EEN TOCHT VAN DEN GOTHARD
NAAR HET MEER VAN LUZERN.
H.D. VERTELLING
Biographieen in
een noledop.
Toenemend touristenverkeer.
In de Schöllenen
Prachtige reeks van stuivende watervallen
Herinneringen aan den boogschutter
Willem Teil.
Hospenthal ligt aan den voet van
don Gotharapas en als wij thans
het stuur voorgoed Noordwaarts
wenden, olgen wij door het Reuss-
dal den toegangsweg tot don pas,
die eenige eeuwen lang een der voornaamste
verbindingswegen van Noord-Europa met
Itaiië 1?. geweest. En toch Is de Gotnard-pas
nog Jong. Furka- en Oberall-pas waren reeds
in den Romeinschen tijd druk bezochte over
gangen, zoodat de Landen aan weerskanten
dezer waterscheiding in den tijd van Keizer
Augustus tot een en dezelfde provincie be
hoorden.
De weg over den Gothard direct naar het
Zuiden wordt echter eerct belangrijk als
aanvoer van goederen direct uit het Noorden
naar het Urserenthal mogelijk wordt.
In het begin van de dertiende eeuw werd
de Duivelsbrug gebouwd, op dezelfde plaats
©n op dezelfde fundamenten, waarop tegen
woordig de overgang over de hier wild om
laag stortende Reuss nog plaats heeft.
Vroeger lag de brug veel lager en vooral In
den zomertijd, als groote ma:sa's smeltwater
van den gletscher door de nauwe kloof om
laag werden gevoerd, dan spatte en stoof het
water rondom de wakkere reizigers heen om
hen voor te bereiden op het vreeselijkste ge
deelte van den gevaarlijken tocht; daar vlak
bij don uitgang van de kloof liep de weg over
een brug van balken, die met behulp van
kettingen aan den rotswand was opgehangen.
Daar liet menigeen zich blinddoeken om dit
afgrijselijke gezicht niet te zien. Daar kon men
alleen met eigen postwagen passeeren, wan
neer dit onmisbaar vehikel uit elkaar kon
worden genomen.
Reeds in 1707 werd dan ook met behulp
van krult een tunnel geboord, het bekende
Urnerloch en toen een kleine honderd Jaar
later een geheel met wagens bereldbare
straatweg over den pas wera gelegd, trok
deze vrij spoedig zoowat het heel© verkeer
tot zich.
Van driehonderd reizigers per week steeg
het verkeer langzaam maar zeker tot 70.000
per jaar omstreeks 1870, toen met den bouw
van den Gothardspoorweg werd begonnen.
Dultschland en Italië zagen toen met leede
oogen, dat Oostenrijk met don spoorweg over
den Brennerpas, die aansluiting gaf op de
Micidellandsche Zeehaven Triëst, een groot
deel van het verkeer ging opslokken en dat
wij tegenwoordig in 20 uur tijd van de kade
van Genua op een willekeurige plaats in een
onzer groote steden kunnen staan, is te dan
ken aan de samenwerking van Dultschland,
Zwitserland en Italië, die in tien jaar tijd
den vijftien kilometer langen tunnel en de
daarheen voerende met zooveel zorg, kennis
en kosten aangelegde spoorbaan wisten te fi
nancieren.
De prachtige straatweg lag slechts korten
tijd verlaten. Het touristenverkeer nam al
spoedig de plaats van het handelsverkeer in
en wanneer wij, uiterst langzaam, onze afda
ling door de stelle kloof, de Schöllenen, be
ginnen, lijkt dit wel een der drukste wegen
van Zwitserland. Een der steilste eu moeilijk
ste óók; vooral de eerste paar kilometer van
Andermatt af langs den gedenksteen van den
Russisohen generaal Suwuroff en dan over de
Duivelsbrug. Men rijde dit eindje maar ge
rust in de eerst© versnelling af. Vijf kilome
ter per uur ls daar al meer dan hard genoeg
en bovendien is de reeks vaiT stuivende
watervallen, die de Reuss h>er
tusschen de loodrecht omhooggaande gra-
nlotwanden vormt, best de moeite waard om
rustig te bekijken. Want wij zitten hier
middenin dc groote granietkern der Alpen
en hoe de rivier daar door heen kon komen,
ls onbegrijpelijk, wanneer wij niet aannemen,
dat daar op een of andere wijze in de Oost-
West verloopende ruggen een breuk of bant
ls ontstaan, waardoor het water, voortdurend
de kioof verwijdende, waarschijnlijk door het
ijs geholpen, zijn weg omlaag kon zoeken.
