H.D. VERTELLINGEN
De wraak der Verdrevenen
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 22 JANUARI 1931
(Nadruk verboden, auteursrecht voorbehouden).
Twee blanken volgden een olifantenspoor,
voorafgegaan door twee negers in ~eitevellen,
die met scherpen blik in het dien te groen
tuurden. Twee negerjongens in versleten
khakl-pakken volgden met munitie en re
servegeweren.
Dit oerwoud in Ituri, met zijn geweldige
boomen, dicht struikgewas en onontwarbare
lianen was nagenoeg ondoordringbaar, be
halve op de enkele plaatsen, waar een inlan
der zich een pad gehakt had of waar een oli
fant of 'n buffel alles had plat getrapt. Ze
volgden het spoor van twee olifanten, allebei
mannetjes, allebei geweldig groot.
De oudste van de belde mannen, mager en
bruin, heette Wrenn en was al jaren in de
tropen geweest. De ander, Clancey, was jon
ger, een openhartig type met blauwe oogen;
hij jaagde voor het eerst op groot wild. Bei
den waren planter in Uganda en met vergun
ning van de Belgische autoriteiten naar den
Congo gekomen om hun geluk te beproeven op
de ollfantenjacht.
Wrenn toonde een glimlachende sympathie
voor de geestdrift van zijn jongen metgezel.
Hijzelf dacht voortdurend aan andere din
gen dan de jacht. Hij dacht voortdurend aan
Enid, met haar schuwe, ernstige oogen vol
vertrouwen, met haar bleek-gouden haar,
Enid die hij bijna gewonnen had.
Dadelijk na deze jacht zou hij naar haar
toe gaan. Dan zou ze hem uitsluitsel geven,
had ze beloofd. Ongetwijfeld zou zijn aanbod
om haar jongeren broer, die verlamd was,
voor 'n medische behandeling naar Engeland
te sturen, den doorslag geven. Met 'n operatie
kon alles nog terecht komen.
Misbruik van de omstandigheden? Mis
schien wel, ja, maar hij wist dat het voor
haar bestwil was. Hij kon voor haar zorgen;'
hij zou zoo teerder voor haar zijn als geen
jonger man zou kunnen zijn. Hij hield zoo
ontzaglijk veel van haar! Niets was er, zei hij
tot zichzelf, dat hij niet zou willen doen om
haar gelukkig te maken.
Een gekraak in het bosch deed de mannen
verstijven. Het kwam van rechts ingespan
nen tuurden zij. in het schemerige groen tua-
schen de woudreuzen, het geweer aan den
schouder.
Een geluid van links., de olifanten waren
blijkbaar niet bijelkaar gebleven. De neger-
gidsen verdwenen in het bosch. de jongens
met de munitie en reservegeweren slopen ge-
ruischloos naderbij.
„Ik neem de rechtsche", fluisterde Wrenn
en Clancey knikte.
Plotseling een gekraak: een van de olifan
ten had hen opgemerkt en vlak voor zich zag
Wrenn een geweldigen kop te voorschijn ko
men, met uitslaande ooren en recht omhoog
geheven slurf. Vlug' legde hij aan, mikte
boven de oogen, schoot. Bijna gelijktijdig
weerklonk Clancey's schot en een geweldige
olifant kwam van links te voorschijn en ver
dween aan de rechterzijde, gelijk met den
andere. Maar aan het geluid hoorden de
mannen, dat de dieren doodelijk gewond
waren en zij volgden ze behoedzaam. En wer
kelijk vonden zij de beide reuzen weldra,
dood, bijna naast elkaar.
„Allemachtig, wat 'n ivoor!" zei Clancey
zachtjes, terwijl zij neerkeken op het eerste
dier, welks slagtanden verbazingwekkend
lang waren. „Wrenn, die wegen zeker meer
dan tweehonderd pond en bij den prijs van
een pond per pond. die de Hindoe-kooplui be
talen, levert me dat zeker vier-en-twintig-
honderd gulden op.... Vier-en-twintig-
honderd gulden", herhaalde hij vrooüjk
Wrenn vond het vervelend, het enthou
siasme van zijn jongen vriend den kop in te
drukken, maar hij zei toch: ,,'t Spijt me,
kerel, maar dit is mijn olifant."
