SINT-NICOLAAS IN HET LAND. Interview met Sinterklaas. HET MASKER VAN „ZWARTE PIET". HAARLEM'S DAGBLAD VIJFDF. PI.AD WOENSDAG 3 DECEMBER 1930 Gooi wat in mijn laarsje Dank je, Sint Niklaasje, moderne gruwel van de voorpagina van ons Maandagnummer - op een motor fiets. maar zijn UJfsuitrusting laat geen af wijkingen toe. Geen mode, geen nieuwe tijd vermag die te beïnvloeden. Het gezicht van den tweeden Jongen hief evenwel mijn twijfel op. Het was met ge brande kurk zwart gemaakt. „Sinterklaas?" vroeg ik. „Ja meneer". „Wat moe trie?" vroeg mijn vriend, ln 't donker morrelend aan zijn tuinhek, dat tot de minderheid der tuinhekken behoort nl. de hinderlijke soort, waarvan de sluiting heusch werkt. „Magge we Sinter Maarte zinge?" „Sinter Maarten? Da's allang voorbij. En da's toch geen werk voor Sinterklaas? „Pappie!juichte een stemmetje, en een klein meisjesfiguurtje verscheen in dc voordeur. „Vooruit! Werk JU ze weg!" mompelde onthutst de vader, die de onbedorven Sin terklaas-illusies van zUn spruiten bedreigd zag, en richtte zich haastig op om het twee tal achter zUn breeden rug te maskeeren. „Hier!" zei lk haastig. „Een dubbeltje als jullie niet zingen. En maak dat Je wegkomt. Weg!" Sint en zUn knecht spurtten weg, met een Juichkreet. „Pappie, wie was dat daar buiten?" vroeg kleine Elly even later. „HU had een baard, en zoo'n puntmuts op. cn „Dan was het Sinterklaas, dom kind! Was-ie daar heusch?" riep Truusje, en holde al naar de deur. „Dom kind?" zei Elly verontwaardigd. „JIJ bent zelf dom! Het was een gewone Jongen, hoor! Ik zag het zelf. HU had een gewoon pak aan ook, maar „Het was een gewone Jongen!" zei de va der beslist, en hij keek hulpeloos en be nauwd naar de moeder. „Maar hU had toch een baard, en een puntmuts zooals Sint „Ik zal het jullie wel zeggen", zei de moeder vastberaden en kalm. zooals moe ders op dergelUke crlticke momenten soms vermogen kalm te blijven. „Het was het zoont.... nee. ik bedoel natuurlUk het neefje van Sinterklaas. Dat ls dit Jaar met hem mee gekomen uit Spanje". „Heeft die Jongen dan ook een witte baard?" „Ja, natuurlUk" zei de vader met die over maat van fantaislc, die vaders op critieke momenten soms vermogen te toonen: „De heele familie Sinterklaas draagt witte baar den." „En puntmutsen ook?" vroeg Truusje twU- felend. ,,Ik moet weg", zei ik. en nam van ieder uitvoerig afscheid, in een goedbedoelde po ging om de gedachten af te leiden. „Het blijft maar koud" zei de vader spot tend. en een blik vol diep verwijt trof hem. .Dat was op 't randje" zei de vader bU de deur. 's Avonds zei Truusje tegen haar moeder, dat zU en Elly al een jaar lang wisten dat Sinterklaas niet echt bestaat. Maar ze had den het nooit willen zeggen. „Waarom niet?" „We dachtenomdat Pappie en JU het toch geloofden...." R. P. zacht te spreken. En de inbreker stond be sluiteloos. Het was voor hem een zeer Wj- zonder geval.. Waar zUn je mooie kleerenje hebt maar een gewone jas aan, constateerde het kind, niet zonder verbazing. De man grynsde. De situatie leek hem blukbaar toch wel amusant. Nou, jU hebt toch zeker ook niet alle dagen je Zondagsche pakkie an. Dat konk niet onvrlendelUk van iemand, die overigens geen lust had voor Zwarte Piet te spelen. Plotseling hoorde hU gedruisch. Er klonken voetstappen, er liep blykbaar iemand op de trap. Zonder zich een oogenblik te bedenken sprong de inbreker naar het opgeschoven venster en verdween in den tuin. De heer des huizes half gekleed, trad snel de kamer binnen. HU zag den jongen en in formeerde angstig naar het hoe en waarom. Ik heb Zwarte Piet