.Wintersport in Beieren» I, Hoe bekende schri jvers werkten PIMPELMEEZEN H.D. VERTELLING Oberstdorf. en eersten avond, toen we door zoo wat de heele familie van den pen sion-eigenaar ingehaald waren en begroei, of zij geen grootere en be tere vrienden dan wij ter wereld hadden,, zijn wij het dorp in geloopen. dat heel stil en bijna verlaten onder den lichten sneeuwhemel lag. De meeste winkels waren dicht, met geslo ten luiken voor de étalageramen. de straat verlichting is schaarsch, een enkele electri- sohe lamp,die hoog tusschen de huizen z'n geel lich'-kringetje verspreidt, uit 'n paar hoog ge- kringetje verspreidt, uit, een paar hoog ge legen kleine ramen straalt wat licht. Geen gerinkel van trams, geen fietsen, geen auto- busschen of auto's, alleen die rustige be sneeuwde st:aten met -een enkel mensch erin. dat zwijgend voorbijschuift of een onverstaanbaren groet mompelt. Op de Marktpiatz, waar de okergele kerk met zijn blauw leien dak zijn toren omhoog heft in de wonderlijke lichte avondlucht, staat een Kerstboom te branden; een reusachtige spar, prachtig van vorm, die aan alle kanten schittert en straalt van het licht, zoodat de sneeuw aan zijn voet en ds gebouwen in den omtrek zacht geel verlicht zijn. Het verdere dorp lijkt een sprookje, een sprookje van middeieeuwsche kalmte en rust, met heldere witte lichtende sneeuw tot in alle smalle steegjes en paadjes, tot op alle daken en afdakjes, op muren en paaltjes en heggen. In een paar paardentroggen langs den kant van den weg klatert het water, dat er van ik-weet-niet-waar in stroomt, er gens onder een smal straatje kabbelt een beekje, dat met wat groote platte steenen afgedekt is, zoodat tusschen de reten door het heldere geklots en gespat tot aan het andere einde van de straat hoorbaar is. ■paardetroggen langs den weg. Een winkel is nog open, en als we er bin nengaan en naar den sluitingstijd infox-mee- ren en tot onze verbazing hooren, dat die acht uur is, deelt de blozende Beiersche win keljuffrouw ons mee, dat sluitingsuren din gen zijn, waar niemand het al te nauw mee neemt. Zoo is heel Obersdorf. Iedereen straalt van bereidwilligheid en vriendelijkheid, de winkeljuffrouwen, laten je van pure overstroomende vriendelijkheid tot aan de deur toe uit en wensohen je een allerhupscht „Auf Wiedersehen", de heele familie van,, den pension-eigenaarbekom mert. zich om je nxaaltijden,. koxxxt je beur telings Gut-én Appetit en.Mahizeit wenschen, draven met kaarten en weervoorspellingen en goede raadgevingen aan, zoodra ze de lucht van één van je plannen hebben gekre gen, maken zich even bezorgd als je zelf over de waterdichtheid van je schoenen en de dikte van je kousen, en heeft je om zoo te zeggen van af je intrede met huid en haar in zijn ruime hart opgenomen. De eigenaar waait den heelen dag als 'n soort van frissche buikige, geplusfourde en gepulloverde bries door de gangen, strooit Grüsz Gotts en Gu- ten Morgens en Guten Abends in alle rich tingen en heeft het voordeel twee menschen tegelijk te kunnen toelachen, aangezien zijn ééne oogrichting zoowat loodrecht op de andere staat. De huizen zijn hier meer dan belangwek kend, zoowel inwendig als uitwendig. Helle kleuren, grasgroene daken en oranje luiken, of roestbruin gebeitst met oranje bovenstuk en een geel dak, dat prachtig staat tegen dien achtergrond van hooge besneeuwde, met donkere sparren begroeide bergen; rose, lila, lichtgroen, lichtblauw, met veel zorgvuldig bewerkt en uitgesneden houtwerk en soms geweldige schilderingen van herten, rondom de ramen en op de effen stukken muur tus schen de verdiepingen. De ramen zijn meestal