„Iknee, dat kan niet! Dit is toch de
linker!"
„Ze hebben van plaats verwisseld", zei
Wrenn. „Kom. kijk nog maar niet zoo som
ber. Wie weet hoeveel ivoor de jouwe oplevert."
Maar de andere olifant bleek maar één
tand te hebben, die hoogstens vijf en zeven
tig pond woog.
Zij staarden er naar in pijnlijk zwijgen.
Toen barstte de jongere man uit: „Zeg ik
vind het vervelend om hebzuchtig te lijken
maar ben je er zeker van, Wrenn? Ik kreeg
zoo den indruk
„We kunnen de kogels er uit snijden zij
Wrenn koeltjes. „We hebben verschillende
geweren, dus daarmee is de kwestie definitief
uit de wereld."
Hij begon er aanstonds mee, terwijl Clan
cey met een verdrietig gezicht toe stond te
kijken.
„Zeg, Wrenn", zei hij tenslotte, „voor me
zelf zou ik zoo hebzuchtig niet zijn, hoor
maar dit beteekent zooveel voor me; ik heb
dat geld zoo hard noodigHet is voor een
Olifantenjacht.
meisje", bekende hij tenslotte, blozend onder
zijn gebruinde huid.
„Zoo! Gefeliciteerd hoorl"
„Daar is nog geen reden voor", glumlachte
Clancey wat pijnlijk. „Zie Je, ik heb haar
pas een paar weken geleden leeren kennen en
ze was voornemens, ja te zeggen tegen een
ander. Ik weet niet, wie dat is, maar 't
schijnt een reuzengeschikte vent te zijn. Hij
zou haar verlamden broer naar Engeland
sturen op zijn kosten en die jongere oroer is
haar oogappel, zie je. Nu kan ik haar toch
moeilijk vragen, dat op te geven, hè? En zij
dacht, dat zij wel van dien ander hield, op
een soort zusterlijke manier natuurlijk, tot
ik hier kwam. Maar als ik nu het geld bij
mekaar kon krijgen om haar broer naar
Engeland te sturen.
„Houdt ze van jou?" Van onder den rand
van zijn tropenhelm zag Wrenn den glans
van jong geluk, die over Clancey's gelaat
kwam en ook de schaduw, die den glans ver
dreef.
„Wat geeft het. of we van elkaar houden",
zei hij na een oogenblik, moeilijk sprekend,
„als ik haar niet ten huwelijk kan vragen?
Ik zal haar maar aan dien ander moeten
overlaten.
Wrenn's hand, die gezocht had naar den
kogel, trok zich met een ruk terug. Hij keek
een oogenblik naar den kogel, dien hij in zijn
bebloede vingers hield, toen wierp hij hem
in den wirwar van groen. Zijn gelaat was als
versteend.
„Vraag haar maar", zei hij kort. „Dat is
jouw olifant".
BINNENLAND
WIJZIGINGEN IN HET
ONTWERP-DRANKWET.
DE MINISTER NIET VOOR PLAATSELIJKE
KEUZE.
Verschenen is het verslag over de nadere
nota van wijzigingen over het wetsontwerp
houdende bepalingen tot regeling van den
kleinhandel in alcoholhoudende dranken.
De minister van Arbeid. Handel en Nij
verheid zegt over plaatselijke keuze, dat hij
reeds mededeelde, voorshands niet bereid
te zijn tot de indiening van een afzonderlijk
voorstel voor invoering daarvan over te gaan.
Daaruit blijkt reeds duidelijk, dat hij ten
aanzien van dit speciale onderwerp een an
der standpunt inneemt dan zijn ambtsvoor
ganger.
Nu wordt aangedrongen op mededeeling
van zijn gevoelen; geeft hij als zijn opvatting,
dat in den volksaard en in omstandigheden
van plaats en 'tijd zeer wel redenen kunnen
bestaan, welke ook voor hem de belangrijke
inbreuk op de vrijheid, zooals de plaatselijke
keuze meebrengt, zouden motiveeren, doch
dat hij voor ons land op dit oogenblik geen
voldoende redenen aanwezig acht en mits
dien meent zicht van medewerking tot het
invoeren van plaatselijke keuze te moeten
onthouden.
