BOEKENDAG.
HET BOEK.
MEISJESLECTUUR.
Chocolade
visite-kaartjes
APEX Klop-veeg-Stofzuigers f 175.—
Nieuwe uitgaven.
HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 15 NOVEMBER 1930
TWEEDE BLAD
DE KUNST VAN LEZEN.
e propaganda voor het Nederlandsche
boek zooals die vandaag in den
lande gevoerd wordt is als een feest
maaltijd, waarmee een handig koop
man zijn eigen verjaardag viert.
De Jarige, ae Nederiandsche in eg eversboni.
kan vermoedelijk tevreden zijn. En daar in
ons blad naar vermogen ruim tot den feest-
disch is bijgedragen, zullen wij in die te
vredenheid gaarne deelen. 1
Een volk dat niet leest kan in vele dingen
nitmunten, doch het gemiddeld peil van zijn
beschaving zal bedenkelijk laag staan. Maar
dat peil zal bovendien beïnvloed worden, niet
alleen door de erkenning dat er véél, maar
vooral dat er goed gelezen wordt. Hoe staat
bet daarmee bij ons?
Een uitgever, een kunsthandelaar, een boek-
verkooper, kortom allen die handel drijven
In wat men geestelijke goederen zou kun
nen noemen, zijn uitteraard geneigd het peil
der beschaving af te lezen uit de omzetcijfers
door hun verschillende artikelen bereikt. Zij
hebben, ieder voor zich, het alleszins begrij
pelijk en te rechtvaardigen gevoel aan die
beschaving voor een deel bevorderlijk te zijn
en naast de materieele belooning die, naar
wij hopen, hun deel is, brengt dat gevoel hun
ook een dosis geestelijke bevrediging. Wie
van hen in ijdelheid of onoprechtheid de ver
houding zou willen omkeeren en zijn „cultuur-
srbeid" zou willen schuiven vóór zijn volko
men geoorloofde en achtenswaardige commer-
cleele gestie, komt meestal bedrogen uit.
hetzij in de resultaten van de laatste, hetzij
in de ondervonden waardeering voor de
eerste.
Uit de propaganda voor „het" boek, zoo
als die overal en ook in ons land de laatste
Jaren gevoerd wordt, de conclusie te trekken
dat er te weinig gelezen wordt, lijkt voorba
rig. Je kunt uit cijfers vaak juist dat lezen
wat ge graag zoudt willen dat er stond. Maar
zoolang van een Hollandsoh boek als de Klop
op de Deur, en van een zijde die het weten
kan, verzekerd wordt dat er vóór het ver
schijnen tien duizend exemplaren van „ge
nomen" (i.e. besteld) zijn dan Ls het,
naar verhouding natuurlijk, met dat weinig-
lezen nog niet zoo slecht gesteld. Een derge
lijk werk gaat, eenmaal in de familie, allicht
door vijf paar handen. Mevrouw Boudier kan
dus voor het eerste jaar op vijftigduizend
lezers staat maken. Dat is nu nog niet direct
zóó afschuwelijk, zou men zeggen.
Die voorbeelden zijn voor uitbreiding vat
baar doch interesseeren ons voor het oogen-
blik niet verder. Wij komen terug op de eerste
vraag: wordt er goed gelezen?'
Lezen is een kunst. Op dezen feestdag van
het boek zou ik een boekje onder uwe aan
dacht willen brengen heelemaal niet nieuw
maar nog altijd actueel waarvan tot mijn
verbazing geen Hollandsche bewerking be
staat; het is van den overleden criticus Emile
Faguet en heet L'art de lire. De kunst van
het lezen. Reeds in den aanvang citeert hij
Voltaire, die in zijn tijd ook al klaagde: „men
leest heel weinig en zij die voor hun ont
wikkeling lezen, lezen voor het meerendeel
slecht". Nu is, in onzen tijd dat „voor zijn
ontwikkeling lezen" bezig een rariteit te wor
den. Wij lezen om .bezig gehouden, in span
ning gebracht, afgeleid en wat niet al meer
te worden, maar een schrijver die een beetje
inspanning vergt, laten we liefst links liggen
en zeggen dan maar voor ons gemak dat die
voor de „fijnproevers" de ingewijden enz zijn.
