„DE KLOK" STADSNIEUWS HET JUBILEUM VAN DEN HEER VINCENT LOOSJES. Het Genootschap van den Octopus. N.V. ZEEPFABRIEK EEN GAT? EEN VLEK? J. LOTTGERING 1 HAARLEM'S DACBLAD WOENSDAC 18 FEBRUARI 1931 DE HULDIGING In ons vorig nummer hebben wij al een en ander medegedeeld over de huldiging van den heer Vincent Loosjes ter gelegenheid van het feit, dat hij vijf-en-twlntig jaar lid van den Haarlemschen Raad is geweest. De2e huldiging geschiedde door een commissie, die gevormd Is uit de verschillende raads fracties. namelijk de heeren Mr. J. N. J. E. Heerkens Thijssen. voorzitter; G Adrian, secretaris; A. G. Boes, W. A. J. van de Kamp. W. J. B. van Llemt, J. Mlezérus, M. A. Rei- nalda en G. Wolzak Hzn. Behalve de deputaties en persoonlijke vrienden, wier namen wij reeds In ons vorig nummer gepubliceerd hebben, merkten wij o.a. nog op: Mr. A. Bruch. lid van Ged. Sta ten; den heer E. H. Tencklnck. Commissaris van Politie; den heer H. E. Knappert, ge meente-archivaris; den heer J. D. Rutgers van der Loeff, directeur der Stads Biblio theek en Leeszaal; den heer G. H Weustink, Inspecteur van het Lager Onderwijs; Dr. C. Spoelder, rector van het Gymnasium; lr. W. C. G. H. van Mourik Broekman, directeur van het Gemeentelijk Lyceum.ir. M. Voor zanger. directeur der H.B.S. a; de heeren C. ten Boom en P. J. M. van Tetering. bestuurs leden der Middenstandscentrale voor Haar lem en Omstreken 'de heer F H. Smit was ongesteld); den heer J. H. W. Habermehl vico/roorzltter van Volksonderwijs: Mej. M. C. Berdenis van Berlekom en den heer G. van Waard namens de Commissie van toe zicht op het Lager Onderwijs: een deputatie van het Rusthuis der Doopsgezinden „Spaar en Hout", bestaande uit mej. M. J. ten Kate, mevrouw M. M. van Bilderbeek en me vrouw A. W. Schalkwijk-De Boer; alsmede den heer K. Jonkheid, architect van dit Rusthuis; de heeren J. H. van Oosten en F. Primo, als vertegenwoordigers van den Haarl. Journalisten kring; de heeren J. A. A Ochtman en J. A. Reus. resp. directeuren van het Gemeentelijk Gas- en Electriciteits bedrijf; den heer H. L. Warnier, inspecteur van den dienst der Lichamelijke Opvoeding; den heer Van Hees, directeur van den Stads schouwburg; Prof. Dr. G. C. van Walsean; den heer J. P. de Klerk, gemeente-onfrvan. ger; de heeren A. M. Tijsseling en B. Kluit namens het Nationaal Verbond van Gemeen - te-amfbtenaren; den heer G. Ras, voorzitter der VereenLglng van leeraren van het Gym nasium en M. O.; Dr. J. F. M. Sterck, oud- inspecteur van het Lager Onderwijs; de hee ren R. Peereboom en P. W. Peereboom, di» recteuren van Haarlem's Dagblad; den heer A. P. Smits, bestuurslid van den Kring Haar lem van den Bond van Nederlandsclhe archi tecten, enz. Toen de heer Vincent Loosjes en zijn echt- genoote (aan wie bloemen waren aangebo-, den) ln de smaakvol versierde zaal hadden plaats genomen, nam Mr, J. N. J. E. Heer kens Thijssen, voorzitter der Huldigings commissie, het woord. „Qp dezen gedenk- waardigen dag' is het voor mij een bijzonder voorrecht", aldus spreker, „te zijn uitgenoo- dlgd'om u namens den raad der gemeente Haarlem toe te spreken; en dit is vooral voor mij een genoegen omdat ik niet behoor tot den kring van uw geestverwanten. Het geldt hier dan ook niet een partijfeest, maar een Haarlemsch feest, waaraan wordt deel genomen door de burgerij in al haar rich tingen en geledingen. Hier zijn gekomen vele personen, die een gemeentelijke functie vervullen, om u hulde te brengen voor alles, wat u gedurende deze lange reeks van jaren voor de gemeente gedaan hebt. Gij hebt u voor Haarlem buitengewoon verdienstelijk gemaakt. Ik zal hier niet spreken namens tal van lichamen in deze