De minister heeft alsnog een verbod van
verkoop aan jongelieden beneden 16 jaar in
het wetsontwerp opgenomen.
Wat het pachtsysteem van vergunningen
betreft heeft de regeering het ontwerp ge
wijzigd. De regeling der verpachting is uit
het ontwerp vervallen.
Vele leden der commissie bleven het een
bedenkelijke leemte in het wetsontwerp
achten dat daarin niet is opgenomen een
algeheel verbod van alcoholverkoop aan
minderjarigen, althans aan personen beneden
de achttien jaar. Doch de minister voert
hiertegen aan, dat een algeheel verbod van
alcoholverkoop aan minderjarigen, althans
aan personen beneden achttien jaar, bij hem
evenzeer bezwaar ontmoet als bij zijn ambts=
voorganger.
De termijn van 1 Mei 1931 welke in art.
72 van het wetsontwerp voorkomt heeft de
regeering wegens het tijdstip van behande
ling van het ontwerp met een jaar ver
lengd.
Een gewijzigd wetsontwerp is aan het ver
slag toegevoegd.
BESCHERMVROUWE VAN PRO SENECTUTE
Bij het bestuur van de Vereen5ging ..Pro
Senectute" is bericht ontvangen dat de Ko
ningin-Moeder het beschermvrouweschap
van deze vereeniging heeft aanvaard.
INGEZONDEN 1MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
s^\ I
\!l W
De GRIEP
heerscht
reeds in vele gezinnen. De zieken
hoesten en kuchen van belang.
Past op. Koopt onmiddellijk de
beroemde Akker's Abdijsiroop,
die de ziektekiemen doodt, de vast
zittende slijm oplost, de hoest-
aanvallen verdrijft. Gebruikt
MBEti ABDIJSIROOP
Einde van de tooneelcrisis?
Nog deze week wellicht
overeenstemming.
Naar de Tel. verneemt zijn de onderhande
lingen welke gevoerd worden over het even-
tueele samensmelten van het Amsterdamsch
Tooneel en de Kon. Ver. Het Nederlandsch
Tooneel thans zoover gevorderd, dat men
goeden hoop op definitief slagen kan hebben.
Partijen zijn het over de punten van artis-
tieken aard eens geworden .terwijl de voor
waarden tot financieele regeling thans meer
een meer vasten vorm aannemen.
De beslissing is aan het einde van deze week
tegemoet te zien.
VERVOLGING VAN EEN RELLETJESMAKER
De man, die bij de werkloozenrelletjes van
6 Januari in de Nieuwe Leliestraat te Am
sterdam twee inspecteurs van politie, de
heeren Stuurman en Moll, aangevallen en
mishandeld heeft en die bij dat relletje een
schot in een der beenen kreeg en deswege
tot heden in een der ziekenhuizen verpleegd
werd, zal ter beschikking van de justitie
worden gesteld. Uit getuigenverklaringen is
komen vast te staan, dat deze man vermoe
delijk de voornaamste aanvaller is geweest,
aldus het Hbld.
DOODSLAG OP ZIJN OOM?
Dinsdagmiddag werd voor de rechtbank
te Roermond behandeld de zaak tegen den
28-jarigen landbouwer M. T., destijds woon
achtig te Lierop (Noord-Brabant) thans te
Neerbosch bij Nijmegen, wien ten laste was
gelegd doodslag op zijn oom C. van der Hey-
den in. den morgen,.van 4 November van het
vorige jaar met een schop gepleegd.
Het Openbaar Ministerie vroeg vrijspraak
voor verdachte wegens gebrek aan bewijs.
Uitspraak 3 Februari.
ONVOORZICHTIGHEID MET PETROLEUM.
