Hef
turnpeil in den
Kennemer Turnkring.
m
w
W'
k
MÉ
E&M
m
mm
m
m
m
w
m
mm
m
k
i
m
m
m
wr
SPORT EN SPEL
SCHAAKRUBRIEK
DAMRUBRIEK
HAARLEM'S DAGBLAD
DINSDAG 9 DECEMBER 1930
GYMNASTIEK.
Een enquête van Haarlem's Dagblad.
©ok de onlangs gehouden gymnastlekwed-
strijden van den Kennemer Turnkring heb
ben aangetoond, dat het peil, waarop heit
toestelturnen voor heer en zich in dien kring
beweegt, niet tot tevredenheid stemt.
Naar aanleiding daarvan besloot de Redac
tie van Haarlem's Dagblad een enquête in te
stellen naar den stand van het Kennemer
Turnpeil, de oorzaken van het lage gehalte,
en de middelen tot verbetering, een en ander
voornamelijk voorzoo ver 't heeren turnen be
treft.
De Redactie wendde zich daarom tot dege
nen in den K. T. K., die niet alleen volkomen
op de hoogto blijken te zijn met den stand
van zaken in Kennemcrland, maar die ook be
kend zijn met het turnen buiten dat gebied,
waardoor vergelijking tusschen den K. T. K.
en andere kringen mogelijk wordt.
Wij betuigen onzen dank aan de heeren,
die zich de moeite getroostten ten dienste
van onze enquête een bijdrage te leveren.
j. nop
Geven wij eerst het woord aan den heer
J. Hop, voorzitter van den K. T. K. en hoofd
bestuurslid van het K. N. G. V., die zoowel
op bestuurlijk als op technisch gebied in het
Verbond een goede bekende is.
j De heer Hop schrijft
Aan uw verzoek om in een korte beschou
wing mijn meening weer te geven over den
graad van geoefendheid of kortweg gezegd
het turnpeil in den Kennemer Turnkring,
wil ik gaarne voldoen, juist omdat hierover
in den laatst en tijd in turnerskringen nogal
eens wat te doen is geweest.
En daar ik ruim 19 jaar meeloop in den
Kennemer, mag ik mij wel hiertoe bevoegd
achten.
Het is een feit, dat het turnpeil in deze
omgeving in de laatste jaren is afgenomen.
Er is dus sprake van achteruitgang, al moet
m.i. die achteruitgang ook weer
niet worden overdreven, daar men bij verge
lijking met andere deelen van het land wel
eens over het hoofd ziet, dat daar vaak van
een vooruitgang sprake is.
In dit verband wil ik even releveeren, dat
Ik pas vorige week nog aanwezig was bij de
kampioenswedstrijden van een naburigen
turnkring. Ik kreeg daar den indruk, dat het
peil daar geenszins hooger stond dan in onze
omgeving.
Wanneer ik de laatste gradenwedstrijden
van den K. T. K. van begin November aLs uit
gangspunt neem, dan moeten de wedstrijden,
voor wat de turners betreft, zoowel kwanti
tatief als kwalitatief teleurstellend worden
genoemd.
Nu is het eerste, namelijk de niet te groote
deelname, niet zoo erg daarvoor bestonden
toevallige omstandigheden. Meer teekenend
is evenwel, dat vooral in den lsten graad, de
afdeeling dus, waarin de beste turners uit
Kennemerland uitkomen, het vertoonde zeer
matig was.
Bovendien zien we in die afdeeling telken-
3are vrijwel dezelfde gezichten, zonder dat
jong, frlsch bloed uit de lagere afdeelingen
naar boven komt. Er is geen voldoende op
schuiving.
Hierin schuilt m.l, één der oorzaken van
de daling van liet oefenpeil in den K. T. K.
Wil een bepaalde sport, welke dan ook, op
peil blijven, dan dient een regelmatige aan
vulling uit de Jongere generatie plaats te
vinden. Die aanvulling moet echter op be
hoorlijke wijze kunnen geschieden m. a. w.
de jongeren moeten den aanleg maar ook
den sterken wil bezitten om zich op te wer
ken in hun sport.
