„DE KLOK"
STADSNIEUWS
HET JUBILEUM VAN DEN HEER
VINCENT LOOSJES.
Het Genootschap van
den Octopus.
N.V. ZEEPFABRIEK
EEN GAT?
EEN VLEK?
J. LOTTGERING
1
HAARLEM'S DACBLAD WOENSDAC 18 FEBRUARI 1931
DE HULDIGING
In ons vorig nummer hebben wij al een en
ander medegedeeld over de huldiging van
den heer Vincent Loosjes ter gelegenheid
van het feit, dat hij vijf-en-twlntig jaar lid
van den Haarlemschen Raad is geweest. De2e
huldiging geschiedde door een commissie,
die gevormd Is uit de verschillende raads
fracties. namelijk de heeren Mr. J. N. J. E.
Heerkens Thijssen. voorzitter; G Adrian,
secretaris; A. G. Boes, W. A. J. van de Kamp.
W. J. B. van Llemt, J. Mlezérus, M. A. Rei-
nalda en G. Wolzak Hzn.
Behalve de deputaties en persoonlijke
vrienden, wier namen wij reeds In ons vorig
nummer gepubliceerd hebben, merkten wij
o.a. nog op: Mr. A. Bruch. lid van Ged. Sta
ten; den heer E. H. Tencklnck. Commissaris
van Politie; den heer H. E. Knappert, ge
meente-archivaris; den heer J. D. Rutgers
van der Loeff, directeur der Stads Biblio
theek en Leeszaal; den heer G. H Weustink,
Inspecteur van het Lager Onderwijs; Dr. C.
Spoelder, rector van het Gymnasium; lr. W.
C. G. H. van Mourik Broekman, directeur
van het Gemeentelijk Lyceum.ir. M. Voor
zanger. directeur der H.B.S. a; de heeren C.
ten Boom en P. J. M. van Tetering. bestuurs
leden der Middenstandscentrale voor Haar
lem en Omstreken 'de heer F H. Smit was
ongesteld); den heer J. H. W. Habermehl
vico/roorzltter van Volksonderwijs: Mej. M.
C. Berdenis van Berlekom en den heer G.
van Waard namens de Commissie van toe
zicht op het Lager Onderwijs: een deputatie
van het Rusthuis der Doopsgezinden „Spaar
en Hout", bestaande uit mej. M. J. ten
Kate, mevrouw M. M. van Bilderbeek en me
vrouw A. W. Schalkwijk-De Boer; alsmede
den heer K. Jonkheid, architect van dit
Rusthuis; de heeren J. H. van Oosten en F.
Primo, als vertegenwoordigers van den
Haarl. Journalisten kring; de heeren J. A. A
Ochtman en J. A. Reus. resp. directeuren
van het Gemeentelijk Gas- en Electriciteits
bedrijf; den heer H. L. Warnier, inspecteur
van den dienst der Lichamelijke Opvoeding;
den heer Van Hees, directeur van den Stads
schouwburg; Prof. Dr. G. C. van Walsean;
den heer J. P. de Klerk, gemeente-onfrvan.
ger; de heeren A. M. Tijsseling en B. Kluit
namens het Nationaal Verbond van Gemeen -
te-amfbtenaren; den heer G. Ras, voorzitter
der VereenLglng van leeraren van het Gym
nasium en M. O.; Dr. J. F. M. Sterck, oud-
inspecteur van het Lager Onderwijs; de hee
ren R. Peereboom en P. W. Peereboom, di»
recteuren van Haarlem's Dagblad; den heer
A. P. Smits, bestuurslid van den Kring Haar
lem van den Bond van Nederlandsclhe archi
tecten, enz.