gemeente, waarvan u als hoofd de voornaamste plaats inneemt, of waarvan de besturen het voorrecht heb ben. u in hun midden te hebben. Ook in die verschillende posities hebt gij werk verricht, dat aan de gemeente zijdelings in hooge mate ten goede is gekomen. Ik spreek dus nu namens den Haarlemschen gemeenteraad, waarvan deze commissie een uittreksel is". De heer Heerkens Thijssen memoreerde vervolgens uitvoerig wat de heer Loosjes in deze 25 Jaar voor de gemeente heeft ge daan. „In 1904 trad u op als raadslid en in de eerste jaren hebt gij zóózeer de aan dacht getrokken, dat gij in 1908, toen één der wethouders ziek geworden was, benoemd FEUILLETON. Uit het Engelsch van FERGUS HUME. (Nadruk verboden.) 14) Uit Barcelona kwam een brief in antwoord op wat Sir Gregory aan Miguel Medina ge schreven harl over het onbeschaamde op treden van diens zoon en daarin deelde Me dina Sr mee, dat hij met Pedro een niets nut zooals hij hem noemde gebroken had. voornamelijk omdat deze toegetreden was tot een geheim genootschap. Hurker's ver onderstelling was dus juist geweest: verder schreef Miguel, dat hij zich indertijd had laten bewegen, zooais ook reeds Mademoi selle Cibot aan inspecteur Hurker had meegedeeld om Pedro een introductie voor zijn Londenschen handelsvriend mee te ge ven. omdat hij blij was. dat zijn zoon Spanje ging verlaten en hoopte, dat de omgang met een beschaafde Engelsche familie in vloed ten goede op hem zou uitoefenen. De vader scheen er geen idee van te hebben, wat voor een gevaarlijk individu Pedro in werkelijkheid was, al wist hij dan, dat hij tot- een genootschap behoordeanders zou hij hem zeker niet op Sir Gregory los gelaten" hebben. Tevens kreeg Scotland-Yard in antwoord op een desbetreffende vraag, telegrafisch bericht van de politie in Barcelona, dat Pedro Medina een uiterst gevaarlijk heer schap was en ongetwijfeld door het genoot schap naar Engeland was gestuurd om ze kere plannen die het daglicht niet konden verdragen uit te voeren. Hat hoofdkwartier TEN STADHUI ZE. werd tot tijdelijk wethouder. Dat is late: nog eens enkele malen voorgevallen ter ver vanging van Mr. Thiel. Dit werk had gij blijkbaar zóó goed verricht, dat de raad u op 1 November 1909 voor vast tot wethouder benoemde. Gedurende acht jaar zijt gij web- houder van onderwijs geweest en op een wijze, die boven allen lof verheven was. Door de nieuwe partijverhoudingen werd ge in 1917 niet in den raad gebracht, maar daar mede verloor gij natuurlijk uw groote liefde voor Haarlem niet. In 1919 vond men u weer bereid om ln de raadszaal terug te keeren, zij het niet in de leidende positie van voorheen. Toch verrichtte gij ook als gewoon raadslid nuttig werk, speciaal op het gebied van het onderwijs, dat zoozeer voor u geëigend was. Men heeft het u intusschen als wethouder niet altijd gemakkelijk gemaakt, maar gij was een man van groote werkkracht, be kwaamheid en welsprekendhid. En dat was gelukkig, want gij vond bij uw komst een aantal reglementen, door uw voorganger in het leven geroepen en bij de uitvoering daarvan vond ge den ontwerper tegenover u en deze. die goed beslagen ten ijs kwam. liet zich geducht hooren. Vooral hebt gij met succes geijverd voor de plannen voor een nieuw gebouw voor het Handelsonder wijs. Men heeft altijd uw eerlijkheid, die zoo hoog stond aangeschreven, gehuldigd. U hebt dan ook steeds gemeend recht door zee te moeten gaan. Dit kwam o.a. uit bij de indiening van de plannen vcor den bouw van een R.