Dit nu laat bij de turners in den K. T. K.
wel wat te wenschen over. waardoor ook in
den 2den graad weinig gaaf werk viel te
waard eeren.
Waaraan ligt dat? Aan de leiding der
Clubs?
Ik meen de oorzaak daar In de laatste
plaats pas te moeten zoeken.
Al kan het van veel belang zijn, wanneer
de leider eener vereeniging zelf over uitste
kende turncapaciteiten beschikt met voor
beelden zou dit kunnen worden aangetoond
toch zou hot niet verstandig zijn hierop
uitsluitend den klemtoon te leggen, omdat
de taak van een leider eener flinke vereeni
ging veel meer omvat dan het toestelwerk.
Wel mag van hem worden geëischt. dat hij
de grondslagen van het turnen bij de aan
komende krachten op deskundige wijze ver
zorgt. te beginnen bij de adspiranten en wel
zal van hem mogen worden verwacht, dat
hij zijn jonge leerlingen weet te inspireeren
tot liefde voor de toch zoo mooie maar uiter
mate moeilijke turnsport.
En met dit laatste kom ik aan een belang
rijke factor.
De turnsport het werken aan de toe
stellen, het springen enz. is uitermate
moeilijk en eischt groote concentratie en
zelfbeheersching. Om iets te bereiken moet
lang en intens worden geoefend.
Tegen dit laatste zien de meeste jongeren
tegenwoordig op. het duurt vaak te lang voor
men wat behoorlijks presteert met gevolg,
dat de animo verslapt en de lust tot gestaag
ploeteren vermindert.
Daarbij komt nog iets.
De turners van vroeger bepaalden zich uit
sluitend tot de oefenzaal. Dat is nog niet
zooveel jaren geleden. Bij het opkomen der
andere sporten echter werd de liefde vaak
verdeeld. Haarlem is een belangrijk sport
centrum met gelegenheid tot beoefening van
vele sporten. Dat is gewis van invloed ge
weest, misschien meer clan ergens anders.
Niet alleen trekt clc voetbalsport in den win
ter veel daadwerkelijke belangstelling, maa~
ook de zomersporten en wel in het bijzonder
de athletiek vragen hun deel.
En op dit gebied is, zonder nog tot de uit
blinkers te behooren, eerder iets te bereiken,
dat voldoening geeft of bevrediging schenkt,
dan bij het turnen.
Ik wil geenszins beweren, dat hiermede
geheel is verklaard de stilstand of zoo men
wil de achteruitgang van het turnpeil in den
K. T. K.
Want het feit doet zich voor. dat in andere
deelen van het K. N. G V. juist de geoefend
heid in de laatste vijf Jaren aanmerkelijk is
gestegen en wel voornamelijk in die deelen
ik noem b.v. Amsterdam, Alkmaar.
Langendtjk om in de eigen provincie te blij
ven waar de op uitnoocUglng van het K. N.
G. V. naar ons land gekomen Zwltsersche
voorturners Miez en Wezel gedurende eenige
jaren in bepaalde cursussen hun schitterend
opbouwend werk hebben verricht of waar
door stedenwedstrijden en kringont moeringen
een andere sfeer werd geschapen en andere
factoren naar voren werden geschoven,
waardoor men tot stelselmatig en intens
oefenen kwam om het gestelde doel te be
reiken. Daar veranderde de geest, die ber
gen verzet. Die geoefendheid, culmineerende
in de topprestaties van de keurturners van
het K. N. G. V., is aanmerkelijk hooger dan
een tiental jaren terug, blijkende oa. uit de
eervolle ontmoetingen tegen Duitsche ploe
gen en uit de successen tegen de Belgen in
de laatste jaren.
Ik zie dan ook met belangstelling den uit
slag tegemoet van den steclenwedstrijd Am
sterdamGroningenBremenKeulen, die
21 Dec. a.s. te Amsterdam wordt gehouden,
De turnsport moet m.i. in den K. T. K. in
een andere richting worden gestuwd.
Er is expansie noodig.