Zijn wij Göschenen, het eindstation van
den Gothardtunnel, eenmaal gepasseerd, dan
wordt het landschap dadelijk veel vriende
lijker. De henuigen zijn ïeus minder sueil,
maar dat iets is juisi voictoenae om het
acnnenuosch weer geiegenneia te geven aen
bergwand in een pracnug kleed te sienen.
De vanei bnjit smai, net water blijft snel
stroomen over aen rotsaentigen bodem heen,
i/Otuai wij bij Erstleid in za.cnter gesteente
aomen, waar de uitschuring veei sneiler en
uieper kon piaats hebuen.
Aituaorf ngt ai minnen in een vlakte, een
dlcntgeaibd geaeeite van de Vierwalctstat-
tersee en wanneer wij dan weer Iets stijgen
langs de beroemde Axenstrasc©, toonen ue
geweldige lagen kalkbanaen ons al spoeuig,
uat wij gearriveerd zijn In den grooten gor
del van krijt en Jura-gesteeriten, die de gra-
uietmassa oer Gèntraai-Aipen zoowel aan de
Noora- ais aan de Zuidzijde omgeeft, duide
lijk toonenoe, dat het Alpengraniet van be
neden uit ais het ware aoor die jongere zee-
oezinkingen heen omhoog is geperst.
Boven de kern van het gebergte zijn die'
jongere lagen door den tand des tijds ver
dwenen, Zij vormen het Alpenvoor rand; zij
nebben de Midoenrijnsche laagvlakte opge
vuld en bovenalen nog het hunne bijgedra
gen tot de vorming oer Neder-Duitsche laag
vlakte.
Weet ge, dat geplooide aardlagen, kalk-
banken van meters dncte, opgevouwen als
zaauoeken in de linnenkast, nergens zoo
mooi te zien zijn als aan het Zuidelijk deel
der Axenstrasse. Daar staat voor iederen leek
al heel duideiijk te lezen, dat vele bergreuzen
moeten zijn on titaan door opploolïng, door
zijdelingenschen druk. Probeer het maar
eens met een krant, of met een pannekoek,
dat gaat nog beter, dan leert u meteen wat
overiiRjzenüe, omgevallen plooien zijn, want
die liggen er in de Axenstrasse ook. En die
geschiedenis der aarde ls toch minstens zoo
interessant als de geschiedenis der menschen,
die er wonen, hoewel Juist van dit boekje van
Zwitserland de geschiedenis ons, vrijgevoch
ten Hollanders, ook altijd heel sympathiek ls
geweest.
Vrijheidshelden zooals Willem Teil en
Andreas Hofer worden in het land van Wil
lem van Oranje en Tromp en De Ruyter meer
geëerd, dan door de groote mogendheden,
waartegen zij den strijd hebben aange
bonden. Alttorf en Fluelen. Rutli en Tells-
kapelle, het is alles een levende herinnering
aan den grooten boogschutter, die ook door
Schiller en Rossini zoo bekend is geworden.
Maar niet alleen daarom behoort Urnersee
tot een der voor de Hollanders liefste piekjes
in Zwitserland. Ge hadt eens een kijkje moe
ten nemen in ons kamp aan den oever van
het meer, vlak naast het Strandbad van
Brunnen. Achter ons rezen de Mythen om
hoog, die merkwaardige bergtoppen, waar
van de naam al op raadselen duidt en die
ook heel lang voor den geoloog een raadsel
zijn geweest. Het roode gesteente, dat vooral
aan de groote Mythe zoo sterk opvalt, is
nota bene een in de diepzee gevormde kalk
steen, die bij de gebergte-vorming heeiemaal
uit de Po-vlakte hierheen geschoven moet
zijn. Dan ligt daar links de Axenfels met zijn
mooie, regelmatig gebogen kalkbanken steil
oprijzende uit het groenblauwe meer en daar
achter opent zich de Urnersee, die zoo
schitterend afgesloten wordt door de met
sneeuw bedekte pyramid© van de Brlsten-
stock, geflankeerd door Wlndgalle aan den
eenen kant, Gitschen en Urirltstock aan de
andere zijde.