-K. school voor buitengewoon la ger onderwijs. Als voorstander van het openbaar onderwijs en dat was natuurlijk uw goed recht hebt gij toch uw grooten steun verleend voor de doorvoering van deze plannen. Speciaal de rechtsche partijen zul- 'en u heden dan ook gaarne hun hulde bren gen. Ook in uw tweede periode van uw raadslidmaatschap zijt gij zeer verdienstelijk geweest. Dat is mij nog eens gebleken uit de notulen der vele raadsvergaderingen. Men weet dat gij niet altijd spreekt, maar als gij dit doet, dan is dat altijd duidelijk en uw woorden worden steeds met bijzondere aan dacht aangehoord. Het gemeentebelang ln zijn verschillende richtingen is u dan ook lief. Natuurlijk zijn er leden, die het niet altijd met u eens zijn. En dat is maar goed ook. Verschl'len van opinie zullen altijd blij ven bestaan, vooral wanneer die op de eer lijke wijze geuit worden, zooals u dit altijd gewend bent te doen. In den loop der jaren werd gij benoemd in tal van Raadscommis sies. o.a. voor de tramplannen, de openbare leeszaal en bibliotheek, Lager en Middelbaar Onderwijs, de-lichamelijke opvoeding, voor den Stadsschouwburg, voor de bezwaar schriften, enz. Uw voorzitterschap van de Commissie voor de Zwakzinnigen was u spe ciaal dierbaar. Wij allen weten dat gij nooit zoudt komen met tweede-handsch elschen en wenschen. Daarom worden u en uw werk ge waardeerd door de st-adgenooten van de meest uiteenlopende richtingen. Ik spreek de hoop uit, dat het u gegeven moge zijn, nog vele jaren uw mooie traditie voort te zetten. Haarlem zal er welbij varen!" (Lang durig applaus). De heer E. P. Sch uy t voerde eerst namens de Gemeentelijke Commissie van toezicht over de Haarlemsche Werkinrichting het woord. Hij wenschte den heer Loosjes, met wien hij nu zooveel jaren in nauw contact heeft gestaan, van harte geluk. Hij bracht hulde aan den jubilaris voor zijn belangstel ling in het werk dezer inrichting. Spreker het hierop door een meisje van de werkin richting een mooi geweven kussen aanbieden. Daarna sprak de heer Schuyt als bestuurslid van de Vereenlging Haarlemsche Werkinrich ting. Hij deelde mede. dat het goed gaat met deze inrichting. Ondanks de vrij groote uit gaven, die steeds voor ondersteuning gedaan worden, is het Nazorgfonds gestegen tot over de f20000. Spreker noemde 't een bijzonder voorrecht, namens het bestuur aan den heer Loosjes een groot bloemstuk te mogen aan bieden. (Applaus.) Mr. C. Blankevoort uitte namens de afdeeling Haarlem der Liberale Staatspartij De Vrijheidsbond zijn dank aan den heer Loosjes. voor alles wat hij in het belang van Haarlem gedaan heeft. „De waardeering van van „El Nuestro" was kort geleden naar En geland verplaatst omdat de grond in Bar celona den heeren te warm onder de voeten was geworden. De jury luisterde in gespannen belangstel ling naar alle verklaringen van politie en getuigen en de uitspraak luidde: Moord met voorbedachten rade. Het was algemeen van oordeel dat de onbekende, die ln de strui ken gezien was en die had weten te ont snappen. de dader moest zijn. Sir Gregory haalde verruimd adem na de uitspraak. Hij was bang geweest, dat een van de getuigen iets zou verklaren waar door zijn aanwezigheid ln de bibliotheek on middellijk na den moord, aan het licht zou komen: De zaak was echter zoo helder als glas: Medina was gekomen om Sir Gregory te berooven en te dooden en was zelf door een medelid van het genootschap ver moord, omdat hij verdacht werd van ver raad. ,Ik vraag mij af of roof en moord in de eerste plaats in zijn bedoeling hebben gele gen", zei Perris dien avond tegen inspecteur Hurker, toen deze nog eens kwam napraten over het gerechtelijk onderzoek. „Weliswaar had hij een beitel en een revolver bij zich en roof en rtioord zijn geheel ln den geest van het genootschap, maar ik voor mij geloof eerder dat hij eerst wilde probeeren om „El