klein en zitten ver van den grond af en zijn op nonchalante ma nier, zonder eenige symmetrie in de muren gehakt, de verdiepingen zoo laag, dat een twee meter lang iemand er waarschijnlijk zijn hoofd zou moeten buigen; en aangezien de bedden zoo hoog zijn, dat je het beste doet er met behulp van je bergstuk in te klimmen, kun je de fantastische schilderin gen op de plafonds van zeer nabij en op zijn best in oogenschouw nemen, als je er einde lijk in geslaagd bent je worstelingen met het geweldige kussen, dat tot dek dient tot een dermate goed einde te brengen, dat je hoofd als een bescheiden kanonskogeltje aan den voet van een onmetelijken ijsberg op de daarvoor bestemde plaats terecht is geko men: Wie in het bezit is van een kompas, neme het hier naar toe mee, het vermakke- lijkt de situatie bij het opstaan aanmerkelijk het bepalen van de richting, waarin wij moesten uitstappen kostte ons den eersten morgen zooveel tijd, dat we drie uur later beneden waren, dan we aangekondigd had- i ngeioikkelde nuizen De plafonds dan er is er hier éen met een ingewikkelde guirlande-verwikkeling langs de kanten, met lentegroene blaadjes en een overdadige hoeveelheid rozen in vollen bloei.in de hoeken op de meest onverwachte wijze ontaarden in 'n landschap, ook al onder steund door een rozenbloemstuk. De vier hoe ken geven elk een ander schoon gezicht en ik zal waarschijnlijk weer lang en breed in Haarlem zitten, voor ik de geheimen vaix de andere plafonds doorgrond heb. Dat op onze kamer vertoont vele kunstlichtingen, tot nu toe hebben we er achtereenvolgens den In gang van een Grieksche tempel, een Chinee- sch pagode en een stierenkop in ontdekt. Op alle kamers tronen reusachtige porselei nen kachels, waarvan het mechaniek moei lijker te doorgronden is dan het lijkt, en die bij geweldige kou gelegenheid tot beklim men van en her berging in de bovenverdie pingen bieden. Die op onze kamer heeft bovendien nog ccn plat dak. waarschijnlijk met het oog op den mogelijken aanleg van een tropischsn daktuin. En de badkamer is een Rêve op zichzelf. Vanmorgen zijn we met zijn tweeën op zoek getogen en toen we hem hadden gevonden hebben we op de deurmat ervoor vijf minu ten zitten lachen. Op de deur prijkte een hoogst onbehoorlijk reclameplaatje van de één of andere zeep. met een juffrouw erop, die op onliandige wijze den badrand be klimt. Ten overvloede pronkte het heele geval met de mededeellng, dat ,3ader hier zu ha ben" waren. Het contrast met het in wendige was markant. Een uitgebreide bloe mentafel, een trijpen stoel en een mooie ka mertafel. Leve Oberstdorf en zijn simpelen van geest. Kom om zoo iets eens in Haarlem. Wie overigens naar Oberstdorf komt met de bedoeling er een mondain leven te gaan lei den, tuimelend vaxx voyante skipakken in weidsche middagtoiletien, fladderend van waterdichte sneeuwschoenen in zilveren avondpumps, stappe halverwege uit en richte zijn schreden elders. Oberstdorf is niet mondain en wenscht het niet te zijn. De krant, het- Obersxdorfer Gemeinde und Fremden Blatt, komt drie maal in de week uit met op zijn hoogst vier pagina's ter hal ver grootte van de Hollandsche kranten en is voor driekwart gevuld met de vreemdelin genlij st- en voor het andere kwart met ad vertenties en aankondigingen. De eenige bioscoop vertoont zijn kunsten slechts op Zon- en feestdagen en is voor de rest van den tijd gesloten. Wie danslustig is kan die neigingen 's middags en 's avonds botvie ren hi de twee grooisie hotels, in welk cos- tuum hij wenscht. Skibroeken evenzeer ge oorloofd als eveningdresses. ij De overige amusementen verschaft de be