H.D. VERTELLINGEN
Wi nterteenen-^
Kloosterbalsem
KUSSENS
ANDREAN1 'üêe
De wraak der Verdrevenen
HAARLEM'S DAGBLAD
VRIJDAG 9 JANUARI 1931
(Nadruk verboden, auteursrecht voorbehouden).
EEN BRITSCII-INDISCHE VERTELLING,
door
C. Gv. d. W.
Rani.
Hoewel het nog: vroeg In den morgen was.
begon het op straat al warm te wonden. Het
asphalt werd zacht en er kwamen afdruk
ken ln van de banden van den twoseater die
geruischloos voortschoot. remde en een groote
poort indraaide. Een wolk van rood stof viooe
op.
De chauffeur sprong eruit, opende het por
tier. Stond roerloos. Uit de hall van het ge
bouw kwamen bedienden: groote kerels uit
het noorden met witte tulbanden in felrood-
met-goud uniformen. Ze maakten hun salaams
stonden stil. Binnen sloeg iemand op een
gong: het bezoek werd aangekondigd.
lederen keer weer amuseerde me deze plech
tige aankomst op mijn teeken'.cs. De leeraar
was tevens directeur van een teekensdhool in
één van de zalen van het museuan. Die school
bestand uit een stuk of 25 jonge Bengali's,
die sigaret-ten rookten, op hun hurken zaten
en zoo af en toe onderwezen werden in de
kunst van Boeddha te teekenen volgens de
oude manier, iedere lijn vastgelegd volgens
bepaalde afspraken, zooals het duizend jaar
geleden al gedaan werd en zooals het over
duizend jaar nog gedaan zal worden.
De directeur zelf was een aardige jonge
Indiër, die 5 jaar in Londen gewerkt'had. Hij
had mij een kamer van zijn huis afgestaan
waar ik werken kon, maar waar ik voorname
lijk kwam om met hem te praten over zdjn
leven ln Londen, over zijn ideeën over Wes
tersche beschaving, over de jong-Indische be
weging, over Gandhi.
-Hij praatte veel en graag in een beetje
kinderlijk Engelsch was erg beleefd en een
beetje treurig omdat hij eigenlijk te Westecsch
in zijn denken was geworden om zich weer
heelemaal naar zijn moeder te schikken die
zooals in alle Indische huishoudens de scepter
zwaaide. En te Oastersch om ergens anders
te wonen dan in het huis waar hij Jjhoorde.
Verder had hij twee zusters, één ervan ge
trouwd. Daar vroeg ik ook naar. Soms ook
n.aar dingen van hem persoonlijk. Maar dan
trok hij zich ©ogenblikkelijk terug. Want
de kloof tusschen Oost en West blijft, en hij
begreep heel goed dat een Europeaan nooit
zal begrijpen wat er achter de deuren van
vrouwenvertrekken in een Hindoe-huishou
ding gebeurt. Maar als een heele groote gunst
was het me toegestaan, zijn zusje te mogen
teekenen.
Dus op dezen heerlijken morgen liep ik
door veel donkere gangen achter langs het
museum. Singapore deuren klepten open en
diöht, geruischlooze bedienden, Salaams en
achter mij de groote boy met -mijn teeken
boel. Dan kwam ik aan zijn huis, met eer.
zware gesloten deur aan het eind van een
donkere gang. Omdraaien van zware sloten
gerinkel van kettingen, een andere bediende
nam de leiding.
Soms gingen er deuren open en hoorde ik
schelle vrouwenstommen, eens zag ik een
schim van een oude vrouw in een paarse sari
die haar keel schraapte en een groote roodc
piek sirih spatte naast me tegen den muur
waarmee ze waarschijnlijk alles wat blank wa--
en zoo haar huis binnenliep, vervloekte. Toen
ik mr. Mookerjee, want zóo heette hij, later
sprak, vroeg ik of die „dame" in het paars
zijn moeder was. Ja, indeidaad.
Toen kwam zijn zusje binnen. Fijn, rank
meisje rechtop een zeegroene sari omge-
drapeerd die zachtjes ruischte als ze liep.
roodgeschilderde voetzolen en handpalmen,
diamanten aan haar neusvleugels en een fei
rood kastetee-ken tusschen de wenkbrauwen.