Nuestro" te verraden, om daardoor Sir Gregory's toestemming tot een huwelijk met juffrouw Hom te verkrijgen, met de bedoeling daarna uit het genootschap te treden. Maar als Sir Gregory zich onhan delbaar toonde, was hij voornemens hem te berooven en te vermoorden. Zijn plannen vielen echter in duigen doordat Sir Gregory zich verslapen had!" Inspecteur Hurker scheen dit gezichts punt volkomen te deelen. Sir Gregory was aanwezig geweest bij dit gesprek. „Lk geloof dat jij het bij het rechte eind hebt", wendde hij zich volkomen on bevangen tot Perris, toen de inspecteur ver-. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 80 Cts. per regeL Elke dcos KLOKZEEP die ïn uw huis komt, geeft een moment van prettige span ning. welke leuke waardevolle verrassing er nu weer uit de doos zal komen30 Kent men ook bij U dit genotvolle oogen- blik? HEERDE 399 '«TPifFi!!» WMWBBMBgl ^^USHrBPi deze partij hebt gij ten volle verdiend", aldus spreker. Mejuffrouw M. C. Berdenis van Ber lekom sprak namens de Commissie van toezicht op het Lager Onderwijs. Zij vond het jammer, dat de heer Loosjes niet een paar maanden later jubileerde, want dan had men tegelijk zijn koperen jubileum als voorzitter van deze commissie kunnen vieren. „Als oud wethouder van onderwijs", aldus spreekster, „was gij geheel op de hoogte met het werk dezer commissie; gij kende de personen en bezat het voorrecht, dadelijk de bedoeling te begrijpen van de woorden, die gesproken wer den. Dank zij uw leiding heerscht op alle vergaderingen een aangename toon. Vooral toen ln 1921 de nieuwe Onderwijswet werd Ingevoerd, toen zoovele wenschen en grieven tot uiting kwamen, en dat nog wel in ver gaderingen, waar evenveel voor- als tegenstan ders zaten, hebt gij uw taak als leider uit stekend vervuld. Al die moeilijke vergaderin gen hebt ge tot een goed einde gebracht. U wist aan allen meestal 'n antwoord te geven, dat hun bevredigde. Wij waardeeren ten zeer ste uw leiding en ook uw steun aan het lager onderwijs." (Applaus). Dr. G. Adrian sprak niet als raadslid, zooals hij opmerkte, maar als lid van den Vrijheidsbond. Hij bracht den heer Loosjes hulde voor zijn werk als wethouder en als raadslid en zijn bijzonder groot aanpassings vermogen. „De heer Loosjes heeft altijd den vrede en de eenheid in de fractie van den Vrijheidsbond bewaard", aldus eindigde spreker. De heer d01 i v e i r a, de vroegere steno graaf van de raadszittingen, prees het hooge standpunt, dat de heer Loosjes altijd als mensch heeft ingenomen. „Zijn persoonlijk heid oefende steeds een kalmeerenden in vloed uit. In de omgeving van den heer Loosjes in rumoer onmogelijk. Dat is een eigenschap van gemoed, die ik op prijs stel, evenals zijn evenwichtigheid tegenover zijn omgeving. In dagen van beroering was de heer Loosjes altijd rustig". Tenslotte sprak de heer F. Maas Jr., voorzitter der Vereenlging van Jonge Libe ralen alhier, hartelijke woorden van geluk- wensch. Y De heer L o o s J e s dankte voor de hem gebrachte hulde, allereerst aan de commis sie uit den raad. Het was spreker hoogst aan genaam. dat het juist Mr. Heerkens Thijssen was, die hem namens deze commissie heeft toegesproken, omdat hij hem zoo lang gekend heeft. Zij woorden waren voor spreker dubbel aangenaam. De heer Loosjes dankte ook de andere spreeksters en epekers. „Een veelprater ben ik nooit geweest", zei spreker, „en dat wil lk ook nu niet doen. Wel wil lk verklaren, dat de eerste 12X jaar van mijn raadslidmaat schap mij het meest na aan het hart heeft gelegen, niet omdat het conservatieve oude meer tot mij spreekt, dan het nieuwe, maar INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. |I||||I!IIIIIIIUI1IIIIIIIIIIIII1IUIIIIIIII1I!IIIIIIII1IIIII1IIIIIIIIIIII|IIII|||1!U Gr. Houtstraat 5a TELEFOON 10771 trokken was. „Medina had twee pijlen op zijn boog en zou er niet voor teruggeschrikt zijn om van beide gebruik te maken." Perris keek zijn patroon strak aan. „Ik begrijp niet, Sir Gregory, waarom u tegen m ij den schijn ophoudt", zei hij. „Wat u het publiek wilt wijsmaken is uw zaak, maar tegen mij hoeft u geen comedie te spelen. U en ik weten immers hoe de vork ln den steel zit." „Ik benbegon Sir Gregory. „Onschuldig? Neen, dat bent u niet!" Maar Sir Gregory hield voet bij stuk; de uitspraak van de jury had hem in hooge mate zijn zelfvertrouwen teruggegeven. „Ik gooi je er uit. als je zoo tegen mij spreekt." dreigde hij. .J>at onbekende lid van „El Nuestro" heeft Medina vermoord, ik niet." ..Ik heb toch oogen en daarmee heb ik voldoende gezien!" Perris haalde bedaard een netjes opge vouwen zakdoek, in vloeipapier gewikkeld, uit zijn zak. Op dezen zakdoek staan uw voorletters en er zitten bloedvlekken op van Medina." Sir Gregory hield zijn adem in; dit stuk van overtuiging sprak wel sterk tegen hem. „Ik heb grooten lust om je te worgen", mompelde hij woest. „Ik geef de voorkeur aan de Patagonische bijl" verklaarde Perris effen. HOOFDSTUK IX. LIEFDE EN GELDZUCHT. Na een storm trad een periode van kalmte en rust In. Pedro Medina was begra ven en Hurker en zijn mannen waren nog steeds op zoek naar den onbekenden moor denaar in de hoop de uitgeloofde belooning van twee duizend pond machtig te worden. Er gingen weken voorbij, de kranten schre ven niet moor over den moord en de sen sationeels misdaad raakte langzamerhand omdat mij wethouderschap in die eerste periode ligt. Dit ambt was mij lief, want men kan er veel meer mee bereiken, dan als ge woon raadslid. Ik ben dan ook dankbaar als ik wat bereikt mag hebben. Ik heb het altijd tijdens mijn wethouderschap goed kunnen vinden met de vorige burgemeesters Boreel van Hogelanden en Sandberg en ook met den vorigen gemeente-secretaris Wijtema, even als met alle hoofdambtenaren en ambtenaren. Vooral van den heer Kalbfleisch mocht ik altijd veel steun ondervinden. In dc laatste 12K' jaar is door de nieuwe Kieswet de poli tiek in den raad gekomen en hoewel lk altijd veel van de politiek gehouden heb (De Gene- stet schreef immers óók dat overal politiek te vinden is), betreur ik het toch, dat tegen woordig alleen fracties gekozen wordep en niet meer personen, zooals vroeger. In vroeger jaren had men na een gedachten- wisseling nog wel eens een kans. om een raadslid tot een andere denkwijze over te halen, maar nu gebeurt dat nooit meer. niet tegenstaande urenlange redevoeringen. Als het tegenwoordig op Woensdag raad is, dan ls 's Maandags te voren de zaak al voor elkaar. (Gelach). Ik heb in die 25 jaar als raadslid buitengewoon aangenaam gewerkt; lk was volkomen onafhankelijk, wat ik te danken had aan mijn kiesvereeniging. Ik behoefde noch naar rechts, noch naar links te kijken. Ik steunde zooals ik meende dat het moest en nam nimmer een blad voor den mond. Het is beter om in korte woorden precies te zeg gen wat men wil, dan lange redevoeringen tc houden, waar men niets uit kan halen. Wat de naaste toekomst betreft, meen ik als mijn verwachting te mogen uitspreken dat het voor Haarlem niet gemakkelijk zal zijn om aan de financieele verplichtingen te voldoen. Men moet dus als raadslid nuchter zijn en met beide beenen op den grond staan. Ik be veel mij bij voortduring in uw aller vriend schap aan!" (Langdurig applaus.) Ook in de oude raadszaal had de heer Loosjes vele bloemstukken in ontvangst te nemen. Het is voor hem in alle opzichten een