Dat is allemaal juist prachtig, in deze beste
aller werelden zou Candide, de optimist zeg
gen, maar het peil onzer kunstzinnigheid, van
onzen goeden smaak en onze beschaving zou
stijgen als juist zulke auteurs per tienduizend
„genomen" werden.
Wie de vriendelijkheid gehad heeft de
boekbesprekingen van schrijver dezes in ons
blad de laatste paar jaar te volgen, zal mis
schien opgemerkt hebben dat het een weinig
zijn voorliefde had en wel zal blijven
houden juist voor die schrijvers die men
met zekere omzichtigheid lezen moet om ze
volkomen te genieten, uwe aandacht te vra
gen. Hij is niet alleen doordrongen van de
Juistheid van Faguet's betoog dat lezen een
kunst is, maar hij is het ook roerend eens
met Sainte Beuve, als deze verklaart dat de
criticus eigenlijk alleen maar iemand is die die
kunst verstaat en ze anderen kan doen mee
genieten. Er komt nog wel een kleinigheid
bij, maar in hoofdzaak tikt de schrijver der
Lundis den spijker op den kop. Natuurlijk
heeft ook het louter ontspanningsmateriaal
het kunstloos verhaal, het succesboëk, ja, alles
wat we in handen krijgen, onze belangstel
ling. daar zij de „krant" voor. maar bin
nen die veelheid trachten wij voor het niet-
alledaagsche, het duurzaam-waardevolle in de
eerste plaats genegenheid te wekken.
Ook onze Hollandsche ietteren kennen die
schrijvers, wier werken niet per tien mille
worden opgelegd, doch wier waarde desniet
tegenstaande groot genoeg is. Nog steeds
herdenken we met genoegen de avonden dat
wij voor onze lezers over werk van Van
Schendel, Van Moerkerken, Van Genderen
Stort, Coolen en nog wel een aantal anderen
mochten schrijven. Een getal zegt niets in
kunstwaardeer in g. De vijftig duizend bezoe
kers der Van Gogh-tentoonstelling maken
diens arbeid noch grooter, noch kleiner. Een
schrijver, evengoed als een schilder, die bij
zijn werk berekent hoe hij het maximum
aantal lezers of beschouwers kan voldoen is
niet absoluut vrij meer maar werkt on
gemerkt in opdracht. Hij wordt van ar
tiste, artisan. Daar kan natuurlijk nog iheel
wat moois in zitten, maar onvermengd schoon
zal het zelden zijn. Men heeft bij kunstpro
ductie bijna altijd het geval dat men kiezen
of deelen moet: aanpassen, met kans op ge
win in materieelen zin, of scheppen zonder
bijgedachte, met kans op waardeering, nu
en morgen; maar
door een minder
heid, die zich
wenscht in te span
nen. Ieder die kunst
produceert, komt op
een gegeven oogen-
blik op den twee
sprong, waar de
breede weg en de
smalle weg een
aanvang nemen. -
Wat zegt nu Fa
guet in de eerste
plaats noodig te
J. H. de Bois. achten om de
kunst van het lezen
te leeren verstaan? Lees langzaam, zeit-ie.
Hoor! Hoor! Het lijkt in onzen tijd van im
mer opgevoerde snelheid haast van een goed-
aardigen waanzin om iemand aan te bevelen,
iets langzaam te doen. En tochals een
boek niet waard is, langzaam gelezen te
worden, is het geen goed boek. Dan behoort
het tot die boeken die men „met zijn vingers"
leest of die men „diagonaal" leest. Zoo heb
ik vaak lijvige romans zien bewerkende
vingers al-maar aan het blaadjes omslaan,
de oogen vliegend van links-boven naar
rechts-benee. Dan een opluchtende glimlach
als het uit was en liefst weer dadelijk een
ander boek op gelijke wijze in bewerking
genomen. Dat alles is snoepen uit een zakje,
maar heeft met de kunst van lezen niets
van doen.
