.Wintersport in Beieren»
I,
Hoe bekende schri jvers werkten
PIMPELMEEZEN
H.D. VERTELLING
Oberstdorf.
en eersten avond, toen we door zoo
wat de heele familie van den pen
sion-eigenaar ingehaald waren en
begroei, of zij geen grootere en be
tere vrienden dan wij ter wereld
hadden,, zijn wij het dorp in geloopen. dat
heel stil en bijna verlaten onder den lichten
sneeuwhemel lag.
De meeste winkels waren dicht, met geslo
ten luiken voor de étalageramen. de straat
verlichting is schaarsch, een enkele electri-
sohe lamp,die hoog tusschen de huizen z'n geel
lich'-kringetje verspreidt, uit 'n paar hoog ge-
kringetje verspreidt, uit, een paar hoog ge
legen kleine ramen straalt wat licht. Geen
gerinkel van trams, geen fietsen, geen auto-
busschen of auto's, alleen die rustige be
sneeuwde st:aten met -een enkel mensch
erin. dat zwijgend voorbijschuift of een
onverstaanbaren groet mompelt. Op de
Marktpiatz, waar de okergele kerk met zijn
blauw leien dak zijn toren omhoog heft in de
wonderlijke lichte avondlucht, staat een
Kerstboom te branden; een reusachtige spar,
prachtig van vorm, die aan alle kanten
schittert en straalt van het licht, zoodat de
sneeuw aan zijn voet en ds gebouwen in den
omtrek zacht geel verlicht zijn.
Het verdere dorp lijkt een sprookje, een
sprookje van middeieeuwsche kalmte en rust,
met heldere witte lichtende sneeuw tot in
alle smalle steegjes en paadjes, tot op alle
daken en afdakjes, op muren en paaltjes en
heggen. In een paar paardentroggen langs
den kant van den weg klatert het water, dat
er van ik-weet-niet-waar in stroomt, er
gens onder een smal straatje kabbelt een
beekje, dat met wat groote platte steenen
afgedekt is, zoodat tusschen de reten door
het heldere geklots en gespat tot aan het
andere einde van de straat hoorbaar is.
■paardetroggen langs den weg.
Een winkel is nog open, en als we er bin
nengaan en naar den sluitingstijd infox-mee-
ren en tot onze verbazing hooren, dat die
acht uur is, deelt de blozende Beiersche win
keljuffrouw ons mee, dat sluitingsuren din
gen zijn, waar niemand het al te nauw mee
neemt. Zoo is heel Obersdorf.
Iedereen straalt van bereidwilligheid en
vriendelijkheid, de winkeljuffrouwen, laten
je van pure overstroomende vriendelijkheid
tot aan de deur toe uit en wensohen je een
allerhupscht „Auf Wiedersehen", de heele
familie van,, den pension-eigenaarbekom
mert. zich om je nxaaltijden,. koxxxt je beur
telings Gut-én Appetit en.Mahizeit wenschen,
draven met kaarten en weervoorspellingen
en goede raadgevingen aan, zoodra ze de
lucht van één van je plannen hebben gekre
gen, maken zich even bezorgd als je zelf over
de waterdichtheid van je schoenen en de
dikte van je kousen, en heeft je om zoo te
zeggen van af je intrede met huid en haar
in zijn ruime hart opgenomen. De eigenaar
waait den heelen dag als 'n soort van frissche
buikige, geplusfourde en gepulloverde bries
door de gangen, strooit Grüsz Gotts en Gu-
ten Morgens en Guten Abends in alle rich
tingen en heeft het voordeel twee menschen
tegelijk te kunnen toelachen, aangezien zijn
ééne oogrichting zoowat loodrecht op de
andere staat.
De huizen zijn hier meer dan belangwek
kend, zoowel inwendig als uitwendig. Helle
kleuren, grasgroene daken en oranje luiken,
of roestbruin gebeitst met oranje bovenstuk
en een geel dak, dat prachtig staat tegen
dien achtergrond van hooge besneeuwde, met
donkere sparren begroeide bergen; rose, lila,
lichtgroen, lichtblauw, met veel zorgvuldig
bewerkt en uitgesneden houtwerk en soms
geweldige schilderingen van herten, rondom
de ramen en op de effen stukken muur tus
schen de verdiepingen.