Echter eerst zorgvuldig opbouwen, daarna
de vleugels wat wijder uitslaan, waarvoor
verschillende wegen kunnen worden be
wandeld.
Het bestuur van den K. T. K. wijdde reeds
eerder aan deze aangelegenheid zijn aan
dacht. Hoewel de ervaring van een paar jaar
geleden, toen een cursus werd gegeven aan
de meest vooraanstaande turners uit den K.
T. K. door een behoorlijk onderlegd voortur
ner uit Amsterdam, nu niet regelrecht gun
stig mag worden genoemd, wat het enthou
siasme der deelnemers betreft, werden thans
opnieuw ernstige stappen gedaan om te
trachten het turnpeil op te voeren.
De K. N. G. V. voorturner, de heer Melk
man, kampioen van Nederland, zal hier voor
turners uit de aangesloten vereenigingen
van den K. T. K. op Donderdag 8 Januari a.s.
een voorturncursus aanvangen.
Verder staat een ontmoeting, een z.g. dual
meet met den Turnkring Noord-Holland':
Zuiderkwartier op het programma, waar
voor na instudeering van de oefeningen te
zijner tijd een selectie zal worden gehouden
uit de beschikbare turners tot vaststelling
van de vertegenwoordigende ploeg.
Dc turners zullen echter begrijpen, dat
nóch cursussen met zelfs meer dan erkende
voorturners, nóch dual-meets, stedenwed
strijden of wat dan ook, iets in de goede
richting namelijk opvoering van het turn
peil zullen kunnen uitrichten, wanneer
niet op de volle medewerking en de algehee-
le toewijding van de personen in kwestie kan
worden gerekend en wanneer lauwheid en
gemakzucht niet radicaal worden afgeschud,
terwijl de vereenigingen en de leiders daar
van wel zullen inzien, dat in deze zaak, waar
in zooveel factoren kunnen mee- of tegen
werken, niet het alleen zaligmakende uit
sluitend van boven af kan worden verwacht.
De clubs moeten zorg dragen voor een ge
zellige sfeer, die de menschen bindt en waar
in prettig maar ook volhardend onder toe
gewijde technische leiding kan worden ge
turnd.
Ik heb mij met opzet bij deze beschouwing
tot de turners bepaald, om-dat naar mijn
meening de geoefendheid der turnsters uit
een geheel ander gezichtspunt moet worden
bekeken, terwijl verder bij de dames in de
laatste jaren geen achteruitgang
doch een groote vooruitgang
valt te constateeren.
Het is nog niet zoo veel veel jaren geleden,
dat de tegenstand tegen het hoog opgevoerde
toestelturnen der turnsters luwde, toen bleek
dat vele meisjes zonder bezwaar haar vaar
digheden in deze richting konden verhoogen,
En in de meeste vereenigingen, ook in den
K. T. K., wordt met meer of minder succes
door de beste krachten naar hooger gestreefd
waarvan de aankomende turnsters weer de
voordeelen ondervinden.
Ik wil hiermee niet zeggen, dat we er in
dit opzicht zijn, zoodat geen bijzondere maat
regelen meer noodig zijn. Integendeel, voor
de turnsters met sportleven aanleg, die gaar
ne nog wat meer willen leeren van de edele
turnkunst, kan nog veel worden gedaan en
gelet op de grootere toewijding der dames
mag daarvan voor het turnpeil veel goeds
worden verwacht.
Jammer is het daarom, dat het reeds het
vorig jaar toegezegde dameskorps nog steeds
niet oefent, doordat tot nu toe geen geschik
te leider kon worden gevonden.
P. DIJKSTRA
De heer P. Dijkstra, voorzitter van de
Technische Commissie van den Kennemer
Turnkring en als zoodanig volkomen op de
hoogte met de verrichtingen van de gymnas
ten uit deze organisatie, schrijft ons:
In den K. T- K. staat vooral het mannen-
turnen tegenwoordig niet op een hoog peil en
is de laatste tien jaren zeker achteruit ge
gaan. Het turnpeil is ook lager dan in de
omliggende turnkringen, met name de Alk-
maarsche.