Toen de heer Vincent Loosjes en zijn echt-
genoote (aan wie bloemen waren aangebo-,
den) ln de smaakvol versierde zaal hadden
plaats genomen, nam Mr, J. N. J. E. Heer
kens Thijssen, voorzitter der Huldigings
commissie, het woord. „Qp dezen gedenk-
waardigen dag' is het voor mij een bijzonder
voorrecht", aldus spreker, „te zijn uitgenoo-
dlgd'om u namens den raad der gemeente
Haarlem toe te spreken; en dit is vooral
voor mij een genoegen omdat ik niet behoor
tot den kring van uw geestverwanten. Het
geldt hier dan ook niet een partijfeest, maar
een Haarlemsch feest, waaraan wordt deel
genomen door de burgerij in al haar rich
tingen en geledingen. Hier zijn gekomen
vele personen, die een gemeentelijke functie
vervullen, om u hulde te brengen voor alles,
wat u gedurende deze lange reeks van jaren
voor de gemeente gedaan hebt. Gij hebt u
voor Haarlem buitengewoon verdienstelijk
gemaakt. Ik zal hier niet spreken namens
tal van lichamen in deze gemeente, waarvan
u als hoofd de voornaamste plaats inneemt,
of waarvan de besturen het voorrecht heb
ben. u in hun midden te hebben. Ook in die
verschillende posities hebt gij werk verricht,
dat aan de gemeente zijdelings in hooge
mate ten goede is gekomen. Ik spreek dus nu
namens den Haarlemschen gemeenteraad,
waarvan deze commissie een uittreksel is".
De heer Heerkens Thijssen memoreerde
vervolgens uitvoerig wat de heer Loosjes in
deze 25 Jaar voor de gemeente heeft ge
daan. „In 1904 trad u op als raadslid en in
de eerste jaren hebt gij zóózeer de aan
dacht getrokken, dat gij in 1908, toen één
der wethouders ziek geworden was, benoemd
FEUILLETON.
Uit het Engelsch van
FERGUS HUME.
(Nadruk verboden.)
14)
Uit Barcelona kwam een brief in antwoord
op wat Sir Gregory aan Miguel Medina ge
schreven harl over het onbeschaamde op
treden van diens zoon en daarin deelde Me
dina Sr mee, dat hij met Pedro een niets
nut zooals hij hem noemde gebroken had.
voornamelijk omdat deze toegetreden was
tot een geheim genootschap. Hurker's ver
onderstelling was dus juist geweest: verder
schreef Miguel, dat hij zich indertijd had
laten bewegen, zooais ook reeds Mademoi
selle Cibot aan inspecteur Hurker had
meegedeeld om Pedro een introductie voor
zijn Londenschen handelsvriend mee te ge
ven. omdat hij blij was. dat zijn zoon Spanje
ging verlaten en hoopte, dat de omgang
met een beschaafde Engelsche familie in
vloed ten goede op hem zou uitoefenen. De
vader scheen er geen idee van te hebben,
wat voor een gevaarlijk individu Pedro in
werkelijkheid was, al wist hij dan, dat hij
tot- een genootschap behoordeanders
zou hij hem zeker niet op Sir Gregory los
gelaten" hebben.
Tevens kreeg Scotland-Yard in antwoord
op een desbetreffende vraag, telegrafisch
bericht van de politie in Barcelona, dat
Pedro Medina een uiterst gevaarlijk heer
schap was en ongetwijfeld door het genoot
schap naar Engeland was gestuurd om ze
kere plannen die het daglicht niet konden
verdragen uit te voeren. Hat hoofdkwartier
TEN STADHUI ZE.
werd tot tijdelijk wethouder. Dat is late:
nog eens enkele malen voorgevallen ter ver
vanging van Mr. Thiel. Dit werk had gij
blijkbaar zóó goed verricht, dat de raad u
op 1 November 1909 voor vast tot wethouder
benoemde. Gedurende acht jaar zijt gij web-
houder van onderwijs geweest en op een
wijze, die boven allen lof verheven was. Door
de nieuwe partijverhoudingen werd ge in
1917 niet in den raad gebracht, maar daar
mede verloor gij natuurlijk uw groote liefde
voor Haarlem niet. In 1919 vond men u weer
bereid om ln de raadszaal terug te keeren, zij
het niet in de leidende positie van voorheen.
Toch verrichtte gij ook als gewoon raadslid
nuttig werk, speciaal op het gebied van het
onderwijs, dat zoozeer voor u geëigend was.
Men heeft het u intusschen als wethouder
niet altijd gemakkelijk gemaakt, maar gij
was een man van groote werkkracht, be
kwaamheid en welsprekendhid. En dat was
gelukkig, want gij vond bij uw komst een
aantal reglementen, door uw voorganger in
het leven geroepen en bij de uitvoering
daarvan vond ge den ontwerper tegenover
u en deze. die goed beslagen ten ijs kwam.