gezien.... hy stond daar by irüjn schoen en hU wou er wat ln doen, lachte de kleine Jongen. WatZwarte Piet! De vader keek de kamer rond, zag het op geschoven raam en vervolgens een gevul- den zak, dien hij haastig onderzocht, en waaruit het tafelzilver te voorschUn kwam. Hij begreep. Hij nam het jongetje op, drukte het tegen zich aan en informeerde aarze lend: Heeft die man je wat gedaan? Gedaan? Weet je dan niet. dat Zwarte Piet de kinderen heelemaai geen kwaad doet.? Ja, ja, mompelde de onthutste vader. De jongen was in de wolken, dat hy nu eindeUjk Zwarte Plet eens bij nacht had gezien. Bij den schoorsteen. Hij praatte er nog van, terwyl hU in zijn bedje lag. De vader was ook onder den indruk. Zóó sterk, dat hy zelfs verzuimde de politie te waarschuwen. J. L. Wie zoet is krijgt lekkers icie stout is de roe. Dezer dagen heb ik den heer Sinter klaas geïnterviewd en ik wil u wel zeggen, dat ik toen ik op den stoep van zijn hotel met den portier stond te confereeren mUn hart ergens b mUn luchtpijp voeiae kioppen en dat ik een grootsten lust had om hard weg te loopen Wen ik Piet's wit gekouste beenen van" de stadige hoteltrap zag afdalen. Ik herinnerde me opeens weer, dat ik jaren en jaren ge leden aan Sints identiteit was gaan twijfe len, en dat ik familiaar bij hem op scIkxk was geklommen om zijn baard op te lichten en de zaak eens nader te onderzoeken, en ik besefte plotseling dat dat dingenj djn, die een werkelijk fijngevoelig mensch je hoogst kwalijk neemt. Achterdocht jegens de beste bedoelingen ter wereld, wantrouwen jegens een mensch, die zich slechts bewust is van ajn behoefte om der menschheid goed te- doen! Ik wil u wel zeggen, dat mijn knieën trilden, toen ik achter Piet aan de trap be klom en dat ik bijna niet wist hoe onschuldig 't wel zou kijken, toen ik de kamer binnen ham, waarin S;n;erk!aas met een smaak- rolle rood en paars gebloemde chambexcloak aan, en een simpele, ternauwernood versierde huismijter op zijn hoofd, bij een gezel- .lig knappend haard vuur zat. Hii sorone met jeugdige viefheid op, toen hii mil zasr en verwelkomde mij allerhartelijkst, ter wijl hii mii uit- noodigde in den stoei tegenover hem plaats te nemen. Toen zond hij my plotseling een allercharmantsten knipoog itoe, en ter wijl lk hem nog ver baasd aanstaarde, dreigde hU mU ooiyk met den opgeheven wijsvinger en zei guitig: „Ja ja, ik herinner het me best! Twintig Jaar geleden klom u op mijn schoot en lichtte mijn baard op, omdat u mij 'voor een bedrie ger aanzag!" En plotseling ernstig liet hij erop volgen, terwyl een schaduw even over zijn frisch rozig gelaat vloog en de zonnige opgewektheid ervan verduisterde: ,Jk onder vind veel miskenning. Het is misschien logisch, er zUn nu eenmaal veel menschen, die zich niet kunnen indenken, dat er iemand zou zijn, die alleen voor de vreugde an sich an deren plezier doet, en dergelijke dingen dien je te aanvaarden, maar het is soms wel erg kwetsend. Wanneer zullen de menschen nu eens eerst het goede van hun medemenschen verwachten? Hoewel ook dat heeft zijn keerzUde. De teleurstelling is dikwyls achter af zooveel grooter". En hU zuchtte, terwyl hU inU een sigaret aanbood en een lucifer voor mij aanstak. Ik zweeg eerbiedig en wachtte tot hU zich van zijn ontroering hersteld had voor ik het waagde tot den aanval over te gaan, en ter wijl ik even de kamer doorkeek en mijn oog Het gaan over een ry blinkend gepoetste staven, die in een hoek stonden en een vyf of zestal mijters van verschillende grootte en model, die op den schoorsteenmantel ston den, prepareerde ik zorgvuldig