Wat de oorzaak van deze achteruitgang is
valt moeilijk na te gaan. Sommigen wijten
het aan den tijdgeest, die inderdaad meer in
de richting van het vrije, losse en ongebon-
dene gaat. Vandaar, dat de voetbalsport zoo'n
vlucht heeft genomen. En deze sport viert in
de streken, waartoe de K.T.K. behoort, groo
te triomfen. Hoe dat nu elders Is gesteld is
mij niet zoo goed bekend, maar een feit is
het ,dat op het meer plat'.elandsche het tur
nen op hooger peil staat dan in onzen turn
kring. Daarbij komt, dat men in een dichtbe
volkt centrum, zooals de K. T. K.. veel meer
gelegenheid heeft tot andere ontspanning,
b.v. het dansen. Do dancings zijn avond aan
avond open en zij trekken veel jongeren tot
zich, die anders misschien hun heil in de
turnzaal zouden zoeken.
Het vrouwenturnen toont een geheel ander
aspect. Dit staat In den K. T. K, vrij hoog.
tenminste niet zoo laag als dat der mannen,
al haalt het dan nog niet bij Amsterdam,
den Haag enz. Het is ook de laatste jaren
zelfs verbeterd. Dat de vrouwen hierin de
mannen voorbij streven ligt m. i. aan het
feit, dat er voor de doorsnee vrouw of het
doorsnee meisje nog geen andere sport is,
waaraan zij zich kan wijden. Hockey wil er
nog niet in, want de vrouwen en meisjes, die
lid van een turnvereeniglns zijn behooren
meerendeels tot den werkenden stand. Voor
haar is hockey spelen te duur. Wel bevreemdt
het mij, dat niet meer meisjes en vrouwen de
korfbalsport beoefenen, want deze is m.i.
naast turnen van een groote alzijdigheid.
Dat het vrouwenturnen vooruit gaat hangt
mi. ook al weer samen met den tijdgeest, die
aan de vrouw meer bewegingsvrijheid toelaat
en het b.v. geheel niet ongepast vindt, als
een meisje of een vrouw een handstand op
de brug maakt.
Of er verbetering in het turnpeil te
brengen ls, ten minste in de eerste tijden,
meen ik te moeten betwijfelen. Zeker, men
kan iets doen, b.v. zooals het bestuur van
den K. T. K. nu plannen heelt om een deze is aan de turners zeil!
kunstturner voor een bepaalden tijd aan rich
te verbinden en dezen hier en daar lessen te
laten geven. Want men moet niet vergeten,
dat tal van gymnastiekleraren tegenwoor
dig er niet veel meer voor gevoelen om lei
ding aan een turn vereeniging te geven, door
dat- zij over dag een te drukken werkkring
hebben of omdat de betaling te gering is. En
een turner wil nu eenmaal niet veel contri
butie aan zijn vereeniging betalen. En enkele
turners zullen door een dergelüken geschik-
ten kunstturner, b.v. iemand uit het Keur
korps K. N. G. V.. op een hooger plan ge
bracht worden, doch het peil over de geheele
linie verhoogen lijkt mij onmogelijk. Want
het enthousiasme ontbreekt. Slapheid, op
pervlakkigheid en lauwheid behooren bij on
zen tijd. Bij turnen behoort een zekere tucht,
gepaard met doorzetten en gestadig oefenen.
Dit ontbreekt de tegenwoordige jeugd.
Zelfs de voetbalsport lijdt hieronder. Nog
meer het turnen.
D. en J. JANSSEN
Van de heeren D. en J. Janssen, interna
tionale turners in him Amsterdamschen tijd
en nu bestuurslid van vereenigingen uit den
K. T. K., ontvingen wij de volgende bijdrage:
U vraagt ons, hoe wij over het toesteltur
nen denken, o.a. in den Kennemer Turn
kring.
Gaarne zijn wij bereid daaraan te voldoen.
Om tot een goed overzicht te komen zullen
wij deze behandelen in drie deelen. namelijk:
Hoe het turnen vroeger was; hoe het nu is,
en hoe het moet zijn.
Ie. Vroeger was het turnen een waar genot.
