BAMRUBRIEK.
SCHAAKRUBRIEK.
m
W>
*3t
n
Wi
m
V
m
HOCKEY
X
c®
■H
-A
üg
96
fi
A
im
w/mb,
M
Damredacteur: J. w. van Dartelen, Raad-
hulsstraat 1, Heemstede.
Alle correspondentie deze rubriek betref
fende gelieve men te zenden naar bovenge
noemd adres.
Voor liefhebbers van eindspel-studies plaat
sen wij hieronder een zeer leerrijk eindspel
van den bekenden Apeldoornschen problemist
J. Visser Jr.
Dit vraagstuk .werd door den auteur speci
aal voor onze rubriek gecomponeerd.
EINDSPEL No. 1629.
Auteur: J. VISSER Jr., Apeldoorn#
Eerste Publicatie..
Diagram.
ZWART
iH
n
H
M
li
11
S
C
in
H
11
11
EP
n
s
ii
ii
u
1!
HS
n
g§
BS
ÜP
18
p
Stand ln cijfers:
Zwart 3 schijven op: 9, 13 en 16.
Wit 1 dam op 26.
Wit speelt en wint.
Oplossingen van dit vraagstuk worden
gaarne ingewacht tot uiterlijk Maandag 16
Februari a.s. bij den redacteur dezer rubriek.
OPLOSSINGEN.
De auteursoplossing van probleem Nr. 1622
(A- de Weerd, Apeldoorn) luidt:
Wit- 35—30; 25—20; 47-41; 46-^41: 41—
37. 37:8; 8—3; 3:16 (Zwart 49—82) 16:49 en
wint.
Zwart: Steeds gedwongen.
Dit vraagstuk werd correct opgelost door:
W. C. Groenings. P. G. van Engelen. Mej. A.
Schreurs, F. A. Berkemeier. J. van Steenwijk,
J. van Looij. C. Visser. Jac. Fr. van Garderen,
H. Greeuw. R. Hartgerink, J. P. van Eijk, J.
Wielenga. J. C. van Waard. J. v. d. Giessen.
J. L. Versteeg en H. van Lunenburg Jr., allen
te Haarlem; F. H. Kluen en M. Lieffering.
beiden te Heemstede; J. B. Sluiter Jr. te Aer-
denhout; M. A. G. Cats en C. Rietman, beiden
te Bloemendaal; Barend Dukel en H- de Boer,
beiden te IJmuiden; G. L. Gortmans te Am
sterdam; W. J. v. d. Voort te Nieuw-Vennep;
Geo J. A. van Dam te Wassenaar (Z.H.); W.
Hoekstra en P. Kleute Jr., beiden te 's-Gra-
venhage.
EEN GEESTIGE PARTIJ!
PARTIJ No. 1630.
gespeeld ln een match ln December 1914 ln
het Vereenigd Amsterdamsch Damgenoot-
schap tusschen de meesters J. H. Vos met Wit
en J. de Haas met Zwart.
1 33—28
2 31—26
17—21
Een zeer goed antwoord. Ook 38—33,
42—38, 4742 en 34—29 kan met goed
gevolg gespeeld worden.
Met de bedoeling het spel ingewikkeld
te maken. Solider is 19 naar 23 of 24.
3 39—33 7—12
4 44—39 18—22
5 34—29 13—18
6 50—44 9—13
.7. 40—34 21—27
Zwart mag met deze afruil niet wach
ten, anders volgt 4440 en dan is 21
27 niet zoo goed wegens 28—23. 29—24.
34:21, Zwart 22—28. 18:16, een groote
afruil zonder voordeel.
8 32 21 16 27
19—23
Zie voorgaande opmerking.
10 28 19 14 23
Stand fn cijfers:
Zwart: 1-6 10-13 15 17 18 20 22-23 en 27.
Wit: 26 29 33-43. 45-49.
Niet sterk: geeft hiermede het midden
prijs. Beter is 37—32 en voortdurend
schijf 27 aanvallen.
10—14
1—7
12 41—37
13 47—41
Schijf 47 moest daar tot steun der lijn
29 tot 47 blijven staan. 4641 had dus
gespeeld moeten worden.
14—19
14 49—44
Wit ziet niet de gevaarlijke omklem
ming die er met den volgenden zet
dreigt, anders zou hij wel 29—24 ge
speeld hebben. Op 3732 volgt 1924,
22—28 en 24:44.
19—24!