De ramen zijn meestal klein en zitten ver
van den grond af en zijn op nonchalante ma
nier, zonder eenige symmetrie in de muren
gehakt, de verdiepingen zoo laag, dat een
twee meter lang iemand er waarschijnlijk
zijn hoofd zou moeten buigen; en aangezien
de bedden zoo hoog zijn, dat je het beste
doet er met behulp van je bergstuk in te
klimmen, kun je de fantastische schilderin
gen op de plafonds van zeer nabij en op zijn
best in oogenschouw nemen, als je er einde
lijk in geslaagd bent je worstelingen met het
geweldige kussen, dat tot dek dient tot een
dermate goed einde te brengen, dat je hoofd
als een bescheiden kanonskogeltje aan den
voet van een onmetelijken ijsberg op de
daarvoor bestemde plaats terecht is geko
men: Wie in het bezit is van een kompas,
neme het hier naar toe mee, het vermakke-
lijkt de situatie bij het opstaan aanmerkelijk
het bepalen van de richting, waarin wij
moesten uitstappen kostte ons den eersten
morgen zooveel tijd, dat we drie uur later
beneden waren, dan we aangekondigd had-
i ngeioikkelde nuizen
De plafonds dan er is er hier éen met
een ingewikkelde guirlande-verwikkeling
langs de kanten, met lentegroene blaadjes en
een overdadige hoeveelheid rozen in vollen
bloei.in de hoeken op de meest onverwachte
wijze ontaarden in 'n landschap, ook al onder
steund door een rozenbloemstuk. De vier hoe
ken geven elk een ander schoon gezicht en
ik zal waarschijnlijk weer lang en breed in
Haarlem zitten, voor ik de geheimen vaix de
andere plafonds doorgrond heb. Dat op onze
kamer vertoont vele kunstlichtingen, tot nu
toe hebben we er achtereenvolgens den In
gang van een Grieksche tempel, een Chinee-
sch pagode en een stierenkop in ontdekt.
Op alle kamers tronen reusachtige porselei
nen kachels, waarvan het mechaniek moei
lijker te doorgronden is dan het lijkt, en die
bij geweldige kou gelegenheid tot beklim
men van en her berging in de bovenverdie
pingen bieden. Die op onze kamer heeft
bovendien nog ccn plat dak. waarschijnlijk
met het oog op den mogelijken aanleg van
een tropischsn daktuin.
En de badkamer is een Rêve op zichzelf.
Vanmorgen zijn we met zijn tweeën op zoek
getogen en toen we hem hadden gevonden
hebben we op de deurmat ervoor vijf minu
ten zitten lachen. Op de deur prijkte een
hoogst onbehoorlijk reclameplaatje van de
één of andere zeep. met een juffrouw erop,
die op onliandige wijze den badrand be
klimt. Ten overvloede pronkte het heele
geval met de mededeellng, dat ,3ader hier
zu ha ben" waren. Het contrast met het in
wendige was markant. Een uitgebreide bloe
mentafel, een trijpen stoel en een mooie ka
mertafel. Leve Oberstdorf en zijn simpelen
van geest. Kom om zoo iets eens in Haarlem.
Wie overigens naar Oberstdorf komt met de
bedoeling er een mondain leven te gaan lei
den, tuimelend vaxx voyante skipakken in
weidsche middagtoiletien, fladderend van
waterdichte sneeuwschoenen in zilveren
avondpumps, stappe halverwege uit en
richte zijn schreden elders. Oberstdorf is
niet mondain en wenscht het niet te zijn. De
krant, het- Obersxdorfer Gemeinde und
Fremden Blatt, komt drie maal in de week
uit met op zijn hoogst vier pagina's ter hal
ver grootte van de Hollandsche kranten en is
voor driekwart gevuld met de vreemdelin
genlij st- en voor het andere kwart met ad
vertenties en aankondigingen. De eenige
bioscoop vertoont zijn kunsten slechts op
Zon- en feestdagen en is voor de rest van
den tijd gesloten. Wie danslustig is kan die
neigingen 's middags en 's avonds botvie
ren hi de twee grooisie hotels, in welk cos-
tuum hij wenscht. Skibroeken evenzeer ge
oorloofd als eveningdresses. ij
De overige amusementen verschaft de be
volking. Schuhplattelavonden waarvan we
de geneugten aan den lijve ondervonden,
een boer en theater, dat gansch en al in on
verstaanbaar Beiersch speelt, en de vijf en
vijftigste rangs conferenciers en dansparen,
die in de paar hotels hun kunsten vertoo-
nen.Voor de rest moet men het zelf zoe
ken. Hetgeen niet bijzonder moeilijk is.