Het vormde een ontspanning na volbrachte
dagtaak. Het was in de gymnastiekzaal een
ijverig posen om te komen tot een goed
gymnast; er werd gewerkt met een ongeken
de geestdrift en naijver om die toestel-
oefningen onder de knie te krijgen, waar
men moeite mee had en dit werd na hard
werken dikwijls met succes bekroond.
In vroeger jaren stond dus het toesteltur
nen der massa op beter peil en het vormde
een aantrekkelijkheid voor de toeschouwers op
uitvoeringen en wedstrijden. En niet te ver
geten, er ging een groote propaganda van
uit. Het aantal mannen en jongens (leeftijd
1618 jaar) was grooter en met meer geest
drift bezield voor de goede zaak der lichame
lijke opvoeding.
2e. Thans gaat bet niet naar wensch. al
thans niet in den Kennemer Turnkring.
Vooral het mannenturnen aan toestellen is
achteruitgaande.
(Het werken van de dames is er op voor
uit gegaan en ook het getal dames is toege
nomen).
Zeer veel Jonge mannen vinden hun licha
melijke ontwikkeling en ontspanning in de
voetbalsport. Vandaar de zaak van minder
opkomst in de turnzaal. Wat nog turnt
oefent met veel minder wilskracht dan vroe
ger; er zit geen pit meer in. Lukken de oefe
ningen niet vlug genoeg, dan is de gedachte
al heel gauw: „ik krijg het nooit te pakken".
Men berust daar in en men stelt zich tevre
den met een turner te zijn van den zooveel-
sten rang.
Het is een groote fout van het K. N. G. V.
geweest om de gewesten op te heffen. Daar
door missen de turners in dorpen en kleine
steden de voorlichting en het voorturnen van
de gymnasten uit de groote steden.
Wij denken aan Amsterdam. Groningen en
Utrecht, steden, die totaal niets laten zien
van haar kunnen aan de turn makkers in de
provincies.
Wij denken aan den tijd van de Geweste
lijke voorturnersklasse. In dien tijd werden
moeite noch kasten gespaard om er op uit
te trekken en propaganda te maken voor de
goede zaak der lichamelijke ontwikkeling.
Het is gewenscht onder de turners van ver
schillende vereenigingen een oefeningsavond
of middag (b.v. op Zaterdag) te houden, om
van elkaar te leeren.
Het turnen moet wederom gebracht wor
den in vroegere banen, wat aangaat de pro
paganda. Waar veel jonge menschen samen
komen, moet de gymnastiek weer haar in
trede doen, vooral met toestelturnen, spring -
tafel en vrije oefeningen nieuwen vorm.
De gymnastiekverenigingen moeten sa
menwerken met andere sportbonden. De
leden van deze laatste hebben ook aller,
meer durf, behendigheid en snel handeier
noodig. Denkt eens aan de lauwheid en lang
zaamheid in de voetbalwereld en andere
sporten. De Duitsche sportbonden zijn er dan
ook beslist van overtuigd, dat het beoefenen
van de gymnastiek noodzakelijk is voor elke
sport.
NASCHRIFT VAN B. J. WIELAND LOS.
Er zou verschil van meening kunnen be taan
over enkele bijkomstigheden in bovenstaan
de bij uitstek deskundige bijdragen, maar op
het voornaamste punt zijn de schrijvers 't
volkomen eens: het toestelturnen van de
heeren uit den Kennemer Turnkring eischt
grondige verbetering.
Wanneer we het gebied van den K.T.K. in
tweeën deelen,n.l. in Haarlem en de rest (Zand-
voort, Bloemendaal, Santpoort, IJmuisen.
Velsen en Beverwijk), dan blijkt, dat sinds
1911 het oprichtingsjaar van den Kring
het peil in Haarlem niet vooruitgegaan is en
bet aantal goede turners daar zelfs vermin
derde, terwijl het peil van „de provincie"
steeg en daar méér flinke gymnasten naar
voren kwamen. In doorsnee is echtei het
K.T.K. gehalte teleurstellend.
