DE GEEST DER KINDERWETTEN? De wraak der Verdrevenen HAARLEM'S DACBLAD DONDERDAG 29 JANUARI 1931 Ontstellende cijfers. k p 29 November 1930 werd te 's-Gra- venhage op plechtige wijze het feit herdacht, dat vijf-en-twin tig Jaar geleden de Kinderwetten in on.s land werden ingevoerd, die, vooral wat het penale gedeelte er van betreft, aan veel verkeerds, veel schadelijks, veel verder felijks ten opzichte van het kind, dat eenig strafbaar feit gepleegd heeft, een einde hebben gemaakt. Kinderen worden thans op een geheel van de gewone strafprocedure afwijkende wijze berecht, terwijl enkele jaren geleden het in stituut van den Kinderrechter werd inge voerd. Tal van wetsbepalingen maken het mogelijk „jeugdige personen", eooals kin deren in de wet op plechtige wijze worden genoemd, ter zake van gepleegde strafbare feiten te behandelen, niet als misdadi gers maar als „kinderen", die opgevoed verbeterd en zoo mogelijk tot nuttige en in de maatschappij bruikbare menschen moe ten worden gemaakt. Tuchtscholen en Rijksopvoedingsgestich ten werden opgericht en dienden, in plaats van gevangenissen, voor jongens en meisjes, die een flinke, zoo noodig straffe, maar te vens doeltreffende en met hun leeftijd over eenkomende leiding noodig hebben. Men was tot het inzicht gekomen dat kinderen nooit misdadigers zijn, hoogstens een misdadigen aanleg kunnen hebben; dat in de gevallen, waarin de ouders tekort schieten in de opvoeding, hetzij door onwil, hetzij door onmacht, hetzij door het geven van een slecht voorbeeld, hetzij door het aanzetten tot of voordeel trekken uit het plegen van misdrijven door hun kinderen, de Staat hun taak behoort over te nemen en door geschoolde ambtenaren-paedagogen in een voor hen geschikte omgeving het moge lijke moet doen verrichten om hen van het verkeerde pad te doen terugkeeren. In den ouden tijd, onder de Code Pénal, kwam het meermalen voor dat zeer jeugdige kinderen tot gevangenisstraf werden ver oordeeld; ik herinner mij een vonnis van de (voormalige) rechtbank te Zierikzee, ik meen van het Jaar 1808, waarbij een vijfjarig kind tot zeven jaar gevangenisstraf werd veroordeeld wegens diefstal van eenig speelgoed Het Wetboek van Strafrecht van 1886 maakte aan dezen wantoestand gelukkig een einde en bevat veel mildere bepalingen, o.a. dat, wanneer een kind beneden acht tien jaar een misdrijf pleegde, de rechter kan bepalen dat het kind ter beschikkinc van de Regeering zal worden gesteld (dwangopvoeding) zonder toepassing van eenige straf (art. 38). Ben stap in de goedn richting dus! De procedure werd geregeld bij de wet van 15 Jan. 1886 Stbl. No. 7 en art. 2 daarvan bevatte bijzondere bepalingen omtrent de voorloopige Inbewaringstelling van het kind. Het aantal gevallen waarin art. 38 toe passing vond bleef echter gering. De in 1905 Ingevoerde Kinderwetten brachten een al- geheelen omkeer teweeg, maar ook in de nieuwe artikelen, door deze wet in het Wetboek van Strafvordering opgenomen (art. 45-2, art. 79-4 en art. 108-2) vindt men voorgeschreven dat de plaats, waar een kind. waarvoor het noodig wordt geacht dat het voorloopig in bewaring zal worden gesteld, Kal kunnen zijn de woning van den be klaagde of een andere, tot het in verzeker de bewaring stellen geschikte plaats. In het- bevel zullen alsdan zoodanige bepalingen worden opgenomen als voor de richtige uit voering daarvan en het behoorlijk toezicht noodig worden geoo-deeld. Het nieuwe Wetboek van Strafvordering van 15 Januari 1921 bevat gelijkluidende be palingen in art. 466 e. a. Een gelukkige bepaling! Terecht heeft men ingezien dat huizen van