Gisteren stonden we halverwege den Nebel-
horn, bij het miniem kleine dorpje Kühbzrg,
en boven on-s gleed geruischloos de Schwebe-
bahn, die gemakzuchtige Alpenenthousias
ten de vijf uur lange klim bespaart en hun
toch de kans verschaft zich theatraal op de
borst te kloppen en te verklaren, dat zij
boven op den Nebeihorn geweest zijn. De weg
was één gladde ijsmassa geweest, zoodat we
den terugweg later slechts aanvaardden on
der de voorwaarde, dat degene, die de glad
heid te machtig werd en zich gedwongen zag
om glijdende den weg naar beneden voort te
zetten, tweemaal zou toeteren om den ander
gelegenheid te geven opzij te gaan en hem
te' laten passeeren.
Beneden ons lag het dorp, en zijn twee
kerktorens spietsen omhoog door den doeze-
ligen blauwen nevel, die in het dal hing en
links van en tegenover ons lagen de bergen,
dik onder de sneeuw. De lucht erboven was
blauw met flarden grijze wolken er over, en
af eax toe scheen de zon en maakte alles
tweemaal zoo wit en schitterend.
Vannacht heeft het gesneeuwd en de tak
ken van de boomen zijn beladen met een
decimeter dikke laag sneeuw. Voetstappen
hoort men niet, alleen af en toe het getin
kel van een voorbijrijdende slee. De zon doet
al weer pogingen om door te breken en bo
ven staan onze dik Ingevette, bespijkerde
sneeuwschoenen te wachten. Ze zijn werke
lijk bijzonder praktisch, en het eenige euvel
ervan is, dat je ze weer uit moet trekken.
We overwegen dan ook de mogelijklieid om
ze de rest van den tijd hier aan te houden.
WILLY VAN DER TAK.
Oberstdorf, 5 Jan. 1931.
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbe
houden).
Het einde
FRéDéRIC BOUTET (UNE FIN)
Voor het stuk spiegel dat bij het open
raam was opgehangen, maakte hij een schei
ding in zijn dikke, nog nauwelijks grijzen
de haar. Hij strikte zijn losse das opnieuw,
trok zijn vest aan en zette zijn vilthoed op.
„Prosper, zie nu toch eens een kleinigheid
te verdienen. Wij hebben nauwelijks genoeg
eten vandaag en morgen is er heelemaai
niets meer!" klaagde zijn vrouw.
Naast een meisje van een jaar of twaalf
gezeten, dat, evenals zij kousen stopte,
maakte zij in haar afgedragen huisjapon
een armzaligen indruk. Haar verlept gezicht
naar haar man keerend, zei ze:
..Och maar het is waar je gaat visites ma
ken vandaag; je hebt je goede kleeren
aan!"
Hij antwoordde niet en ging weg. Op het
portaal rolden zijn twee jongste kinderen
over den grond met andere jongens uit het
huis. Toen hij voorbij een half geopende
deur kwam, werd hij aangeroepen.
„Mijnheer Vougne, waar blijft het geld van
de zooien? Ik wacht nu toch lang genoeg!"
„Ik vergeet u niet", mompelde mijnheer
Vougne.
Hij haastte zich verder en beneden maak
te hij zich zoo onzichtbaar mogelijk om
langs de portiersloge te komen, bang. dat ook
daar hem iets dergelijks zou wachten.
Op straat herademde hij. Met iederen stap,
dien hij deed en waarmee hij verder van
huis weg kwam verminderde zijn ellende. In
een andere wijk gekomen, richtte hij zich
reeds rechter op en liep hij met zekerder
tred. Daara was hij niet langer Prosper
Vougne, maar werd hij Gaston de Cormalis.
Hij begaf zich naar zijn ateliei.