Vrijwel loodrecht en duister rijzen hier de
rotswanden aan weerskanten van het glin
sterend, watervlak op, een duidelijk bewijs,
dat hier de gletscher zelf aan het werk is ge
weest om een steeds dieper wordend dal uit
te schuren, waarvan de bodem nog ettelijke
honderden meters onder het meer-oppervlak
ligt.
Vlak tegenover ons kamp staat de Schiller
steen en dan in schrille tegenstelling met de
steile dustere rotsen van de Urnersee, de
glooiend© Lachende wellanden van Trelb-
Selisberg, de breede watervlakten, die rose
het licht weerkaatsen, wanneer de zon gloei
end rood achter den Pilatus ondergaat.
Was het niet toevallig, dat er nog een tent
vlak bij de onze in het riet verscholen
stond en dat die moest toebehooren aan den
fabrikant van mijn dierbare vouwboot. Hans
Berger uit Münohen? Hij kwam met zijn
vrouw aanzwemmen, toen wij in zijn fabri
kaat op het meer dreven; de kennismaking
was natuurlijk gauw gemaakt. Het was In
teressant om onze grootendeels Engelsche
kampeeruitrusting en methoden met zijn
Duitsch-Oostenrijksche te vergelijken en er
oeiden ons voordeel mede te doen.
Het meer van Luzern ls van de boot af
mooier dan van den kant, het gedeelte langs
de Axenstrasse misschien uitgesloten, maar
wij hadden weer even geluk; een wegrepara-
tie dwong ons tot een omweg, die ons een
paar honderd meter hooger bracht en nog
juist even gelegenheid gaf om Elger-Mon ih-
Jungfrau en zelfs Finsterarhom in al hun
ongenaakbare pracht te bewonderen.
Ondertusschen hebben wij aan den voet van
den Rigi het krijtlandschap weer verlaten en
tot Aarburg aan toe gaat onze weg door een
lager gedeelte, waarvan de bodem grooten
deels uit aan elkaar gebakken verweerings-
producten van het achter ons liggende ge
bergte bestaat.
Wie van de Weggis of Wibsnau af den Rlgi
beklommen heeft, herinnert zich wel de
rotswanden, die grootendeels uit rolkeien ter
grootte van een vuist waren samengebakken.
Na Olten komt de kalk weer te voorschijn;
wij zijn genoodzaakt, weer al slingerende te
klimmen naar onzen laatsten pa;s om dan
verder geleidelijk over. Liestal tot Bazel te
dalen.
Een vóór Bazel krijgen wij het gezicht
rechts op het Schwarzwald, dan op de Mid-
denrijnsche laagvlakte, recht voor ons uit de
Vogezen en aan den linkerkant opent zich
het bekende „Trou de Belfort", dat niet al
leen in de Geschiedenis van Frankrijk, maar
ook in de historie van onze aarde en f pee laai
van den Rijn zulk een groote rol heeft ge
speeld.
VAN DER SLEEN.
(Nadruk verboden: auteursrecht voorbe
houden).
De Optimist
door WILLY VAN DER TAK.
Br was eens, er was eens
Het js niet eens een sprookje, het is maar
gewone, simpele werkelijkheid. Nuchtere
werkelijkheid, zeggen sommigen.
Er was alleen maar dit: dat op een goeden
dag een man neerkeek op het gebogen hoofd
van een meisje en de zon zag glanzen in haar
bruine haar en langs de fijne lijn van haar
neus en mond naar beneden keek, naar haar
handen, die roerloos ineengevouwen in haar
schoot lagen, en dat plotseling, met een
vreemde golf van ontroering, die zijn hart
week en zijn oogen vochtig maakte, het we
ten door hem heen ging, dat zij voor hem
de eenige was en altijd de eenige blijven zou.
Zulke dingen gebeuren, en niet alleen in
boeken. Hij boog zijn hoofd en zoende haar
haar en wist, dat hij zijn leven lang met zijn
heele hart voor haar bidden zou.
Maar drie maanden later ontmoette het
meisje een ander, en ontdekte plotseling, dat
ze toch meer van bruine oogen dan van
blauwe hield; en nog zes maanden later over
woog ze bij zichzelf, dat alleen bruine oogen
ook geen waarborg voor geluk: zijn, en ze
trouwde met een man met veel geld en een
bruin en een blauw oog.