liet zich geducht hooren. Vooral hebt gij
met succes geijverd voor de plannen voor
een nieuw gebouw voor het Handelsonder
wijs. Men heeft altijd uw eerlijkheid, die zoo
hoog stond aangeschreven, gehuldigd. U
hebt dan ook steeds gemeend recht door zee
te moeten gaan. Dit kwam o.a. uit bij de
indiening van de plannen vcor den bouw
van een R.-K. school voor buitengewoon la
ger onderwijs. Als voorstander van het
openbaar onderwijs en dat was natuurlijk
uw goed recht hebt gij toch uw grooten
steun verleend voor de doorvoering van deze
plannen. Speciaal de rechtsche partijen zul-
'en u heden dan ook gaarne hun hulde bren
gen. Ook in uw tweede periode van uw
raadslidmaatschap zijt gij zeer verdienstelijk
geweest. Dat is mij nog eens gebleken uit de
notulen der vele raadsvergaderingen. Men
weet dat gij niet altijd spreekt, maar als gij
dit doet, dan is dat altijd duidelijk en uw
woorden worden steeds met bijzondere aan
dacht aangehoord. Het gemeentebelang ln
zijn verschillende richtingen is u dan ook
lief. Natuurlijk zijn er leden, die het niet
altijd met u eens zijn. En dat is maar goed
ook. Verschl'len van opinie zullen altijd blij
ven bestaan, vooral wanneer die op de eer
lijke wijze geuit worden, zooals u dit altijd
gewend bent te doen. In den loop der jaren
werd gij benoemd in tal van Raadscommis
sies. o.a. voor de tramplannen, de openbare
leeszaal en bibliotheek, Lager en Middelbaar
Onderwijs, de-lichamelijke opvoeding, voor
den Stadsschouwburg, voor de bezwaar
schriften, enz. Uw voorzitterschap van de
Commissie voor de Zwakzinnigen was u spe
ciaal dierbaar. Wij allen weten dat gij nooit
zoudt komen met tweede-handsch elschen en
wenschen. Daarom worden u en uw werk ge
waardeerd door de st-adgenooten van de
meest uiteenlopende richtingen. Ik spreek
de hoop uit, dat het u gegeven moge zijn,
nog vele jaren uw mooie traditie voort te
zetten. Haarlem zal er welbij varen!" (Lang
durig applaus).
De heer E. P. Sch uy t voerde eerst namens
de Gemeentelijke Commissie van toezicht
over de Haarlemsche Werkinrichting het
woord. Hij wenschte den heer Loosjes, met
wien hij nu zooveel jaren in nauw contact
heeft gestaan, van harte geluk. Hij bracht
hulde aan den jubilaris voor zijn belangstel
ling in het werk dezer inrichting. Spreker
het hierop door een meisje van de werkin
richting een mooi geweven kussen aanbieden.
Daarna sprak de heer Schuyt als bestuurslid
van de Vereenlging Haarlemsche Werkinrich
ting. Hij deelde mede. dat het goed gaat met
deze inrichting. Ondanks de vrij groote uit
gaven, die steeds voor ondersteuning gedaan
worden, is het Nazorgfonds gestegen tot over
de f20000. Spreker noemde 't een bijzonder
voorrecht, namens het bestuur aan den heer
Loosjes een groot bloemstuk te mogen aan
bieden. (Applaus.)
Mr. C. Blankevoort uitte namens de
afdeeling Haarlem der Liberale Staatspartij
De Vrijheidsbond zijn dank aan den heer
Loosjes. voor alles wat hij in het belang van
Haarlem gedaan heeft. „De waardeering van
van „El Nuestro" was kort geleden naar En
geland verplaatst omdat de grond in Bar
celona den heeren te warm onder de voeten
was geworden.
De jury luisterde in gespannen belangstel
ling naar alle verklaringen van politie en
getuigen en de uitspraak luidde: Moord met
voorbedachten rade. Het was algemeen van
oordeel dat de onbekende, die ln de strui
ken gezien was en die had weten te ont
snappen. de dader moest zijn.
Sir Gregory haalde verruimd adem na de
uitspraak. Hij was bang geweest, dat een
van de getuigen iets zou verklaren waar
door zijn aanwezigheid ln de bibliotheek on
middellijk na den moord, aan het licht zou
komen: De zaak was echter zoo helder als
glas: Medina was gekomen om Sir Gregory
te berooven en te dooden en was zelf door
een medelid van het genootschap ver
moord, omdat hij verdacht werd van ver
raad.