Natuurlijk, wie de kunst van lezen verstaat,
leest niet alles op dezelfde wijs. Een roman
een boek van fictie, leest ge anders dan een
tooneelstuk of een verhaal, waaraan een wijs-
geerigheid, een levensbeschouwing ten grond
slag ligt en dit alles weer anders dan een
gedicht. En ge voelt al hoevele' kruisingen hier
mogelijk zijn. Doch alleen het prullarium
laat zich diagonaal lezen en nog beter doet
ge, zoo ge het negeert. Want zelfs al staat
er niets kwaads in, het bederft uw smaak
voor het betere en doodt de lust dit betere
te zoeken.
Natuurlijk alweer is er geen enkel lid van
den jarigen uitgeversbond dat prullaria uit
geeft. Wanneer er al eens iets versohiint dat
men met. zijn vingers kan lezen, dan vindt
de man die het de wereld in zendt het al
tijd nog wel van cultureel of artistiek be
lang.
Faguet heeft u nn den toetssteen in handen
gespeeld: probeer eerst het langzaam te lezen,
met uw oogen. met uw geest. Als dat u ner
veus maakt en uwe vingers doet jeuken
zegt u dan maar dat het mis is. Neem dan
een boek dat u tot eenige inspanning och,
niet zoo veel eens dwingt en ongedacht en
onverwacht leert ge de geheimen van de kunst
van het lezen kennen en krijgt deel aan het
geluk dat iets heel moois uitstraalt. Moge
deze boekendag veel van dat soort boeken
naar voren gebracht hebben.
J. H. DE BOIS.
Als ik Boekverkooper was
Onder dezen titel schrijft Herbert N.
Casson in het maandblad „Adverteeren. Ver-
koopen en Efficiency" o.a.:
Twee-en-zestig boeken heb ik geschreven
en meer dan 340.000 exemplaren daarvan zijn
in verschillende landen verkocht. Is het won
der. dat ik veel over boeken nadenk en soms
Verlang een boekhandelaar te zijn? Het lijkt
zoo vaak. alsof ik teveel van de winst moet
missen, doordat ik mijn product niet zelf
mag verkoopen. Ik verbeeld mij namelijk, dat
lk een paar idééën heb voor het verkoopen
van boeken, die het wel zouden doen bij het
publiek. Zij deden het immers ook in andere
branches.En toch is het mogelijk, dat ik
teleurgesteld zou worden als ik boekhande
laar werd. Misschien zou ik ontdekken, dat
de winst van het verkoopbare boek wordt op
geslokt door het niet-verkoopbare. Wie weet?
De boekhandel, waarvan ik droom, is meer
een salon dan een boeken-pakhuis. Het Is
een plaats, waar de klant kan komen en rus
tig kan praten over zijn lievelings-onder-
werp: boeken. In de étalage staan de boeken,
welke goed gaan (een paar maar!) en er
staan wat mooie foto's bij van populaire
schrijvers en schrijfsters.
Boeken zijn geen fabrleks-producten. Zij
zijn gemaakt door schrijvers en hebben elk
een eigen, persoonlijk element. Dat persoon
lijke. dat eigene voor elk boek zou ik uitbui
ten. Ik zou daar het groote verkoop-punt van
maken.
Ergens ln mijn winkel zou ik een bord
maken van groen laken en daar steeds de
nieuwste recensies op vastspelden. Alle dag
bladen en vele tijdschriften beoordeelen ge
regeld nieuwe uitgaven en die recensies zou
den mij kunnen helpen bij den verkoop.
Zoon bord met gedrukte meeningen over
boeken is een jaarbeurs van het boekenvak,
het monster-zaaltje van den boekverkooper.
Hij kan niet alle boeken zelf lezen, maar wel
de recensies en door dat te doen heeft hij
stof tot praten, materiaal om zichzelf als
verkooper belangwekkend te maken voor den
klant. Hij voorkomt er tevens door, dat de
klant méér weet van zijn artikel dan hijzelf.
Wat de incourante boeken betreft: ik zou
ze niet allemaal opstapelen of in den kelder
bergen. Ik zou er een keuze uit doen en die
achter in mijn winkel étaleeren op een apar
te tafel. En ik zou er een bord boven plaatsen
met de woorden: „Ongewone Boeken". Zoo
zou ik er vast een paar verkoopen, want er
zijn altijd menschen met een anderen smaak
dan de massa.