Zeer zeker zijn er in Nederland verschillen
de plattelands-streken, waarvan het peil
hoog >-taat, en daaraan mag het- K.T.K.-ge-
bied buiten Haarlem zich spiegelen, maar
nog meer valt de achterstand van de stad
Haarlem op. Aan een vergelijking van deze
met een ongeveer even groot centrum zooals
Groningen valt niet eens te denken, maar
zelfs staat Haarlem verre achter bij veel
kleiner steden als Alkmaar, Dordrecht, Lel
den en Zaandam.
Waaraan deze algemeene achterstand in
den K.TK. is te wijten? Wij weten 't niet
Althans y^ij kunnen geen bepaalde oorzaak
aanwijzen. Een samenloop van omstandig
heden heeft nu eenmaal een sfeer geschapen,
die vooruitgang belemmerde. Zou misschien
gebrek aan goed materiaal de voornaamste
omstandigheid zijn?
Middelen ter verbetering zijn er voldoende,
't Is alleen maar de vraag, of ze spoedig (b.v.
binnen enkele jaren) voldoende helpen.
Goed turnen toch eischt een langdurige,
gestadige voorbereiding. En dit nu zien de
meeste gymnasten niet voldoende In. Opper
vlakkigheid en lauwheid zijn de vijanden van
vooruitgang. Wordt er in den K.T.K. „flink
gepeuterd", zooals de oudere turners 't noe
men?
De Kring zelf doet nuttig werk b.v. door
het uitschrijven van wedstrijden tegen an
dere kringen. Wanneer het technisch pro
gramma al niet zoo uitgebreid was, zouden
wij nog willen aanbevelen het houden van
een gymnastiekcompetitie. En dat keur-oefe-
n in gen ^en wedstrijden geschikt zijn voor 't
doel, omdat zij voor en na den wedstrijd de
oefenstof verruimen en den turners aanzet
ten tot 't leeren van voor hen nog onbekende
„moppen", bewezen de laatste wedstrijden
van den K.T.K.
Toch ls het geen reden om voor den Ken
nemer Turnkring al te pessimistisch te zijn.
Vele kringen uit het KN.G.V. toch staan niet
boven den K.TK., en de goede organisatie in
dezen laatstcn zal ook het hare doen. Maar
vooral: het eerste en het laatste woord in
Oplossingen, vragen ens. te zenden icn
den Schaakredacteur van Haarlem's Dag
blad, Groote Houtstraat 93. Haarlem
PROBLEEM No 540
(No. 11 van den wedstrijd, 7e ladder.)
L»
El
B
i
1
H
I
m
II
11
H
13
18
Mat in twee zetten.
Stand der stukken;
Wit: Kg7, Dg8, 7(5. Lh5, Pe2. d2.
Zwart: Ke4, Ta4, Tb5, Lhl, a5, b6, e5, h4.
Eerste publicatie.
PROBLEEM No. 541
(No. 12 van den wedstrijd, 7e ladder.)
Wi
m
m
fff a
iïé
Jjg
üt
r\
m
!K
r'.
n
A W.
11
M
m
Mat in vier zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kcó, Tb4. Lg5, Pg4, a3, b3, b5, gó, hó, h7.
Zwart: Kh8, Td3, d4, g7.
PARTIJ No 641.
Gespeeld in het tournooi te Scarborough,
gehouden van 23 Juni—8 Juli 1930.
Wit: Zwart:
Mir Sultan Kh an Miss V. Men schik
(Britsch Indië). (Londen).
CARO-KANN
e2-e4
1
c7-có
d2—d4
2
d7dS
e4Xd5
3
c6Xd5
Lfl d3
4
Pb8 - có
c2-c3
5
Dd8—c7
Pgl-e2
6
e7 có
Lelf4
7
Lf8 dó
Lf4 g3
8
PgS—fó
Pbl - d2
9
O-O
f2—f4
10
Pfó—h5
O O
11
f7—15
Tal cl
12
Ph5Xg3?
Meester Grünfeld heeft er de aandacht op
gevestigd, dat Zwart hier gelijk spel zou
hebben gekregen door Ph5—f6—e4.
h2Xg3
13
Dc7-f7
Pd2 f3
14
Ldó c7
Ddl - c2
15
h7—lió
g3- g4!