bewaring, waarin volwassenen de voorloopige hechte nis ondergaan, niet de plaatsen zijn, waar men kinderen behoort onder te brengen! Een ongeschikter plaats om een dikwijls nog zeer jeugdig kind onder te brengen, bestaat er zeker niet, wanneer het den eersten stap gezet heeft op den weg naar de misdaad oi Jiever daarvan, zij het dan meestal ook op goede gronden, nog slechts verdacht wordt. Onze huizen van bewaring zijn bestemd voor hen, die hechtenis moeten ondergaan, tot „vastzetting", aanhouding, gevangen neming of -houding van hen. voor wie dit door de bevoegde macht wordt gelast en voorts tot verblijf van doortrekkende ge vangenen en andere, onder verzekerde be waring vervoerd wordende personen. Ieder, die met kinderen, welke zwak van karakter zijn en verkeerde neigingen heb ben, te maken heeft, weet van hoeveel in vloed het milieu op hen zijn kan, zoowei ten goede als ten kwade; men bedenke dan hoe veel leed men een kind toebrengt, dat, in den regel toch gewend aan een huiselijk milieu, aan de verzorging door een vrouw, aan den omgang met personen van zijn eigen leeftijd, plotseling wordt overgebraent naar een gebouw, dat Huis van Bewaring heet, maar in zijn oog. en ook in dat van vele anderen, een gevangenis is. (Zooa'.s men weet zijn vele huizen van bewaring ook hulps'rafgevangöhis, al vormt deze dan ook een afgescheiden gedeelte). En met het oog op de hierboven vermelde wetsbepalingen, geheel in den geest der Kinderwetten, zou men dus mogen ver wachten, dat het een groote uitzondering zou zijn wanneer een kind in een Huis van Bewaring in voorloopige hechtenis wordt gesteld. Helaas, het tegendeel is waar! De (officieele) statistiek voor de toepas sing der Kinderwetten geeft over het jaar 1928 dienaangaande eenige gegevens. Op tabellen droge cijfers, op bepaalde wijze in het gelid geplaatst rust nu een maal het noodlot, dat men ze niet leest, maar voor het onderstaande vraag ik toch even aandacht. Er werden in de onderstaande jaren de volgende aantallen strafrechterlijke minder jarigen in huizen van bewaring gehouden; 1924 1925 1926 1927 1928 in een Huis van Be waring 56 45 40 56 39 in een Observatie- huis (1) 66 71 74 38 31 in verschillende an dere inrichtingen 27 21 37 44 50 Hierbij dient nog vermeld te worden, dat het aantal in preventieve hechtenis gehou den kinderen in 1928 slechts 120 (2) bedroeg, in de vier voorafgaande jaren resp. 149. 137, 151 en 138, wat de verhouding nog ongunsti ger maakt; Percentsgewijze waren van het totaal aan tal in een huis van bewaring „gehechten" opgesloten in: 1924 37.6 pCt., in 1925 32.8 pCt., in 1926 26.5 pCt., in 1927 40.6 pCt. en in 1928 32.5 pCt. Dat wil dus zeggen, dat er in den loop dezer jaren geen noemenswaardige verbete ring in dezen betreurenswaardigen toestand is gekomen: in 1928 circa 8 pCt. minder dan in 1927, circa 5 pCt. minder dan in 1924, on geveer evenveel als in 1925, maar circa 6 pCt. meer dan in 1926!! De jaren 1927-28 steken zelfs vergelijken derwijs nog ongunstiger af dan men. opper vlakkig gezien, zou mèenen. want in 1927 werden slechts 27.5 pCt. van dergelijke kin deren in een Observatiehuis geplaatst en in 1928 maar 25.8 pCt., zoodat in 1927 het per centage der in h. v. b. ingesloten kinderen ongeveer 13 pCt. hooger is dan het percen tage der in Observatiehuizen geplaatsten, en in 1928 nog ca. 7 pCt. hooger. Ontstellende cijfers inderdaad voor ieder, die liefde en belangstelling heeft voor het kind. Nog droeviger cijfers geeft het volgende statis'iekje, dat een verdeeling naar den leeftijd geeft van de in 1928 in een H. v. B. vastgehouden kinderen: Jaren: 