Zilveren en kei-ringen, hol van binnen, waarin
een stukgeknlpt muntje rinkelend geluk aan
bracht. Achter haar kwam een vuile oude
vrouw ln het donkerblauw, die in een hoek
neerhurkte.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
LI behoeft niet met winterteenen te blijven
o pen. Maar U moet er wat tegen doen.
E i U kOnt er wat tegen doen. Akker s
K oosterbntsem herstelt de cellen der
huid. verzacht onmiddellijk de pijn en
voorkomt ernstiger ontstekingen. Akker'»
Geen goud
zoo goed"
Het meisje was verlegen zag haar broer
opeens als „Europeaan" omgaan met een
blanke vrouw, wist niet of ze nu toch wel
salaams moest maken, vergat het beetje
Engelsch dat ze geieerd had en bleef in het
midden van de kamer staan.
Enfin, de broer ging weg om zijn Jonge
Bengalis een nieuwe stand van Boeddha bij
te brengen en heel, heel langzaam raakten we
aan elkaar gewend.
Het portret vorderde maar langzaam. Rus.
tig werken was onmogelijk om-dat er telkens
iemand binnenkwam, geruischloos. In 't be
gin schrok ik ervan iemand plotseling naast
me te vinden, en later bleef toch het onaan
gename gevoel, altijd bespionneerd te wor
den. De oude vrouw in den hoek deed óf ze
sliep. Eens had Rani (zoo heette het meisje)
felkleurige glazen armbanden aan, die aardig
deden op haar zachtbruine huid en vroolijk
rinkelden bij iedere beweging. Ik bewonder
de ze omdat ik wist dat haar dat kinderlijk
plezier deed. Ze gaf de oude vrouw een wenk,
die haastig het vertrek verliet.
Voor het eerst waren we toen alleen. We
glimlachten eens tegen elkaar. Zij wachtte
tot ik iets ging zeggen en ik wist niét wat
ik zeggen moest tegen dat kind met oogen
vol verdriet en angst als een klein aapje.
Maar ik dacht dat dat maar veiibeelding was
en dat ik toch nooit hoogte zou krijgen van.
de Indische vrouw
Het oude wijf kwam terug met een mandje
vol armbanden. Ik probeerde er een aan, die
onmogelijk over m'n knokkels heen wilde.
Toen nam»ze mijn handen in de hare, die
zoo hard als hout waren en zoo grof als
schuurpapier. Ze drukte mijn duim naar
binnen in een stevige greep omdat ik in
stinctmatig terug trok en begon te massee-
ren. Eerst m'n knokkels, dan m'n duim, dan
m'n hand, die in m'n gevoel als maar lan
ger en smaller en dunner werd, en de
armband schoof er over heen, de tweede ging
al vlugger, ae derde ging zonder moeite.
Rani stond erbij en knikte goedkeurend.
Toen kwam de jonge Mookerjee binnen en
dé spanning in het vertrek brak.-Hij keek
naar de armbanden en lachte.
Thuis moest ik ze stuk breken om af te
kunnen doen.
Een paar dagen lang had ik geen tijd ge
had om aan het portret door te werken. Het
verveelde me trouwens ook wel een beetje om
niet eens ongestoord door te kunnen werken.
Maar het werd toch wel goed, was oljna
klaar; jammer om in de steek te laten. Dus
trok ik er maar weer heen en jonge Moo
kerjee wachtte me op. Hij was erg zenuw
achtig, een beetje treurig maar beleefd als
altijd. Rani was er niet, Rani voelde zich
niet goed, kon vandaag niet poseeren. Er was
iets en met veel moeite kreeg ik het uit
hem. Misschien omdat het de Westersche
helft van zijn hart ook wel opluchtte, tegen
iemand te praten die zoo vrij was als de
vrouwen in Europa. Want dat had henv;toch
het meest getroffen: meisjes en jongens ge
lijke rechten, samen werken in Chelsea stu
dio's. waar je mee kon praten als een vriend.
Rani ging trouwen.