Ik zou mijn boeken meer op tafels uitstal
len dan ze op planken te zetten. Ik zou elke
groep aanduiden met een bord, hier blogra
fieën en daar detective-verhalen.
Het principe van den „ensemble"-verkoop
zou ik zoo ver mogelijk trachten door te voe
ren. Weinig menschen koopen zooveel boeken
als zij betalen kunnen; zij moeten ertoe aan
gespoord worden méér te nemen. Wie éen
biogiafie koopt is geneigd er twee en des
noods drie te nemen. Hij zal het des te eer
der doen als ik ze hem tegelijk laat zien en
zooveel procent korting aanbied als hij een
„ensemble" van drie tegelijk koopt.
Neen, ik zou mijn boekhandel zeker niet
drijven, alsof het een kruidenierswinkel was.
Ik zou niet tevreden zijn met alleen de boe
ken te verkoopen, waarnaar gevraagd wordt-
Wanneer ik zelf een boekhandel binnenloop
om één boek te koopen, dan kom ik er waar
schijnlijk met drie uit. Dat hangt geheel en
al af van de intelligentie van den verkooper,
die mij bedient.
Ik zou ook een kaartsysteem aanleggen van
mijn geregelde afnemers. Ik zou tusschen hen
en mij persoonlijk contact leggen. Ik zou mij
zelf beschouwen als de inkoopagent mijner
klanten.
Mijn streven zou erop gericht zijn, steeds
meer particuliere bibliotheken te doen ont
staan. Dit laatste zou inderdaad mijn voor
naamste levensdoel zijn.
Ik zou den inwoners mijner stad in den
waren zin des woords „service" verleenen op
boekengebied. Ik zou steeds meer menschen
overreden, boeken in eigendom te nemen en
niet alleen uit leesbibliotheken te lezen. Ik
zou op het gebied van „boeken-in-eigendom",
inplaats van „boeken leenen" een vurig pro
pagandist zijn.
Een lichaam dat gezond zal zijn.
Moet regelmatig flink gevoed.
Geen feit zoo algemeen bekend.
Geen noodzaak voelt de mensch zoo goed:
Maar menigeen verwaar loost nog
Daarnaast de voeding van den geest,
Toch even noodig en bereikt
Wanneer men goede boeken leest.
Het goede boek hoeft niet te zijn
Een boek dat zwaar is op de hand.
Dat handelt over wetenschap.
Of duur is door een leeren band.
Het goede boek. dat is een boek
Dat 't menschelijk bestaan vermooit.
Hetzij doordat het ons wat leert,
Of aangenaam den geest verstrooit.
Lectuur is zeker niet het minst
Dat ons verheft boven het dier
Hoe Jong, hoe oud er is een boek
Dat ons tot nut is of plezier.
Als baby leest dan gaat het om
De plaatjes, mooi en bontgekleurd,
En baby acht het mooist het boek
Dat. makkelijk en luidruchtig scheurt.
Als kleuter leest, dan vraagt ze naar
Een eng of grappig avontuur.
Dan leest ze als een muis zoo stil.
Vooral omstreeks het bedeaans-uur.
Ats Daxviscn leest, aan is 't een boek,
Waarin de glorie wordt verteld
Van een bekoorlijke heldin
En van een onverschrokken held.
Als vader leest, dan grijpt hij naar
Een boek, dat hem verstrooiing schenkt
En tegelijk zijn geest verrijkt.
Terwijl hij niet aan zaken denkt
Zoolang de kfnderen nog niet school gaan
is het boek. vooral het prentenboek, nog niet
speciaal voor een jongetje of voor een
meisje bestemd. Niemand denkt eraan een
prentenboek te teekenen en er versjes bij te
schrijven, alleen bedoeld voor het mannetje,
of vrouwtje in den dop. Als men een prenten
boek in den boekwinkel uitzoekt staat men'
voor green problemen. Uw jongetje of uw
dochtertje kunnen er beiden van genieten.