11 12 13 14 15 16 17 totaal: jongens 3 2 1 7 8 17 38 meisjes 1 i Veertien kinderen beneden zestien jaar derhalve waaronder drie zeer jeugdige be neden veertien jaar! En dit alles nadat de Kinderwetten met haar humanen geest reeds drie-en-twintlg jaar geleden zijn ingevoerd en de kinder rechter zes jaar geleden zijn intrede heeft gedaan. Bij de herdenking in den Haag werd ge zegd: „veel is bereikt maar er blijft nog te wenschen over". Inderdaad! zoolang althans de rechterlijke macht Openbaar Ministe- INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. Ziek door gevatte koude, zwaar gevoel in hoofd en ledematen. Influenza, üriep, Rheumatische pijnen, alsook vastzittende hoest: in al deze gevallen zullen Mijnhardt's Poeders U spoedie helpc\ Doos 45 ct. bij Uw Drogist rie en Kinderrechter althans bij som mige rechtbanken, niet schijnt in te zien, dat men, door een kind in een Huis van Be waring op te sluiten beslist afbrekend werkt en volkomen in strijd handelt met den geest der Kinderwetten, die een volkomen schei ding. in elk opzicht, zoowel bij het vóór- onderzoek, de behandeling op de zitting van den kinderrechter, het uitspreken van het vonnis en het ondergaan van de straf of den opvoedingsmaatregel eischen tussohen den volwassene en het kind. Terecht zegt de heer G. H. Honing in een artikel in „Hulp voor Onbehuisden", waar aan ik hier een én ander ontleen: „Wat zou een kinderrechter doen als een vader eens zijn kind eenigen tijd in een zóó ongeschikt milieu opsloot? En zou niet de Minister van Justitie strenge maatregelen nemen tegen een particuliere vereeniging, die iets dergelijks zou doen?" De bekende Amstjerdamsche kinderrech ter Mr. G. T. J. de Jongh zegt in zijn boekje „Kinderrechtspraak is volkszaak": „Het is vreemd dat bij de invoering der kinderwetten (November 1922) niet is over wogen of deze wetten niet de oprichting van nieuwe gestichten of observatiehuizen noodig maakten Het is mij zeer goed bekend dat er en kele gevallen voorkomen, waarin dadelijke opsluiting in een huis van bewaring noodig kan zijn, maar in elk geval make men die dan zoo kort mogelijk, wat thans niet het geval is; ook dat opsluiting in een huis van bewaring veel minder omslachtig is dan in een observatiehuis, maar men mocht ver wachten dat slechts bij hooge uitzondering een kind, vooral een zeer jeugdig kind, in een H. v. B. zou worden ondergebracht: uit het bovenstaande blijkt echter het tegen deel! Wel zijn de gestichten te Doetinchem (voor jongens) en te Zeist Cvoor meisjes) aangewezen voor observatie-huizen, doch uit den aard hunner bestemming kunnen zij slechts knapen en meisjes herbergen, wier vonnis reeds bepaald en uitgesproken is; in 1906 werd door Pro Juventute te 's-Graven- hage een particulier observatiehuis opge richt voor jongens wier eventueel vonnis nog niet bepaald of uitgesproken was, doch door verschil in inzicht t-üsschen de be stuursleden onderling werd dit in 1911 ge sloten. Niet te ontkennen valt dat het aantal Observatiehuizen voor kinderen nog gering is; men vindt z-e in Amsterdam, Rotterdam, (de Kindersluis)Groningen en nog een paar andere plaatsen, terwijl er nog enkele in oprichting zijn o.a. te Zatphen; het Le ger des Heils heeft te Rotterdam een tehuis voor jongens, die met den strafrechter in aanraking dreigen te komen, voorts tehui zen voor kinderen te Amsterdam en te Haarlem; van confessioneele zijde bestaan nog enkele inrichtingen. Tot- nu toe is het niet gelukt een neutraal observatiehuis voor meisjes opgericht te krijgen. De meeste der hierboven genoemde ge stichten zijn inrichtingen voor