Hij leidde een dubbel leven; het eene deel
troostte hem voor het andere. Hij was Pros
per Vougne 'zijn ware naam. dien hij haatte)
in het overbevolkte huts waar hij met zijn
vrouw en vijf kinderen woonde. Daar streed
hij tegen de öagelijksche misère, die maar
steeds erger werd, met al de er uit voort
komende vernederingen. Hij leed er, om zich
zelf, om hen, die met hem leefden en ook 1
dóór hen, want hy was overtuigd zyn roe
ping gemist te hebben door zijn dwaas hu
welijk. Heel jong had hij. in een plotselingen
vlaag, een meisje uit de provincie getrouwd,
weliswaar zeer mooi, maar zonder eenig ver
mogen en opvoeding. Daarom had hij haar
van het begin af aan, uit zijn kennissen
kring gehouden.
Gaston de Cormalis was de naam. die hij
na rijpelijk overleg gekozen had, toen hij
naar Parijs was gekomen in de hoop een be
roemd scnilder te worden. Al zijn illusies
waren de eene na de andere vervlogen, even
als het weinige geld, dat hij bezet. Alleen
zijn pseudoniem was gebleven. Dit was voor
zijn kennissen zijn werkelijke naam. In zijn
atelier, op de Qua! Voltaire, dat hij van een
vriend, die bijna voortdurend op reis was,
mocht gebruiken, was hij Gaston de Corma
lis. Daar kreeg hij zyn brieven en dacht men
dat hij schilciercie. Maar dat deed hij niet
meer, ontmoedigd als hij was door het wei
nige succes. En vooral omdat de verf en lin
nen zoo kostbaar waren. Ook was hij Gaston
de Cormalis ln de salons, die hij nog geregeld
bezocht en waar men niets anders van hem
wist, dan dat hij een artist was en een man
van de wereld, zeer hoffelijk en daarbij een
eerste klasse redenaar.
Na even in zijn atelier te zijn geweest,
richtte mijnheer de Cormalis zijn schreden
naar de Boulevard des Invalides. Het was de
ontvangdag van mevrouw Rivalte, een nog
mooie, rijke vrouw, die tot zijn oudste ken
nissen behoorde. Hij kwam er gaarne. Steeds
was er een groot gezelschap, als zij ontving
en men nam er veel notitie van hem. Als
hij in haar salon met vuur sprak over de
kunst, een nieuw schilderij, de liefde of een
ander onderwerp, dat hem interesseerde, ver
gat hij zelf gedurende enkele oogenblikken
Prosper Vougne, de klagende vrouw, zijn
slecht opgevoede en armelijk gekleede kin
deren, zijn steeds dringender schulaeischers
en de briefkaarten, die hij, ais er vraag naar
was, voor een belachelijk kiein sommetje
moest beschilderen.
Voor een spiegel in een etalage keek hij nog
even of zijn toilet in orde was, toen schelde
hij. Er waren reeds veel gasten. Mijnheer de
Cormalis begroette de vrouw des huizes en
ging verder na, een koelen groet gewisseld te
hebben met mijnheer Pressville, die naast
haar stond en dien hij niet kon uitstaan.
Terwijl hij zijn thee dronk en tegelijker
tijd een jong meisje inlichtte over het mooie
van de moderne kunst, kwam mevrouw Ri
valte naar hem toe.
„O, mijnheer de Cormalis", zei ze zeer
vriendelijk: ik heb u iets te vragen. Het be
treft de nieuwe vereeniglng, waarvan ik vice-
presidente ben. Het doel zal u interesseeren,
daar ben ik zeker van. want het beoogt ar
me kunstenaars te steunen.... Als u eens
wist hoe velen er diep te beklagen zijn! Ik
heb u al vast op de lijst van de gevers gezet.
U ziet, ik geneer me niet", voegde zij er
lachend aan toe.
„Maariku weetbegon Cor
malis angstig.
Mevrouw Rivalte viel hem in de rede.
Ik kom hierop nog terug. Vandaag heb ik
alleen een inlichting van u noodig. Ik ga
morgen mijn eerste bezoeken afleggen. Bo
venaan mijn lijstje staat een arme familie...
een vreesdijke toestand: de moeder een
bewonderenswaardige vrouw, die zich voor
haar vijf kinderen dood zwoegtMijnheer
Presseville heeft mij het adres gegeven
Mijnheer Presseville naast haar, lachte be
minnelijk.