Maar pas op. nauwelijks is uw aardig zoon
tje op school, leert vlug lezen en komt al
heel gauw met zijn eerste jongensboek thuis,
„Dik Trom" (om maar een voorbeeld te
noemen), en dat zooals zijn vrindje be
weerde, zoo „reuze moppig" moet zijn.
En uw blond dochtertje, dat al twee Jaar
school gaat, wenscht op haar verjaardag het
meisjesboek: „De zusjes, zoo en zoo", wat een
„echt fijn" boek moet zijn.
Ondanks coeducatie ondanks dezelfde sport
stelt een jongen toch in andere dingen be
lang dan een meisje. Vandaar de vraag naar
het Jongens- en meisjesboek.
Zijn er dan geen boeken voor belden ge
schreven? Boeken die den jongen even lief
zijn als het meisje? Natuurlijk! en ze be-
hooren wellicht tot de allerbeste kinderboeken
die wij bezitten.
„Afkes Tiental" o.a., een boek, dat niet
verouderd en al herhaaldelijk herdrukt ls.
„Oehoehoe", gevolgd door „Oehoehoe ln de
Wildernis" van de bekende kinderschrijfster
N. van Hichtum. De Indische verhalen van
Marïe van Zeggelen „Onder het stroodak van
C. M. HilleGaerthé. Deze boeken worden
dolgraag door het kind gelezen; ze boelen
zoowel den Jongen als het meisje. Ze weten
het kind iets te vertellen, zijn eenvoudig,
levendig geschreven.
Een boek bedoeld voor den Jongen of voor
het meisje alléén is soms overdreven. Men
voelt dat de held of de heldin, de omgeving,
dat alles er om gedaan is toch goed te laten
zien, dat het een écht jongensboek of een
écht meisjesboek is. Daardoor krijgt zoo'n
boek Iets kunstmatigs overdreven en bedacht,
Iets onzuivers
Hiermee is niet gezegd, dat er geen goede
jongens of meisjesboeken zijn te vinden, maar
dat een hoog percentage aan dit euvel lijdt
is helaas maar al te waar.
Jongens lezen geen meisjesboeken, ze zijn
in hun oogen kinderachtig en flauw. Omge
keerd leest het meisje meestal wel graag
jongensboeken. Het avontuurlijke van reisver
halen, het fantastische trekt haar en dat
vindt ze niet zoo in haar eigen boeken af
gebeeld. Toch lezen meisjes van negen tot
twaalf jaar niet zoo graag meer sprokojes,
waar ze, als klein kind, bij moeder thuis,
zoo Intens naar konden luisteren. Later ver
andert dit wel weer en dan begrijpen ze ook
beter de diepte en gedachte van het oude
sprookje en de sage.
In de eerste schooljaren vraagt het meisje
verhalen uit het dngeliJksche leven, het
leven, dat haar bizonder boeit. Dat dage
lijkse he leven is In het meisjesboek vaak dor
en nuchter en dan weer centimenteel. „Naai
stertjes sentiment" zooals Lode Backelmans
dit overdreven sentiment noemt, wordt in het
meisjesboek maar al te vaak aangetroffen.
Een meisjesboek te schrijven lijkt velen een
aardig werkje, dat ze gemakkelijk klaar kun
nen spelen. Aan een roman voor volwassenen
zouden ze zich niet wagen. Maar een kinder
boekVandaar die overvloeden, die
regen van meisjesboeken. Ze lijken in vele
opzichten op elkaar, het is een aaneen scha
keling van flauw gepraat, doorspekt met uit
drukkingen die en vogue zijn bij het Jonge
meisje van heden. De meisjes hollen de boe
ken door en zijn ze weer vergeten voor ze een
volgend beginnen te lezen. Het zijn boeken
die niets nalaten; ze geven het meisje niet
zooals het denkt en leeft, maar meer poppen
die niets met het werkelijke meisje gemeen
hebben.
Het ls niet gemakkelijk goede melsjeslectuur
te vinden en toch wil het kind lezen. Maar
wat?