minderjarige verdachten en door den Minister van Justi tie als zoodanig aangewezen. Art. 497 van het Wetb. v. Strafrecht bepaalt n.l. dat de rechter-commissaris een minderjarige tot een onderzoek naar zijn persoonlijkheid in een observatiehuis kan plaatsen, doch niet langer dan zes weken. Algemeen wordt er kend dat deze termijn in de meeste gevallen voor een volledig onderzoek veel te kort is. Daarom wórdt plaatsing in een observatie- huis in den regel slechts dan gekozen, wan neer de wet geen voorloopige hechtenis toe laat of dat hiertegen bezwaren van anderen aard bestaan; immers bij voorloopige hech tenis is observatie van langeren duur mo- leiijk. Het behoeft geen betoog dat observatie in een huis van bewaring geen zin heeft! De Duitsche kinderwetten bepalen dat voorloopige hechtenis voor kinderen in be paalde gevallen t-oelaatbaar is doch alleen, wanneer het doel (voo'koming van ontvluchting enz.) niet op andere wijze, in het bijzonder door voorloopige maatregelen van opvoeding en onderdakbrenging, kan bereikt, worden. (28 Jugendgerichtgesetz). Z.g. „Verwahrungsheime" zijn voor opne ming van deze kinderen bestemd. In Amerika wordt de eigenlijke preven tieve hechtenis niet dan bij h o o g e uit zondering toegepast, meer bezigt men andere middelen; Chicago maakt zeer veel werk van zijn „Children detention home", terwijl Boston met veel succes gebruik maakt van het systeem van uitbesteding in gezinnen. Het kind krijgt door de gedwongen verandering van omgeving het besef, dat er iets met hem niet in den haak is; deze be werkt dikwijls dat het niet, onder invloed van ouderlijke pressie of van aandrang van vriendjes in zijn ont-kentenis blijft volhar den en dat het gedwarsboomd wordt in de uitvoering van zijn eventueel voornemen om de plaat te poetsen maar het is ander zijds niet gedwongen verscheidene dagen en nachten door te brengen in een omgevine waar het óf voortdurend in aanraking is met elementen, ook van minder allooi dan het kind zelf of bij cellulaire opsluiting, in een omgeving, die al te zeer de huivering wekkende gevangenissfeer meedraagt, dit laatste zoo verderfelijk bij jongere kinderen en bij later gebleken onschuld. De Kinder rechter te Boston geeft het kind, zoo eenigs- zins mogelijk, terug aan de ouders tegen de belofte (onder controle van nakoming) te zullen verhinderen dat het kind ontsnapt en het ter terechtzitting te zullen mee brengen. Is dit onmogelijk dan wordt het kind toevertrouwd aan een court-home", dat is een gezin van onbesproken gedrag, dat zich ter beschikking heeft gesteld voor hel tijdelijk opnemen van kinderen; de eischen aan dergelijke tehuizen te stellen zijn onge twijfeld zeer hoog; meermalen betreft hei immers zeer lastige, vaak zwakzinnige en psychopathische kinderen en elscht men dan ook, naast goede verzorging en voorko ming van ontsnapping, nauwlettende ob servatie. Toch blijkt men te Boston geen moeite te hebben dergelijke tehuizen te vinden. Dit stelsel moge misschien enkele nadee- len hebben, het bezit ongetwijfeld groote voordeelen; het belang van een individueele behandeling, gezinsverpleging, speciale ob servatie en bovendienblijkt het niet duur te zijn. Kunnen wij niet iets dergelijks tot stand brengen? Als wij maar het systeem, om kinderen in een huis van bewaring op te bergen, voor goed kwijt raken, is in elk ge val al veel gewonnen! (3) Hier ligt een schoone taak voor alle vereenigingen en alle personen, die het wezenlijk belang van het kind en daarmede van de maatschappij der toekomst willen bevorderen. Dr. J. WACKIE EYSTEN Voorzitter van Pro Juventute te Haarlem (1) Het