,Ik vraag mij af of roof en moord in de
eerste plaats in zijn bedoeling hebben gele
gen", zei Perris dien avond tegen inspecteur
Hurker, toen deze nog eens kwam napraten
over het gerechtelijk onderzoek. „Weliswaar
had hij een beitel en een revolver bij zich
en roof en rtioord zijn geheel ln den geest
van het genootschap, maar ik voor mij
geloof eerder dat hij eerst wilde probeeren
om „El Nuestro" te verraden, om daardoor
Sir Gregory's toestemming tot een huwelijk
met juffrouw Hom te verkrijgen, met de
bedoeling daarna uit het genootschap te
treden. Maar als Sir Gregory zich onhan
delbaar toonde, was hij voornemens hem te
berooven en te vermoorden. Zijn plannen
vielen echter in duigen doordat Sir Gregory
zich verslapen had!"
Inspecteur Hurker scheen dit gezichts
punt volkomen te deelen.
Sir Gregory was aanwezig geweest bij dit
gesprek. „Lk geloof dat jij het bij het rechte
eind hebt", wendde hij zich volkomen on
bevangen tot Perris, toen de inspecteur ver-.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 80 Cts. per regeL
Elke dcos KLOKZEEP die ïn uw huis
komt, geeft een moment van prettige span
ning. welke leuke waardevolle verrassing er
nu weer uit de doos zal komen30
Kent men ook bij U dit genotvolle oogen-
blik?
HEERDE
399
'«TPifFi!!»
WMWBBMBgl
^^USHrBPi
deze partij hebt gij ten volle verdiend", aldus
spreker.
Mejuffrouw M. C. Berdenis van Ber
lekom sprak namens de Commissie van
toezicht op het Lager Onderwijs. Zij vond het
jammer, dat de heer Loosjes niet een paar
maanden later jubileerde, want dan had men
tegelijk zijn koperen jubileum als voorzitter
van deze commissie kunnen vieren. „Als oud
wethouder van onderwijs", aldus spreekster,
„was gij geheel op de hoogte met het werk
dezer commissie; gij kende de personen en
bezat het voorrecht, dadelijk de bedoeling te
begrijpen van de woorden, die gesproken wer
den. Dank zij uw leiding heerscht op alle
vergaderingen een aangename toon. Vooral
toen ln 1921 de nieuwe Onderwijswet werd
Ingevoerd, toen zoovele wenschen en grieven
tot uiting kwamen, en dat nog wel in ver
gaderingen, waar evenveel voor- als tegenstan
ders zaten, hebt gij uw taak als leider uit
stekend vervuld. Al die moeilijke vergaderin
gen hebt ge tot een goed einde gebracht. U
wist aan allen meestal 'n antwoord te geven,
dat hun bevredigde. Wij waardeeren ten zeer
ste uw leiding en ook uw steun aan het lager
onderwijs." (Applaus).
Dr. G. Adrian sprak niet als raadslid,
zooals hij opmerkte, maar als lid van den
Vrijheidsbond. Hij bracht den heer Loosjes
hulde voor zijn werk als wethouder en als
raadslid en zijn bijzonder groot aanpassings
vermogen. „De heer Loosjes heeft altijd den
vrede en de eenheid in de fractie van den
Vrijheidsbond bewaard", aldus eindigde
spreker.
De heer d01 i v e i r a, de vroegere steno
graaf van de raadszittingen, prees het hooge
standpunt, dat de heer Loosjes altijd als
mensch heeft ingenomen. „Zijn persoonlijk
heid oefende steeds een kalmeerenden in
vloed uit. In de omgeving van den heer
Loosjes in rumoer onmogelijk. Dat is een
eigenschap van gemoed, die ik op prijs stel,
evenals zijn evenwichtigheid tegenover zijn
omgeving. In dagen van beroering was de
heer Loosjes altijd rustig".
Tenslotte sprak de heer F. Maas Jr.,
voorzitter der Vereenlging van Jonge Libe
ralen alhier, hartelijke woorden van geluk-
wensch.
Y
De heer L o o s J e s dankte voor de hem
gebrachte hulde, allereerst aan de commis
sie uit den raad. Het was spreker hoogst aan
genaam. dat het juist Mr. Heerkens Thijssen
was, die hem namens deze commissie heeft
toegesproken, omdat hij hem zoo lang gekend
heeft. Zij woorden waren voor spreker dubbel
aangenaam.