Merkwaardig: Wit heeft in een stelling
van 18 tegen 18 schMven maar één zet:
Op 33—28. 37 28. 38.29
23.32; 24:33; 22:24.
16 32 21
17 41—37
11—16
16 27
7—11
18 46—41 11—16
19 37—32 16—21
Zeer avonturlijk! Beter Is 39.
20 42—37
Stand in cijfers:
Zwart: 2-6 8 12 13 16 17 18 20-24 27.
Wit: 26 29 31-41 43-45 48.
Hf
9
1
ii!
1
s
fl
II
9
m
3
®f
9
9
'3t
9
Hf
jflj
s
5
3
8.
11
3
lü
3
13
3
1
Fout; 3228 Is de zet. Zwart kan dan
wel naar dam gaan door:
39—30; 31:22; 22:6
22:23 a; 6—11; 17:46
maar ten koste van 2 schijven. Slaat
Zwart direct a. 24:33, dan verliest hij
een schijf.
Wit mag niet 4137, dan Zwart
32:23; 37:16; 29:20
23—28; 27—32; 20—25; 18—47.
2228
De slagzet die nu volgt is zeer mooi.
21 31 11
Op 33:11 volgt 24:42, Wit 31:22 en 18:49.
6 17.
22' 33 11 24 31
23 36 16 12—17
24 11 22 18 49
Op 16—11, dan Zwart 23—29. 13—18-
8:6. Bij het inleiden dezer combinatie
had Zwart aangegeven, dat na den slag
1611 niet kon gespeeld worden.
25 26—31
Sterker Is 41—37
8—12
26 41—37 23—28
Na eenlge zetten gaf Wit op.
Wij geven de voorkeur aan:
33—28; 34—30; 39:37
23:32; 24:33.
DE OPENINGEN-THEORIE VAN
HET DAMSPEL.
Toen omstreeks 1900 het damspel in Ne
derland begon op te komen, kende men
p:ak.isch feitelijk maar één opening, name
lijk de Hollandsche opening 3323.
De overige acht openingen: 3228 (Ra
phaël-opening), 3430 (Fransche opening),
3429, 31—26, 31—27 (Poolsche opening)
3530, 3227 en 3329, beschouwden de
spelers uit dien tijd als veel te riskant en
men hield zich dus vrijwel algemeen aan de
„klassiek" geworden Hollandsche opening.
In de laatste jaren echter is deze opening
een beetje in de verdrukking geraakt en
vooral de spelers met meer moJe:ne spel
opvattingen schenken aan de onregelmatige
openingen meer aandacht dan aan de histo
rische Hollandsche opening. De oorzaak hiex-
van is niet moeilijk op te sporen.
In de eerste plaats dient een onjuist be
grip te worden rechtgezet. De meeste dam
spelers meenen te kunnen spreken van de
Hollandsche opening indien de partij met
3328 wordt begonnen. Hoe deze fout.eve
opvatting in de wereld is gekomen is gemak
kelijk te verklaren.
De oudere schrijvers als Van Embden
Broekkamp en de Haas Battefeld gaver,
in hun werken aan dat na 3328 van Wit
met 1823 geantwoord meest worden, om
dat dit antwoord h. i. het beste was. Wi
had dan weder als de beste zet 3127
en zoo kwamen zij tot een t-heoiie die slechte
een gering aantal afwijkingen toeliet.
Aan dit keurslijf heeft de speltheorie zich
nadien gelukkig ontwrongen.
Men komt meer en meer terug van de
conservatieve theorie dat op Wit 3328
Zwart alleen maar kan antwoorden me.
1823 om niet in 't nadeel te komen.
Hoogland, Weiss. Fabre, Bizot, Springer
Dr. Molimard en de Jongh zijn met nieuwe
varianten gekomen, welke ernstig werden
bestudeerd en aan de practijk getoetst en
uit deze varianten-doolhof is zoo langza
merhand een geheel nieuwe theorie der Hol
landsche opening verrezen welke het ver
guisde Hollandsche spel in glorie heeft doen
herleven.
Zoo zien wij dus een botsing tusschen het
oude en hot nieuwe, waarbij de leuze: „alles
is speelbaar in het openingsspel" door de
practijk wordt ontzenuwd.
Vandaar dat de studie der openingen voor
eiken damspeler onmisbaar is. Toch moe:
deze studie niet bestaan uit het „uit het
hoofd leeren" van de theoretisch aangege
ven spelwijzen. Hoofdzaak is dat men het
karakter van de openingen begrijpt, de al-
gemeene strekking! De finesses vormen de
ciiepere grondslagen, op de uiterlijkheden
komt het minder aan.