Nederlandsch Genootschap tot Ze delijke Verbetering der Gevangenen heeft indertijd een commissie benoemd on. tot be antwoording van de vraag: In hoeverre is de feitelijke functie van wat wij onze par ticuliere observatiehuizen noemen, uitslui tend observatie, en in hoeverre functionee- ren zij mede als kinderhuizen-van-bewa- ring? (2) In 1929 155, waarvan door de recht banken te Maastricht, Tiel Assen en Dor drecht ieder 1 en door die te Amsterdam 53, met voor de andere rechtbanken tusschen- liggende cijfers. (3) Een hooggeplaatst rechterlijk ambte naar zei mij eens dat niet alle personen, in een huis van bewaring opgesloten, evenmin als alle prostituées slecht zijn, maar dat z. i. een kind evenmin in een huis van bewaring thuis hoort als een fatsoenlijk jong meisje in een verdacht huis. BINNENLAND BELEEDIGING VAN EEN NOTARIS. AMSTERDAM, 28 Jan. De Vierde Ka mer der Amsterdamsche Rechtbank deed ne- den uitspraak in de strafzaak tegen den 45-jarigen koopman A. P., die terecht had gestaan wegens smaadschrift. Verd. had ten gevolge van een geschil met den Amsterdam- schen notaris mr. L. A. M. een artikel in de „Tribune" van 22 Februari 1930 doen opne men, getiteld „Dief en Diefjesmaat". Bovendien had hij van dit artikel in Fe bruari en Maart afdrukken in vele exempla ren op openbare plaatsen verspreid. Het O. M., waargenomen door mr. Massink eischte f 300 boete subs. 50 dagen hechtenis. De rechtbank veroordeelde verd. heden tot een geldboete van f 100 subs. 10 dagen hech tenis. DE STRIJD OM HET MUZIEK- AUTEURSRECHT. TOEZEGGINGEN VAN DE SACEM. Naar het Hbld. verneemt hebben de 9 bij het geschil betrokken orkest- en muiziek- vereenigingen aan de Société des Auteurs, compositeurs et éditeurs de Musique te Parijs de vraag gesteld, wat er zou gebeuren, indien het aanhangige wetsontwerp tot wijziging van het muziekauteursrecht zou worden ver worpen en wat indien het wordt aangenomen. In het eerste geval zou de Sacem waar* schijnlijk voor de ministerieele toestemming tot het innen van de auteursrechten in aan merking komen, in het tweede het B.U.MA. De Sacem heeft geantwoord ook indien zij het monopolie verkrijgt het tarief van 2.2 pet. van het totaal der contributies en der entrée-gelden, na aftrek van 20 pet ge meentebelas: ing te zullen handhaven. Door een nieuw bewijs te geven van haar belang stelling voor groote symphonie-concerten. verbindt zij zich bovendien formeel dat dit percentage voor het orkest van het Concert gebouw nimmer een maximum van f 55 a f 60 per concert zal overschrijden. In het andere geval zal Sacem nooit de vertegenwoordiging van haar repertoires toe vertrouwen aan een officieel of semi-offlcieel bureau. Zij zal zich deze vertegeruwoor» daging niet laten opleggen en zij zal er de voorkeur aan geven, haar repertoires terug te trekken. TOONEELCRISIS TE AMSTER- DAM OPGELOST. Leden van het A. T. accoord met het voorstel-Polak. PROTEST TEGEN TERZIJDE STELLING VAN VERKADE. Naar wij vernemen is in de Woensdagmid dag gehouden vergadering van de leden van het „Amsterdamsch Tooneel" het voorstel van den wethouder voor de Kunstzaken aan genomen. Naar men weet houdt dit voorstel in, dat de contracten van het „Amsiter- damsoh Tooneel" tot Augustus zullen over gaan aan de „Koninklijke Vereeniging". Wij vernemen voorts dat niet met du voor stel accoord zijn gegaan de dames Nel Stants en Elout, en de heeren Van Iersel, Huf en Van Meerten. Het gevolg van het accoord zal zijn dat thans de Koninklijke Vereeniging gereorga niseerd zal worden, waarvoor een commissie van zes waarvan drie leden van het Am sterdamsch Tooneel" en