Te Nijmegen wilde in een perceel aan de
Koolemans Beynenstraat de echtgenoote van
den handelsreiziger Spoor, die alleen thuis
was, de kachel opstoken, waarbij zij een
scheut petroleum op den nog smeulenden in
houd wierp. Plotseling sloeg een groote vlam
uit de kachel en stond de vrouw in lichte
laaie. Luid gillend rende zij de straat op,
waar voorbijgangers het vuur met jassen
doofden. Mot ernstige brandwonden 'overdekt
werd de vrouw naar het Canisius-ziekenhuis
vervoerd, waar zij is overleden.
KOLENDAMPVERGIFTIGING.
Te Waalwijk zijn de bruiloftsgasten ten
huize van den heer Van Helooirt allen onge
steld geworden, door kolendampvergiftiging,
meldt de N.R.C. Sommigen van hen zijn zeer
ziek, maar er is geen levensgevaar.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
BoLDOOV s
BEZUINICINC OP HET
ONDERWIJS?
Rapport der commissie Rutgers
verschenen.
Tal van belangrijke voorstellen.
Gelijk onze Haagsche correspondent dezer
dagen meldde, was te verwachten het ver
slag van de staatscommissie, ingesteld bij
K. B. van 2 Juli 1926, intake herziening van
de L.O.-wet 1920. Thans is dit verslag ver
schenen.
Aan de commissie werd opgedragen om te
onderzoeken in hoeverre een goedkoopere
toepassing van de pacificatie op onderwijs
gebied mogelijk is.
Na gezette overwegingen is de commissie
tot de slotsom gekomen, dat de grondslagen
van het bestaande stelsel moeten behouden
blijven.
Stelt de Staatscommissie dus niet een
wijziging voor van de grondslagen van het
financieele stelsel der wet, binnen het kader
va het stelsel heeft zij overwogen of de
kosten van de financieele gelijkstelling en
de kosten van het lager-onderwijs als geheel
kunnen worden beperkt.
Wat het vervolgonderwijs betreft, doet de
commissie geen voorstellen tot wijziging.
De commissie heeft een algemeene wette
lijke regeling ontworpen voor het onderwijs
aan zwakzinnigen en zeer zwakzinnigen, als
mede voor het onderwijs aan schipperskin
deren. Door deze regel zal ook het gemeen
telijk onderwijs aan deze categorieën van
leerlingen steeds op Rijkssubsidie aanspraak
hebben. De verhooging van de Rijksuitgaven
uit de voorgestelde regeling voortvloeiende,
raamt de commissie op f 1.000.000, welk be
drag intusschen eerst in een reeks van jaren
zal worden bereikt.
Het aantal onderwijzers, dat voor Rijks
rekening komt, is afhankelijk van den leer
tijd, waarin de commissie geen wijziging
voorstelt, en van grootte der schoolklas
sen.
Te dien aanzien is de commissie gekomen
tot een ander stelsel, dan thans in art. 28
der wet gevonden wordt voor de berekening
van het aantal aan elke school te verbinden
onderwijzers, zulks teneinde splitsing van
scholen niet in de hand te werken. De com
missie heeft voorts gemeend de cijfers in dal-
stelsel aldus te moeten stellen, dat een ver
mindering van de uitgave daarvan het ge
volg is.
Volgens het ontworpen art. 28 wordt aan
elke school voor gewoon lager onderwijs het
hoofd bijgestaan door ten minste één onder
wijzer, zoodra het aantal leerlingen van het
voorafgaand kalenderjaar 46 bedraagt-; voor
elk 45-tal leerlingen boven de 46 wordt een
onderwijzer meer vereischt. Voor de scholen
voor uitgebreid lager onderwijs zijn deze
aantallen 27 en 26. Voor de toepassing hier
van wordt een school voor u.l.o. met beneden-
bouw gesplitst. 1-Iet hoofd der school wordt
geacht aan boven- en benedenbouw werk
zaam te zijn. Voor den benedenbouw is een
onderwijzer van bijstand meer vereischt dan
in het eerste lid betreffende scholen voor
gewoon 1. o. is aangegeven.
Vermindering van het
aantal onderwijzers.