mijn eerste vraag. Over de daken aan den overkant wierp de laagstaande middagzon een rooden gloed, en op de balustrade van het balkon (sjilpten een paar musschen. Toen ik mijn vraag gedaan had, knikte hij peinzend een paar malen het eerwaar dige hoofd, en glimlachte. „Maar natuurlijk wil ik u van mijn leven vertellen! Ik geloof - al zeg ik het zelf dat mijn loopbaan niet zonder belangwekkendheden en aantrek kelijke episodes is geweest; en het zal u mis schien moeite kosten in den ouden vredigen man, die hier zijn stramme leden zit te warmen in een Amsterdamsche hotelkamer den forschen kerel terug te kennen, die ik was in den oertijd, toen ik met een berenvel om door de eindelooze wouden zwierf, en de holbewoners meestal ten doode toe be vreesd voor my waren. Daarna heb ik ge- ruimen tijd in Egypte doorgebracht, en honderden jaren daarna, toen de Romeinen hun hoogste peil van beschaving bereikt hadden, bevond ik mij onder hen. en had mijn woning in Rome. Dat is wel één van de beste tijden van mijn leven geweest, maar het feit. dat er eigenlijk oorden in de wereld waren waar miin tegenwoordigheid meer goed zou kun- ver rich ten dan tus- schen de vriendelijke en welvarende Romeinen, liet mU geen rust. Het slot was, dat ik met Piet trouwer dienaar zou geen mensch ter wereld zich kun nen wenschen, al moet ik zeggen, dat hy met het oppoetsen van mUn staven dikwijls een handje licht en zonder eenige gewetenswroe ging een vlek over het hoofd ziet den Rijn afzakte. Ter hoogte van de zyxivier de Mainz die toen anders heette, maar deze naam zal u meer zeggen leden wU schipbreuk, en wij zagen ons genoodzaakt om eenige dagen door te brengen aan den oever der rivier, terwyl wij een nieuwe boot in gereed heid brachten. Daarin het was een uitge holde boomstam, waarin weinig plaats was. zoodat ik verscheidene van mijn gewaden in het wilde Teutoonsche bcsch had moeten achterlaten, hoe zeer het mij ook speet, trok ken wy verder, de Rijn af. de ösor de Romei nen gegraven Drususgracht af, tot- wij in deze streken belandden. Hoe heugt my de fxis- sche ongereptheid van het volk hier, het land, de zeden en gewoonten! Ik heb welis waar eenige malen kans geloopen vermoord te worden ik weet nog of het de dag van gisteren was, hoe Piet en ik eens in het nauw hebben gezeten bij Amsterdam, dat toen niet veel meer dan een schamele nederzetting van enkele tientallen Kaninefaten was, maar over het, geheel heb ik hier een buitengewoon aangenamen tijd doorgebracht. De Hollanders zijn altUd een volk van bUzondere kwalitei ten en groote vermogens geweest, en toen ik IIe inbreker was tevreden. Wel had hy zyn doel niet bereikt: de brand- JJ kast, want die bevond zich blijk- IJ* baar in een hooger gelegen vertrek, waar het terrein minder „veilig" was maar het buffet van de huiskamer had toch een behoorlijke buit opgeleverd. Een flinke hoeveelheid zwaar tafelzilver. De man speurde nu nog rustig het brutaal verlichte vertrek rond. Hy had zekere voor zorgsmaatregelen genomen: een zwart ver fomfaaid masker bedekte zyn aangezicht voor de grootste heilft en bU droeg soepele gummi handschoenen. By den schoorsteen stond een kleine schoen en daaromheen lagen enkele stukken chocola en suikergoed. Een klein stilleven, dat weinig indruk maakte op den inbreker. Hij propte een groot stuk chocola in z'n mond en liet de rest van de lekkernijen in zijn zak verdwijnen. Alleen het schoentje bleef staan. Juist op dat moment vernam zUn geoefend oor een licht gerucht, dat uit de richting van de deur kwam. Hij draaide zich voor zichtig om en stond een