De heer Loosjes dankte ook de andere
spreeksters en epekers. „Een veelprater ben
ik nooit geweest", zei spreker, „en dat wil
lk ook nu niet doen. Wel wil lk verklaren, dat
de eerste 12X jaar van mijn raadslidmaat
schap mij het meest na aan het hart heeft
gelegen, niet omdat het conservatieve oude
meer tot mij spreekt, dan het nieuwe, maar
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
|I||||I!IIIIIIIUI1IIIIIIIIIIIII1IUIIIIIIII1I!IIIIIIII1IIIII1IIIIIIIIIIII|IIII|||1!U
Gr. Houtstraat 5a
TELEFOON 10771
trokken was. „Medina had twee pijlen op
zijn boog en zou er niet voor teruggeschrikt
zijn om van beide gebruik te maken."
Perris keek zijn patroon strak aan. „Ik
begrijp niet, Sir Gregory, waarom u tegen
m ij den schijn ophoudt", zei hij. „Wat u
het publiek wilt wijsmaken is uw zaak, maar
tegen mij hoeft u geen comedie te spelen. U
en ik weten immers hoe de vork ln den
steel zit."
„Ik benbegon Sir Gregory.
„Onschuldig? Neen, dat bent u niet!"
Maar Sir Gregory hield voet bij stuk; de
uitspraak van de jury had hem in hooge
mate zijn zelfvertrouwen teruggegeven.
„Ik gooi je er uit. als je zoo tegen mij
spreekt." dreigde hij. .J>at onbekende lid
van „El Nuestro" heeft Medina vermoord,
ik niet."
..Ik heb toch oogen en daarmee heb ik
voldoende gezien!"
Perris haalde bedaard een netjes opge
vouwen zakdoek, in vloeipapier gewikkeld,
uit zijn zak. Op dezen zakdoek staan uw
voorletters en er zitten bloedvlekken op van
Medina."
Sir Gregory hield zijn adem in; dit stuk
van overtuiging sprak wel sterk tegen hem.
„Ik heb grooten lust om je te worgen",
mompelde hij woest.
„Ik geef de voorkeur aan de Patagonische
bijl" verklaarde Perris effen.
HOOFDSTUK IX.
LIEFDE EN GELDZUCHT.
Na een storm trad een periode van
kalmte en rust In. Pedro Medina was begra
ven en Hurker en zijn mannen waren nog
steeds op zoek naar den onbekenden moor
denaar in de hoop de uitgeloofde belooning
van twee duizend pond machtig te worden.
Er gingen weken voorbij, de kranten schre
ven niet moor over den moord en de sen
sationeels misdaad raakte langzamerhand
omdat mij wethouderschap in die eerste
periode ligt. Dit ambt was mij lief, want men
kan er veel meer mee bereiken, dan als ge
woon raadslid. Ik ben dan ook dankbaar als
ik wat bereikt mag hebben. Ik heb het altijd
tijdens mijn wethouderschap goed kunnen
vinden met de vorige burgemeesters Boreel
van Hogelanden en Sandberg en ook met den
vorigen gemeente-secretaris Wijtema, even
als met alle hoofdambtenaren en ambtenaren.
Vooral van den heer Kalbfleisch mocht ik
altijd veel steun ondervinden. In dc laatste
12K' jaar is door de nieuwe Kieswet de poli
tiek in den raad gekomen en hoewel lk altijd
veel van de politiek gehouden heb (De Gene-
stet schreef immers óók dat overal politiek te
vinden is), betreur ik het toch, dat tegen
woordig alleen fracties gekozen wordep
en niet meer personen, zooals vroeger. In
vroeger jaren had men na een gedachten-
wisseling nog wel eens een kans. om een
raadslid tot een andere denkwijze over te
halen, maar nu gebeurt dat nooit meer. niet
tegenstaande urenlange redevoeringen. Als
het tegenwoordig op Woensdag raad is, dan ls
's Maandags te voren de zaak al voor elkaar.
(Gelach). Ik heb in die 25 jaar als raadslid
buitengewoon aangenaam gewerkt; lk was
volkomen onafhankelijk, wat ik te danken
had aan mijn kiesvereeniging. Ik behoefde
noch naar rechts, noch naar links te kijken.
Ik steunde zooals ik meende dat het moest
en nam nimmer een blad voor den mond. Het
is beter om in korte woorden precies te zeg
gen wat men wil, dan lange redevoeringen tc
houden, waar men niets uit kan halen. Wat
de naaste toekomst betreft, meen ik als mijn
verwachting te mogen uitspreken dat het
voor Haarlem niet gemakkelijk zal zijn om
aan de financieele verplichtingen te voldoen.