Zij vervolgde:
„De vader schijnt kunstenaar te zijn, maar
over hem ontbreken de inlichtingen. Ik
dacht, dat u, mijnheer de Cormalis, mis
schien wat van ze afweet. Het is een schil
derHij heetWacht even.... Ik
weet waar ze wonen, maar de naamO ja.
Vougne
Mijnheer de Cormalis keek haar aan. Maar
aan haar goede trouw viel niet te twijfelen.
Hij keek naar mijnheer de Presseville, zag
slechts de vriendelijke glimlach op zijn ge
zicht.
Even aarzelde hij. Hij wou uitschreeuwen;
„Het is niet waar, zij hebben niets noodig.
Gaat u er niet'heen".
Maar gek, hij kon de woorden niet over
zijn lippen krijgen. En als een flits zag hij
zijn woning voor zich en haar, die al die ja
ren zijn ellende met hem had gedeeld. Het
was, alsof alles rondom hem in elkaar stortte.
Bleek van afschuw, voelde hij, hoe de kring
van misère zich nu geheel om hem sloot.
„Vougne?" herhaalde hij. „Ja. die ken ik....
Een vreeselijke toestand, mevrouw. Gaat u er
morgen vooral heen opdat zij iets te eten
krijgenU zult er mijnheer Vougne zelf
aantreffen
GERUISCHLOOZE VLIEG
MACHINES?
Automobielen maakten vroeger zooveel
leven dat voetgangers bijna niets anders
konden hooren als er op straat een voorbij
reed. Tegenwoordig is de auto zoo goed als
geruischloos; het meeste geluid maken nog
de wielen op den weg. Maar de vliegmachine
is nog steeds het vervoermiddel dat het
meeste lawaai maakt.
Wanneer één enkel vliegtuig boven een
stad vliegt trekt het dadelijk de aandacht,
ook al vliegt het op groote hoogte, door het
lawaai dat zijn motors maken. Wie ln de
buurt van een vliegveld woont heeft ont
zettend veel hinder van het leven. Het is
daarom goed nieuws, dat de oplossing van
het probleem betreffende het geruischloos
maken van vliegtuigen schijnt te naderen.
In de eerste plaats wordt .het lawaai veroor
zaakt door den uitlaat van de motor en in
de tweede plaats door het ronddraaien van
de propeller in de lucht.
Alle geluid wordt voortgebracht door gol
ven en er schijnt nu een ..geluiddemper" uit
gevonden te zijn, waardoor de werking van
de eene golf die van de andere opheft. De
vorm van de propeller speelt ln dezen ook
een rol. Er is dus kans dat het vliegtuig van
de toekomst even geruischloos zal zijn als
thans de auto.
SALARISSEN VAN ENGELSCHE
LOODSEN.
Een van de best betaalde betrekkingen in
Engeland is die van loods Een loods heeft
trouwens ook een verantwoordelijke functie.
Wanneer een schip de haven van Londen
binnenkomt, komt er te Gravesend een P-odï
aan boord. En bij de uitreis gaat de loods ir.
het dok aan boord en tot Gravesend regeert
hij dan oppermachtig.
Aan d^ ha/en van Londen zijn 300 loodsen
verbonden en hun gemiddeld inkomen be
droeg 'u 19°f ongeveer duizend pond sterling.
De 7fi v.odsen van der Kanaaldienst maak
ten in hetzelfde Jaar e^ereens ieder 1000
pond. die van het eiland Wight bleven daar
Iels beneden.
Maar deze hooge salarissen komen den
loodsen volkomen toe. By moeten een harde
en lange leerschool doormaken en honderden
menschonlevens worden aan hun handen
toeverurouwö.
Het verschil in werken spruit voort uit een
verschil in aanleg en geaardheid, in een aan-
of afwezigheid van zelfcritlek of zwaartillend
heid
Toch kan zoowel een moeizaam verkregen,
herhaaldelijk gereviseerde roman, ais een
onder den indruk van het ocgenbiik vlot ge
schreven dagbladartikel, dezelfde bewondering
van den lezer opwekken.
Een groot aantal schrijvers hebben zich
gehouden aan het- spreekwoord: „de morgen
stond heeft goud ln den mond" en werkte bij
voorkeur 's morgens na een licht ontbijt.
Teneinde lange ochtenden te verkrijgen, ston
den sommigen heel vroeg op.