16
15Xg4
Pf3 -e5
17
PcóXe5
f4x e5
18
Df7-e8
Ld3— gó
19
De8-d8
TflXfSf
20
Le7Xf8
Tel—fl
21
Lf8-e7
Lgó-h7f
22
KgS - h8
Pe2— f4
23
g7 g5
Pf4-g6f
24
Kh8 g7
Pg6Xe7
25
Opgegeten
I
i
i
i
fff
H
n
^Hfj
m
A
n
ÜS
E
OPLOSSING PROBLEEM No. 534
(No. 5 van den wedstrijd, 7e ladder)
Stand der stukken:
Wit: Kd3, Df4, Tdl, Tf5, Lc8, Ld8, Pb4, Pc5, c2,
c7, c2, g5.
(W. Pulitzer, New York).
1. Df4 h2, enz.
Goed opgelost door:
C. Dekker en H. Hassbroek, beiden te Am
sterdam; H. de Ruijter, te Bloemendaal; M.
D. L. Artz, D. Baas, G. Bollebakker, C. van
Dort (ook nog de Nos. 3 en 4, samen 7
punten), H. W. van Dort, F. W. Hoogerbeets,
J. ten Hove, C. P. Koene, F. v. d. Landen,
I. Schoon, B. A. Snelleman en A. M. Voorting,
allen te Haarlem; J. Germeraad. P. Mars en
K. Siegerist, allen te Santpoort, (allen 2
punten).
OPLOSSING PROBLEEM No. 535
(No. 6 van den wedstrijd, 7e ladder)
Stand der stukken:
Wit Khó. Dfl. Tf3, Lf4, Lhl, Pe8. e3.
Zwart; Ke4, Taó, La3, Lc2, Pgl, Ph7. b4. d4, có, e7.
(W. Henneberger, Glarus).
1. Lf4—e5,
dreiging; 2. Tl3-e3-j\ enz.
Ke4 d5; 2 Tf3 (4f. enz.
Kc4Xe5; 2. Tf3 e3+, enz.
PglXf3; 2. DriXf3f. enz.
La3-clt. 2. Tf3 e3f. enz.
Pgl e2 of h3; 2. Tf3 c3f, enz.
d4-d3; 2. Tf3 - f5f, enz.
1. Ld2 faalt na 1..., d3.
Goed opgelost door:
C. Dekker en H. Hassbroek, beiden tc Am
sterdam; J. ten Hove, C. P. Koene en A. M.
Voortmg. allen te Haarlem; J. Germeraad. P.
Mars en K. Siegerist, allen te Santpoort; n.
E. Rost, te Spaarndas\ (allen 3 punten).
CORRESPONDENTIE
Haarlem, J. ten H. Uw prijs (een reis-
schaakspel) zal u bij het oplossen veel ge
mak opleveren omdat het schaakbordje
ieder oogenblik „opengeslagen" kan worden.
Spaarndam, N. E. R.U bestijgt dus weder
opnieuw den ladder, veel succes!
Bloemendaal, S. C. van E. In no. 534 kan
1. c2c3 niet uitgevoerd worden (zwart Paard
op c3); in No. 535 faalt 1. Pe8g7 na 1.
e6e5t.
Haarlem, H. W. v. D. op 1 Ld2, d3; J,
Dgl: speelt Zwart 2.Ke5.
I. S. 1. Ld6 faalt na 1.e7 X d«.
Alle correspondentie deze rubriek betref*
fende. gelieve men te zenden naar bovenga,
noemd adres.
Damredacteur: J. W van Dartelen, Raad
huisstraat 1, Heemstede.
Voor onze probleemliefhebbers geven wtj
hieronder weder eens een nieuwe composlti
van D. Voogd ter oplossing.
Ook dit probleem is voor plaatsing wel ge
schikt, al bezit het een technische fout.
Immers wanneer Wit 2420 speelt, kan
deze direct dam nemen. Dit wint wel niet,
doch aan de waarde van het probleem doet
't toch afbreuk.
Probleem No. 1609.
