrijke schrijvers in aanra king kwam, dat wil dus zeggen, na ..De Op- standigen" en vóór „Tantalus" heb ik en ik was me er volmaakt van bewust, dat ik het deed, heb het zelfs absoluut met „voor bedachten rade" gedaan mijn stijl en ma nier van werken veranderd. Zij wijst naar een lange rij in de boeken kast naast ons, waarin vertalingen van de meeste van haar werken staan in het Ame- rikaansch en Engelsch. Duitsch en zelfs in het Zweedsch. Deensch en Finsch „er worden in het buitenland totaal andere litteraire eischen gesteld dan hier" Volmondig erkent Mevrouw van Ammers- Küller dat zij schrijft, „voor hen die haar zullen lezen"; zij wil den lezer voorleggen wat haar zelf boeit en interesseert, men- schen-van-haar-verbeelding die worstelen met de problemen van onzen eigen tijd, of een lang voorbijen tijd waarin de onze zich spiegelt. „Ik geloof niet in den „ivoren toren" ik stel mij niet voor dat ik .alleen voor me zelf werk". Wie dat wèl doet, moet zijn ar beid niet uitgeven, maar hem houden voor zichzelf en een kleinen kring van geestver wanten en goede vrienden. Trouwens, mij dunkt, dat iedere schrijver al is het onder bewust er rekening mee houdt, dat zijn gedachten en visies eenmaal onder vreemde, geboeide of onverschi'llge oogen zullen ko- m«n, dat kan m.i. niet anders. En terwijl wij nog even praten over het tr^uri^e feit. dat de belangstelling in bet buitenland voor Hollandsche litteratuur zoo ontstellend gering is (toen mevrouw van Am mers' eerste boek in Amerika verscheen, ont dekte daar één van haar critici, dat Holland er werkelijk óók een litteratuur op na scheen te houden!) een feit, dat onmoge lijk geheel geweten kan worden aan het gebrek aan belangstelling, dat men in het buitenland (in flagrante tegenstelling met Holland) voor producties van vreemden bo dem heeft, vertelt mevrouw van Ammers- Küller, dat het groote bezwaar van bulten- landsche uitgevers tegen Hollandsche ro mans is. dat ze geen .Ausbück" en geen „vaart" hebben. ,Die Hollandische Roraane haben kein Tempo". was de klacht, waarmee een Duitsch uitgever zijn te- gezin in het uitgeven van vertalingen uit het Hollandsch motiveerde, en het moge al een bestreden en aanvechtbaar feit zijn, of „tempo" en „vaart" nu wel factoren zijn. die in geen enkelen roman gemist kunnen worden, de moderne tijd is er in allen ge valle één van meer vaart en tempo dan ooit, en een beetje meer afspiegeling daarvan in de Hollandsche litteratuur zal niet veel an ders dan goeds kunnen uitrichten. Als ik Jo van Ammers-Küller spreek over het alom besproken en overal aangevoerde „sterke punt" van haar boeken: den opbouw van het verhaal, begint ze te lachen, en zegt. dat ze daar heusch niets aan doen kan. „Het gaat heelemaal van zelf" verontschuldigt ze zich, „ja. ik maak een schema, maar daar begin ik niet mee, voor ik het heele verhaal ongeveer in mijn hoofd heb. Ik doe het niet bewust, en bereken het niet wiskunstig, ik heb geen theorieën over den opbouw van een STERS EN SCHRIJVERS. (In deze serie zijn reeds verschenen, interviews met Top Naeff, Johan de Meester, Alie van WijheSmeding, Israël Querido, Dia BoudierBakker en Samuel Goudsmit). roman, die ik dan laconiek en in koelen bloede op mijn arbeid toepas". En dat is wel iets, dat mij in deze reeks van Interviews het meest van alles gefrappeerd heeft: dat zelfs een Jo van Ammers-Küller zich eigenlijk niet bewust is, hoe en op welke wijze haar romans tot stand komen, en dat geen van de Hol landsche schrijfsters, wier huizen ik in de laatste week onveilig maakte, haar