Dat het raadzaam ls. geestesarbeid door
lichaamsoefeningen te onderbreken, wist men
ook reeds vroeger, maar minder bekend za.
het zyn dat de Romeinsche arts Celcus teen
eeuw vóór Christus) beweerde, dat tot deze
lichaamsbeweging ook hardop lessen behoor
de.
Dienzelfden raad gaf J. J. Weiss aan een
journalist, om het gelezene te onthouden
en tevens tot verbetering van den stijl. Om die
reden las Stendhal iederen ochtend een paar
bladzijden uit het Burgerlijk Wetboek, om ln
zijn roman „Chartreuse de Parme" voort
durend den juisten zakelljken toon te be
houden.
Georges Sand werkte meestal *s nachts en
Henri de Murger eeneens. Edmond de Gon-
court verhaalt, dat Georges Sand eens des
nachts om een uur of één een roman vol
tooide en dadelijk daarna aan een nieuwen
begon.
Honoré de Balzac ging gewoonlijk des mid
dags tegen 6 a 7 uur naar bed en liet zich
tegen middernacht v/ekken, nam een kop
sterke koffie, zette zich aan het werk en
pende bij het licht van twee kaarsen met
gesloten blinden dikwijls tot in den middag
door.
Over de manier van werken zou ook nop
heel wat te zeggen zijn. Voor sommige schrij
vers is het zitten aan een schrijftafel met een
pen in de hand een zeer hard lot. De mees
ten geven de voorkeur aan loopen. hetzij
bulten, hetzij in hun studeervertrek. Jouy
kon alleen wandelend dichten en daar hij een
buitengewoon slecht geheugen had, liep hij
steeds in een laan van zijn buitengoed van
de eene bank naar de andere, waarop hij
dan ging zitten en de juist gedichte regels
opschreef.
Als een staaltje van zijn slecht geheugen
wordt verteld, dat hij op een avond een zanger
een lied hoorde zingen, dat hem buitenge
woon goed beviel. Domme man. zei zijn vrouw
weet je dan niet, dat dat lied van jou is?
Felix Reignauit vertelt van een componist
die bij het schrijven groote pantoffels drceg
waarin scherpe kiezelsteenen en glasscher
ven zaten. Kwam de inspiratie niet vlug ge
noeg naar zijn zin. an stampte hij met den
voet en de pijn gaf hem zulk een bedeling
dat de gezochte melodie hem te binnen
viel.
Madame de Siaël moest bij het schrijven
altijd een takje of een balletje brood ln de
hand hebben.
Ook de kleeding had invloed op sommige
schrijvers. Louis Brauit (1782—1829» kon al
leen werken in een bepaald oud pak. waar
in hij er langzamerhand als 'n schooier Ulzag
en waarvan hij met schrik en angst, den dag
verwachtte, dat het uit elkaar zou vallen. Ge
lukkig heeft het costuum hem overleefd.
Sommige schrijvers hebben behoefte aan
een bijzondere weelderige omgeving. Ande
ren hechten aan een entourage, waaraan
nooit iets verandert. Zoo kon Kant langen
tyd niet werken, toen een populier werd om
gehakt. waarop hij van zijn schrijftafel af het
gezicht had.
Dickens had altyd graag eenige bronzen
beeldjes om zich heen en Ponsen du Tezrail
zou een groot aantal poppetjes hebben nage
laten, die een soort telbord waren van de per
sonen die In zijn romans voorkwamen. Alleen
van ..Rocambole" had hU er biiaa 300 en
zoodra een beroemde held gestorven was.
begroef hij een poppetje in een doos, uit
vrees, het feit anders te zullen vergeten en
de doode weer te laten opstaan, heigeen
hem eens schijnt te zijn overkomen!
In vroeger dagen vóór de invoering van de
schrijfmachine en ook nu nog. is het schrift
van sommige schrijvers een beproefing voor
de zetters, die het in handen krijgen.
De eene schrijver schreef groot, de andere
klein. Henri Houssaye schreef met reusachtige
letters, die bijna alle los van elkander ston
den. Gyp (gravin de Martel» had voor haar
romans nemen papier noodig. Daarentegen
schreef Eugène Sue ze in zijn grooten leu
ningstoel. waaraan een plankje was vastge
maakt. in een bijna microscopisch schrift,
waarin hij nog overtroffen werd door het
gekrabbel van Paul Lacroix. wiens roman
,3a dance macabre" op de keerzijde van een
ander werk zoo fijn geschreven was. dat de
bladen voor de zetters ln strooken geknipt
werden.