oogenblik stijf van schrik. De deur ging langzaam open. Een oogenblik later was dit raadsel ver klaard en kwam héél voorzichtig een jon genskopje te voorschyn. De inbreker ont moette een paar kinderoogen, groot van sterk gespannen verwachting. Hij heradem de en er kwam eenige ontspanning in zyn lichaam dat werktuigelijk een aanvalshou- ding had aangenomen. Het ventje zag zich „ontdekt" en stapte nu zonder aarzeling in zijn kleine pyjama de ka mer binnen. Ben JU zwarte Piet? De vraag klonk, alsof het antwoord niet anders dan bevestigend zou kunnen zyn. De man met het zwarte masker aarzelde even. Maar hU lei voor alle zekerheid een vinger op z'n mond en vermaande door een zacht gesis tot stilte. Ik heb niet geslapen.ik dacht wel, dat je komen zoucn ik ben stilletjes naar beneden gegaan. Heb je wat gebracht? Hoe ben je hier gekomen? M*t kleine kereltje was te opgewonden om boodschappen vergeet, die ik voor haax in het dorp moet doen. Verleden week nog I het is of het een maand geleden is! ver gat ik de worst voor de boerenkool, en in haar woede en verontwaardiging is ze zelf naar den slager gegaan om hem te halen. I Dat zyn van die dingen, die een man niet zwaar telt, maar die voor een vrouw nu een maal van belang zijn En hy lacht fyntjes, en keert het oude gezicht met de vele rimpeltjes naar mU toe. terwyl hy vervolgt: „En dan ergert ze zich ook altyd over mU'n vluchtige manier van schoenenpoetsen. Ja zeker, ik poets mijn schoenen zelf. Piet is op mijn jaarlijksche reis mUn kamerdienaar en mijn manusje van ai.es, maar in gewonen deen kan ik zijn werkjes best zelf opknap pen, en kan hy bovendien meer verdienen als schoenenpoetser dan ik hem zou kunnen be talen. Dergelijke jaarlijksche uitstapjes naar Holland kosten veel geld, en als hy twee dagen voor we weg gaan de boel even na kijkt en eventueele mankementen herstelt, is het meer dan voldoende". En terwUl hij verder babbelt over zyn lievelingsgroente, zyn afkeer van het moderne leven, dat gelukkig nog maar heel langzaam in zyn vredig Spaansch dorpje doordringt, sla ik met verbazing het fijn gerimpelde ge zicht tegenover my gade. Wat een wonderlijk amalgama van menschen kan 'net leven toch bieden! Buiten raast het jachtige eenotzoe- kende leven, dat in een stad als Amsterdam welhaast zyn toppunt bereikt heeft en hier binnen zit my de grootste altruist van de wereld eenvoudigweg te vertellen, dat hij zijn eigen schoenen poetst! Hij moet mijn verbazing gemerkt hébben, maar schrUft het aan iets anders toe, want hy zegt haastig: „Het is gansch en al mUn bedoeling niet om mee te doen aan de op het oogenblik heerschende gewoonte om af te geven op „het moderne leven". Het heeft natuurlijk zijn goede zijden even goed als elke periode in de wereldgeschiedenis en ik heb te veel meegemaakt om nog te weten, dat alles er gens goed voor is, maar ik hou me toch liever nog maar een beetje bU oude gewoontes en gebruiken. Piet en ik hebben het er overigens dezer dagen net over gehad, dat het wel niet lang meer zal duren, of ik zal me een plus fours en een geruite pet moeten aan schaffen in plaats van mijn dierbaar lang gewaad en mijn mijter, en om dan heele maai in den toon te blijven zal Piet mijn voorraad staven mee moeten nemen in een zak voor golfclubs!" En vroolijk knikt hij Piet toe, die in den anderen hoek van de kamer met een wyd open mond staat te grinniken. Schoorvoetend neem ik afscheid. Ik zou nog dagen kunnen habbelen met den vrien- Sint Niklaas kapoentje, Gooi wat in mijn schoentje, LANGS DE STRAAT. Ontknooping. tenslotte met de Spanjaarden als