mooie dag geweest. DE HEER JOH. VISSER CONTRA DS. N. PADT. Een gedachtenwisseling over ontwapening GESLAAGDE BIJEENKOMST VAN „KERK EN VREDE". Dinsdagavond heeft een openbare gedach tenwisseling plaats gehad tusschen de hee ren Joh. Visser, lid van den gemeenteraad van Haarlem, en ds. N. Padt uit Zandvoort over lrHet Vredesvraagstuk en de Ontwape- ningsvraag". Zulks onder auspiciën van de vereeniging „Kerk en Vrede", in het gebouw van de Haarlemsche Jongelingsvereeniging en onder leiding van den heer B. Buis. De bijeenkomst was zeer goed bezocht. Het eerst was het woord aan den heer Joh- Visser. Deze wierp een aantal stel lingen op waarvan de eerste was: er bestaat geen beginselverschil tusschen modern en vroeger militairisme. Volgens den heer Vis ser is er slechts een gradueel verschil in de wijze, waarop men oorlog voert. De tweede stelling is: Een regeering heeft het recht en m.i. ook de plicht militairen dienstplicht op te leggen aan de burgers des lands met vol komen eerbiediging echter van persoonlijke gewetensbezwaren. Wij leven nu eenmaal niet in een ideale weTeld. Het kwaad is er. Spr. vergeleek de bescherming des lands met die tegen den misdadiger binnen het land. Velen zullen het met mij eens zijn, aldus spr., dat men tegen den misdadiger de wapens mag gebruiken, in dien andere middelen falen. Spr- kan zelfs het standpunt der absolute weerloosheid eer biedigen, hoewel hij het niet deelt, doch deze weerloosheid gaat niet meer op, wanneer men ter bescherming over anderen gesteld is. En evenmin gaat ln dat geval een beroep op Christus op. De derde stelling van dep heer Visser was: Tusschen oorlog voeren en zich ter verdedi ging en bescherming uitrusten bestaat een principieel verschil. Spr. meende dit te kun nen bewijzen met het feit, dat in 1914 Ne der land's mobilisatie het buiten den oorlog hield. De vierde stelling van den heer Visser luid de: Hoewel kerk en georganiseerde arbeiders Invloed ten goede kunnen oefenen, zijn zij toch niet in staat om den oorlog te voorko men. Manifesten en betoogingen hebben niet kunnen voorkomen, dat alle partijen in 1914 geestdriftig ten oorlog togen. De vijfde stelling was aldus vervat: Hoe wel de gevolgen van den oorlog 1914—1918 in vele opzichten rampzalig waren, zijn er toch in staatkundig opzicht eenige lichtpunten. Zoo noemde spr. de teruggeving van Slees- wijk-Holstein aan Denemarken, het herstel van Polen, de stichting van Tsjecho-Slowa- kije. de ineenstorting van de Oostenrijksch- Hongaarsche monarchie, de losmaking van de randstaten van Rusland, den overgang op den achtergrond, zooals dat altijd met schokkende gebeurtenissen gaat, die een tijdlang de publieke opinie bezighouden. Sir Gregory stond voortdurend met Hur ker in verbinding en het was zijn harte- wensch dat de dader gearresteerd zou worden, zoodat Perris zou moeten erken nen. dat hij zioh vergist had. door zijn pa troon voor den schuldige te houden. Maar op het oogeniblik was de bedaarde secre taris de baas en hij hield Sir Gregory met een fluweelen hand in een ijzeren greep. In deze weken werd Perris' invloed merk baar; het was kalmer in huis en Sir Grego ry's optreden was minder hinderlijk dan vroeger. Zijn dik rood gezicht werd min der opgezet en minder purperkleurig en zijn gestalte werd magerder. Iedereen schreef deze verandering ten goede toe aan den schok die de onder zijn dak gepleegde moord hem gegeven moest hebben. Een week na de uitspraak van de jury had mademoiselle Clbot afscheid genomen van de familie Hora om rich terug te trekken in een zusterhuis bij Bournemouth. „Perris", zei de millionnair enkele dagen later, „ik heb een idee gekregen; zou juf frouw