volking. Schuhplattelavonden waarvan we de geneugten aan den lijve ondervonden, een boer en theater, dat gansch en al in on verstaanbaar Beiersch speelt, en de vijf en vijftigste rangs conferenciers en dansparen, die in de paar hotels hun kunsten vertoo- nen.Voor de rest moet men het zelf zoe ken. Hetgeen niet bijzonder moeilijk is. Gisteren stonden we halverwege den Nebel- horn, bij het miniem kleine dorpje Kühbzrg, en boven on-s gleed geruischloos de Schwebe- bahn, die gemakzuchtige Alpenenthousias ten de vijf uur lange klim bespaart en hun toch de kans verschaft zich theatraal op de borst te kloppen en te verklaren, dat zij boven op den Nebeihorn geweest zijn. De weg was één gladde ijsmassa geweest, zoodat we den terugweg later slechts aanvaardden on der de voorwaarde, dat degene, die de glad heid te machtig werd en zich gedwongen zag om glijdende den weg naar beneden voort te zetten, tweemaal zou toeteren om den ander gelegenheid te geven opzij te gaan en hem te' laten passeeren. Beneden ons lag het dorp, en zijn twee kerktorens spietsen omhoog door den doeze- ligen blauwen nevel, die in het dal hing en links van en tegenover ons lagen de bergen, dik onder de sneeuw. De lucht erboven was blauw met flarden grijze wolken er over, en af eax toe scheen de zon en maakte alles tweemaal zoo wit en schitterend. Vannacht heeft het gesneeuwd en de tak ken van de boomen zijn beladen met een decimeter dikke laag sneeuw. Voetstappen hoort men niet, alleen af en toe het getin kel van een voorbijrijdende slee. De zon doet al weer pogingen om door te breken en bo ven staan onze dik Ingevette, bespijkerde sneeuwschoenen te wachten. Ze zijn werke lijk bijzonder praktisch, en het eenige euvel ervan is, dat je ze weer uit moet trekken. We overwegen dan ook de mogelijklieid om ze de rest van den tijd hier aan te houden. WILLY VAN DER TAK. Oberstdorf, 5 Jan. 1931. (Nadruk verboden; auteursrecht voorbe houden). Het einde FRéDéRIC BOUTET (UNE FIN) Voor het stuk spiegel dat bij het open raam was opgehangen, maakte hij een schei ding in zijn dikke, nog nauwelijks grijzen de haar. Hij strikte zijn losse das opnieuw, trok zijn vest aan en zette zijn vilthoed op. „Prosper, zie nu toch eens een kleinigheid te verdienen. Wij hebben nauwelijks genoeg eten vandaag en morgen is er heelemaai niets meer!" klaagde zijn vrouw. Naast een meisje van een jaar of twaalf gezeten, dat, evenals zij kousen stopte, maakte zij in haar afgedragen huisjapon een armzaligen indruk. Haar verlept gezicht naar haar man keerend, zei ze: ..Och maar het is waar je gaat visites ma ken vandaag; je hebt je goede kleeren aan!" Hij antwoordde niet en ging weg. Op het portaal rolden zijn twee jongste kinderen over den grond met andere jongens uit het huis. Toen hij voorbij een half geopende deur kwam, werd hij aangeroepen. „Mijnheer Vougne, waar blijft het geld van de zooien? Ik wacht nu toch lang genoeg!" „Ik vergeet u niet", mompelde mijnheer Vougne. Hij haastte zich verder en beneden maak te hij zich zoo onzichtbaar mogelijk om langs de portiersloge te komen, bang. dat ook daar hem iets dergelijks zou wachten. Op straat herademde hij. Met iederen stap, dien hij deed en waarmee hij verder van huis weg kwam verminderde zijn ellende. In een andere wijk gekomen, richtte hij zich reeds rechter op en liep hij met zekerder tred. Daara was hij niet langer Prosper Vougne, maar werd hij Gaston de Cormalis. Hij begaf zich naar zijn ateliei. Hij leidde een dubbel leven; het eene deel troostte hem voor het andere. Hij was Pros per Vougne 'zijn ware naam. dien hij haatte) in het overbevolkte huts waar hij met