De man, wiens blauwe oogen op dien zon-
nigen dag zoo ontroerd op haar neer hadden
gekeken, stopte na drie maanden zijn ver
driet zoo diep weg op den zolder van het
sprookjespaleis, dat zijn gedachten om en
boven haar opgebouwd hadden, dat hij zelf
soms moeite had om het terug te vinden, en
kwam tot de slotsom, dat hij het zich nooit
vergeven mocht, dat hij zoo schromelijk te
genover haar tekort geschoten was, dat ze
zich onbegrepen en eenzaam tot een ander
gewend had. En zijn handen vouwden zich
soms plotseling ineen, als hij aan haar
dacht, die bij dien ander ook weer niet had
kunnen vinden, wat zij zocht, en hij wensch-
te, dat zij in haar huwelijk gelukkiger mocht
zijn en vroeg zich af, of zij nog wel eens aan
hem dacht.
Ze dacht zelden aan hem. Ze had eigen
lijk nooit aan hem gedacht, evenmin als
aan den man met de bruine oogen, die zijn
opvolger was geworden, en aan den man met
't ééne bruine en het ééne blauwe oog, dien ze
getrouwd had. Ze vond zichzelf veel belang
wekkender. Zijn naam riep een vage herin
nering bij haar op; als ze hem zag, vroeg ze
zich af, waarom zijn gezicht haar zoo bekend
voorkwam. Meer niet. Misschien zelfs nog
minder.
Maar de man, die op dien zonnieen zomer
dag ontdekt had, dat hij zooveel van haar
hield, dat hij voor haar bidden kon, wijdde
zijn gedachten en zijn leven aan haar. De
dingen, die hij deed, deed hij, omdat zij er
misschien van hooren zou en hem erom be
wonderen of respecteeren; de dingen die hij
liet, liet hij, omdat hij geen dingen wilde
doen, die zij zou kunnen afkeuren of min
achten. HIJ werd een vooraanstaand man, en
zat In vele besturen en telde haar een en
kele maal onder zijn toehoorders. Hij was
heel gelukkig met zijn schoonen waan, geluk
kiger dan hij het ooit met haar zou zijn
geworden. Hij bleef lang Jong en toen hij oud
werd, vond hij het goed en verhuisde naar de
stad waar zij woonde en wachtte op zijn
dood. Het duurde lang, maar hij had geduld.
Zijn dood zou het schoonste van alles wor
den.
Want als hij op zijn sterfbed lag, zou hij
haar vragen om te komen en zij zou komen.
Zij zou zeker komen. En hij zou haar handen
tusschen de zijne nemen en misschien zou
zij knielen voor zijn bed, dat hij neer kon
zien op haar haar, dat niet meer bruin zou
zijn, en langs de fijne lijn van haar neus en
mond haar handen stil in haar schoot zien
liggen. Hij zou haar vertellen van dat oogen-
blik, vele jaren geleden, waarop hij plotse
ling beseft had, dat zij de eenige voor hem
was, en hij zou haar kunnen vertellen, dat zij
zijn gedachten nooit met een ander gedeeld
had en haar vragen om hem te vergeven,
dat hij haar niet had gegeven wat zij noodig
had, toen hij er de kans toe had. En zU zou
hem vergeven en zijn oogen sluiten. Maar
het duurde wel lang.
En toen hij eindelijk op een dag het bleek©
licht van een winterschen dag aarzelend,
eerbiedig voor den dood, zijn kamer binnen
schuiven zag, en aan haar dacht, die nu
spoedig komen zou, begreep hij plotseling dat
hij het niet doen mocht. Als zij achterbleef
en wist, dat hij zijn leven lang alleen was
gebleven om haar, zou zij het zich zeker
aantrekken Hij zou misschien haar laatste
jaren vergallen, zij zou zichzelf verwijt na
verwijt maken. Het ware beter, dat zij het
niet wist. Hoe had hij ooit op de zelfzuchtige
gedachte kunnen komen! En hij stierf een
zaam, zooals hij geleefd had. Maar zijn
schoone waan bleef bij hem tot zijn dood.
JAN FREDERIK HELMERS.
1767—1813.