Rani werd te oud. al 15 jaar. Maar ze
wenschte niet te trouwen. Wat onbegrijpe
lijk en onzinnig was. Het jongere zusje was
wel getrouwd. .Ja. dat was een buitenkansje
geweest. Want de vader of anders de oudste
zoon (dus hier Mookerjee) moet een bruide
gom koopen voor de dochter. Dat is zoo ge
woonte. Vandaar dat meisjes als onge-
wenscht en duur worden beschouwd. En hij,
in zijn kleine gouvernementsbetrekkink'e,
met zijn half Europeesch half Indische
salaris kon geen bruidegom betalen van de
zelfde kaste als zijn zusters, kon niet zijn fa
milieleden en die van de bruidegom een
maand lang te gast hebben, hun uitgezochte
spijzen en dranken voorzetten en iedere
nacht muziek en danseressen. Dat kostte
een heeleboel rupées!
Een man van bij de zestig had het Jonge
zusje gezien toen ze in een gesloten rijtuig
wou stappen en had haar willen hebben. Ze
was toen 12 en meteen getrouwd. Maar
Rani wilde niet trouwen. En hij had dat
goed gevonden. Maar zijn moeder wenschte
een huwelijk voor haar dochter, en welke
zoon buigt niet het hoofd voor den wil zijner
moeder? Het geld werd bijeengeschraapt en
met veel moeite had zij een man weten te
krijgen voor Rani, die al zoo oud was.
En weer had het westen in Mookerjee ge
sproken en Rani had door de reet van het
gordijn mogen kijken, heel héél voorzichtig,
toen haar moeder en de pretendent over
haar aan het onderhandelen waren.
Ze beefde van schrik over wat ze zag: een
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
397
man die een winkel had in de bazar. Ze ging
altijd vlug langs hem heen omdat ze hem
daar op zijn tapijtje vond zitten als een
groote spin in een web, azend op vliegen.Zijn
spillebeenen gekruist onder zich, dikke lip
pen, roode tanden, één oog blind. Maar héél
rijk. Rani moest toch blij zijn. Maar die had
gesmeekt en gedreigd en wilde minder dan
ooit trouwen.
En Mookerjee zat er leelljk tusschen. Hij
voelde zich een beetje schuldig dat hij Rani
had laten kijken (wat een last veroorzaakte
dat nu, niet waar) tegenover zijn moeder,
tegenover zich zelf die in Londen geweest
was en gezien had, tegenover Rani
En hij trachtte in zijn beste Engelsch het
geval voor Westersche begrippen duidelijk
te maken. Het speet hem ook zoo dat het
portret nu niet af kwam. want Rani kon niet
hier komen hij stotterde van zenuwachtig
heid.
Ik pakte m'n boeltje maar weer bij elkaar.
De oude vrouw ln 't blauw kwam om me
door den doolhof van gangen naar de voor
deur te brengen. Uit een zijgang kwam heel
plotseling en stil Rani. Ze drukte zich tegen
den muur, trachtte zich onzichtbaar te ma
ken. Ze had dikke oogen, slordig haar, een
paar bloedroode striemen op haar bovenarm
het oude mensch achter me duwde in m'n
rug: opschieten, vlug, het huls uit. De deur
viel achter me dicht. Sloten werden omge
draaid, ketting erop, het Westen voor eeuwig
buitengesloten.
Een geruischlooze bediende nam mijn tee
kenboel, salaamde me in de auto.
Den volgenden dag kwam er een gedrukte
kaart, waarop mr. Mookerjee de groote eer
had gasten uit te noodigen op een thee voor
zijn oudste zuster, die in het huwelijk zou
treden meteen naam van drie regels
lang.
We gingen er heen.
Dozijnen soorten zoetigheid en slechte
thee in een benauwde zaal. Er waren een
paar Gouvernementsambtenaren, het be
stuur van het museum, een paar rijke In
diërs. een paar Parsee dames. Die vormden
een kring om Rani heen als een troep kwet
terende spreeuwen om een armzalige musch.
Rani zat stil, zoo stil als vobr haar por
tret, met haar mooiste sari, de zeegroene,
bevallig gedrapeerd over armen en hoofd.
STADSNIEUWS
EERLIJK IS EERLIJK!
GEVONDEN VOORWERP
(Voor de Haarlemsche Rechtbank)
Twee jeugdige mannen, die zich kooplieden
noemden, stonden voor den rechter, omdat zij
m den nacht van 28 op *29 November 1930
zich bij een motorfiets bevonden hadden
Het is niet erg om zich des nachts bij een
motorfiets te bevinden, mits men niet over
de oorzaak daarvan geïnterpelleerd wordt en
dat werden deze lieden wèl. Het is zelfs niet
erg om over deze aangelègenheid ondervraagd
te worden, als men maar niet zegt de motor
fiets gevonden te hebben. Men vindt des
nachts geen motorfietsen. En zeker niet in he:
kwartier aan de Pijlslaan, waar alle ingeze
tenen elkaar en eikaars motorfietsen kennen.