zijn vrouw en vijf kinderen woonde. Daar streed hij tegen de öagelijksche misère, die maar steeds erger werd, met al de er uit voort komende vernederingen. Hij leed er, om zich zelf, om hen, die met hem leefden en ook 1 dóór hen, want hy was overtuigd zyn roe ping gemist te hebben door zijn dwaas hu welijk. Heel jong had hij. in een plotselingen vlaag, een meisje uit de provincie getrouwd, weliswaar zeer mooi, maar zonder eenig ver mogen en opvoeding. Daarom had hij haar van het begin af aan, uit zijn kennissen kring gehouden. Gaston de Cormalis was de naam. die hij na rijpelijk overleg gekozen had, toen hij naar Parijs was gekomen in de hoop een be roemd scnilder te worden. Al zijn illusies waren de eene na de andere vervlogen, even als het weinige geld, dat hij bezet. Alleen zijn pseudoniem was gebleven. Dit was voor zijn kennissen zijn werkelijke naam. In zijn atelier, op de Qua! Voltaire, dat hij van een vriend, die bijna voortdurend op reis was, mocht gebruiken, was hij Gaston de Corma lis. Daar kreeg hij zyn brieven en dacht men dat hij schilciercie. Maar dat deed hij niet meer, ontmoedigd als hij was door het wei nige succes. En vooral omdat de verf en lin nen zoo kostbaar waren. Ook was hij Gaston de Cormalis ln de salons, die hij nog geregeld bezocht en waar men niets anders van hem wist, dan dat hij een artist was en een man van de wereld, zeer hoffelijk en daarbij een eerste klasse redenaar. Na even in zijn atelier te zijn geweest, richtte mijnheer de Cormalis zijn schreden naar de Boulevard des Invalides. Het was de ontvangdag van mevrouw Rivalte, een nog mooie, rijke vrouw, die tot zijn oudste ken nissen behoorde. Hij kwam er gaarne. Steeds was er een groot gezelschap, als zij ontving en men nam er veel notitie van hem. Als hij in haar salon met vuur sprak over de kunst, een nieuw schilderij, de liefde of een ander onderwerp, dat hem interesseerde, ver gat hij zelf gedurende enkele oogenblikken Prosper Vougne, de klagende vrouw, zijn slecht opgevoede en armelijk gekleede kin deren, zijn steeds dringender schulaeischers en de briefkaarten, die hij, ais er vraag naar was, voor een belachelijk kiein sommetje moest beschilderen. Voor een spiegel in een etalage keek hij nog even of zijn toilet in orde was, toen schelde hij. Er waren reeds veel gasten. Mijnheer de Cormalis begroette de vrouw des huizes en ging verder na, een koelen groet gewisseld te hebben met mijnheer Pressville, die naast haar stond en dien hij niet kon uitstaan. Terwijl hij zijn thee dronk en tegelijker tijd een jong meisje inlichtte over het mooie van de moderne kunst, kwam mevrouw Ri valte naar hem toe. „O, mijnheer de Cormalis", zei ze zeer vriendelijk: ik heb u iets te vragen. Het be treft de nieuwe vereeniglng, waarvan ik vice- presidente ben. Het doel zal u interesseeren, daar ben ik zeker van. want het beoogt ar me kunstenaars te steunen.... Als u eens wist hoe velen er diep te beklagen zijn! Ik heb u al vast op de lijst van de gevers gezet. U ziet, ik geneer me niet", voegde zij er lachend aan toe. „Maariku weetbegon Cor malis angstig. Mevrouw Rivalte viel hem in de rede. Ik kom hierop nog terug. Vandaag heb ik alleen een inlichting van u noodig. Ik ga morgen mijn eerste bezoeken afleggen. Bo venaan mijn lijstje staat een arme familie... een vreesdijke toestand: de moeder een bewonderenswaardige vrouw, die zich voor haar vijf kinderen dood zwoegtMijnheer Presseville heeft mij het adres gegeven Mijnheer Presseville naast haar, lachte be minnelijk. Zij vervolgde: „De vader schijnt kunstenaar te zijn, maar over hem ontbreken de inlichtingen. Ik dacht, dat