Van Mark Twain Is bekend, dat hij steeds
werkte in zijn bed en Chateaubriand liep bij
het dicteeren blootsvoets op een kouden
steenen vioer.
Weer andere schrijvers moesten iets heb
ben om op te knabbelen. Fennimore Cooper
zocht en kreeg zijn inspiraties door ulevellen
en stroopballen en Lord Derby in kersen op
brandewijn.
De eene schrijver schrijft vlug, de andere
langzaam. In de romanliteratuur .rijn de re-
cord-cijfers waarschijnlijk wel behaald door
Alexander Dumas père en later ook door
Richard Vo&s en Hedwig Courths-Mahler.
Toch zijn ze allen nog kinderen in verge-
'ijklng met den grooten Spaanschen tooneel-
dlchter Calderon. die 127 blijspelen. 95 geeste
lijke tooneelstukken plus nog een honderdtal
divertissementen schreef en dan niet te ver
geten Lope de Vega met zijn 1800 tooneel-
wer ken,-totaal tellende 21 mlllloen, 300 duizend
regels.
Dat was pas werken!
w. s.
door
B. B.
Vanmorgen Joeg ln het park een drif
tige merelman achter een vaalbruln
wijf aan. Een roodborst zat in den
top van een ribes en zong zoowaar.
Het was nog een aarzelend, schuch
ter melodietje, meer een prevelen dan
een zingen, maar het was dan toch een klein
lied. Helder en blij rinkelen de schelletjes
van de koolmeezen en de pimpels. De meezen
zijn monter in dezen zachten winter, nu geen
sneeuw of IJzel de schorsgroeven en -spleten
bedekt, waaruit ze de eitjes, de poppen en
de overwinterende insecten wegpikken. Sonxs
bezoekt ook de zwartkopmees onze tuinen
tegelijk met zijn neef. de zwarte mees, die
zooveel op hem lijkt. Een enkele maal ver
schijnt de staartmees, dat kleine ekstertje. op
den doortrek. Maar ik wil het nu hebben
over den pimnel. het blauw-meesje. kleinste
en fraaist gekleurde van onze meezen, graag
geziene gast aan den wintertafel, op de
kokosnoot en het pmdasnoer. Helgeel en
zachtblauw zijn de kleuren van zijn acroba-
tenpakje; een witte band loopt over zijn pittig
konie en een smalle, zwarte ooistreep accen
tueert de pientere uitdrukking van zijn
donkerbruine kijkers. In onzen tuin nestelde
jaar aan jaar een paartje ln een holle, afge
knotte stomp van een linde. In Mei begon
nen ze de mosresten van het oude nest weg
te werken door de spleet, die toegang gaf
tot het holletje. Ze boorden den houtmolm
nog wat dieper uit en begonnen dan snavels-
vol mosplukjes. wol en donsveertjes aan te
dragen. Nooit vlogen ze rechtstreeks naar het
nest, maar scharrelden eerst wat als onver
schillig door de takken, om dan plotseling ln
het nestgat te glippen. Als het nest gereed
was. begon het gestoei en de speelsche achter
volging in alle schuilhoeken van den lente-
tuin. „Ti-ti-ti-ti-l-ir!" Er is geen lieflijker
vogelgeluid dan die lentetriller van de pimpel
mees, ijl als het sjirpen van krekels en
helder als het gerinkel van naaldfljne glas-
staaf.
In het zachtgevoerd nestkuiltje, gedraaid
in het dikke moskussen, dat de helft van het
hol in beslag nam. kwamen acht tot tien
eitjes te liggen, iets grooter dan een erwt.
met roode en bruine stippen op de witte
schaal, die zoo broos was. dat de gele dooier
doorschemerde. Mannetje en wijfje wisselden
elkaar bij het broeden af en brachten elkaar
zelfs voer. De poëzie in het vogelleven wordt
vaak overdreven beschreven wie kent niet
het verhaal van den nachtegaal, die zoo mooi
zingt om zijn wijfje den vervelenden broed
tijd te bekorten maar zoo'n huishoudinkje
van pimpelmeezen is inderdaad een idyllisch
gevalletje. De pimpels broeden buitengewoon
.vast"; als we naar het nest In de linde
gingen kijken, bleef de mees op de eltles zit
ten. siste als een boos slangetje en pikte naar
onze vingers als we hem, dwaas genoeg pro
beerden te streelen.