Ziet de eene Pijlslaan-kwartierder dus des
nachts de motorfiets van den anderen Bloe-
menbuurtbewoner in het bezit van derden
zoo stelt hij zich op de hoogte van de din
gen, die tot deze omstandigheid leidden.
En dit kan den derden wel eens onwelkom
zijn.
De jeugdige kooplieden, die nu in het
bankje met de weinige accomodate zaten,
zeiden maar, dat zij de motorfiets naar de
politie aan 't brengen waren, gelijk men met
gevonden voorwerpen pleegt te doen. Het was
een alleszins prijzenswaardig initiatief en
het stemt daarom tot dankbaarheid, dat de
politie hun in dezen tegemoet trad en op de
Pijlslaan reeds het motorvoertuig in ont
vangst naar, waarbij acte genomen werd van
de namen der vinders.
De bezitter van het rijwiel zag zich dan
ook binnen redelijken tijd weer in het genot
van den eigendom er van gesteld en bij
al deze reden tot dankbaarheid stemde het
een beetje droevig het intermediair.in deze
blijde geschiedenis tegenover de gerechtig
heid te zien zitten om de glorie van het
martelaarschap deelachtig te worden.
Zij spraken -belden ln termen aan het
bedrijf van de veeteelt ontleend. Ons is niet
gebleken of deze kooplieden dit deden uit
hoofde van hun maatschappelijke -positie, die
mogelijk op de zuivel-branche gegrondvest is,
dan wel om de onschuld, die aan deze nij
verheid ten grondslag ligt, de onvervalscht-
heid die haar eigen is en de zuiverheid, waar
op zij roem draagt, te propageeren ten be
hoeve van de sfeer in de rechtszaal.
De een zei met betrekking tot het motor
rijden: „Ik kan er net zooveel van als een
koe", hetgeen inderdaad gering is, en de an
der vertelde: „Een motor te stelen als je niet
rijden kan is net zooveel als een kaaswinkel
binnen te gaan als je geen kaas lust".
Het is een volkomen nieuwe vergeLijking
en het was jammer dat zij het zoo slecht
„deed" bij de Rechtbank.
Gezien de toevoeging, wij waren „een beetje
scheef" uit Amsterdam gekomen, konden zij
geacht worden nog genoeg andere winkels
met lust te hebben betreden en met meer
lust te hebben verlaten, hetgeen een niet
denkbeeldige stimulans voor het „vinden"
kan zijn geweest.
Ten slotte bleek de hoofdfiguur uit het
nachtelijk interview niet als ge&ulge voor ae
magistraat gekomen te zijn en dit werd aan
leiding tot het uitschrijven van een extra-
zitting op Vrijdag 16 Januari te half vier
De Rechtbank wilde er niet aan om in af
wachting van dezen zitdag de preventieve
zitdagen op te heffen en zoo zullen de beide
jeugdigen nog langer dan de twee maanden
die zij al aan de veehouderij onttrokken zijn,
de wei, de koeien noch de kaaswinkels
zien.
„En het was toch eerlijk gevonden", zeiden
zij tegen de pers toen zij benedenwaarts gin
gen, maar die kan er ook niets aan deen.
Alleen, zij kan het noteeren.
Evenwel, wat de getuigen zeggen schrijft
zij ook op.
Eerlijk is eerlijk!
Pk.
DE SCHIETPARTIJ TE
AERDENHOUT.
Een verdachte, die verdachte
niet is en toch Wel.
MERKWAARDIGE EN BELANGRIJKE
RECHTSVRAAG.
Een zeer belangwekkende rechtsvraag heeft
zich Donderdagmiddag voorgedaan ter zit
ting van de Haarlemsche Rechtbank.
Behandeld werd de zaak van de Inbraak en
de schietpartij te Aerdenhout welke voor
vielen in den nacht van 28 op 29 October jl.
Er was Ingebroken ln de garage van den
heer Seders op den hoek van de Zandvoort-
sche'aan en den Bentveldsweg. Eenige agen
ten achtervolgden, gewaarschuwd door het
fluitje van den nachtwaker Zwemmer een
Duitscher, die van de inbraak verdacht werd.