drie van de „Ko ninklijke Vereeniging" deel zullen uitma ken onder voorzitterschap van den wet houder voor Kunstzaken voorbereidende voorstellen zal doen. Naar ons later nog werd medegedeeld, zouden de vijf genoemde artisten van het „Amsterdamsch Tooneel", die het voorstel van den wethouder niet geteekend hebben, hun beslissing in beraad hebben gehouden tot 's avonds 10 uur. Naar wij nader vernemen is de kleine min derheid van de leden van het Amsterdamsch Tooneel, bestaande uit de dames Nel Stants en Mies Eiout en de heeren Paul Huf, Willem van der Veer, Hans van Meerten en Bob van Iersel, welke minderheid In de 's middags door het gezelschap gehouden vergadering haar definitief besluit om het bekende voor stel van den wethouder voor de Kunstzaken te teekenen, opschortte, na een 's avonds gehouden beraadslaging alsnog overeen ge komen, tot onderteekening van genoemd voorstel over te gaan. Aanleiding tot dit besluit was, dat deze le den er niet in konden slagen een anderen uitweg te vinden. Officieele verklaring van de minderheid De heer Defresne verzoekt ons opneming van het volgende: Genoemde dames en heeren hebben niet om pricipieele, doch om zuiver persoonlijke motieven eenige uren uitstel verzocht en stemden na verloop van dit uitstel voor de fusie, zoodat thans alle artisten van het Amsterdamsch Tooneel naar de Koninklijke Vereeniging zijn overgegaan. De positie van den heer Verkade. In de vergadering van leden van het Am sterdamsch Tooneel van 27 Januari heeft de accountant dr. A. Sterraheim namens den heer Verkade meegedeeld: le. Dat uit de mededeelingen van den accountant dr. Sternheim op een vorige ver gadering, niet moet worden afgeleid, dat de heer VeTkade zich op eenigjrlei wijze zelf ten koste van zijn artisten zou hebben bevoor deeld; daarvan is geen sprake; 2e. Dat de heer Verkade bereid is, zich persoonlijk ter wille van zijn Gezelschap op te offeren; zoodat goede en juiste maatrege len ten bate van dit Gezelschap nimmer be hoeven te stranden op persoonlijke belan gen van den heer Verkade. 3e. Dat de heer Verkade als directeur van de N. V. „Amsterdamsch Tooneel" verplicht is de belangen van crediteuren, werknemers en aandeelhouders der N.V. te behartigen, daar hij hiertoe krachtens zijne functie verplicht is. Ten opzichte van de fusie-plannen werd noch door den heer Verkade noch door Mr. de Vrieze, noch door dr. Sternheim, eenig ad vies, in welken zin ook, aan de vergadering gegeven. Er is geen sprake van dat van de zijde van Mr. de Vrieze pogingen zijn aangewend om de leden van het Gezelschap ertoe te bewe gen achter den heer Verkade te blijven staan. Integendeel, uitdrukkelijk is medegedeeld, dat de Vergadering in hare beslissing geheel vrij bleef en geen rekening behoefte te houden met den heer Verkade. De vijf genoemde leden hebben naar het Hbld. verneemt het voorstel-Polak geteekend, evenals de andere leden onder protest tegen de uitsluiting van den heer E. Verkade aLs artistiek leider. FEUILLETON. Uit het Engelse h van J. S. FLETCHER. 25) (Nadruk Verboden). Oliver had zich intusschen in een groot-en stoel laten neervallen en zat met een grauw vertrokken gezicht in zichzelf te mompelen. Bij het hooren van de stem van zijn zoon, hief hij het hoofd op en tot zijn onuitspre kelijke verbazing zag hij achter Louis John een bleek en bevend meisjesachtig figuurtje staan. LouisJolin gaf zijn vrouw een wenk dat ze naar voren zou komen. Aarzelend voldeed ze daaraan: zwijgend ging ze op Oliver toe en als een verlegen kind legde ze haar kleine hand op zijn arm. „Altijd paraat als we noodig zijn, vader!" kondigde