De heer Daalder, redacteur van „Het Kind"
richt daarom de aandacht van vaders en
moeders op de „klassieken", die in de over
stelpende productie van kinderboeken op den
duur verloren dreigen te gaan. Zoo noem*
hij .Alleen op de Wereld", van Hector Malot
en zegt hiervan:
„Wie van ons heeft niet als kind volkomen
meegeleefd met Réml, vol eerbiedige bewon
dering opgekeken tegen Vitalls, warm ge
voeld voor Moeder Barbarln en de menage
rie van de zwervers liefgehad: de schrandere
Capi en het bijna menschelljke aapje Joii-
coeur? Onvergankelijke figuren, heel ons
leven door. En welk kind vergeet ooft de
prachtige schildering van streken en men
schen, met wie de artlsten op hun tochten
ln aanraking komen?"
Maar wij moeten bij het meisjesboek ln
onzen tijd blijven. En gelukkig zijn er voor
den bakvisch leeftijd nog boeken te noemen,
die met recht een goeden naam hebben.
Boeken als van Emmy van Lokhorst, sommige
van mevrouw ZoomcrsVermeer. Boeken als
van Top Naeff, Tine Cool, Carry van Bruggen,
zijn met liefde en kennis geschreven en ge-
tulgen, waarom het toch alleen gaat, dat de
schrijfsters een meisjesboek kunnen schrijven,
E. TIERTEHOGERZEIL.
De uitgever en zijn bedrijf.
Een lezenswaardige brochure.
De uitgever. Hij ls zeker niet de minst
belangwekkende figuur, die op dezen Boeken
dag de aandacht vraagt. Maar wat weet het
publiek van den uitgever? Een groot gedeel
te van de boekenlezers kent zelfs zijn naam
niet. En heeft het er zich wel eens reken
schap van gegeven, wat de beteekenis Ls van
den uitgever, welke functie hij vervult in
de wordingsgeschiedenis van het Boek?
Dikwijls is een negatief beeld noodig om
daarop de aandacht te vestigen.
Hebt ge, boekenlezer wel eens een werk ln
handen gehad, dat was uitgegeven door den
schrijver? Waaraan de uitgever ontbrak? En
zijn toen uw gedachten niet een oogenbllk vast
gehouden, door die mededeeling op het titel
blad en door de ongebruikelijke leegte onder
aan die pagina? Ge zijt er niet dieper op in
gegaan, maar even hebt ge in uw geest een
berg van beslommeringen, een gewicht aan
technische kennis, een last van financleele
verplichtingen gezien, geladen op den schrij
ver. En zoo hebt. ge. Juist door zijn afwezig
heid de alomvattende zorg van den uitgever
u een oogenbllk gerealiseerd. Ge hebt hem ge
zien als den impressario van den auteur, den
middelaar voor het publiek.
Het bedrijf van den uitgever Ls, wanneer
er dan eenmaal de aandacht op gevestigd ls.
misschien even geheimzinnig, belangwekkend
als dat van de krant.
De uitgever heeft een compromis te sluiten
tusschen idealisme en koopmanschap. Zijn
koopwaar ls zoowel geestelijk als materieel en
methoevelen heeft hij niet te maken?
Hoe begint de uitgever? En hoe komen zijn
boeken tot stand? Welke is zijn verhouding
tegenover den schrijver, den drukker, tegen
over den boekhandelaar, het publiek?
Sinds het verouderde werk van R. van der
Meulen, was er meenen wij, weinig meer in
populalren geest geschreven over het Boek
als technisch product, dat op deze vragen
antwoord kan geven. En daarom is het zoo
verblijdend tegen dezen Boekendag te zien
verschijnen een brochure, die de Nederland
sche Uitgeversbond te Amsterdam in het licht
gegeven heeft, .De Uitgever en zijn Bedrijf"
door J. Tersteeg. Een boekje ln octavo van een
zeventig bladzijden, dat geschikt ls om in
wijden kring verbeiding te vinden en gelezen
te worden.
De stof is uitgebreid en boeiend. De schril-
ver schetst den uitgever als een handels
man, die allereerst behoorlijk wat contanten
moet bezitten, wien goede relaties een on
misbare uitrusting zijn en die het om te be
ginnen zoo lang moet kunnen uitzingen, tot
hij eenigermate een fonds gevormd heeft. De
goed beslagen uitgever moet lettelijk van
alles weten. Een voorbeeld uit de bladzijden
die de schrijver hieraan gewijd heeft: hij
moet papier kunnen koopen en weten wat een
cliché is, hij moet de druktechniek kennen
en ae machines, aan den bok heeft hij zoo
eenigszins mogelijk, zelf gestaan, met een
blauwen kiel aan en den zethaak in de hand.