boeken opzet volgens een weloverlegd programma. Over de Hollandsche critiek is Jo van Am mersKüUer kan het anders slecht te spreken. „Vroeger heb ik met al mijn werk (zelfs het zwakkere, dat er voor- mijn eigen gevoel thans niet meer mee door kan) de waardeerendste critieken geoogst maar na het zeer groote succes van „De Opstandigen" en het daarop gevolgd succes in het buiten land, schijnt er een soort van „hetze" tegen mijn werk losgebroken. Ik kan mij tot troost in alle nederigheid, spiegelen aan Couperus en Van Eeden, twee van de weinige Holland sche romanciers sinds Multatuli die in het buitenland naam hebben gemaakt en voor wie de Hollandsche critiek destijds vaak geen scheldwoorden genoeg had om hen naar beneden te halen. Ik vind het ergerlijk en treurig, dat tegenwoordig een groot deel van onze critiek, zelfs die in belangrijke bladen en tijdschriften, in handen is van menschen, die zelf nauwelijks iets hebben gepresteerd en niettemin of juist daarom op hoogen en groven toon den staf bre ken over ieder die het niet precies zoo doet, als zij vinden dat het gedaan moet worden. Ik geef onmiddellijk toe, dat een goede criti cus of recensent zijn, niet altijd samen gaat met het vermogen zelf kunst te schep pen, maar waar dat bij de tegenwoordige ge neratie veelal wel het geval is, zou een beetje meer zelf critiek geen kwaad kunnen en van zelf leiden tot minder felheid en grofheid en, tot wat meer waardeering van wie niet precies tot het eigen kringetje behoort. In ons land verschijnt jaarlijks een enorme hoeveelheid meest slecht vertaalde amuse mentslectuur. Ik zie die boeken bijna steeds met eenige welwillende regeltjes aangekon digd. In verscheidene van onze groote bla den schrijven bovendien geregeld buiten- landsche recensenten om het werk van hun landgenooten geestdriftig aan te prijzen. Stel daar de houding van een aantal Hollandsche critici tegenover en dan klaagt men dat er in Holland in den regel zoo weinig be langstelling voor Hollandsche boeken is dan vraagt men zich af, waarom er zoo wei nig contact bestaat tusschen onze eigen lite ratuur en het publiek!" Op mijn vraag naar haar tooneelwerk zij schreef verscheidene tooneelspelen zegt Jo van Ammers-Küller, dat geen werk haar zoo lief is als het schrijven voor tooneel en dat ze onmiddellijk een nieuw stuk op stapel zou zetten, wanneer ze niet overtuigd was, dat het na weinige opvoeringen toch weer van het repertoire zou verdwijnen. De too- neelcritiek natuurlijk zijn er uitzonderin gen die ik dankbaar gedenk beoordeelt naar een totaal andere maatstaf Hollandsch en buitenlandsch werk. Iedere Hollandsche tooneelschrijver heeft dat ondervonden. Of het alleen hieraan te wijten is, dat de Hol landsche tooneelsch rijf kunst in zoo'n diep droevig stadium verkeert, zou ik niet durven beweren, voor een groot deel ligt het ook aan de versnippering van goede krachten bij onze gezelschappen, die maakt dat men bijna nooit een stuk in alle rollen bezetten kan zooals het moet. Maar er is een funeste wis selwerking. want de tooneelschrijver kan zijn moeilijk métier slechts leeren wanneer hij zijn arbeid ziet opgevoerd." Wanneer ik opsta op weg te gaan zegt Jo van AmmersKüller overtuigd: „Wat men overal in het buitenland in mijn werk prijst en waardeert ls voor een groot deel dat wat men er hier in aanvalt en afkeurt. U begrijpt, dat de situatie niet plezierig is. Ik ben ten slotte een Hollandsche schrijfster, die bij het Hollandsche publiek belangstelling gevonden heeft, als weinig anderen, maar ik denk er toch wel eens over om