Als basis voor verdere studiën geven wij
nu een aantal „historische" varianten der
Hollandsche opening.
Wij beginnen dan met de allereerste theo
rie van
Dc Haas Battefeld. 190C
1. 33—28 18—23 2. 31—37 20—24; 3. 34—3C
17—21; 4. 39—33 12—18:5. 37—31 7—12
6. 31—26 14—20; 7. 26 17 11 31: 8. 36 2"
20—25 9. 44—39 25 34; 10. 40 20 15 24
met gelijk spel
Eerst in 1913 kwamen de Franiêhe spelers
Dr. Molimard en Isidore Weiss meteen nieu
we theorie, waarbij de geheele oude speel
wijze van de Haas Battefeld werd omver
geworpen.
Dr. MolimardWeiss. 1913.
2. 33—28. 1823; 2. 39—33 12—18; 3. 31—27
17—21 4. 44—39 7—12; 5. 37—31 21—26: 6
41—37. A., 23—29; 7. 34 23 18 29; 8 33 24
20 29; 9. 3933 B., 1924 gevolgd door
2430 met beter spel voor Zwart.
B. Hier kan Wit als volgt gelijk spel be
halen:
Wit 39—34, 13—18 (1); 34 23 18 29
3530, 913 (of 3025 met zeer interes
sant spel, o. i. gelijke kansen. Wit's linker
vleugel staat minder goed, maar als com
pensatie staat daar tegenover het vooruit
geschoven zwarte stuk op 29 hetwelk Wi
ernstig kan bedreigen.
1. Zwart 19—23 23 19 14 23 27—22!
12—17 (Of 32—28, 23 41: 46 37. 17 23;
34 32 gevolgd door 3228. 3732 41 enz.
met volmaakt gelijke stelling.
A. 50—44, 26 37; 42 31 12—17; 47—42
8—12; 41—37 2—8; 34—30 20—24 met bete:
spel voor Zwart.
Direct hierna kwam de toenmalige we
reldkampioen Herm. Hoogland Jr. met eer
geheel nieuwe variant, welke later den
naam van „kerkhof-zet" verwierf.
Hoogland-variant. 1913
1. 33—28 18—23 2. 31—27 20—24 3. 34—3C
17—21: 4. 39—33 12—13; 5 37—31 14—20;
27—22 (de kerkhof zet) 18 27; 7 31 22.
Van de nu ontstane positie heeft Hooglanc'
destijds een uitvoerige studie gepubliceerd.
Een der vele mogelijkheden willen wi.
aangeven: 7. Zwart 21—26; 8. 4137 712
9 47—41 12—18; 10 22—17 11 22; 11 28 17
20—25; 12 32—27 25 34; 13 43 20 15 24
14 33—29 24 33; 15 33 29; 23 34; 16
27—21 16 27; 17. 17—11: 6 17; 18. 37—3i
26 37; 19 41 14 10 19 en Zwart verlies,
het s^uk op 34.
In een partij tusschen Herm. Hoogland Jr
met wit en J. de Haas met zwart, gespee.d
in het kampioenschap van Nederland 1913
werd door Hoogland een nieuwe variant toe
gepast. De partij ging toen evenwel voo.
zwart verloren.
De ontdekking van deze variant, die, daa:
ze van Hoogland afkomstig is, dikwijl
„Hoogland"-variant- genoemd wordt, heeft
een geweldigen invloed op de on'wikkelln:
van ons spel uitgeoefend, daar tal van oudé
theoretische wetten hiermede werden ver
worpen en nieuwe werden vartges'.eld.
Later is gebleken dat de door De Haas te
genover Hoogland's systeem gestelde verde
diging niet de sterk-te was .hetgeen begrij
pelijk is, daar De Haas plotseling tegen
over iets nieuws kwam te staan) en thans
is de opvatting dat zwart bij het Juiste te
genspel minstens gelijk spel kan bekomen
Deze variant van Hoogland Is bekem
als de
Utrecht-variant. 1913
1. 33—28 18—23; 2 39—33 12—18. 3 44—39
712 4. 31—27 20—24: 5 37—31 14—20; 6
41—37 10—14; 7 34—29 23:34; 8 40:29. Deze
speelwijze achtte men tot dien tijd nadeelir
voor Wit. De theorie dezer variant werd latei
vastgelegd als volgt: 8. Zwart 1722; 9
28:17 12:21; ld 27—22 18:27; 11 31:22 21:26.