Men moet dus als raadslid nuchter zijn en
met beide beenen op den grond staan. Ik be
veel mij bij voortduring in uw aller vriend
schap aan!" (Langdurig applaus.)
Ook in de oude raadszaal had de heer
Loosjes vele bloemstukken in ontvangst te
nemen. Het is voor hem in alle opzichten
een mooie dag geweest.
DE HEER JOH. VISSER CONTRA
DS. N. PADT.
Een gedachtenwisseling over
ontwapening
GESLAAGDE BIJEENKOMST VAN
„KERK EN VREDE".
Dinsdagavond heeft een openbare gedach
tenwisseling plaats gehad tusschen de hee
ren Joh. Visser, lid van den gemeenteraad
van Haarlem, en ds. N. Padt uit Zandvoort
over lrHet Vredesvraagstuk en de Ontwape-
ningsvraag". Zulks onder auspiciën van de
vereeniging „Kerk en Vrede", in het gebouw
van de Haarlemsche Jongelingsvereeniging
en onder leiding van den heer B. Buis. De
bijeenkomst was zeer goed bezocht.
Het eerst was het woord aan den heer
Joh- Visser. Deze wierp een aantal stel
lingen op waarvan de eerste was: er bestaat
geen beginselverschil tusschen modern en
vroeger militairisme. Volgens den heer Vis
ser is er slechts een gradueel verschil in de
wijze, waarop men oorlog voert. De tweede
stelling is: Een regeering heeft het recht en
m.i. ook de plicht militairen dienstplicht op
te leggen aan de burgers des lands met vol
komen eerbiediging echter van persoonlijke
gewetensbezwaren.
Wij leven nu eenmaal niet in een ideale
weTeld. Het kwaad is er. Spr. vergeleek de
bescherming des lands met die tegen den
misdadiger binnen het land. Velen zullen het
met mij eens zijn, aldus spr., dat men tegen
den misdadiger de wapens mag gebruiken, in
dien andere middelen falen. Spr- kan zelfs
het standpunt der absolute weerloosheid eer
biedigen, hoewel hij het niet deelt, doch deze
weerloosheid gaat niet meer op, wanneer men
ter bescherming over anderen gesteld is. En
evenmin gaat ln dat geval een beroep op
Christus op.
De derde stelling van dep heer Visser was:
Tusschen oorlog voeren en zich ter verdedi
ging en bescherming uitrusten bestaat een
principieel verschil. Spr. meende dit te kun
nen bewijzen met het feit, dat in 1914 Ne
der land's mobilisatie het buiten den oorlog
hield.
De vierde stelling van den heer Visser luid
de: Hoewel kerk en georganiseerde arbeiders
Invloed ten goede kunnen oefenen, zijn zij
toch niet in staat om den oorlog te voorko
men. Manifesten en betoogingen hebben niet
kunnen voorkomen, dat alle partijen in 1914
geestdriftig ten oorlog togen.
De vijfde stelling was aldus vervat: Hoe
wel de gevolgen van den oorlog 1914—1918 in
vele opzichten rampzalig waren, zijn er toch
in staatkundig opzicht eenige lichtpunten.
Zoo noemde spr. de teruggeving van Slees-
wijk-Holstein aan Denemarken, het herstel
van Polen, de stichting van Tsjecho-Slowa-
kije. de ineenstorting van de Oostenrijksch-
Hongaarsche monarchie, de losmaking van
de randstaten van Rusland, den overgang
op den achtergrond, zooals dat altijd met
schokkende gebeurtenissen gaat, die een
tijdlang de publieke opinie bezighouden.
Sir Gregory stond voortdurend met Hur
ker in verbinding en het was zijn harte-
wensch dat de dader gearresteerd zou
worden, zoodat Perris zou moeten erken
nen. dat hij zioh vergist had. door zijn pa
troon voor den schuldige te houden. Maar
op het oogeniblik was de bedaarde secre
taris de baas en hij hield Sir Gregory met
een fluweelen hand in een ijzeren greep.
In deze weken werd Perris' invloed merk
baar; het was kalmer in huis en Sir Grego
ry's optreden was minder hinderlijk dan
vroeger. Zijn dik rood gezicht werd min
der opgezet en minder purperkleurig en zijn
gestalte werd magerder. Iedereen schreef
deze verandering ten goede toe aan den
schok die de onder zijn dak gepleegde
moord hem gegeven moest hebben.
