FEMINA
m
VOOR DE VROUW
EM Xkst,
DE MANTEL VAN NU.
OP SENSATIE BELUST.
HAARLEM'S
DAGBLAD
Donderdag' MUGG E
19 Febr. 1931
De mantel speelt in het leven der vrouw
ten belangrijke rol, want overal waar men
komt is hij het eerste, wat men van de klee
ding ziet. De meeste dames zijn zich daar ge
lukkig heel goed van bewust en stellen alles
in het werk om dit kleedingstuk zoo smaak
vol en elegant mogelijk te doen zijn.
We zien dezen winter, behalve de bont
mantels, vele modellen van warme wollen
stof dragen, doch allemaal hebben ze kraag
en manchetten van bont. Dit bont is niet
altijd zilvervos of echte skuns. maar veelal
konijn, dat op alle mogelijke manieren wordt
bewerkt en geverfd en dan dikwijls een kost
baren indruk geeft. Op het oogenblik komt
hoe langer hoe meer het gekleurde bont in de
mode. Worth in Parijs, had op een modeshow
petitgris en mol, dat zwart geverfd was, ter
wijl andere mode-hufzen hun astrakan niet
alleen maat in wit grijs of zwart hadden,
maar ook brons-groen. Hermelijn, dat we
voor korten tijd niet anders dan wit kenden
met een zwart staartje, zien we nu in parel
grijs, donkerbruin, ja, zelfs goudgeel toege
past. Maar terzake:
We laten hier een drietal stoffenmantels
met bontgarneerlng volgen.
No 532 is een model van beige-laken. Het
maaksel is heel eigenaardig. Als we deze
mantel zoo bekijken, lijkt hij erg eenvoudig;
we zien zelfs geen zijnaden. Doch vergist U
zich hierin vooral niet. want juist met dft
model komt alles op de coupe aan. Hij be
staat uit twee banen, waarvan de naad mid
den over den rug loopt, met naar elkaar toe
gekeerde rolnaden. De halve rug, zijpand en
een voorpand zijn uit één stuk, terwijl rond
het armgat tot in de taille een apart aan-
sluftstuk is gevoegd, eveneens met een rol-
naad bevestigd. De voorpanden slaan ver over
elkaar heen en sluiten met een fantasie-
knoop. Langharig bont. beige geverfd, gar
neert kraag en mouwen
Mantel No. 533 is van zwart fluweel met
astrakan-garneering In grijs-zwart gemengde
int. Hij heeft een geheel rechte rugpand; de
zijpanden hebben ieder een zaak. die ingezet
is. terwijl in ieder voorpand een stolpplooi is
aangebracht! De mantel sluit met druk-
knoopen en een gekruiste ceintuur.
No. 534 is een model van grijze wollen
tweedstof en leent zich bijzonder goed als
morgenmantel. Het rugpand is glad en loopt
naar beneden toe wijder uit. Een smalle
strook met een dubbelen naad. van den
schouder tot zoom. vormt een soort zijpand.
Men lette op hoe deze strook in de taille een
kleine hoek maakt. De mantel is van onderen
ruim me teen grooten overslag. Als bont-
garneering zien we hier imitatie-chinchilla
gebruikt.
De mouw verdient nog even onzen aan
dacht. zij is op zich zelf recht en eenvoudig
,doch de aangebrachte manchet vormt een
kap, die heel wijd is en naar boven in een
punt uitlopot. Het bont is niet in dezelfden
vorm opgezet. Hoed en tasch zijn dezelfde
stof als de mantel.
HOE MEN DE KLEUTERS
BEZIG HOUDT
HET DORP.
Het dorp is nu bijna klaar, alleen de brug
getjes over het riviertje ontbreken nog. Het
kleine riviertje slingert zich door het gcheele
dorp en dus hebben de popjes dus zeker een
bruggetje noodig om over te steken. De brug
getjes kunnen op verschillende manieren ge
maakt worden en daarom zal ik u een paar
modelletjes laten zien.
Het modelletje op
afbeelding a wordt
uit lucifersdoosjes
gemaakt. Voor het
midden neemt men
- één huisje, waar
twee doosjes in wor
den geschoven. Daarna neemt men vier
halve doosjes, die trapsgewijze in elkaar ge
schoven worden. Beide kanten worden op
dezelfde manier afgemaakt. Nu nog het ge
heel met glanzend papier beplakken en het
bruggetje is er.
Het tweede model
letje afb. b. is nog
eenvoudiger. Voor
het middengedeelte
neemt men twee
huisjes, waarin men
één doosje schuift.
Het doo-je hpudt nu de huisjes bij elkaar.
Voor het trapje gebruikt men een lucifers
doosje, dus weer het doosje met het nulsje er
om heen. Met waterglas de doosjes even op
elkaar plakken, weer met glanzend papier
beplakken en het tweede bruggetje kan over
het riviertje geslagen worden.