Louis John opgewekt aan. Oliver keek enkele oogenblikken zwijgend op zijn schoondochter neer Toen boog hij zich naar voren en drukte haar een kus op het voorhoofd. Om Louis John's lippen speel de een verstolen glimlachje en hij klopte zijn vader joviaal op den schouder. „Goed zoo!" prees hij. En toen: „Gaat u mee naar buiten, vader; dan zult u zien wat een pracht, van een bondgenoot we hebben meegebracht!" Half onwillig liet Oliver zich meenemen, maar toen hij den grooten hond zag, toonde hij zich even verheugd als Ben zooeven. „Uitstekend! Prachtig!" verklaarde hij. „Dat beest van Craddock! Dom, dat ik daar niet een uur geleden aan gedacht heb. Dan moeten we maar direct aan het werk gaan; geen minuut meer verliezen. Ga jij maar naar tante Benla, liefje", wendde hij zich tot Margeret Mary, op een vertrouwelijken toon, alsof hij het jonge vrouwtje dagelijks sprak, „die arme ziel zal blij zijn dat ze een beetje gezelschap heeft". Toen zijn schoondochter de kamer verla ten had, vervolgde hij, vernieuwde energie klinkend in zijn stem: „Ik ga met jullie mee het zal een op luchting voor me zijn om ook iets te kunnen doen. Dat stil zitten en afwachten maakt iemand half krankzinnig! Breng den hond naar de plek waar het kind het eerst vermist werd". „Neen, mijnheer Carsdale", wierp Ravidge tegen, „dat geeft niets. We moeten beginnen bij Mirjam Scarp's boerderij", „Precies", viel Ben zijn zwager bij. Zij is het uitgangspunt! Waar zij is, is het kind ook!" De inspecteur van politie, die zich op een afstand had gehouden, kwam nu op Oliver toe. „Hoort- u eens, mijnheer Carsdale", zei hij op beslisten toon. „het spijt me heel erg, maar ik moet mijn manschappen ter be schikking hebben. Ik ben niet verantwoord, als ik de waterleiding nog langer onbewaakt laat in de gegeven omstandigheden. Als uw mannen „Die blijven in het moerland om mijn klein zoon te zoeken", gromde Oliver. „U kunt doen wat u meent dat uw plicht is!" De inspecteur verwijderde zich en voegde zich bij een aantal agenten, die buiten bij de groote inrijpoort hadden staan wachten. Een moment later marcheerde de politie patrouille af in de richting van 't reservoir, trwijl Oliver met zijn begeleiders zich in de duisternis naar Mirjam's huis begraven. Over ai in het rond twinkelden de lichtjes van de mannen die in den wijden omtrek bezig wa ren met de opsporing van Oliver's kleinzoon. Ravidge liep voorop met den hond en toen ze bij de boerderij kwamen, zei Louis John: „Ga in het huis en haal het een of ander van de oude vrouw om den hond lucht aan te geven: een japon of een omslagdoek of iets van dien aard. Nadat de bloedhond een poosje gesnuffeld had aan een paar kieedingstukken van Mir jam Scarp, trok hü de riem in de hand van zijn geleider strak en zette koers in de rich ting die Ben direct al had aangegeven. Zon der een moment aarzelen volgde hij het ruige rulle pad tot den hoek van het stuk bosch bij Giant's Arrows. En daar begon het dier op en neer te loopen, steeds maar op en neer, rondom een miniatuur-grasveldje dat zich daar bevond. Ben voegde zich bij Louis John en fluis terde: „Uit wat ik gehoord heb, maak ik op dat dit de plek is waar de kleine jongen het eerst vermist werd. Louis John knikte bevestigend. Op hetzelfde oogenblik trok de hond zijn geleider het stuk bosch in. Ben wendde zich nu tot Oliver. „U weet waar dit stuk bosch uitkomt, mijnheer Carsdale." zei hij. „aan den rand van de vallei, bij de rotsen. Het is een tame lijk slecht begaanbaar, dicht begroeid stuk terrein, dus u doet beter om met mijnheer Rawlinson langs den boschrand te loopen, dan