Dat Helmers „de Bard der Nationaliteit"
genoemd werd en dat Napoleon's regeering
bevel gegeven heeft om hem van zijn bed te
lichten en hem gevankelijk naar Frankrijk te
voeren, welk plan slechts verijdeld werd door
dat Helmers stierf vóór het ten uitvoer ge
bracht was, kenschetst wel het karakter van
Helmers als dichter. Helmers is dan ook nog
altijd in de eerste plaats de auteur van „De
Hollandsche Natie" en hoewel hij nog wel
ander dichtwerk geleverd heeft, zijn er niet
velen, die dit ook maar bij naane kennen. De
.Hollandsche Natie" wordt nu bombastisch
en gezwollen genoemd, maar wij moeten niet
vergeten, dat het een stuk van revolution-
na ire strekking was, dat den volksgeest be
oogde te stimuleeren, aLs zoodanig is het te
vergelijken met de wenken van Schiller in
diens eerste periode.
Jan Frederik Helmers, die im 1767 te Am
sterdam geboren was, genoot in het deftig
burgelijk gezin, waaruit hij voortgekomen
was. een goede opvoeding, maar ook is hij voor
een groot deel autodidact. Vreemd is. dat
iemand van zijn capaciteiten, die de moderne
talen met gemak leerde, zich geen classicus
toonde en het Latijn en Grieksch voor hem
een onoverkomelijke struikelblok vormden.
Geschiedenis, aardrijkskunde en natuurlijke
historie vonden in hem echter een bedreven
beoefenaar en over godsdienst en wijsbe
geerte had hij een zeer persoonlijken gtedach-
tengang. En hij beleed rondborstig hetgeen
hij voor juist hield. Alle overheersching vond
in hem een gezworen vijand en wel zelden zal
het vaderland met de pen zoo hartstochte
lijk verdedigd zijn, als hij bot deed.
De geschiedenis van de ontwikkeling van
zijn dichttalent is merkwaardig, omdat een
vrije geest als hij, 'toch aanvankelijk bleek
verstrakt te zijn in zekere conventies van zijn
Uid.
Hot vroegste dichtstuk, dat wij van Helmers
kennen is de lijkzang op B. de Bosch, in 1786
vervaardigd. Hij was toen dus 19 jaar. Het
was het tijdvak van de dichtgezelschappen
met welluldender namen dan de voortbreng
selen van de leden doorgaans wanen en on
geveer evenveel bekroningen als prijsdichten.
Helmers deed daaraan mee, vorderde lang
zaam, gebonden aan de door autoriteiten
als Feitama en Steenwijk gegeven regels. Zeer
was hij ingenomen met de gedichten van de
Haarlemsche LucretLa Wilhelmima van Mer
ken en haar echtgenoot Nico laas Simon van
Winter. Dat hij zelf daar ver boven uit kon
stijgen zag hij niet. Zijn ode „De Nacht" van
1788 heeft veel meer dichterlijks dan de pro
ducten zijner tijdgenooten. In 1790 verscheen
voor het eerst zijn dichtstuk „Socrates" en
dit droeg de kenmerken, dat hij eens een der
eerste dichters van zijn tijd zou worden.
In zijn jeugd was hij een trouw bezoeker
van den Amsterdaraschen Schouwburg, een
groot bewonderaar van de toomeelspeelkunst.
doch niet van -den Duibschen import, die toen
maals te zien gegeven werd.
De Duitsche „Ruhrsücke", vertalingen van
drama's van Von Kotzebue en anderen, kon
den hem evenmin als zij het Lessing in
Dultschland gedaan hadden bekoren en zijn
geestdrift voor een gopd vaderlandsdh
toon eel was zoo groot, dat hij een eigen tijd
schrift oprichtte, „Do Amsterdamsche Na
tionale Schouwburg".
Zooals meer uit een Ideëel oogpunt opge
richte tijdschriften beleefde ook dit niet veel
jaargangen, na het zesde nummer moest de
uitgave gestaakt worden.
Een reis naar Parijs in 1803 droeg bij tot
verruiming van zijn blik en in 1809 en 1810
gaf hij te Amsterdam twee deelen met meest
lyrische gedichten in het licht, waaronder
het eertijds beroemde tooneelstuk Apollo".
Zijn verlangen om Italië t© bezoeken werd
niet vervuld. Door het lezen van historische
werken en reisbeschrijvingen vulde hij in
dezen aan, wat hij te kort kwam.
De eerste druk van het groote Herdicht
„De Hollandsche Natie" verscheen in 1812.