gijzelaar mee naar Spanje gevoerd werd, heeft het mU de grootste moeite gekost daar te aar den, hoewel het tegenwoordig altyd voorge steld wordt of Spanje mijn vaderland is. De tyd gaat zoo vlug, en de menschheid ver geet zoo snel, en hoewel het pas een paar eeuwen geleden is, herinnert niemand behalve ik zich den mooien tyd, dien ik hier heb doorgebracht Haastig bracht ik het gesprek op een an der onderwerp dan dit. dat den ouden eer- waardigen grijsaard zoo pynlijk scheen te zyn. „Vertel u me eens u moet nog zooveel tyd over hebben buiten de enkele dagen, die u zoo trouw hier komt spendeeren hoe brengt u die door? Uw particuliere leven, uw lief hebber yen, uw smaak en gewoontes, kort om als u er geen bezwaar tegen hebt de kleine belangwekkendheden van uw eigen dagelijksch leven?" Met een guitigen blik keek de beminnelijke oude man zijn zwarten knecht aan, die ons allerhandigst van thee bediende, en de schaal met koekjes de ronde deed gaan. „Zelf gebakken", zei zijn meesier, niet zonder trots. „Ja, Piet kan nog meer behalve roeden rond brengen en dreigende gezichten zetten! Dit is al één van mijn particuliere hobbies in Spanje bakt hy deze ook altyd en ik zou me geen raad weten als ik er buiten moest. Maar om op uw vraag terug te komen hoe breng ik mijn dagen in Spanje door? Wel laat eens zien". En toen terwyl het haardvuur hoog opvlamde en fantastische grillige schaduwen door de donker wordende kamer wierp, ver telde Sinterklaas, de in Holland gevierde en vereerde, de lieveling van de jeugd en de door jong en oud geëerbiedigde, mij van het simpele bestaan, dat hy leidt in zijn klein dorp in Spanje. Geen sprake van vereering of vergoding, geen kwestie van dagelijksche huldigingen of bezoeken van beroemdheden uit alle deelen des lands, die wenschen den geliefden oude te leeren kennen! Een geregeld leventje van steeds dezelfde dagen, van wat werken in zijn tuintje, wat droomen en wat geharrewar met zijn oude huishoudster, die hem volkomen de baas is en weinig eerbied voor het mannendom heeft. „Eigenlijk heeft ze gelijk", zegt Sinter klaas verontschuldigend, „Ik maak het haar niet makkelijk. U moet weten, dat ik vreese- lyk slordig en vergeetachtig ben, en dat ik steeds weer thuis kom met modder aan mijn gewaad ik draag mijn oude pakken in Spanje af, anders wordt het mii te duur en by na iederen dag een stuk of wat van de deiijken ouden man, die Sinterklaas is. ik zou hem willen vragen wat hij vindt van de veie bedriegers en charlatans, die zich voor hem uitgeven, ik zou zijn oordeel willen weten over duizenderlei onderwerpen, maar ik weet. dat zijn tijd beperkt is. En ik ga. De stad is hel verlicht, en het asfalt glimt hard en koud. Felle lichten schitteren en blinken, het leven jaagt voort. Het moderne leven! WILLY VAN DER TAK. In het donker, by het tuinhek, doem den twee wonderiyke kleine wezens op. Joggies van een jaar of twaalf, erg vreemd toegetakeld. De grootste droeg een papieren my ter, met een lok stroo- kleurig haar eronder uit, en een mager, armoedig baardje van geplozen touw aan z'n ongewasschen gezicht. Een stuk stelt, met de klamp er nog aan. diende hem tot staf. Aangezien het gewaad des goedheiligmans ontbrak en een gescheurd pakje, met een korte broek en éen gescheurde en éen af gezakte kous er onder, niet in de verste ver te de illusie des gewaads vermocht te wek ken, twyfelden we nog even. Een Sinter klaas Ls een Sinterklaas. Er mag niets aan zyn ap- en dependenties ontbreken. Hy kan desnoods in een auto zitten, of zelfs - oh

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 15