En ook hij moet thuis zijn in den boekhandel
En wanneer hij uitgaven verzorgt van jour-
nallstieken aard, dan heeft hij met adver
tenties en redacties te maken, en hij heeft
wel te denken aan de scheiding van het een
van het ander.
Aan den boekverkooper heeft de heer Ter-
steeg een apart hoofdstuk gewijd, maar ge
voeliger nog dan de verhouding tusschen
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
STOFZUIGERHUIS MAERTENS
BARTELJORISSTRAAT 16 TEL. 10756
hem en den uitgever ls die tusschen den
auteur en den man. die zijn werk laat ver
schijnen, en vooral daarvan staan opmer
kenswaardige dingen te lezen in dit boekje.
Wij zien, dat in deze verhouding de over
eenkomst, het contract in verschillende vor
men niet ontbreekt, en de schrijver brengt
ons onder het oog, waarom het van belang
is, dat ook den auteur althans een blik worde
gegund in enkele hoekjes van de uitgevers-
cuisine".
Het handschrift en de wijze van werken
van den auteur zijn twee zaken van een
waarlijk romantische aantrekkelijkheid, doch
wat voor allerminst romantische beswaren
zij voor den technischen samensteller van het
boek kunnen hebben, onthullen u vele
lezenswaardige bladzijden in Tersteega
boekje.
Besprekingen zijn verde* gewijd aan het
geen zich.voordoet bij de uitgave van bulten-
landsche boeken en aan de kwaliteit van het
boek. „Het meeste vernuft wordt gevergd bij
het verkoopen" heeft de Zweedsche uitgever
Albert Bonner gezegd, toen hij boeken „din
gen van vernuft" noemde en het hoofdstuk,
waarin dit besproken wordt is helaas min of
meer een klacht over een publiek, dat ge
negen ls voor alle koopwaar te betalen, doch
dat het veelgeprezen boek altijd wel cadeau
van den uitgever, of te leen meent te kunnen
ontvangen. Maar blijvend is, dat de schrijver
dan toch in de laatste bladzijden tot de
conclusie kan komen „idealistisch en ener
giek te zijn, meer dan ooit moet de drang
daartoe in den hedendaagschen uitgever
leven. Het is de zware en schoone taak van de
uitgevers bij te dragen tot het keeren van
de cultureele wereldcrisis".
Wij gelooven, dat dit welgeschreven en
welverzorgde boekje hun daarin een steun zal
zijn.
Marie Antoinette en haar kinderen door
H. A. en H. A. Th. Lcsturgcon Uitgave H.
D. Tjeenk Willink Zoon. Haarlem.
Dc Lesturgeons, vader en zoon. van wie de
laatste onzen lezers reeds lang bekend ls als
onze Parijsche briefschrijver hebben een
aantal studies over Marie Antoinette en haar
kinderen tot een bundel vereenlgd en aange
vuld met nieuw verkregen gegevens met het
doel, zooals de inleiding ons verduidelijkt „om
het resultaat van zooveel Jaren studie niet tot
stof te laten vergaan op een krantenzoldcr.
De schrijvers hebben uit den grooten voor
raad, reeds eerder in een onzer dagbladen
verschenen artikelen slechts die gekozen,
welke tot de al dan niet opgehelderde raad
selachtige geschiedenissen van dien veelbe
wogen tijd behooren. In de eerste helft van
het boek wordt het huwelijk van „de Oosten-
rij ksche" met Lodewijk XVI beschreven en
verder haar levensloop tot op den dag dat
Marie Antoinette haar aanvankelijk zoo zon
nig, daarna zoo onbezonnen en tenslotte zoo
droevig bestaan op het %chavot eindigde. De
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 60 Cu. per regel.
Als oma leest-, in t oude boek,
Dat zij al vaak gelezen heeft,
Dan is het omdat oma's hart
Nog graag in het verleden leeft.
JP. GASUS,