De Fransche censuur had er verscheidene
passages in geschrapt, maar in volgend© druk
ken zijn die weer te vinden. Het is een dicht
stuk ln zes zangen, forscher en krachtiger dan
er in langen tijd geschreven was.
Kort na elkaar beleefde het acht druk
ken. ,D© Hollandsche Natie" was tevens Hel
mers' zwanenzang, want een jaar na de uit
gave, 26 Februari 1813 overleed hij. Hij is be
graven te Muiderberg, waar zijn stoffelijk
overschot door een eenvoudlgen steen met
enkel zijn naam gedekt werd.
De Vrijheid, die hij zoo harstochtelijk be
zongen had, heeft hij niet meer mogen zien
komen.
OVER DROOMEN.
Wanneer wij des morgens wakker worden
valt er als 't ware een donker gordijn achter
ons neer. Onze droomen vervagen sne1. Soms
herinneren we ons zelfs in 't geheel niet, dat
wij gedroomd hebben.
Er is in den laatsten tijd heel wat studie
van dro.omen gemaakt en velen beweren, dit
men soms droomt van dingen, die in de
naaste of een verre toekomst zullen plaats
vinden.
Verschillende verhalen betreffende zulke
droom voorspellingen doen de ronde of zijn
gepubliceerd.
Schopenhauer, de groote Duitsche wijsgeer,
gooide eens in verstrooidheid inkt over zijn
werk, inplaats v? n het zand dat toen gebruikt
werd om den inkt spoedig te deen drogen.
Hij belde om de dienstbode en vroeg haar.
den inkt op te vegen. Toen het meisje zag wat
er gebeurd was, zelde zij dat zij Juist den
vorigen nacht van zulk eep voorval had ge
droomd. Schopenhauer maakte haar uit voor
leugenaarster maar toen riep zij de keuken
meid tot getuige, die verklaarde dat het
meisje haar inderdaad des morgens den ge-
heelen droom had verteld-
Professor Reed, de overleden directeur van.
het Museum voor Natuurlijke Historie, in
Chili, droomde eens, dat hij wandelde en
daarbij een grafsteen zag, waarop het op
schrift: „Reed. Natuurhistorlcus. 7 Novem
ber 1910."
Dezen droom vertelde hij, bij wijze van
grap, aan verschillende leden van zijn gezin.
Zijn gezondheidstoestand was toen nog u't-
stekend. Maar een feit is het. dat hij op den
7en November 1910 overleed.
J. W. Dunne, de beroemde Engelsche vlieg
tuigbouwer, vertelt dat hij. terwijl hij in
Zuid-Afrika diende, eens een nachtmerrie
had- Hij zag, dat een eiland door eem vulka
nische uitbarsting bedreigd wera en hij
haastte zich alles in zijn droom! n ar
een nabijgelegen ei-and om da Fransche
autoriteiten te vragen, schepen naar het
bedreigde eiland te zenden, ten ein 'e de be
volking van een wissen dood te redden,
Tot zoover deze droom.
De volgende zending dagbladen bracht het
bericht van de vulkaanramp van Martinique.
Gemeld werd dat deze geheele eilandstad wis
weggevaagd en dat 40.000 menschen daarbij
het leven hadden verloren!
MOS.
Op de heuvels en in de bosschen van Sus
sex (Engeland) is in deze dagen in groot©
hoeveelheden mos verzameld. Tal van man
nen houden zich hiermede bezig. Het mos
wordt in groote zakken gepakt on deze laat
men van de heuvels af rollen. Aan den voet
van de heuvels staan lorries gereed waar
op de zakken geladen worden.
Deze mannen werken voor groote finma's,
die de voornaamste bloemisten van mos
voorzien. In den Kersttijd is hiernaar verba
zend veel vraag. Het wordt gebruikt voor hefc
„afwerken" van bloemstukken of -manden,
voor tafel decoratie en voor de miniatuur-
tuintjes die men elkaar tegenwoordig in deze
dagen ten geschenke aanbiedt. Ook wordt
het verwerkt in kransen en kruisen.
Er zijn zeer vele soorten van mos. Som
mige soorten zijn niet veel meer dan on
kruid. Maar het zachte, fijne mos dat ©r uit
ziet als een verzameling miniatuurvarens en
op fluweel gelijkt is niet zoo gemakkelijk te
vinden als men misschien wel denkt.