Drum geen gouvernante willen wor den bij Freddy, nu Cibot weg is." „Ik vrees van niet Sir Gregory. Juffrouw Drum kan haar moeder niet alleen laten". „Ze woont dicht bij." hernam Sir Gregory, „en ze zou thuis kunnen blijven wonen. Ik zal haar goed betalen." „Juffrrouw Drum geeft in hoofdzaak mu ziekles", bracht Perris in het midden. „Bovendien is zij met mij verloofd; daarom hebt u haar misschien liever niet Ln huis." „Met jou verloofd?" Sir Gregory werd bleek. „Weet zij dan „Zij weet niets. Alleen u en ik weten de waarheid, antwoordde Perris langs den neus weg. „Begin je weer? Maar zij zal wel genoeg weten om een jongen van Freddy's leeftijd tc onderwijzen, dus vraag haar maar of zc van Elzas-Lotharingen. dc vrij wording van Finland. Voorts de stichting van den Vol kenbond, de actie voor internationale ontwa pening. De zevende stelling was: Een doeltreffend middel om den oorlog on mogelijk te maken is niet gevonden. Men zal zich moeten wijden aan de bestrijding der slechte hartstochten der menschen en dit kan door de verkondiging van het Evan gelie. Wanneer een groot, deel der menschen 'net Evangelie echter niet wenscht, dient er ook daarbuiten zooveel mogelijk gedaan te worden. De achtste stelling was ten slotte: Doorwer king van het beginsel van het Christendom kan de vredesgedachte bevorderen. Ds. Padt, daarna sprekende, begon met te zeggen op ontstellende wijze in het betoog van den heer Visser gemist te hebben, üe in stelling op het principieele van de zaak. Wat üe eerste stelling betreft, spr. ken schetste het militairisme als een levenshou ding, die zich hierop instelt, dat men ter wille van bepaalde idealen bereid is alles en allen geschikt te maken voor het militair apparaat. En dit acht spr. nimmer overeen te brengen met eenige gedachte aan het evangelie ontleend Gradueele verschillen worden tenslotte principieele verschillen. Het komt er een gegeven moment toe, dat men zegt: „dat kan niet meer-" Zelfs indien er geen principieel verschil is in de wijze van oorlogvoering wat dan nog? Dan constateert spr., dat men tegenwoordig den oorlog beter doorschouwt dan vroeger. Tegenover de tweede stelling van den heer Visser stelde spr., dat militaire dienst meer en meer met de overtuiging van velen in strijd is, dan dat de Staat dezen kan blijven opleggen. „Duidelijk gebleken" gewetensbe zwaren, is een veel te geringe restrictie. De vergelijking met den misdadiger gaat niet op, want in den oorlog heeft niemand geweten, wie de misdadiger was. Ook de derde stelling van den heer Visser wil spr. principieel bestrijden. Hij wil slechts zeggen, dat hij Nederland, dat hij in vele op zichten lief heeft, niet met immoreele mid delen wil verdedigen. Tegenover de volgende stelling van den heer Visser zette ds. Padt, dat de toestanden in 1914 geheel verschillend waren- ..Wat was is nooit een bewijs voor wat zijn zal" zegt Albert Schweitzer. En prof. Van Embden zegt „Wij zijn aan een keerpunt der geschiedenis". Stel tegen over wat deze Jood zeide de woorden van een Christelijk minister „Het is beter in massa te vermoorden, dan in massa vermoord te wor den" en oordeel zelf. Wat de lichtpunten van den heer Visser be treft, spr. begrijpt ze niet goed. Het ontgaat hem, dat de kleinigheden, die de heer Vis ser opnoemde een compensatie zijn voor de ellende van den oorlog. De Volkenbondsge dachte ls niet nieuw, zij leefde bij Hugo de Groot, bij Kant. Wilson nam haar slechts weer op. Een doeltreffend middel voor de ontwape ning is, dat de massa's tot weigering komen. Spr. vraagt of de herinnering aan iemand als Van Speijk geen godslastering wordt als de viering in een kerk geschiedt en besloten wordt met