in de Duitsche taal te gaan schrijven zooals ook Heijermans (ik der'- "-el om dezelfde reden) jaren geleden ge ceft." En terwijl ik haar kamer verlaat, die pre cies is zooals men dat verwachten zou van een kamer van de schrijfster van „De Opstan digen". „Tantalus", „Maskerade", en de Jenny Hey sten-serie: modern, ruim en licht, met een groot, met paperassen bezaaid bu reau en fel groen gestucte muren, overdenk ik, hoe zeer een schrijfster als mevrouw van Ammers-Küller zij moge het mij vergeven, dat ik t niet anders uitdrukken kan - een ver schijnsel is van dezen tijd. Haar boeken, haar houding tegenover critici en publiek, haar meeningen getuigen er van. Zelfbewust, ob jectief en recht op het doel afgaand, dat zU gezien heeft als haar het meest passende, de moderne vrouw, zooals zij ze zelf zoo vele malen weergaf in haar boeken. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel Stofzuigerhuis MAERTENS BARTEL JORISSTR AA T 16 - TELEFOON 10756 KOOS SPEENHOFF. Het tooneel: een Indische voorgalerij met doorkijk op een Indisch berglandschap onder feeërieke belichting! In het raidden van de galerij een vleugel en daarnaast een lesse naar! Een Indisch huis dus waar gasten ver wacht worden! Daar verschijnt Speenhof! in zijn wit toetoep-jasje, opgewekt, vroolijk, twintig jaar jonger! Je ware metamorphose! „Hij is er knapper op geworden!" zegt een dame naast me! Koos Speenhoff's gezicht glundert, als of hij het gehoord heeft! Dan begint hij te boomen, zoo gezellig en intiem, als hij dat alleen maar kan. Enthou siast is hij over zijn reis, over Indië, over de Inlanders, over de Europeanen, over alles Over-enthousiast! Een tevreden en gelukkig mensch! Hij vertel V van zijn reis met de Si- bajak, dat prachtige schip van de Rotter damse he Llyod! Ze hadden hem voor alles bang gemaakt en wat was de werkelijkheid? De Middellandsche Zee zoo glad als het Spaarne op Zondag, de Rooie Zee zoo frisch, zoo lekker alsin zijn optimisme had hij bijna gezegdals Haarlem in November! Speenhoff vertelde van zijn ondervindingen op Port Said, waar zijn dochter bij Simon Arts een echte Oostersche kimono had ge kocht met het stempel van Enschedé er nog in; van zijn tocht door Colombo, waar de oude kerk nog herinnerde aan het stoere Hol landsche ras! „Ja, die Hollanders waren ké rels!" riep Speenhoff in geestdriftige ver voering uit! „Eerst bouwden ze 'n kerk, dan 'n roemah sopi wat wij in Holland 'n her berg noemen en dan kwam het kerkhof! De kerk was Zondags vol, de roemah sopi was altijd vol en het kerkhof kwam langzamer hand vol!" Maar Speenhoff kwam eerst heelemaal los. toen hij in Indië was aangekomen! Van Sa- bang af begon de victorie! In een soos met 41 leden, waarvan er 13 ziek waren, had hij voorgedragen! Hij had 75 gulden honorarium willen vragen. Ze vroegen hem bescheiden- lijk of f 450 genoeg was. ..Wat 'n land! Wat 'n land!" riep Speenhoff weert met de her innering aan dien eersten meevaller. Is het wonder, dat hij verrukt over Indië is» Met zijn eigen Buick is hij heel Sumatra doorgetuft. Wegenjullie kunt er je geen voorstelling van maken! En de menschen. de menschen! Het is prettig om zoo'n tevreden en gelukkig man te zien en te hooren! De heele zaal kwam er van in de goede stemming! Natuurlijk heeft Speenhoff ook van zijn nieuwe Indische lied jes gezongen, van *n baboe, die je nooit ver geet, van" de zeven koelies, van het Hand schoentje, de Hollandsche Vrouw in Indië en niet te vergeten het „Tida ada. tida mau!" Vooral voor ons. oud-Indische gasten, was het een alleraardigste