u, mijnheer de Cormalis, mis schien wat van ze afweet. Het is een schil derHij heetWacht even.... Ik weet waar ze wonen, maar de naamO ja. Vougne Mijnheer de Cormalis keek haar aan. Maar aan haar goede trouw viel niet te twijfelen. Hij keek naar mijnheer de Presseville, zag slechts de vriendelijke glimlach op zijn ge zicht. Even aarzelde hij. Hij wou uitschreeuwen; „Het is niet waar, zij hebben niets noodig. Gaat u er niet'heen". Maar gek, hij kon de woorden niet over zijn lippen krijgen. En als een flits zag hij zijn woning voor zich en haar, die al die ja ren zijn ellende met hem had gedeeld. Het was, alsof alles rondom hem in elkaar stortte. Bleek van afschuw, voelde hij, hoe de kring van misère zich nu geheel om hem sloot. „Vougne?" herhaalde hij. „Ja. die ken ik.... Een vreeselijke toestand, mevrouw. Gaat u er morgen vooral heen opdat zij iets te eten krijgenU zult er mijnheer Vougne zelf aantreffen GERUISCHLOOZE VLIEG MACHINES? Automobielen maakten vroeger zooveel leven dat voetgangers bijna niets anders konden hooren als er op straat een voorbij reed. Tegenwoordig is de auto zoo goed als geruischloos; het meeste geluid maken nog de wielen op den weg. Maar de vliegmachine is nog steeds het vervoermiddel dat het meeste lawaai maakt. Wanneer één enkel vliegtuig boven een stad vliegt trekt het dadelijk de aandacht, ook al vliegt het op groote hoogte, door het lawaai dat zijn motors maken. Wie ln de buurt van een vliegveld woont heeft ont zettend veel hinder van het leven. Het is daarom goed nieuws, dat de oplossing van het probleem betreffende het geruischloos maken van vliegtuigen schijnt te naderen. In de eerste plaats wordt .het lawaai veroor zaakt door den uitlaat van de motor en in de tweede plaats door het ronddraaien van de propeller in de lucht. Alle geluid wordt voortgebracht door gol ven en er schijnt nu een ..geluiddemper" uit gevonden te zijn, waardoor de werking van de eene golf die van de andere opheft. De vorm van de propeller speelt ln dezen ook een rol. Er is dus kans dat het vliegtuig van de toekomst even geruischloos zal zijn als thans de auto. SALARISSEN VAN ENGELSCHE LOODSEN. Een van de best betaalde betrekkingen in Engeland is die van loods Een loods heeft trouwens ook een verantwoordelijke functie. Wanneer een schip de haven van Londen binnenkomt, komt er te Gravesend een P-odï aan boord. En bij de uitreis gaat de loods ir. het dok aan boord en tot Gravesend regeert hij dan oppermachtig. Aan d^ ha/en van Londen zijn 300 loodsen verbonden en hun gemiddeld inkomen be droeg 'u 19°f ongeveer duizend pond sterling. De 7fi v.odsen van der Kanaaldienst maak ten in hetzelfde Jaar e^ereens ieder 1000 pond. die van het eiland Wight bleven daar Iels beneden. Maar deze hooge salarissen komen den loodsen volkomen toe. By moeten een harde en lange leerschool doormaken en honderden menschonlevens worden aan hun handen toeverurouwö. Het verschil in werken spruit voort uit een verschil in aanleg en geaardheid, in een aan- of afwezigheid van zelfcritlek of zwaartillend heid Toch kan zoowel een moeizaam verkregen, herhaaldelijk gereviseerde roman, ais een onder den indruk van het ocgenbiik vlot ge schreven dagbladartikel, dezelfde bewondering van den lezer opwekken. Een groot aantal schrijvers hebben zich gehouden aan het- spreekwoord: „de morgen stond heeft goud ln den mond" en werkte bij voorkeur 's morgens na een licht ontbijt. Teneinde lange ochtenden te verkrijgen, ston den sommigen heel vroeg op. Dat het raadzaam ls. geestesarbeid door lichaamsoefeningen te onderbreken, wist men ook reeds vroeger, maar minder bekend za. het