12 32—28.
O-i. is deze variant hoogst Interessant er
kan tot schitterende verwikkelingen leiden
De kansen zijn ongeveer gelijk.
Eerst in 1920 kwam de Fransche kam
pioen Marius Fabre met een nieuwe variant,
welke voor de Hollandsche spelers een
soort openbaring was.
Werd tot dien tijd vrijwel uitsluitend de
klassieke Hollandsche partij op het centrum
uitgevochten. Fabre verplaatste het terrein
van den strijd naar de vleugels en met deze
nieuwe variant deed toen het later zoo be
kende „flanksper zijn intrede.
Met deze variant werden de openings
moeilijkheden weliswaar voor een groot deel
teniet gedaan, doch het spel werd er niel
fraaier op.
Fabre. 1920
1. 33—28 17—21; 2 31—26 11—17: 3 36—31
18—23 4. 31—27 12—18 5. 39—33 17—22; 6
26:17 22:11; 7 34—30 2 —25; 8 40—34 15—2
9 3429 25:34; 10 29:40 en het spel is on
geveer gelijk.
Hierna kwamen Springer en Bizot in 192C
met een nieuwe variant, waa-mede wedei
geheel nieuwe gezichtspunten geopend wer
den.
Springer-Bizet. 1922
I. 33—28 18—23; 2 34—30 17—21; 3 30—2r
21—26; 4 3C—33 (A). 13—18; 5. 42—31
9—13; 6 47—42 4—9; 7 40—34 11—17;
454.) 7—11: 9 34--3d 17—21; 10. 39—34 2—7
II. 44—39 12—17??; 12 30—24! 20:29 (for
ceert schijfwinst); 13 33:24 19:30; 14 35:2'
14—20 (of 28:19 20:29; 16 34:12 (Zwart
ad libi'um); 17 3127 (Zwart ad libitum);
18. 37—31 26:28: 19. 38—33 enz. en wint.
A. Deze voortzetting is wel kansrijk, echter
de juiste theoretische waarde ervan is tol
heden nog niet aange'.oond.
0.i. is de zet wel zoo goed als 39—33.
Tenslotte kwam in 1925 na al deze „theo
rie-omwentelingen" de variant Springer-De
Jongh, welke zich tot op heden nog steeds
heeft kunnen handhaven.
Springer-de Jong. 1925
1. 33—28 18—23 2 34—30 17—21; 3. 30—25
21—26; 4 38—33 12—18: 5. 42—38 7—12: f
47—42 1—7: 7 40—34 11—17; 8 34—30 17—21;
9 4440 20—24; 10 39—34 14—20; 11 25:1<
9:20: 12 30—25 4—9; 13 25:14 9:20 14 49—44
7—11??; 15 34—30 20—25??; 16 28—22!'
25:34 (gedwongen); 17 40:20 15:24. A.; 18
22—17. 11:22; 19 32—28 22:32; 20 37:17 26:37
1. 17:26 en wint.
Inderdaad een schitterende combinatie!
A. Zwart 18:27 31:22 15:24 22—18 13:22
3328 22:33 38:7 enz. en wint.
Bij een vergelijking van de vroegere en
moderne partij doet zich het gewone ver
schijnsel voor, dat men nu zetten in hef
..Hollandsch""genre als juist beschouwt, die
door De Haas en zijn tijdgenooten als on
juist werden afgekeurd.
Men komt terug van deze theorieën. De
nieuwe beweging brengt ons nieuwe varian
ten en daardoor komt de groote verandering
in de speltechniek.
Uit aesthetisch oogpunt is de klassieke
Hollandsche partij vlekkeloos. Hrt is de
partij waarin het sprankelend vernuft de
hoofdrol speelt.
Wij zouden nog vele van dergelijke voor
beelden kunnen aanhalen, doch het b'ijk
reeds voldoende welke geweldige verande
ring de theorie in den loop der jaren heeft
ondergaan
Hel bekende spreekwoord: ..Een goed be
gin is het halve werk" geldt voor den dam
speler in dubbele mate.
Immers een goede opening ls het funda
ment. waarop de geheele partij verder word.
opgebouwd.
Is dit fundament wankel van constructie
dan stort onvermijdelijk na korten tijd hei
geheele gebouw van damkennis en vernuft
ineen.