Het voorstel der commissie zal. wordt het
aanvaard, niet in eens zijn volle werking
doen .gevoelen. Het zal leiden tot een ver
mindering van het aantal onderwijzers met
ongeveer 1600. De commissie stelt een over
gangsbepaling voor, waardoor deze vermin
dering in drie jaar bereikt zal worden. Het
bedrag aan salarissen, dat daarmede bespaard
wordt, zal wanneer het gemiddeld salaris
voor het gewoon l.o. op f 2000 wordt gesteld
en voor het u.l.o. op f 3000 aan het eind
van die drie jaren rond f 3454.000 bedragen,
waartegenover een jaarlijks afnemend bedrag
aan wachtgelden staat. Na tien jaar zal.
door het buiten werking geraken van de
overgangsbepaling voor bestaande kleine
scholen, het aantal onderwijzers opnieuw mei
ongeveer 933 verminderen (berekend naar
den toestand op 1 Januari 19281hetgeen een
verdere besparing van f 1.866.000 zal mee.
brengen. Bij die besparing is geen rekening
gehouden met hetgeen het Rijk voor het
Pensioenfonds is verschuldigd, na aftrek van
de op de onderwijzers verhaalde pensioen
bijdrage.
Een andere besparing zal het gevolg zijn
van de door de commissie voorgestelde ge
neeskundige keuring van onderwijzers vóór
hun eerste aanstelling, waardoor het gevaar
dat in het onderwijzerscorps personen worden
opgenomen, van wie het te verwachten is.
dat zij over korten tijd als invaliden het
Pensioenfonds zullen bezwaren, zooveel moge
lijk wordt beperkt.
Wat de exploitatiekosten der openbare en
bijzondere school betreft, wordt opgemerkt,
dat het bedrag daarvan geheel afhangt van
de beslissing der gemeentebesturen, die dezS
kosten hebben te dragen.
De commissie is van oordeel dat verhoo
ging van de cijfers voor het minimum-aantal
leerlingen geen aanbeveling veixlient: zij zijn
reeds hooger dan door de Bevredigingscom
missie werd voor gestold, welke slechts een
algemeen minimum van 40 leerlingen kende.
Voor de openbare school bestaat een derge
lijk minimum niet.
Het aantal handteekeningen.
De commissie doet geen andere voorstel
len tot beperking van het aantal openbare of
bijzondere scholen dan de wijziging van art.
28, welke beoogt splitsing van scholen niet
te bevorderen, alsmede de vervanging van
de „verklaring" van art. 73 (betreffende het
toekomstig aantal leerlingen van een aan
gevraagde bijzondere school) door een ver
hooging van de waarborgsom voor scholen
met minder dan 150 leerlingen, welke ver
hooging er toe kan bijdragen, ongemotiveer-
den schoolbouw te voorkomen.
Besparingen.
Van de tot nog toe vermelde voorstellen
der commissie, welke de strekking hebben de
onderwijsuitgaven te beperken, kan het te
verwachten financieele resultaat niet met
volkomen zekerheid worden geraamd. De
voorgestelde wijziging van art. 28 brengt
echter een besparing van f 3454000 in drie
jaar, na tien jaar van f 5320000, waartegen
over staat een jaarlijks afnemende uitgave
voor wachtgelden. Tegenover de besparingen
staat er voor een deel door de Grondwet ge-
ëischte vermeerdering van Rijksuitgaven
voor het buiteigewoon onderwijs, welke tot
f 100.000 zal kunnen stijgen.
Kweekscholen.
Ook de kosten van cTe opleiding van on
derwijzers hebben een voorwerp van onder
zoek uitgemaakt. Een berekening waarbij er
van is uitgegaan, dat in de plaats van de
30 Rijkskweekscholen en 73 gesubsidieerde
kweekscholen, waarvoor op de begropting 1930
gelden zijn uitgetrokken, bij uitvoering van
de in de wet van 1920 opgenomen regeling
zouden komen 88 kweekscholen en 22 oplei
dingsscholen. leidde tot de slotsom, dat de
kosten zonder stijgen van f 4.295.000 (raming
voor 1930 buiten de leerscholen en na aftrek
van de oobrengst der schoolgelden) tot
f. 7,272,800" (na aftrek van schoolgelden).