Hoe geweldig veel meer vraag er naar mos
is kan worden afgeleid uit het feit, dat d©
betrokken firma's gewone dag- en uurloonen
betalen aan de menschen, die zich met het
zoeken en verzamelen bezighouden. Wanneer
een firma op particulier terrein mos wil
laten zoeken, koopt zij het recht daartoe van
den eigenaar voor zes gulden per dag. En,
dan moet natuurlijk nog het loon aan de
„mos-zoekers" worden betaald!
NIEUW VOEDSEL VOOR
SCHAPEN.
Op het oogenblik wordt in Californlë een
proef genomen met het vetmesten van scha
pen, die daarheen uit Texas ten getale van
eenige duizenden zijn gezonden. Zij worden
daar gevoed met het overschot van de drui
venoogst
Het ls niet nieuw dat schapen een winter
kwartier opslaan ver van de plaats waar zil
den zomer hebben doorgebracht. In Enge
land gaan de schapen in den winter uit
Cumberland en Westmoreland naar boerde
rijen in kustplaatsen.
Maar dat schapen druiven te eten krijgen
ls wel nieuw. Waarschijnlijk moet hier aan
een bezuinigingsmaatregel gedacht worden.
Op het oogenblik zijn druiven vermoedelijk
goedkooper dan eenig ander voedsel. Om de
zelfde reden stoken de boeren In Manitoba nu
gerst in plaats van kool of hout. Op één
schepel gerst kan een kleine kachel een ge-
heelen dag branden en bij de tegenwoordige
graanprijzen vinden de boeren dit goedkooper
dan de meer gewone brandstof te gebruiken.
DE AUTO VAN DE TOEKOMST.
Het nieuwste op het gebied van auto's ia
te danken aan Sir Dennistoun Burney, de
ontwerper van het Engelsche luchtschip de
R. 100.
Hij meende dat het oogenblik was aange
broken om met Iets geheel oorspronkelijks
voor den dag te komen. Bij de tegenwoordig
in gebruik zijnde auto's wordt, zegt hij, te
veel kracht gebruikt, om den tegenstand van
de lucht te overwinnen. Daarom heeft hij
een auto gebouwd, die door zijn vorm dien
tegenstand zoo weinig mogelijk onder
vindt.
Dit Ls niet het eenige nieuwe aan de auto
van Sir Dennistoun Burney. Zoo is bijvoor
beeld de motor achter in den wagen ge
plaatst. Ofschoon ook bij de tegenwoor
dige auto de motor op de achterwielen werkt,
ls hij geplaatst vóór ln den wagen hetgeen
Sir Dennistoun Burney niet economisch en
niet efficient vindt.
Wij kunnen er wel zeker van zijn dat de
auto's over twintig jaar er geheel andera
zullen uitzien dan die, welke thans ge
bruikt worden. Sir. Dennistoun Burney heeft
nu een tip opgelicht van den sluier, die de
toekomst ln dit opzicht nog voor ons verbor
gen houdt.
GOEDKOOP VRACHTVERVOER.
Steeds meer is het paard uit het Londen-
sche verkeer verdwenen zooals trouwens in
alle steden maar toch werd het paard nog
tamelijk veel ln de Engelsche hoofdstad ge
bruikt omdat het voor korte afstanden toch
altijd nog goedkooper ls dan motor-sche
kracht.
Wanneer nu echter de plannen van een
Engelsche spoorwegmaatschappij doorgaan
ls te verwachten, dat er spoedig in 't geheel
geen paard meer in de groote steden te z en
zal zijn. The London, M'd and and Scottish
Railway neemt n-1. op het oogenblik pro:ven
met een driewieligen motor-tractor, v~or hat
halen en brengen van goederen. Tot nu tie
hebben deze proeven zeer bevredigende re
sultaten opgeleverd. De tractor kan op een
zeer kleine ruimte draalen en er kan d s
zeer gemakkelijk mee gemanoeuvreerd wor
den op overvolle erven, opslagp aatsen enz.
veel gemakkelijker dan met een met een
paard bespannen wagen. De nieuwe motor
wagens kunnen ook met een snelhe'd van 18
Engelsche mijlen per uur een vracht van drie
ton vervoeren.
Tenslotte en deze factor zal wel d?n
doorslag geven zij zijn goedkooper dan
„paard en wagen" Deze tractor kan het
werk van twee paarden doen voor iets meer
dan de helft der kosten, die twee paarden
meebrengen