Wij bw/clen deze openings-studies gaarne
ln de aandacht onzer damspelende lezers
aan, doch tevens heefc deze beschouwhr
nog dit voordeel dat ook zij, die ons spe
nog nimmer hebben beoefend, na een korte
bestudeering van bovengenoemde opemngs-
theorieën al direct een partij dam kunnen
spelen.
Zij hebben zich dan alleen de nummering
der velden eigen te maken
J. W. VAN DARTELEN
Internationale prob'eemoplossings-
wedstrijd.
De uitslag van den intern, probleemonlos-
serswedstrijd. waaraan ook door Nederland
werd deelgenomen, luidt:
1. Denemarken 1446 pun'en; 2. Duitschland
1404 pnt.; 3. Britsch-Indië 1331 pnt.; 4.
Nederland 1316 pnt.; 5. Frankrijk 1286 pnt.; en
Zweden 1133 punten.
Simultaan-séance te Aalsmeer.
Zaterdagavond gaf J. W. van Dartelen ter
gelegenheid van het één-jarig bestaa j der
Schaak- en Damclub „Aalsmeer" een zeer
druk bezochte simultaanséance voor leden en
genoodigden der jub'Teerende vereeniging.
Niet minder dan 28 damspelers hadden
achter de borden plaatsgenomen toen de
simultaanspeler te ruiir^ 8 uur zijn wandeling
langs de borden aanving. Na 3 1 2 uur spelen
had hij 21 partijen gewonnen, vier partijen
verloren tegen J. Jongkind, A. J. P. Sebens,
J. P. van Wijk en P. Spaargaren en 3 partijen
remise gespeeld tegen D. v. d. Schilde, H.
van Andel en A. Kruikenberg.
St. Bavo (Hee~»«ter!e)St. Canisius
(Wiïnis).
Zon^a^rnlMag wertl gesneld te Heemstede
in hpt RK. Vereemglne-gebouw.
De uitslag was als volgt:
St. Bavo St. Canisns
B. M. StevensJ. v. Ti'rkenburg 20
J. Warmerdam— v. Leeuwen 11
P. Veen—H. v. Vliet .0—2
J. v. d. ZwanH. v. Nieuwkerk 20
N.N J. Samson 02
E. Sto'voortC. G. de Jong 11
J. D-aijerTh. de Graaf 11
J. VeenB. de Zwart 20
L. J Florl—P v. Zijl 2—0
J. Weijers—H. K. de Graaf 1—1
Totaal
12—8
De stand ls thans:
gesp.
gew.
rem. verl
pt.
St. Bavo 2
2
0
0
4
St. Canisius 3
2
0
1
4
T.E.P. 2
1
0
1
2
Spaarnestad 3
0
0
3
0
De Uitslagen.
WESTELIJKE AFDEELING.
Ie klasse:
HilversumHaagrch Lyceum
Amsterdam't Gooi
PROMOTIE AFD.
Amsterdam 3Utrecht
2e klasse:
Milversum 3H.B.S.
3e klasse:
Amsterdam 4't Gooi 3
Victoria 3H.D-M. 3
OOSTELIJKE AFDEELING.
Ie klasse:
Deventer 1Enschedé
Promotie-degradatie.
2e30 klasse:
LarenAlkmaar
Dames.
2e klasse:
Amsterdam 2H.B.S. 2
Fit—Gooi 2
BredaTe Werve
Breda H. D. S.Te Werve
0—2
4—0
4—0
1—1
1—1
9—0
5—0
•1—0
0—6
Bredakampioen.
Oplossingen, vragen enz. te zenden aan den Schaakredacteur van Haarlem's Dagblad,
Groote Houtstraat 93, Haarlem.
PROBLEEM No 552
(No. 9 van den wedstrij, 3e ladder).
Mat in drie zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kf5, Dg4. Tb2. Ld8. a7. f2.
Zwart: Kd7, Lh8, Pa8, c5, có, f3, f6, f7, g2.
PARTIJ No 651
Voorgift-partij, gespeeld te Londen in
1788.