De man richtte een revolver on een der agen
ten, die daarop over het hoofd van den ach
tervolgde schoot, waarna deze zich overgaf
en gearresteerd werd.
Thans stond terzake van deze en een an
dere inbraak, nL in de villa „Westduine" te
Zandvoort terecht een Duit-scher, welke ge
dagvaard ls als Frits Eister.
De zitting werd voor het eerst geleid door
den nieuwen vice-president der Rechtbank
mr. Tli. Ma as sen.
Op diens vraag naar verdachte's naam
zeide deze te heeten Fritz Bahlke, geboren
19 Maart 1897 te München, waar hij bank
werker is. De president noemde als geboor-
tep'aats: Berlijn. De stukken vermelden den
naam Eister.
De verdediger mr. L. G. van Dam zeide
te betwijfelen of verdachte -Frits Eister is.
Pleiter meende, dat de Rechtbank de zaak
slechts kon behandelen door verstek te laten
gaan tegen den blijkbaar niet verschenen
verdachte Eister.
Anders vroeg mr. Van Dam niet ontvan
kelijk verklaring van den Officier in zijn vor
dering. aangezien verdachte niet gedagvaard
is. Pleiter beticht de dagvaarding van valsch-
heid, omdat- verklaard wordt., dat deze aan
verdachte E. in persoon beteekend is, terwijl
dit niet het geval is.
De Rechtbank begaf zich hierop in raad
kamer. Bij terugkomst deelde rar. Maassen
mede, dat verdachte verschenen is op dag
vaarding. Artikel 357 van het Wetboek van
Strafvordering bepaalt, dat van verdachte
.zooveel moge'ijk" naam en voornaam wor
den vastgesteld.
Het opgeworpen middel werd dus nietig
geacht.
Mr. van Dam vroeg er acte van, dat ver
dachte niet uit eigen beweging op dagvaar
ding verschenen ls, doch door veldwachters
ter zitting gebracht.
Verdachte zeide echter niet geweigerd te
hebben ter zitting te komen.
Vervolgens werd een achttal getuigen ge
hoord. Als tolk trad op dr. G. Ras.
Getuige B. J. Seders, garagehouder te
Zandvoort. geeft een beschrijving van den
toestand na de inbraak. Het geldbakje was
uit de lade van het bureau verdwenen.
Zijn vrouw heeft den nachtwaker Zweni.-
mer gewaarschuwd en deze alarmeerde door
zijn fluit een tweetal agenten.
De agenten zeiden in verdachte den man
te herkennen, welke dien nacht achtervolgd
is.
De heer H. P. Doodeheefver deed me-
dedeeling van het in zijn villa „Westduine"
gestolene.
Verdachte zei. dat hij niet in de villa ge
weest ls. Het op hem gevonden scheerappa-
raat was van hem.
Getuige W. E. J. B o 11 e e, inspecteur van
politie te Zandvoort heeft vingerafdrukken
van verdachte vergeleken en 18 punten van
overeenkomst gevonden.
Verdachte, daarna ondervraagd, ont
kent de Inbraken te hebben gepleegd. Bij de
garage Seders is hij niet geweest, en het ge
vonden breekijzer ls niet van hem. Zijn pas
en het zilvergeld zegt verd. van zekeren Geler
die de dader zou zijn, te hebben gekregen.
De president vestigt echter zijn aandacht op
een bericht uit Stuttgart, waarin gezegd
wordt, dat de pas van Geier gestolen is.
Verdachte weet daar niets van.
Verdachte ls reeds tweemaal veroordeeld.
De officier van justitie Mr. A. R. A n d r i n-
ga is vervolgens aan het woord. Het verhaal
van Geier is vo'ge-ns spr. door do actieve
Zandvoortsche politie ontsluierd. De naams-
verwisse'ing beschouwt spr. evenals al het
andere als leugens1.
Belde inbraken acht spr bewezen en hij
gelooft met een gevaarlijk persoon te doen
te hebben.
In Duitschland werd verdachte de grond
te warm onder de voeten, doch hier hebben
wij zulke vreemdelingen niet noodig. Mr.
Andringa wilde een zware straf vragen, nL
twee jaar en zes maanden gevangenisstraf.