avond! Wij leefden weer in het verleden terug en zagen er alleen nog maar het goede van, nu Speenhoff er van vertelde en zong! Wat een heerlijk optimist! Zelfs de tjitjaks en de'kakkerlakken en de witte mieren roemde hij Cesarine was niet meegekomen dezen avond. Zij was door ziekte verhinderd. Maar Cees, de jongste, het aardige dochtertje, dat Speen hoff overal had vergezeld en nog wel graag 'n jaartje In Indië zou zijn gebleven, zong voor ons de liedjes, waarmee zij in Indië het meest succes had gehad, van een Jongen, die je nooit vergeet, het avontuurtje van den Haarlemschen diender en nog veel meer! En zij deed het met groote charme en aardige, pittige voordracht. Koos Junior en zijn vrouw wisselden vader en dochter nu en dan af en deden wat on Indisch aan in dat Indisch milieu. Ook viel het grove liedje van de „Oude Vrijsters" wat erg uit den toon, die bij Speenhoff altijd fijn en van artistieke distinctie is. Na de pauze verscheen Koos Senior weer in de lange gekleede jas. speciaal bij „Savelkoul" voor de tropen gemaakt! Maar al zag hij ér toen weer Hollandsch uit. zijn hart bleef aan Indië hangen en hij eindigde den avond met 'n liedje op de Vloot! Zoo hyper-nationaal, zoo „Imperialistisch" ls onze Speenhoff ge worden. J. B. SCHUIL. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel Bli|f daarmee toch niet loopen. Akkers Kloosterbalsem zal Uw pl)n onmiddellijk tot bedaren brengen. U snel behaaglijke ver lichting. kalmte en rust bezorgen. „Geen goud zoo goed" Restaurant Brinkmann (bovenzaal): „We tenschap en Religie". Lezing met lichtbeel den. Schouwburg Jansweg: „O! die Joe!" 8.15 u. Stadsschouwburg: Het Amsterdamsch Too neel. „Het Chineesche Landhuis". 8 uur. Gebouw Sint Bavo: Bazar Chr. Oranjever- eeniging. Palace: Dreyfus, de banneling van het Duivelseiland". Tooneel: The Three Haw- courts. 8.15 uur. Luxor Theater: „De dokken van New York" en .Den nacht vol dwaasheid". Tooneel: The Barrisons, 8 uur. Rembrandt Theater: „Wat *n wonder". Tooneel: De Terrek Kozakken. 7 en 9.15 uur. V e 1 s e n: Raadsvergadering. 7 uur nam. WOENSDAG 12 NOVEMBER loor SINCLAIR LEWIS. Hier volgt het merkwaardige portret dat de Amerikaansche auteur Sinclair Lewis, win naar van den Nobelprijs 1930 voor litteratuur, eenigen tijd geleden van zichzelf teekende. Wanneer de oningewijde lezer verstandig zou zijn, dan zou hij angstvallig de ontmoe ting met de meeste van zijn lievelingsschrij vers vermijden. En dit geheim, dat lk zoo on professioneel verraad, maakt het verklaarbaar waarom de biografieën van schrijvers wan hopig leeg zouden zijn, indien zUJ eerlijk geschreven zouden zijn. Men be schouwe het subject van deze bij zondere biografie Sinclair Lewis. Er is in het particuliere leven nooit een minder aan trekkelijke of bewonderenswaardige gezel te vinden geweest met uitzondering van eenige lieden, die hem mogen, omdat zij zijn gesprekken onderhoudend vinden. Maar men looft den man te zeer. Wanneer men hem goed genoeg kent, constateert men dat hij deze salonkunststukjes altijd en steeds her haalt, precies even kinderlijk als de dorps clowns In zijn eigen roman „Main Street". Behalve een zekere permanente sympathie voor zijn vrienden en dit amusementsvuur werk schijnt de man mij geen deugden te hebben, met uitzondering van een wilden, bijna roekeloozen haat tegen huichelarij. Evenzeer haat hij politici, die onder den dek mantel van winderige en banale rhetorica liegen, terroriseeren en stelen. Doctoren, die onnoodig. maar lucratief, er hun patiënten van overtuigen, dat zij ziek zijn, kooplieden, die