Indien de in de wet opgenomen opleidings
school zou wegvallen en door kweekscholen,
vervangen worden, zouden de uitgaven stij
gen tot f 7.959.000. Van deze bedragen zou
dan f 2.006.400 resp. f 2.508.000 besteed wor
den aan toelagen aan onderwijzers in opleid
ding.
De commissie komt tot de conclusie, dat de
in de wet van 1920 neergelegde opleiding niet;
behoort te worden ingevoerd, dooh dat het
thans, overeenkomstig de overgangsbepalin
gen der wet en daarop steunende Kon. be
sluiten bestaande stelsel, dat in de practijk
goede resultaten heeft gegeven, als wettelijk
stelsel moet worden aanvaard.
Indien als resultaat van het onderzoek der
commissie belangrijker bezuiniging was ver
wacht, dan wijst zij er op, dat zoolang de
Grondwet openbare scholen vordert, die vol
ledig uit de openbare kassen worden bekos
tigd, terwijl naar denzelfden maatstaf ook de
bijzondere scholen uit die kassen moeten
worden bekostigd, ingrijpende ontlasting van
die kassen niet mogelijk is.
Vrijheid der gemeentch.
Verschillende wettelijke bepalingen die de
vrijheid van openbare en bijzondere scholen,
beperken, stelt de commissie voor te verzach
ten of te schrappen. Zoo wenscht zij aan de
gemeentebesturen de vrijheid te hergeven
aan het hoofd der school al of niet het onder
wijs in een klasse op te dragen. Zij wil. in
overeenstemming met het bij de Tweede
Kamer aanhangige wetsontwerp, bij de rege
ling van het schoolgeld aan de gemeenten
meer vrijheid van beweging laten. Zij acht
het voldoende 20 uren per week onderwijs in
de verplichte vakken te eischen in plaats van
22 uur. Zij wil toegelaten zien, dat scholen
voor uitgebreid lager onderwijs zich niet be
perken tot drie of meer leerjaren volgende op
het zesde leerjaar eener lagere school, doch
ook de lagere ieerjaren omvatten.. Zij wil het
onderwijs in vreemde talen niet volstrekt uit
gesloten zien in het vijfde en zesde leerjaar.
Afzonderlijke nota's.
Afzonderlijke nota's zijn aan het rapport
toegevoegd van de heeren A. H. Gerhard, Th.
M. Ketelaar, dr. W. W. van der Meulen, Ed.
Polak, H. W. Tilanus en mej. J. Westerman,
o.a. de leérlingenschaal betreffende.
Aan het rapport is verder oegevoegd een
'wetsontwerp van 114 artikelen, vergezeld van
een uitvoerige memorie van toelichting, ge
volgd door een vergelijkend overzicht van de
artikelen, zooals deze, volgens hét ontwerp
zullen luiden, met de daarmede corres.pon-
deerende artikelen der huidige wet en andere
bijlagen.
FEUILLETON.
Uithet Engelse h van
J. S. FLETCHER.
(Nadruk Verboden).
19)
..Natuurlijk", érkende Louis John, en op
staande ging hij voort:
„Als Ik li een goeden raad mag geven, zou
ik niemand iets van ons vermoeden vertel
len. Komt. u morgenochtend even in mijn
werkplaats, dan zullen we zien, of Ben, mijn
trouwe helper, Abe Hoyland kan opsporen.
Ben is een handige kerel, die zwijgen kan als
't graf. Vóór alles moeten we zien Abe Hoy
land te vinden. Maar komaan. Ik stap op,
het wordt mijn tijd".
„Zou je niet liever hier blijven vannacht?"
stelde Oliver voor.
„Nee. dank u." antwoordde Louis John.
„Mijn auto staat in de garage, in een half
uurtje ben ik thuis".
Oliver volgde zijn zoon naar buiten en
opende de deur van zijn garage.
„Harte'ijk bedankt voor je moeite", zei hy.
„Maakt je vrouw het goed?" voegde hy er
aan toe, een weinig' aai-zelend.
„Heel goed, dank u," antwoordde de jon
geman, terwijl hy in zyn auto tapte. „Tot
morgen".
„Tot morgen", herhaalde Oliver. „Tusschcn
negen en tien".