De verdediger wenschte ln geval de
Rechtbank een en ander bewezen acht een
geringere straf opgelegd te zien.
Verdachte prefereert ten zeerste de Duit-
sche gevangenissen, mr. Van Dam gelooft,
dat het niet noodig is om hem eerst 2 1/2
jaar hier te verplegen, daar de Duitsche
politie hem zoekt.
De uitspraak werd bepaald op Donderdag
22 Januari.
KANTONGERECHT.
UITSPRAKEN.
H. v. d. H„ openbare dronkenschap bij
herhaling 3 dagen hechtenis en plaatsing in
eene Rijkswerkinrichting voor den tijd van 6
maanden. H. J. V. het als gestuuraer van
een motorrijtuig daarmede op zoodanige
wijze rijden dat daardoor de vrijheid en de
veiligheid van het verkeer in gevaar wordt
gebracht. Vrijspraak. E. M. het als bestuur
d-er van een motorrijtuig daarmede den lin
kerkant van 'den weg houden, terwijl zulks
niet voor het uitwijken noodzakelijk was f 15
subs. 15 dagen hechtenis. F. S. overtreding
der Motor- en Rijwiehvet, f 10 subs. 10 da
gen hechtenis. W. H. f 5 subs. 5 dagen hech
tenis, M. R. idem f 12 sübs. 12 dagen hech
tenis; A. v. d. V., idem f 8 subs. 8 dagen
hechtenis.
A. H. D., idem f 20 subs. 20 dagen hechtenis;'
J. de J-, idem, f 25 subs. 10 dagen hechtenis;
J. G. S. het als bestuurder van een motorrij
tuig daarmede rijdende de vrijheid en de
veiligheid van het verkeer in gevaar bren
gen f 20 subs. 20 dagen hechtenis; A. de H,,
overtreding van de Motor en Rijwïelwet, na
verzet, bekrachtiging van de bij verstek ge
wezen uitspraak dd. 17 December 1930; A. J.
F. v. A., overtreding van het Moter- en Rij
wielreglement f 1 subs. 1 week tuchtschooL
G. H. H. overtreding van de ongevallenwet, 2
maal f 7 subs. 7 dagen hechtenis voor elke
boete; W. F. R., het een portier van een 4
wielig vrachtmotorrijtuig open doen. zonder
de noodige voorzorgsmaatregelen tegen mcK
gelijk gevaar voor voorbijgangers te hebben
genomen f 5 subs. 5 dagen hechtenis; R. J.
v. d. P., overtreding der Woningwet f 50 subs.
50 dagen hechtenis; A. V. overtreding der Ar
beidswet 14 maal f 3 subs 3 dagen hechtenis
voor elke boete.
SAMENWERKING ÏN DE KUNSTZIJDE-
INDUSTRIE.
De besturen der Algemeene Kunstzijde Urie
te Arnhem en de Hollandsche Kunstzijde-
Industrie te Breda deelen mede, dat nadere
onderhandelingen, tuschen hun maatschap
pijen gevoerd, hebben geleid tot een nauwere
samenwerking, waarbij volkomen onafhanke
lijkheid en zelfstandigheid der H. K. I. te
Breda blijven gehandhaafd.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
H AND - GELW E\/ E N
iJtO.50 12so g^Tso
GR.HOUT5TR. I&3 HAAR\_EM.TEL 12393
FEUILLETON.
Uit het Engelsch van
J. S. FLETCHER.
8)
(Nadruk Verboden).
„Mijnheer Louis John beeft zeker de gong
niet gehoord", sprak ze tot een der dienst
meisjes, die achter haar stoel stond. ..Luid
nog eens, Martha, of ga zelf naar boven".
„Louis John is uitgegaan", merkte Oliver
op. „Hij had laat geluncht op de club".
„Wat zou je denken over een glas cham
pagne Benla", vroeg Oliver, toen hij zijn soep
op had.
„Daar voel ik wel wat voor", verklaarde
Miss Benia. „Is er iets bijzonders?"
Oliver antwoordde niet. maar haalde een
sleutel te voorschijn en gaf die aan het dienst
meisje, dat na eenigen tijd met een flesch
champagne terugkwam.
„Laat Martha de koffie ln den tuin bren
gen", zei hij tot Miss Benia. toen het diner
geëindigd was en hij een sigaar opgestoken
had.