zyn dat de Romeinsche arts Celcus teen eeuw vóór Christus) beweerde, dat tot deze lichaamsbeweging ook hardop lessen behoor de. Dienzelfden raad gaf J. J. Weiss aan een journalist, om het gelezene te onthouden en tevens tot verbetering van den stijl. Om die reden las Stendhal iederen ochtend een paar bladzijden uit het Burgerlijk Wetboek, om ln zijn roman „Chartreuse de Parme" voort durend den juisten zakelljken toon te be houden. Georges Sand werkte meestal *s nachts en Henri de Murger eeneens. Edmond de Gon- court verhaalt, dat Georges Sand eens des nachts om een uur of één een roman vol tooide en dadelijk daarna aan een nieuwen begon. Honoré de Balzac ging gewoonlijk des mid dags tegen 6 a 7 uur naar bed en liet zich tegen middernacht v/ekken, nam een kop sterke koffie, zette zich aan het werk en pende bij het licht van twee kaarsen met gesloten blinden dikwijls tot in den middag door. Over de manier van werken zou ook nop heel wat te zeggen zijn. Voor sommige schrij vers is het zitten aan een schrijftafel met een pen in de hand een zeer hard lot. De mees ten geven de voorkeur aan loopen. hetzij bulten, hetzij in hun studeervertrek. Jouy kon alleen wandelend dichten en daar hij een buitengewoon slecht geheugen had, liep hij steeds in een laan van zijn buitengoed van de eene bank naar de andere, waarop hij dan ging zitten en de juist gedichte regels opschreef. Als een staaltje van zijn slecht geheugen wordt verteld, dat hij op een avond een zanger een lied hoorde zingen, dat hem buitenge woon goed beviel. Domme man. zei zijn vrouw weet je dan niet, dat dat lied van jou is? Felix Reignauit vertelt van een componist die bij het schrijven groote pantoffels drceg waarin scherpe kiezelsteenen en glasscher ven zaten. Kwam de inspiratie niet vlug ge noeg naar zijn zin. an stampte hij met den voet en de pijn gaf hem zulk een bedeling dat de gezochte melodie hem te binnen viel. Madame de Siaël moest bij het schrijven altijd een takje of een balletje brood ln de hand hebben. Ook de kleeding had invloed op sommige schrijvers. Louis Brauit (1782—1829» kon al leen werken in een bepaald oud pak. waar in hij er langzamerhand als 'n schooier Ulzag en waarvan hij met schrik en angst, den dag verwachtte, dat het uit elkaar zou vallen. Ge lukkig heeft het costuum hem overleefd. Sommige schrijvers hebben behoefte aan een bijzondere weelderige omgeving. Ande ren hechten aan een entourage, waaraan nooit iets verandert. Zoo kon Kant langen tyd niet werken, toen een populier werd om gehakt. waarop hij van zijn schrijftafel af het gezicht had. Dickens had altyd graag eenige bronzen beeldjes om zich heen en Ponsen du Tezrail zou een groot aantal poppetjes hebben nage laten, die een soort telbord waren van de per sonen die In zijn romans voorkwamen. Alleen van ..Rocambole" had hU er biiaa 300 en zoodra een beroemde held gestorven was. begroef hij een poppetje in een doos, uit vrees, het feit anders te zullen vergeten en de doode weer te laten opstaan, heigeen hem eens schijnt te zijn overkomen! In vroeger dagen vóór de invoering van de schrijfmachine en ook nu nog. is het schrift van sommige schrijvers een beproefing voor de zetters, die het in handen krijgen. De eene schrijver schreef groot, de andere klein. Henri Houssaye schreef met reusachtige letters, die bijna alle los van elkander ston den. Gyp (gravin de Martel» had voor haar romans nemen papier noodig. Daarentegen schreef Eugène Sue ze in zijn grooten leu ningstoel. waaraan een plankje was vastge maakt. in een bijna microscopisch schrift, waarin hij nog overtroffen werd door het gekrabbel van Paul