In de eerste helft van Juni wa"en de Jongen
er. Den gansehen dag draaiden de pimpels
om de takken en vlogen af en aan ln de
karakteristieke meezenvlucht. een voort
durend schokken, stijgen en dalen. Rupsen
lar-en. maden en wormpjes brachten ze den
jongen in snel tempo; de een zat soms met
vollen snavel op den neststomp te wachten,
als de ander juist binnen was en de gapende
gele bekjes volstopte. Na een week van rep
pen en zwoegen verfomfaaide hun glad vee-
renpakje zelfs; naarmate bij de snel groeiende
longen de eerste kleurige veertles het nest-
haar gingen vervangen .verloren de ouden hun
glans en loken ze magerder dan in den
strengst en winter. In een schraal insecten
laar gebeurde het, dat vier van de neeen
jongen stierven. De ouden verwijderden
de doode vogeltjes niet uit het nest. wat ze
wel deden met de uitwerpselen van de vijf
levende. Het werd een onfrissche boel in het
npstbolletje en we vreesden al. dat, het heele
broedsel zou mislukken. Maar ook dat Jaar
klonken op een morgen de hongerkreetjes van
de Jongen in den tuin, zaten ze op een rijtje
op een lindentak en bewogen ze druk de nog
oneeoefende vlerkjes, als de ouden aanvloven
met voer. De familie blijft gedurende den
herfst bij elkaar en vaak gaat 't dan als In een
verhaal van de tien kleine negertjes. Ge
lukkig weten de pimpels hun soort goed in
stand te houden, als Ls de nestelgelegenheid
ook voor de meezen sterk verminderd, nu
overal de oude, halfvergane boomen, die zoo
veel geschikte nestholten bevatten, worden
wegzekaut, omdat Juist fn die boomen veel
schadelijk gedierte hulst. De pimpels zijn be
roemd voor hun durf. wat het nestelen be
treft; ze broeden soms in weinig gebruikte
brievenbussen, in straatlantaarns, zelfs in
een der zakken van een oude jas, die in een
schuur hing
's Winters zakken ze af naar het Zuiden
tot aan de Middellandsche Zee. maar velen
blijven hier en vereenigen zich met kool
meezen tot troepjes van tien tot twintig stuks.
Dat zijn de montere gasten, die om onze
hulzen zwerven en de somberheid van wlnter-
sche tuinen en parken verdrijven met hun
helle stemmetjes, hun Immer in de weer zijn
en hun lenig en sierlijk draalen en glippen
door en om de kale takken.
BIJNA VIJF TON VOOR EEN
TAPIJT!
Burlington House in Piccadilly iLonden"),
bevat een groot aantal kostbare schatten uit.
Pcrzlë, nu daar een Perzische tentoonstelling
wordt gehouden.
Er is bijvoorbeeld een aardglobe van juwee-
len vervaardigd, waarvan de waarde ls ge
schat op een millioen pond sterling.
Perzië ls altijd beroemd geweest om zijn
tapijten en in Burlington House zijn thans
verschillende kostbare exemplaren tentoon
gesteld. Maar de allerkostbaarste zijn daar
toch niet. Die zijn in het Victoria cn Albert
Museum, te Londen.
Een beroemd kleed is het Wllanow-tapijt,
dat geschat wordt op j 480.000. Men zegt. dat
het heeft toebehoord aan Kara Mustafa, r ie
ln de 17e eeuw het eerzuchtige plan opvatte
Oostenrijk te veroveren en een Mohamnxe-
daansch Rijk ln Middel-Europa te vestigen.
Hij sloeg inderdaad het beleg voor Weenen,
maar werd tenslotte verslagen door een
Duüch-Poolsch leger Het tapijt dat nu na
tionaal bezit is van Polen, heeft Kara Musta
fa. naar beweerd wordt, toen op het slagveld
achtergelaten.
Er ls altijd zeer veel vraag geweest *iaar de
producten van Perztschen "textielarbeid en
verzamelaars hebben er steeds groote bedra
gen voor betaald