Louis John reed heen en Oliver keek den
donkeren omtrek van de zich verwyderen
de auto na. totdat hy uit het gezicht, ver
dwenen was Toen ging hy naar zyn studeer
kamer en liet zicli ia een grooten stoel neer
vallen.
Hy voelde dat Louis John gelyk had. Het
kon niet anders, of Abe Hoyland moest de
dader zijn. Hij herinnerde zich als de dag
van gister, hoe de smid hem aangekeken
had, toen hy hem sprak van verhuizen en
Hoyland was er de man niet naar om iets
dat hy zich in het hoofd had gehaald niet
ten uitvoer te brengen. Oliver wist, even
als Louis John, dat Abe goed in technische
dingen thuis was, dus wat dat betrof kon
de smid ook heel goed goed de dader zijn.
Maar het was tenslotte ook mogeiyk dat het
Hoyland's bedoeling alleen maar was om
hem angst aan te jagen.
Het was doodstil in huis toen Oliver zyn
gewone ronde deed. Buiten gierde de wind
en do regen kletterde tegende ruiten. Als dit
weer bleef aanhouden, dan...."
Oliver ging naar boven, maar inplaats van
naar bed te gaan, trok hij een regenjas aan
en bek'.om de wenteltrap, die toegang gaf tot
een klein torentje, vanwaar men uitzicht
had over het geheel wijde moerland. Langen
tyd tuurde hy naar den dam en plotseling
zag hy een flauw licht uit de richting van
de woning van de Scarp's. Mirjam scheen
nog op te zyn. Plotseling schoten Mirjam's
onheilspellende woorden Oliver weer te bin
nen:
„Bouw maar Carsdale. Bouw maar! Nooit,
nooit zul je daar wonen!"
Vreemd dat hy daaraan niet eerder ge
dacht had.
In bed lag hy uren lang te luisteren naar
het wilde razen van den wind en het ge
kletter van den regen tegen de ramen van
zyn slaapkamer. Eerst tegen den morgen
viel hij in slaap. Maar toen hij na een paar
uren wakker werd. sprong hy onmiddellyk
uit bed en liep naar het raam. Gelukkig, de
storm was bedaard en vóór hem strekte het
moerland, zich. uit, beschenen door de pur
peren stralen van de opkomende zon, een
toonbeeld van vrede.
HOOFDSTUK XIX.
Oliver's gast sliep dien nacht rustig in een
van de wee'derig ingerichte, logeerkamers
van het groote huis. Eerst tegen half acht
werd hij wakker en direct herinnerde hy zich
de gebeurtenissen van den vorigen avond.
Hy sprong vlug uit bed en trok de gordynen
open, maar'inplaats van een grauwe lucht
te zien, zooals hy verwacht had, merkte hy,
dat het. prachtig weer was. Zyn gastheer
stond in den tuin een praatje te maken met
den tuinman en Rawlinson verwonderde zich
er over, dat Oliver heelemaal niet den in
druk maakte van iemand, die door angst of
zorg gedrukt, wordt. Hy kleedde zich snel aan
en ging ook den tuin in.
„Morgen, Rawlinson", begroette Oliver hem
opgewekt.. „Goed geslapen?" 't Ziet er van
morgen beter uit dan gisteren, hè?"
„Dat doet het zeker", klonk het antwoord.
„En de dam, hoe is het daarmee?"
„Ik ben er vanmorgen in de vroegte al
heen geweest", vertelde Oliver. „Alles nog
hetzelfde".
„En ehvroeg Rawlinson verder, „heb
je al eenlg vermoeden van den dader?"
„Ja, ik zal je er in den loop van den dag
wel meer van kunnen vertellen".