Lacroix. wiens roman ,3a dance macabre" op de keerzijde van een ander werk zoo fijn geschreven was. dat de bladen voor de zetters ln strooken geknipt werden. Van Mark Twain Is bekend, dat hij steeds werkte in zijn bed en Chateaubriand liep bij het dicteeren blootsvoets op een kouden steenen vioer. Weer andere schrijvers moesten iets heb ben om op te knabbelen. Fennimore Cooper zocht en kreeg zijn inspiraties door ulevellen en stroopballen en Lord Derby in kersen op brandewijn. De eene schrijver schrijft vlug, de andere langzaam. In de romanliteratuur .rijn de re- cord-cijfers waarschijnlijk wel behaald door Alexander Dumas père en later ook door Richard Vo&s en Hedwig Courths-Mahler. Toch zijn ze allen nog kinderen in verge- 'ijklng met den grooten Spaanschen tooneel- dlchter Calderon. die 127 blijspelen. 95 geeste lijke tooneelstukken plus nog een honderdtal divertissementen schreef en dan niet te ver geten Lope de Vega met zijn 1800 tooneel- wer ken,-totaal tellende 21 mlllloen, 300 duizend regels. Dat was pas werken! w. s. door B. B. Vanmorgen Joeg ln het park een drif tige merelman achter een vaalbruln wijf aan. Een roodborst zat in den top van een ribes en zong zoowaar. Het was nog een aarzelend, schuch ter melodietje, meer een prevelen dan een zingen, maar het was dan toch een klein lied. Helder en blij rinkelen de schelletjes van de koolmeezen en de pimpels. De meezen zijn monter in dezen zachten winter, nu geen sneeuw of IJzel de schorsgroeven en -spleten bedekt, waaruit ze de eitjes, de poppen en de overwinterende insecten wegpikken. Sonxs bezoekt ook de zwartkopmees onze tuinen tegelijk met zijn neef. de zwarte mees, die zooveel op hem lijkt. Een enkele maal ver schijnt de staartmees, dat kleine ekstertje. op den doortrek. Maar ik wil het nu hebben over den pimnel. het blauw-meesje. kleinste en fraaist gekleurde van onze meezen, graag geziene gast aan den wintertafel, op de kokosnoot en het pmdasnoer. Helgeel en zachtblauw zijn de kleuren van zijn acroba- tenpakje; een witte band loopt over zijn pittig konie en een smalle, zwarte ooistreep accen tueert de pientere uitdrukking van zijn donkerbruine kijkers. In onzen tuin nestelde jaar aan jaar een paartje ln een holle, afge knotte stomp van een linde. In Mei begon nen ze de mosresten van het oude nest weg te werken door de spleet, die toegang gaf tot het holletje. Ze boorden den houtmolm nog wat dieper uit en begonnen dan snavels- vol mosplukjes. wol en donsveertjes aan te dragen. Nooit vlogen ze rechtstreeks naar het nest, maar scharrelden eerst wat als onver schillig door de takken, om dan plotseling ln het nestgat te glippen. Als het nest gereed was. begon het gestoei en de speelsche achter volging in alle schuilhoeken van den lente- tuin. „Ti-ti-ti-ti-l-ir!" Er is geen lieflijker vogelgeluid dan die lentetriller van de pimpel mees, ijl als het sjirpen van krekels en helder als het gerinkel van naaldfljne glas- staaf. In het zachtgevoerd nestkuiltje, gedraaid in het dikke moskussen, dat de helft van het hol in beslag nam. kwamen acht tot tien eitjes te liggen, iets grooter dan een erwt. met roode en bruine stippen op de witte schaal, die zoo broos was. dat de gele dooier doorschemerde. Mannetje en wijfje wisselden elkaar bij het broeden af en brachten elkaar zelfs voer. De poëzie in het vogelleven wordt vaak overdreven beschreven wie kent niet het verhaal van den nachtegaal, die zoo mooi zingt om zijn wijfje den vervelenden broed tijd te bekorten maar zoo'n huishoudinkje van pimpelmeezen is inderdaad een idyllisch gevalletje. De pimpels broeden buitengewoon .vast"; als we