over hun artikelen onjuiste gegevens ver strekken. Fabrikanten, die als filantropen poseeren, terwijl zU hun arbeiders te weinig betalen, professoren, die In tijden van oorlog het bewijs trachten te leveren, dat de vijan den allemaal duivels zijn en romanschrijvers, die vreezen te zeggen, hetgeen zij de waar heid achten. Maar afgezien van deze drie deugden wanneer het deugden zijn is de man een uiterst onbelangrijke en niet opwindende kolonist. Groot, hoekig, mei weerspannig haar en langen neus. niet elegant en nie: schilderachtig nonchalant gekleed, totaal een onromantische figuur. Hij heeft geen stok paardjes, behalve dat hij graag zonder fan tasie naar bekende en oninteressant onge vaarlijke toeristencentra reist. En hij speelt niet. Hij heeft nooit in zijn leven bridge, golf mah-Jong of biljart gespeeld; tennis speel: hU letterlijk als een aoht-Jarige Jongen; zijn zwemmen blijft beperkt tot een baneelijk dobberen dicht bij het strand; en zelfs bij he: autorijden ontwikkelt hij evenveel snelheid en flinkheid als een tachtig-jarige aartsdiaken met valsche tanden en rheumatiek, ofschoon hij uit een land komt. waar ten minste 60.000000 geoefende chauffeurs moeten zijn. Hij heeft een afschuw van fijne avond- pariljen. Terwijl hij naar het spinnen van p"tte matronen luisterte word" hii zoowel door verveling als tegenzin geteisterd. En In Europa zelfs in Parijs doorgebrachte jaren hebben er niet toe bijgedragen, bij hem den uitge lezen smaak van een lekkerbek te wekken Hij is echter, zonder de kracht van een barbaar te hebben, een barbaar in de tafelgenoegens Hij geeft aan whlskysoda de voorkeur boven den edels'en wijn; dikwijls begaat hij de het minst te verontschuldigen Amerikaansche schanddaad, sigaretten te rooken tusschen de gangen van een diner. In zijn schrijven mag hij bescheiden schijnen, maar wanneer hij doorslaat en niet oplet, dan vertelt hij openlijk, welke ezels alle critici zijn, die critiek op hem uitoefenen. De man is op het oogenbllk 42 Jaar oud. HIJ ziet er wanneer hij niet te lang is opgeble ven (hetgeen allicht voorkomt-, daar hij al tijd en eeuwig spreekt en spreekt) iets Jonger uit. omdat hij mager ls. Hij werd. zoon en kleinzoon van plattelandsdokters geboren in de soort slungelige prairiedorpen, die hij in „Main Street" heeft beschreven; een dorp van lage houten huizen, die elk ln een tuin met tamelijk mooie bloemen stonden; de tarwe onafzienbaar: een zee van goud. Zijn Jeugd was vrij gewoon school, zwem men in den zomer, eendenjaoht ln den herfst, schaatsenrijden ln den winter, bovendien nog huishoudelijk werk als houtzagen voor den kachel en de wegen reinigen van de sneeuw. Het was een alledaagsche Jeugd, met uitzon dering van een liefde voor het lezen, die in dit jonge nieuwe stadje niet veel voorkwam. Hij zwelgde in Dickens, Walter Scott, Washington Irving. Zonder twijfel heeft deze leesgewoonte tot schrijven geleid. Hij begon als wild romanti cus. Zijn eerste prestaties waren geheel in verzen banale en nagebootste verzen en golden alle troubadours en kasteelen. gelijk hij ze wijselijk van de hoogte van een Min- nesota-prairiedorp had gezien. Het is komisch, dat hij later ln streken, waarin kasteelen en de herinnering aan troubadours werkelijk be stonden in Kent en Cornwall. Fontainebeau Londen en Rome over het Minnesota- prairiestadje zou schrijven! Lewis had een buitengewoon gemakkelijke jeugd. Geen schilderachtige kroniek kan van moedigen strijd tegen armoede en onbekend heid getuigen. Zijn vader stuurde hem naar de Yale-universlteit; later