Auteur: D. VOOGD, Haarlem.
Eerste publicatie.
ZWART
n
is
IP
H
p
P
VSM
m
Hf
m
B
m
S
S
m
s
s
2
^lU
m
m.
Hl
WIT
Stand ln cijfers-
Zwart 13 schijven op: 9 10 11 12 13 14 17 19
21 22 30 36 en 45.
Wit 12 schijven op: 23 24 28 32 33 35 37
39 43 44 47 en 49.
Wit speelt en wint.
Oplossingen van dit vraagstuk worden
gaarne ingewacht tot uiterlijk Maandag 15
December a.s. bij den redacteur dezer rubriek.
OPLOSSINGEN.
De auteursoplossing van probleem No. 1607
(P. Willy Kliphuis, Zwolle) luidt:
Zwart aan zet speelt 2731, een logischê
zet, want op 1015 volgt 1914 en door
2731 forceert Zwart doorbraak naar dam.
Bovendien staat Zwart voorloopig links sterk
genoeg, want op 2520 b.v. speelt Zwart 10—
15.
Er ls dus alle reden om 27—31 te spelen.
Dan volgt echter:
Wit: 24—20: 25—20; 29:20; 20—14; 39—34?
33:11 en 43:26 met origineelen motief stand.
Een bijzonder fraai vraagstuk!
Dit vraagstuk werd correct opgelost door?
J. v. d. Vlugt, W. J. A. Matla, W. Jonkhof,
R. Hartgerlnk, M. A. G. Cats, J. Wielenga, W.
C. Groenings, De Jong, J. van Steenwijk, J,
van Looij, Mej. A. Schreurs, H. Greeuw, J. P.
van Eijk, J. Poppen, J. v. d. Giessen, J. C.
van Waard, G. A. Ottolini Jr., J. L. Versteeg
en Jac. Fr. van Garderen, allen te Haarlem;
F. H. Kluen en M. Lieffering, beiden te Heem
stede; J B. Sluiter Jr. te Aex-denhout; Barend
Dukel en H. de Boer, beiden te IJmuiden;
G. L. Gortmans te Amsterdam; W. J. v. d.
Voort te Nieuw-Vennep; Geo. J. A. van Dam
te Wassenaar (Z.-H.); P. Kleute Jr. en W,
Hoekstra, beiden te 's-Gravenhage.
EEN SPRANKEL DAM-VERNUFT.
Eindspel No. 1610.
Auteur; C. BLANKEN AAR, Rotterdam.
WIT
Stand in cijfers.-
Zwart een schijf op 8 en twee dammen 00
29 en 42.
Wit twee schijven op 37 en 46 en twe*
dammen op 25 en 48.
Wit speelt en wint.
Eenvoudig, hè, zoo U riet!
Of ziet 't eenvoudig niet?
Als U er lang op suft,
Hebt U geen dam-vernuft.
OPLOSSING:
Wit: 25—34! 48—34! 46:48 en wint.
Zwart: 29:45 of 40; 45 of 40:41.
„TSJASJKI".
Dit is de naam van een door de Russische
regeering uitgegeven damwerkje.
Meester Herm. de Jongh heeft hieruit
eenige standen voor het Poolsche bord be-
wekt en biedt den lezers onderstaande stel
ling als voorproefje aan.
Het Sovjet-damspel, zooals het In Rusland
heet, wijkt in spelregels van het Poolsche af,
doch vertoont overigens veel overeenkomst
met dat spel.
Stand in cijfers:
Zwart twee schijven op 6 en 34 en een dam
op 35.
Wit twee schijven op 13 en 17 en een
dam op 16.
Wit wint door 17—11!
Slaat Zwart 8. dan Wit 16—2 en 2:6. Slaat
Zwart naar 2 dan Wit 11—7 en 16:45. Op
Zwart 6:17 volgt tenslotte 162 en 2:6.
Inderdaad, de grootste moeilijkheid, waar
mede het damspel te kampen heeft op zijn
weg naar eenheid in de spelregels, is de bij
zondere schoonheid, waarop de verschillende
damspelen bogen kunnen.