moet u ons tenslotte weer ontmoeten, tenminste als het beest rechtuit blijft gaan. Anders hoort u ons wel". Maar de hond week niet van de rechte lijn af en Oliver en Rawlinson troffen het dier en zijn geleiders op de afgesproken plaats, toen deze uit het bosch te voorschijn kwa men. En zonder een oogenblik aarzeling te toonen, vervolgde dc hond zijn weg langs den rand van de vallei in de richting van de rotsen en het punt waar Rawlinson en zijn gast twee avonden geleden Mirjam Scarp hadden ontmoet bij hun bezoek aan Oliver's in aanbouw-zijnd huis. Opeens kreeg Louis John een idee. „Veronderstel eens", opperde hij, „het is niet meer dan een veronderstelling, dat ze naar het nieuwe huls is gegaan „Waarom zeg je dat?" viel Oliver hem op geprikkelden toon in de rede. „Wat zou ze daar moeten doen?" „Hij gaat den kant van de rotsen uit", riep Ben opeens, wijzend op den hond. Het was zooals Ben zeide De hond trok zijn .geleider het ruwe pad op dat naar de rotsen voerde, die zich verhieven boven de weidegronden, die vroeger aan de Scarp's hadden toebehoord. Van den top van deze rotsen voerde een ander pad omlaag in de vallei. Bij het begin daarvan gekomen. scheen het dier de kluts kwijt te raken het deed niets dan heen en weer draaien en rondloopen om een bepaald punt, alsof de prooi dien het op het spoor was eenige ma len was gepasseerd langs het stuk grond, waarover zijn groote ruige kop in trillende aandacht gebogen was- HOOFDSTUK XXIV- De hond trok Ravidge tens'otte ln de richting van een rots, die -eenigszins afge scheiden stond van de overige rotsen en daar een eind bovenuit stak. Zij rees aan de zijde van het moerland steil omhoog, zóó steil zelfs dat het onmogelijk leek om haar te beklim men. Aan den voet gekomen, bleef de hond stilstaan en zette zijn voorpooten op het ge steente. Vervolgens keek hij Ravidge met zijn verstandige oogen aan en begon toen zacht te janken. Bij het licht van hun lan taarns keken de mannen beurtelings naai; het dier en naar den grauwen rotswand vóór hen. „Wat zou hij toch willen?" zei Ben zacht. „Die rots is vrijwel onbeklimbaar en toch schi,1nt het spoor hierheen te leiden". „Zou die oude vrouw misschien toch hier naar boven geklommen zijn?" opperde Ra vidge. Louis John wendde zich tot Ben. „Probeer er eens op te klimmen, Ben", zei hij. .Jij bent lenig en licht. Hij nam de hond van Ravidge over. gaf dezen een teeken om Ben een handje te hel pen en met behulp van zijn zwager slaagde Ben er in houvast te krijgen op een uitsprin gend stuk steen en zoo naar den top te klim men. „Ik zie het nut er niet van in", momoelde hij, terwijl hij zich omhoog werkte. „Wan neer die oude vrouw werkelijk in deze klim partij geslaagd is, moet de waanzin haar kracht hebben gegeven". Hij had nu een klein plateau bereikt en keek scherp om zich heen. Plotseling schoot hem 'n verklaring te binnen van de omstan digheid dat Mirjam Scarp krankzinnig of niet de rots beklommen had. Vanwaar hij stond had men een prachtig vergezicht over het moerland en de vallei. Zelfs bij het gedempte licht van de sterren kon Ben de vage omtrekken van de heuvels in de verte onderscheiden: den dam. het reservoir in zijn geheele lengte, de lichten in de stad, het dak en den schoorsteen van Mirjam Scarp's boerderij, en onder zich in het dal. het dak en den toren van Oliver's nieuwe huis. Waar- schijn'ijk. dacht Ben, had de oude vrouw den moeilijken tocht hierheen gemaakt. x>m al deze bekende plekjes te zamen te kunnen overzien en den aanblik op haar gekrenkten geest te laten inwerken. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 6