Onmiddellyk na het ont.byt, begaf Oliver
zich, zooals afgesproken was naar Louis
John's werknlaats, die in een smal straatje
in een van de buitenwijken van Halfirth ge
legen was. Tot zijn verbazing zag O'iver, dat
de oude houten schuur die hy' daar had ge
kend. verbouwd was tot een groot vierkant
steenen gebouw, dat. merkwaardig genoeg
geen vensters had. De ingang werd gevormd,
door een stevige stalen deur. Blykbaar moest
Louis John niets van onbescheiden blikken
hebben. Oliver belde, een luikje boven in de
deur werd geopend en het gezicht van Ben,
Louis John's handigen en toegewyden assis
tent, verscheen voor de opening.Onmiddellijk
werd het luikje weer gesloten en de zware
deur ging langzaam open,
„Wel Ben, er is hier heel wat veranderd,
sinds ik hier voor het laatst was", riep Oliver
torwyl hy binnen ging.
Ben lachte met on misken ba ren trots.
„Is mUn zoon er niet?" vervolgde Oliver,
terwijl hy met een verbaasden en bewonde-
renden blik keek naar de gecompliceerde
machines en toestellen, „Ik had met, hem af
gesproken, dat- ik by hem zoii komen".
„Hy komt dadelijk", deelde Ben mee.
„Zeg eens, eh....", begon Oliver, „dat
nieuws van den dam, hoe kwam je daar
aan?"
„Wat denkt u van het heele geval?" ant
woordde Ben ontwykend. „Hebt u misschien
al eenig vermoeden van den dader?"
„Ja", klonk het kort, jy ook?"
„Natuurlyk!" hernam Ben, „Abe Hoyland!
Wie anders? Twee jaar heft hy al gewacht
op een gelegenheid om wraak op u te ne
men".
„Precies", viel Oliver hem by. „Maar de
zaak is, waar zit hy?"
Voor dat Ben kon antwoorden ging de deur
open en kwam Louis John binnen.
„Vanmorgen al naar den dam geweest?"
was zijn eerste vraag.
„Ja", antwoordde Oliver. „En alles is in
orde. Tegen twaalven ga ik er nog eens heen
om de ingenieurs te spreken".
„Zou je denken, Ben", ging hy voort, „dat
iemand hier in Halfirth weet, waar Abc Hoy
land is?"
..Neen. niemand", antwoordde Ben beslist.
„Maar hy kan daarom wel opgespoord wor
den".
„Dat zal niet geraakkelyk gaan", mengde
Louis John zich in het gesprek. „Wie zou dat
moeten doen?"
„Ik!" antwoordde Ben laconiek.
Oliver keek zijn zoon aan.
„Je zult er geen spyt van hebben, Ben",
zei hy opgewekt, „als je hem vindt".
„Als u mij vry geeft", wendde Ben zich tot
Louis John. „Dan zal ik dat zaakje wel op
knappen
Louis John knikte en nam zijn vader
even torzijde.
„Als Ben zegt, dat hy Hoyland vinden kan,
dan vindt, hij hem ook", fluisterde hij. „An
ders zou hij het niet zoo stellig beweren".
„Je zult wel wat geld noodig hebben niet
waar?" vroeg hy Ben.
„Nee dank u", antwoordde deze. „Als ik
geld noodig heb, kom ik wel by u. Laat u
het maar gerust aan mij over. Ik heb al een
aardig plannetje in mijn hoofd".
Oliver nam afscheid van zyn zoo en diens
getrouwen adjudant, stapte in zyn rijtuig,
dat aan het begin van de zijstraat was blij
ven wachten en liet- zich naar zyn fabriek
ryden. Daar bleef hy echter anders dan
gewoonlijk niet langer dan een half uur,
deed de dringenste zaken af, stapte wéér in
zyn rijtuig en reed naar het reservoir. Toen
hy aan het hek van de opzichtorswoning
uitstapte, zag hy een groep mannen op den
dam by'een, op de nlek waar de ontploffing
had plaats gehad. Hy liep hun richting uit
en Washington, die hem zag aankomen,
maakte zich los uit de groep en kwam hem
tegemoet.
„De ingenieurs zyn eerder gekomen dan
we gedacht hadden", dee'de hy mee. wijzend
op een tweetal heeren in de groep. „Ze heb
ben al een grondig onderzoek ingesteld. Er
is geen schade beneden aan de oppervlakte".
Oliver keek naar de groep mannen, waar
onder hy verschillende leden van dc water-
leidingcommissie uit Halfirth opmerkte.
(Wordt vervolgd)^