En toen ze zich ln den tuin geïnstalleerd
hadden, viel hij plotseling uit:
.Benia, ik ben nog nooit zoo van streek
geweest als vandaag!"
„Wat nu", riep Miss Benia verschrikt. „Er
is toch niets met Louis John?"
„Dat niet bepaald, 't ls al begonnen voor
Louis John thuis kwam. Joe Bic.kerdike en ik
hebben oneenigheld gehad!"
Miss Benla keek haar broer oen oogenblik
san en boog zich toen weer over haar bor
duurwerk.
„Waarover?" vroeg ze tenslotte. „En jullie
waren a'tijd zoo groot met elkander!"
„Dat zegt niets", antwoordde Oliver geme
lijk. „Maai- lk zal Je de heele kwestie uitleg
gen".
Voor de derde maal dien dag vertelde hij
alles tot in de kleinste bijzonderheden. Zijn
zuster luisterde met belangstelling. Eerlijk ge
zegd was zij er dankbaar voor dat Ryvedale-
Abbey in handen van Joe Bickerdike was ge
komen. Zij voelde er bitter weinig voor om
baar tegenwoordig behaag'ijk verblijf te ver
ruilen met de bouwvallige oude kast ln het
kille, vochtige dal.
„Wel, dat had lk nooit gedacht van een
man als Joe Bickerdike". zei ze. toen Oliver
uitgesproken was. „Maar ik verzeker Je, hij
zal zijn handen vol hebben!"
„Hoe meen je dat?" vroeg Oliver.
„Met dat huis daar, bedoel ik", antwoordde
zij. ..Ben je er ooit geweest de laatste jaren
dan. wel te verstaan!"
„Neen. in geen jaren", antwoordde Oliver.
„Hoezoo?"
..Wel", lichtte zijn zuster toe. „toen Louis
John's vriend hier ge'ogeerd was, verleden
jaar zomer, ben ik eens met hen mee er heen
geweest. Alles ziet er vreeselijk en vervallen
uit. Als iemand, die gewoon is aan modern
comfort, daar moet wonen, dan mag hij eerst
het huls van zolder tot kelder laten restau-
reeren. En de tuin.
.Bat beteek ent niets", antwoordde Oliver
schouderophalend. „Een kwestie van een
paar duizend pond! Als dat alles lsvoor
lederen stuiver, die Bickerdike er aan spen
deert, kan lk een pond neerleggen als t
moet!"
„Ja", zei Miss Benia langzaam, „als je er
zóó op gesteld bent. dan kan ik me voor
stellen. dat de geschiedenis je heel pijnlijk
getroffen heeft. En dan zijn Louis en Mar
garet Mary er nog!"
„Dat is een afgedane zaak. Mijn toestem
ming krijgen ze nooit!" klonk het norsch.
Benia zweeg. eZ kende haar broer, ze wist
dat het nutteloos was om hem tegen te spre
ken en daarom werkte zij maar rustig voort
aan haar borduurwerk, terwijl Oliver naar
de uitgestrekte heidevelden vóór hem zat te
staren.
„Ik had straks een gesprek met Louis
John", begon hij eindelijk. „Dat is een kerel,
die net zoo koppig is als ik. Ik heb hem pre
cies verteld, hoe ik over hem dacht. Maar
dat weet ik wel, als hij met iBckerdike's doch
ter trouwt, danEerst Lionel Arthur, nu
Louis John. Als hij zijn gang wil gaan. dan
moet hij het maar weten, maar dan is tus
schen ons alles uit!"
.Hij is al wat jé hebt, Oliver", merkte Miss
Benia zacht op.
Oliver bleef enkele oogenblikken zwijgend
voor zich staren. Toen zei hij plotseling, als
in zich zelf:
..Lionel Arthur's zoon die zal nu een jaar
of zes zijn denk ik".
Miss Benia keek verwonderd op. Ze kon
zich niet herinneren dat zij Oliver ooit over
zijn k'einzoon had hooren spreken.Zlj kende
Lionel Arthur's kind het was een buitenge
woon mooie, flinke jongen, en zij zou niets
heerlijker vinden, dan het kind nog eens
naar zijn grootvaders huis te mogen bren
gen.
„Alles goed en wel", zei ze, „maar een
kleinkind ls nog geen zoon!"
.Natuurlijk niet", gaf Oliver onwillig toe.