Wi'Zwart:
F. A. D. P h ill dor Lordbeymour
(1726-1795). (Henry Coi way
Wit geeft Paard bl. tegen 2 zetten, voor.
e2—e4 1
»2—f4 2 d7-d5
e4 e5 3 d5-d4
Lfl c4 4 c7 c5
d2 d3 5 e7 e6
c2—c3 6 Pb3-c6
a2 a4 7 Lf8 e7
Pgl—13 8 Pg8—h6
OO 9 0-0
lel d2 10 Kg8 h8
h2 - h3 11 Ph6 f5
g2 -g4 12 PI5 e3
Ld2xe3 13 d4Xe3
Ddl e2 14 Pc6 a5
Lc4-a2 15 c5 c4
d3 d4 16 Pa5 b3
„De pion is de ziel van het spel", dat was
de grondstelling, waar alles om draaide bij
den grooten Franschen meester.
Philidor heeft nu de gewenschte samen
hangende en elkaar ondersteunende pionnen-
reeks bereikt, ondanks de pogingen van zijn
tegenstander om die te verbreken. Zwart ver
liest thans twee pionnen door zijn voorbari-
gen zet met het Paard
Tal dl 17 DdS a5
De2Xc4 18 Pb3 d2
Pf3*d2 19 e3xd2
Tdlxd2 20 a7 a6
La2 bl 21
Verhindert het doel van Zwart, door b5 een
pion te winnen.
21 f7 15
b2 b3 22 b7 b5
a4Xb5 23 Da5Xh5
LM d3 24 Db5Xc4
b3Xc4 25 LcS -bï
c4 c5 26 Ta8 d8
K"1 h2 27 Lb7 e4
Ld3xe4 28 f5xe4
TdP e2 29 a - a5
Kh2-g3 30 Le7Xc5
Zwart wil zijn Looper offeren om. na d4 X
c5, door Td8-d3t en Td3Xc3 de pionnen et'n
te breken, terwijl Philidor, getrouw aan zijn
leerstelling, de samenhang der middenpion
nen verkiest boven de winst van een figuur#
Te2Xe4 31 Lc5-e7
Tfl al 32 Td8—a8
h3 h4 33 Tf3 c3
Te4 e3 34 a5—a4
14 -f5 35 a4—a3
f5Xe6 36 a3 a2
d4 d5 37 Le7 c5
Te3 f3 38 Khfl—e8
d5 d6 39 Tc8 f8
e6-e7 40 T18Xf3f
Kg3xl3 41
Merkwaardig is het, dat de dubbelpion e5
de werkelijke steun van den aanval blijkt
te zijn.
41 Kg8-f7
Kf3-e4 42 K»7-e8
Ke4 d5 43 Lc5Xd6
c5Xd6 44 Ta8 a7
Kd5-e6 45 Ta7-a6
Tal-11 46 TaóXdOf
KeöXdó 47 a2 al D.
Tfl iS+ 48
In dr. Euwe's Practische Schaaklessen (4e
deel), zegt de beroemde Nederlancische mees
ter o.a. van Philidor. dat zijn theorie der pi
onnen ook thans nog van toepassing is.
OPLOSSING PROBLEEM No. 546
(No. 2 van den wedstrijd, 8e ladder).
Stand der stukken;
Wit: Kg4, Da8. Pa4, c2, c6, e6, f4, g5.
Zwart: Kd5.
(Ir. A. v. Eel de. 1857- 1913).
1. Da8—a7, enz.
Goed opgelost door:
C. Dekker en H. Hassebroek, beiden te Am
sterdam; Chr. Gerritsen, te Bennebroek; H.
de Ruijter. te Bloemendaal; M. D. L. Artz,
Gerard Blom. G. Bollebakker, J. W. Brugman,
C. v. Dort. H. W. van Dort. C. Duin. L. Ger-
meraad. H. M. Hoed Jr., S. Hoeve. F. W. Hoo-
gerbeets, J. Hoogeveen. J. ter. Hove, C. P.
Koene. F. v. d. Landen, J. Nieuwenhuis. I.
Schoon, B. A. Snelleman en R Venema, allen
te Haarlem; W. Ouweleen. te Overveen; J. Ger
meraad. P. Mars en K. Siegerist. allen te
Santpoort; N. E. Rort. te Spaarndam, A. C. de
Groot, te Zandvoort (allen 2 punten).
CORRES°ON DFNTIE
Haarlem. C. H. Gewijzigde drie-zet in
dank ontvangen.
J. H. De wedstrijdbepal'ngen zijn in de ru
briek van 6 Jan- j.l. oogenomen. Vermoede
lijk kunt u bij onze administrate nog een
nummer krijgen. Eventueel zullen wij uw
vragen hier beantwoorden, indien het blad
mocln uitverkocht zijn.