naar het nest In de linde gingen kijken, bleef de mees op de eltles zit ten. siste als een boos slangetje en pikte naar onze vingers als we hem, dwaas genoeg pro beerden te streelen. In de eerste helft van Juni wa"en de Jongen er. Den gansehen dag draaiden de pimpels om de takken en vlogen af en aan ln de karakteristieke meezenvlucht. een voort durend schokken, stijgen en dalen. Rupsen lar-en. maden en wormpjes brachten ze den jongen in snel tempo; de een zat soms met vollen snavel op den neststomp te wachten, als de ander juist binnen was en de gapende gele bekjes volstopte. Na een week van rep pen en zwoegen verfomfaaide hun glad vee- renpakje zelfs; naarmate bij de snel groeiende longen de eerste kleurige veertles het nest- haar gingen vervangen .verloren de ouden hun glans en loken ze magerder dan in den strengst en winter. In een schraal insecten laar gebeurde het, dat vier van de neeen jongen stierven. De ouden verwijderden de doode vogeltjes niet uit het nest. wat ze wel deden met de uitwerpselen van de vijf levende. Het werd een onfrissche boel in het npstbolletje en we vreesden al. dat, het heele broedsel zou mislukken. Maar ook dat Jaar klonken op een morgen de hongerkreetjes van de Jongen in den tuin, zaten ze op een rijtje op een lindentak en bewogen ze druk de nog oneeoefende vlerkjes, als de ouden aanvloven met voer. De familie blijft gedurende den herfst bij elkaar en vaak gaat 't dan als In een verhaal van de tien kleine negertjes. Ge lukkig weten de pimpels hun soort goed in stand te houden, als Ls de nestelgelegenheid ook voor de meezen sterk verminderd, nu overal de oude, halfvergane boomen, die zoo veel geschikte nestholten bevatten, worden wegzekaut, omdat Juist fn die boomen veel schadelijk gedierte hulst. De pimpels zijn be roemd voor hun durf. wat het nestelen be treft; ze broeden soms in weinig gebruikte brievenbussen, in straatlantaarns, zelfs in een der zakken van een oude jas, die in een schuur hing 's Winters zakken ze af naar het Zuiden tot aan de Middellandsche Zee. maar velen blijven hier en vereenigen zich met kool meezen tot troepjes van tien tot twintig stuks. Dat zijn de montere gasten, die om onze hulzen zwerven en de somberheid van wlnter- sche tuinen en parken verdrijven met hun helle stemmetjes, hun Immer in de weer zijn en hun lenig en sierlijk draalen en glippen door en om de kale takken. BIJNA VIJF TON VOOR EEN TAPIJT! Burlington House in Piccadilly iLonden"), bevat een groot aantal kostbare schatten uit. Pcrzlë, nu daar een Perzische tentoonstelling wordt gehouden. Er is bijvoorbeeld een aardglobe van juwee- len vervaardigd, waarvan de waarde ls ge schat op een millioen pond sterling. Perzië ls altijd beroemd geweest om zijn tapijten en in Burlington House zijn thans verschillende kostbare exemplaren tentoon gesteld. Maar de allerkostbaarste zijn daar toch niet. Die zijn in het Victoria cn Albert Museum, te Londen. Een beroemd kleed is het Wllanow-tapijt, dat geschat wordt op j 480.000. Men zegt. dat het heeft toebehoord aan Kara Mustafa, r ie ln de 17e eeuw het eerzuchtige plan opvatte Oostenrijk te veroveren en een Mohamnxe- daansch Rijk ln Middel-Europa te vestigen. Hij sloeg inderdaad het beleg voor Weenen, maar werd tenslotte verslagen door een Duüch-Poolsch leger Het tapijt dat nu na tionaal bezit is van Polen, heeft Kara Musta fa. naar beweerd wordt, toen op het slagveld achtergelaten. Er ls altijd zeer veel vraag geweest *iaar de producten van Perztschen "textielarbeid en verzamelaars hebben er steeds groote bedra gen voor betaald

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 17