een Hallelujah. Als spr. de komst van Gods Koninkrijk ver wacht, dan weet hij, dat daaraan het offi- oieele Clv'stendom de officieele kerk ln den weg staat. Er is geen grooter gevaar dan „ook voor den vrede" zijn en er niets voor doen. Ten opzichte van de eenzijdige ontwape ning vraagt spr. of het niet van verstrekken de beteekenis zou zijn als Nederland den moed had, om het eens met den nieuwen geest te probeeren. Ook op het laatste punt staan de heer Visser en spr. niet naast elkaar, omdat het Christendom verkocht is aan militairisme en kapitaal. Wie hebben in de jaren van 1914 de wapens gezegend, gebeden voor de leger scharen, gesproken van den „guten alten Deutschen Gott", wie spreken immer van God, Nederland en Oranje? Dominees en pastoors! Wat de vredesgedachte in de wereld kan bevorderen is niet de doorwerking van het Christendom, doch de gedachte aan Christus. Het allereerste, dat noodig is om radicaal te worden herzien is de organisatie van het Christendom, de kerk. Wij kunnen niet meer en daarom willen wij niet meer! De rede van ds. Padt werd herhaaldelijk door donderend applaus onderbroken. In zijn hierop volgend verweer zeide de heer Visser dat hij hier zeker niet gekomen was om den oorlog te verdedigen. Dat hij anders strijdt voor den vrede dan ds. Padt, wil nog niet zeggen, dat hij er niet voor strijdt. Constateerende, dat hij en Ds- Padt het op eenige punten eens waren, bestreed de heer Visser andere argumenten van ds. Padt, Hij kwam tot de conclusie, dat de actie er op gericht moet zijn den geest der menschen te doen veranderen (applaus). In zijn dupliek bestreed ds. Padt, dat de jongens, die in dienst gaan een offer bren gen- Zij, die principieel weigeren, brengen het offer, want tal van carrières zijn voor goed voor hen gesloten. Tenslotte zei ds. Padt, dat. men strijdende vooi de uitbanning der zonde de afschaffing van den oorlog niet mag nalaten. het wil doen." Perris was wel ingenomen met Sir Grego ry's verzoek, want een vermeerdering van inkomsten zou in het huisje bij de hei heel welkom zijn. Margaret nam den aangeboden werkkring dan ook graag aan: honderd pond per jaar konden zij en haar moeder best gebruiken. Mevrouw Cargoe en Laura mochten het rustige, vriendelijke meisje graag lijden, vooral Laura, die vrijuit met haar over haar liefde kon praten en over het hard nekkige voornemen van Sir Gregory om zijn dochter aan niet minder dan een graaf uit te huwelijken. Margaret besloot nog eens met Perris over de zaak te praten en het gevolg daarvan was. dat de secretaris zich bereid verklaar de om, nu hij zulk een grooten invloed op Sir Gregory had, een goed woord voor ae jongelui te doen. Op een dag dat Theodore Arden op be- zoeka was bij mevrouw Cargoe en Laura, be gon Perris over het onderwerp. „Neemt u mij niet kwalijk dat ik u stoor" begon hij, nadat hij Sir Gregory opgezocht had in de bibliotheek, „maar ik wilde u eens spreken over den jongen Arden." „Wa; kan mij de jonge Arden schelen, je hebt mij nie; te storen", antwoordde Sir Gregory, terwijl hij zijn secretaris van onder zijn zware grijze wenkbrauwen aankeek. „Hij is in den tuin met uw dochter", zei Perris met bij zonderen nadruk. Maar de beteekenis van deze opmerking drong niet to: Horn door. Wel had Laura in dertijd duidelijk laren blijken, dat ze van den Jongeman hield, maar de m'.Fionair, die gewoon was zijn eigen plannen door te zet ten. was het verzet van zijn dochter alweer vergeten, na alle emoties die hij den laat- sten tijd had beleefd. Het stond voor hem immers vast, dat ze zou trouwen met- den edel man, dien hen voor haar had bestemd. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 6