Een week na de uitspraak van de jury had
mademoiselle Clbot afscheid genomen van
de familie Hora om rich terug te trekken
in een zusterhuis bij Bournemouth.
„Perris", zei de millionnair enkele dagen
later, „ik heb een idee gekregen; zou juf
frouw Drum geen gouvernante willen wor
den bij Freddy, nu Cibot weg is."
„Ik vrees van niet Sir Gregory. Juffrouw
Drum kan haar moeder niet alleen laten".
„Ze woont dicht bij." hernam Sir Gregory,
„en ze zou thuis kunnen blijven wonen. Ik
zal haar goed betalen."
„Juffrrouw Drum geeft in hoofdzaak mu
ziekles", bracht Perris in het midden.
„Bovendien is zij met mij verloofd; daarom
hebt u haar misschien liever niet Ln huis."
„Met jou verloofd?" Sir Gregory werd
bleek. „Weet zij dan
„Zij weet niets. Alleen u en ik weten de
waarheid, antwoordde Perris langs den
neus weg.
„Begin je weer? Maar zij zal wel genoeg
weten om een jongen van Freddy's leeftijd
tc onderwijzen, dus vraag haar maar of zc
van Elzas-Lotharingen. dc vrij wording van
Finland. Voorts de stichting van den Vol
kenbond, de actie voor internationale ontwa
pening.
De zevende stelling was:
Een doeltreffend middel om den oorlog on
mogelijk te maken is niet gevonden. Men zal
zich moeten wijden aan de bestrijding der
slechte hartstochten der menschen en dit
kan door de verkondiging van het Evan
gelie. Wanneer een groot, deel der menschen
'net Evangelie echter niet wenscht, dient er
ook daarbuiten zooveel mogelijk gedaan te
worden.
De achtste stelling was ten slotte: Doorwer
king van het beginsel van het Christendom
kan de vredesgedachte bevorderen.
Ds. Padt, daarna sprekende, begon met
te zeggen op ontstellende wijze in het betoog
van den heer Visser gemist te hebben, üe in
stelling op het principieele van de zaak.
Wat üe eerste stelling betreft, spr. ken
schetste het militairisme als een levenshou
ding, die zich hierop instelt, dat men ter
wille van bepaalde idealen bereid is alles en
allen geschikt te maken voor het militair
apparaat. En dit acht spr. nimmer overeen
te brengen met eenige gedachte aan het
evangelie ontleend Gradueele verschillen
worden tenslotte principieele verschillen. Het
komt er een gegeven moment toe, dat men
zegt: „dat kan niet meer-"
Zelfs indien er geen principieel verschil is
in de wijze van oorlogvoering wat dan nog?
Dan constateert spr., dat men tegenwoordig
den oorlog beter doorschouwt dan vroeger.
Tegenover de tweede stelling van den heer
Visser stelde spr., dat militaire dienst meer
en meer met de overtuiging van velen in
strijd is, dan dat de Staat dezen kan blijven
opleggen. „Duidelijk gebleken" gewetensbe
zwaren, is een veel te geringe restrictie.
De vergelijking met den misdadiger gaat
niet op, want in den oorlog heeft niemand
geweten, wie de misdadiger was.
Ook de derde stelling van den heer Visser
wil spr. principieel bestrijden. Hij wil slechts
zeggen, dat hij Nederland, dat hij in vele op
zichten lief heeft, niet met immoreele mid
delen wil verdedigen.
Tegenover de volgende stelling van den
heer Visser zette ds. Padt, dat de toestanden
in 1914 geheel verschillend waren- ..Wat was
is nooit een bewijs voor wat zijn zal" zegt
Albert Schweitzer.
En prof. Van Embden zegt „Wij zijn aan
een keerpunt der geschiedenis". Stel tegen
over wat deze Jood zeide de woorden van een
Christelijk minister „Het is beter in massa te
vermoorden, dan in massa vermoord te wor
den" en oordeel zelf.
Wat de lichtpunten van den heer Visser be
treft, spr. begrijpt ze niet goed. Het ontgaat
hem, dat de kleinigheden, die de heer Vis
ser opnoemde een compensatie zijn voor de
ellende van den oorlog. De Volkenbondsge
dachte ls niet nieuw, zij leefde bij Hugo de
Groot, bij Kant. Wilson nam haar slechts
weer op.
Een doeltreffend middel voor de ontwape
ning is, dat de massa's tot weigering komen.