werd hij verslag gever. uitgever van een magazine en litterair raadgever voor uitgevers. Daar tusschen door waren er een paar avonturen en een paar magere jaren, maar zij waren niet anders dan amusante incidenten van zijn jeugd. Hij ging naar Panama, toen het groote kanaal werd gegraven en hoopte in dit schil derachtige oerwoud arbeid te vinden. Hij voer naar Panama als tusschendekspassagier en terug als blinde passagier zonder werk to hebben gevonden! Anderhalf jaar woonde hij in Californië: ten deele in een huisje ln de nabijheid van de kust van den oceaan, leefde van geleend geld. trachtte samen met den Amerikaanschen dichter William Rosé Benét korte verhalen te schrijven en ver richtte (en dat bijzonder slecht) krantenwerk te San Francisco. Maar van 1910 tot 1915 was hij een zeer prozaïsche en niet ondernemenden uitgever te New York, kreeg een vrouw en de overtuiging dat hij nooit iets fantasierijkers dan aankon digingen van slechte romans tot stand zou kunnen brengen ofschoon dergelijke aan kondigingen in Amerika werkelijk buitenge woon fantastisch kunnen zijn. Het gelukte hem met moeite, twee romans te schrijven: „Our Mr. Wrenn" en „The Trail of the Hawk" en hij deed dit op avonden na zijn dageiijksch werk als uitgever maar de romans bleken een financieel fiasco en werden door de critiek aanvankelijk niet opgemerkt. Een humoristische geschiedenis, die hij voor de aardigheid schreef en zonder te verwach ten, dat zij ooit gepubliceerd zou worden, opende voor hem de deuren van de „Saturday Evening Post" en in een paar maanden had hij genoeg geld bijeen gespard, kon zijn positie opgeven en met de vrije schrijverij be ginnen. Dat was ln December 1915 en sinds dien heeft hij steeds rondgezworven, per trein, auto, stoomboot of te voet. Natuurlijk wordt hij steeds gelukgewenscht. omdat hij de wereld zoo naar informaties door kan Jagen en na tuurlijk reist hij om geen enkele achtens waardige reden, maar alleen omdat hij door de zwerflust ls aangetast, die een van de verterendste kwalen ls. In dezen periode was de Langste tijd. dien hij op een plaats door bracht. negen maanden te Londen. HU ls met den auto door bUna lederen staat van Amerika erereden. HU heeft Europa gezien, van BerlUn tot Se villa en Athene. HU heeft weken in Noord-Canada doorgebracht, twee honderd mUlen van iedere spoorlUn of berUdbaren weg vcrwUderd. HU trok door West-Indlö naar Venezuela en Columbia. Maar intusschen heeft hU elf boeken geschreven en eenige dozUnen korte verhalen en opstellen, want het is hem mogelijk, zich ln een vreemde kamer in een vreemde stad te vestigen en binnen drie uren ernstig aan het werk te zUn. Ter wijl hU schrUft. Is het hem totaal onverschil lig. of zUn schrijfmachine naast een raam staat, dat op de Fifth Avenue, een Londen- schen nevel of op een zwijgenden berg uit zicht biedt. HU denkt thans vaag aan het Oosten aan Indië, Java, Japan waaruit valt op te maken, dat zUn zwerflust ongeneeslijk is. Een leege knaap en vermoedelijk zonder fantasie Anders zou hU thuis blijven en zich door zUn eigen visioenen laten lnspireeren, plaats van zich door nieuwe wegen, nieuwe bergen, nieuwe gezichten te laten wakker schudden. INGEZONDEN M F DF DEELINGEN a 60 Ct«. per regel. Prinsenhof, Statenzaal; Raadsvergadering 1.30 uur nam. Stadsschouwburg: Peters-SleeswUk operet- I te „Dollar Prinses". 8 uur. j Gebouw Sint Bavo: Bazar Chr. Oranjevcr- 4^ eeniging. Bioscoopvoorstellingen 's middags en des 1 Nadruk verbodenj. avonds, )M

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 5