..Maar Ik wilde alleen maar te kennen geven,
dat Louis John niet het eenige is wat lk op
de wereld heb'"
„Je moest eens bedenken hoeveel beter je
er aan toe bent dan Joe Bickerdike, Oliver.
..bracht de dames moedig ln het midden. „Die
heeft geen zoon!"
„Ik begrijp best wat je zeggen wilt, Benia",
verklaarde Oliver spottend. „Dat we de zaak
maar in der minne moeten schikken, terwille
van onze kinderen! Is het niet zoo?"
„Ik ben het volkomen met Je eens, dat
Bickerdike je niet mooi behandeld heeft",
antwoordde zij kalm", en dat zal ik hem ook
nog wel eens aan het verstand brengen bij
gelegenheid. Maar ik zie niet ln, waarom
jullie kinderen onder jullie meeningsverschil
zouden moeten lijden".
Oliver lachte schamper.
„Jullie vrouwen hebben nu eenmaal een
heel bijzondere en romantische opvatting om
trent die soort dingen. Maar kinderen moe
ten nu éénmaal lijden onder hun vaders
fouten. Dat staat ook in den bijbel
„Als je den bijbel misbruikt, om je eigen
halsstarrigheid goed te praten, deed je be
ter met niet in den bijbel te lezen" klonk het
koel.
Zij stond op en ging naar binnen, terwijl
Oliver een nieuwe sigaar op stak. Hij kende
zijn zusters opvattingen en hij wist heel goed
dat zij gelijk had.
„En toch zal ik hem niet vergeven, voor ik
me gewroken heb", zei hij in zichzelf.
Plotseling hoorde hij voetstappen achter
zich en keek om. Een man. dien hij herkende
als de portier van de ..Griffin" kwam op hem
toe. en overhandigde hem eén brief.
Oliver ging naar zijn kamer, sloot de deur.
zette zich aan zijn schrijftafel en begon te
lezen:
„Waarde Vader".
Ik heb met Margaret Mary over de beken
de zaak gesproken. We betreuren het ten
zeerste, wat er tusschen u en haar vader is
voorgevallen en hopen van harte, dat de
kwestie spoedig vergeven en vergeten zal
zijn. Maar.... wij hebben elkander nu een
maal trouw beloofd en daarom heb ik ge
meend, dat het, zooals de zaken nu staan, 4
voor alle partijen 't beste is, dat ik uw huis
verlaat. Ik ben er van overtuigd, dat u mijn
houding ten volle zult begrijpen".
Uw
Louis John Carsdale".
HOOFDSTUK VIL
Oliver was gewoon te zeggen, dat het tijd is
om op te staan, zoodra men neiging voelt om
nog even te blijven liegen. Hoe ouder hij
werd. hoe vroeger hij opstond. Hij was altijd
al beneden, terwijl alles in huis nog in diepe
rust was. 's Zomers werkte hij nog voor het
ontbijt ln den tuin en 's winters was hij aan
den arbeid aan zijn bureau. Zijn eerste werk
tenminste a's het weer er naar was, was de
houtblokken in den haard aan te stoken en
thee te zetten. Daarna deed hij zijn corres
pondentie af, totdat het personeel beneden
kwam. Oliver kende het voordeel van vroeg
opstaan.
Bijna al zijn plannen werkte hij 's mor
gens voor zeven uur uit, Klokslag tien uur
ging hij 's avonds naar boven en viel in slaap,
zoodra hij in bed lag.
Maar nu, den nacht, die volgde op den dag
van zijn twist met Bickerdike", kon hij, mis
schien voor het eerst in zijn leven den s'aap
niet vatten. Nu en dan sluhbsrde hij wel even
In, maar dan schrikte hij dade'lik das-na
weer wakker.Toen 't vijf uur was stond hij op
nam een koud bad, kleedde zich aan en ging
naar beneden. Daar at hij een snee droog
brood en ging uit. We-ktuigeltfk liep hij naar
de plek vanwaar hij Rawllnson den vorieen
Zondagavond de Abbey had laten zien. Als
hij anders hier 's morgens vroeg kwam. ging
hij even op een rotspunt zitten en keek naar
het kasteel, dat in het gouden licht, van de
opkomende zon nog een schilderachtiger in
druk maakte dan anders.
(Wordt vervolgd),.