Spr. vraagt of de herinnering aan iemand als
Van Speijk geen godslastering wordt als de
viering in een kerk geschiedt en besloten
wordt met een Hallelujah.
Als spr. de komst van Gods Koninkrijk ver
wacht, dan weet hij, dat daaraan het offi-
oieele Clv'stendom de officieele kerk ln den
weg staat. Er is geen grooter gevaar dan „ook
voor den vrede" zijn en er niets voor doen.
Ten opzichte van de eenzijdige ontwape
ning vraagt spr. of het niet van verstrekken
de beteekenis zou zijn als Nederland den
moed had, om het eens met den nieuwen
geest te probeeren.
Ook op het laatste punt staan de heer
Visser en spr. niet naast elkaar, omdat het
Christendom verkocht is aan militairisme en
kapitaal. Wie hebben in de jaren van 1914
de wapens gezegend, gebeden voor de leger
scharen, gesproken van den „guten alten
Deutschen Gott", wie spreken immer van
God, Nederland en Oranje? Dominees en
pastoors!
Wat de vredesgedachte in de wereld kan
bevorderen is niet de doorwerking van het
Christendom, doch de gedachte aan Christus.
Het allereerste, dat noodig is om radicaal te
worden herzien is de organisatie van het
Christendom, de kerk.
Wij kunnen niet meer en daarom willen wij
niet meer!
De rede van ds. Padt werd herhaaldelijk
door donderend applaus onderbroken.
In zijn hierop volgend verweer zeide de
heer Visser dat hij hier zeker niet gekomen
was om den oorlog te verdedigen. Dat hij
anders strijdt voor den vrede dan ds. Padt,
wil nog niet zeggen, dat hij er niet voor
strijdt. Constateerende, dat hij en Ds- Padt
het op eenige punten eens waren, bestreed
de heer Visser andere argumenten van ds.
Padt,
Hij kwam tot de conclusie, dat de actie er
op gericht moet zijn den geest der menschen
te doen veranderen (applaus).
In zijn dupliek bestreed ds. Padt, dat de
jongens, die in dienst gaan een offer bren
gen- Zij, die principieel weigeren, brengen het
offer, want tal van carrières zijn voor goed
voor hen gesloten.
Tenslotte zei ds. Padt, dat. men strijdende
vooi de uitbanning der zonde de afschaffing
van den oorlog niet mag nalaten.
het wil doen."
Perris was wel ingenomen met Sir Grego
ry's verzoek, want een vermeerdering van
inkomsten zou in het huisje bij de hei heel
welkom zijn. Margaret nam den aangeboden
werkkring dan ook graag aan: honderd
pond per jaar konden zij en haar moeder
best gebruiken.
Mevrouw Cargoe en Laura mochten het
rustige, vriendelijke meisje graag lijden,
vooral Laura, die vrijuit met haar over
haar liefde kon praten en over het hard
nekkige voornemen van Sir Gregory om zijn
dochter aan niet minder dan een graaf
uit te huwelijken.
Margaret besloot nog eens met Perris over
de zaak te praten en het gevolg daarvan
was. dat de secretaris zich bereid verklaar
de om, nu hij zulk een grooten invloed op
Sir Gregory had, een goed woord voor ae
jongelui te doen.
Op een dag dat Theodore Arden op be-
zoeka was bij mevrouw Cargoe en Laura, be
gon Perris over het onderwerp.
„Neemt u mij niet kwalijk dat ik u stoor"
begon hij, nadat hij Sir Gregory opgezocht
had in de bibliotheek, „maar ik wilde u eens
spreken over den jongen Arden."
„Wa; kan mij de jonge Arden schelen, je
hebt mij nie; te storen", antwoordde Sir
Gregory, terwijl hij zijn secretaris van onder
zijn zware grijze wenkbrauwen aankeek.
„Hij is in den tuin met uw dochter", zei
Perris met bij zonderen nadruk.
Maar de beteekenis van deze opmerking
drong niet to: Horn door. Wel had Laura in
dertijd duidelijk laren blijken, dat ze van
den Jongeman hield, maar de m'.Fionair, die
gewoon was zijn eigen plannen door te zet
ten. was het verzet van zijn dochter alweer
vergeten, na alle emoties die hij den laat-
sten tijd had beleefd. Het stond voor hem
immers vast, dat ze zou trouwen met- den edel
man, dien hen voor haar had bestemd.
(Wordt vervolgd).