Het derde model
letje wordt uit dun
karton gevouwen,
dus weer een aardig
werkje, dat de kleu
ters zelf kunnen op
knappen. Wij nemen
een stukje papier
van 10 c.M. In het
vierkant en vouwen
het papiertje in
achten. De vouwen
"worden er zeer
scherp ingemaakt.
Daarna scheuren wij
heel voorzichti? het
->apler doormidden
De ©ene helft van
het papier gaan wij
nu direct gebruiken
en de andere leggen
wij even opzij. Zoo-
als afbeelding c laat
zien worden nu
langs den langen
kant alle vierkantjes
m
d uitgeknipt en zij
vormen de zijkanten,
van de trap die
tegen de treedjes
worden aangeplakt
(afb. e). Voor het
bruggetje maken wc
twee trapjes en ver
binden deze niet een
langwerpig stukje
karton.
Het dorp, dat u ln
de Tijdingzaal van
ons blad kunt gaan
zien, zal zeker wel
tot het lievelings
speelgoed van de
kleuters gaan be
hoor en.
W. R.
ingeknipt. Is dit
klaar, dan worden
de vierkantjes 2, 4,
6 en 8 met lijm be
streken en de niet
genummerde vier
kantjes worden er
op geplakt. Dit doen
we dus aan beide
kanten. Wij nemen
nu de andere helft
van ons papiertje en
deelen dit reepje
weer door de helft.
Deze beide stukjes
worden volgens afb.
HET WOORD IS AAN.
DE KINDEREN
Op de speelplaats. In groepjes staan de
tclenters bij elkaar. De gesprekken en uitroe
pen vliegen heen en weer. Eén zinnetje blijft
in het geheugen hangen. Fielje roept luidt
en met veel ophef, alsof hij de brenger v-ir.
van veel en belangrijk nieuws ware: ,.Zeg
jongens, moet je hooren, mijn zusje verhaart
zoo!"
KLEERENHANGERTJES.
We we'en natuurlijk allemaal wel uit er
varing hoe vervelend het is. dat die dunne,
gladde japonnetjes ln de kleerenkast zoo dik
wijls van het kapstokje glijden. Als we de
kleerenhanger dan uit de kast halen, koanen
we tot, de ontdekking dat de Japon op den
grond ligt. Om dit t'e voorkomen raadt men
aan om elastiekjes (die men wel cm pakje*
enz. doet) om de uiteinden van den kleeren
hanger te winden. Daardoor zullen jurken
van lichte, dunne stof niet zoo gemakikeliik
afglijden.
Het kan soms zoo prettig en rustig rijn
wat in een oud boek te l?icn. Zoo'n boek,
waar Je anders een beetje over lacht en
waar Je je niet mee in tram of trein zou
durven wagen; men zou Je daar zeker voor
achterlijk aanzien. Maar na alle nieuwe lec
tuur, problemen, lectuur van een onrustige
wereld, kan het je zoo goed doen het kalme
proza te lezen van een eeuw geleden. Je
grijpt naar een boek waar grootvader over
sprak toen je 1105 een kind was. het boek
dat een vorige generatie zoowat uit het
hoofd kende. Het is vol herinneringen, het is
zoo genoeglijk en kalm, het heeft al de rust
van dat wat voorbij is.
En zoo las ik dan pas geleden in de Ca
mera Obscura. De familie Stastok, de fami
lie Kegge, Pieter en Koosje. HenriëMe en
Saartje met de mof... Daar was weer de on
aangename mensch in den Haarlemmerhout
daar was Teun de Jager en Gsrrit Witse. Het
was er als bij één van die onierwetsche, de
gelijke families, waar je van tijd tot tijd wel
eens graag in opgenomen wordt.
En toen las ik ook weer de twee eerste op
stellen: „Jongens"' en „Kinder rampen",
waarboven het bekende versje van Hölty
staat:
„Hoe zalig, wien de Jongenskiel
Nog om de schouders glijdt!
Dan is het hemel in de ziel,
En alles even blijd.
Niets, niets ter wereld doet hem aan,
Of baart hem ongemak,
Dan stuiters die te water gaan,
Of ballen over 't dak."
De eeuw van het kind was toen nog niet
aangebroken, maar HlMebrand had het toch
al wel ontdekt, dat een kind wat meer was
dan een zorgeloos, er maar op los levend
wezentje, zonder gedachten, zonder veel be
grip. Hij wist dat er -kinderrampen beston
den. rampen, die een mensch niet meer telt,
maar die voor een ^klnd onoverkomelijk
schijnen.
Hildebrand heeft het over de school. „Die is
in de laatste jaren heel wat verbeterd",
schrijft hU, „maar toch zijn er nog altijd
meesters, die het kind met angstige schuw
heid vervullen, het als het ware electrisee-
ren-"
We zouden jiu kunnen zeggen: .Binds
Hildebrand zijn de scholen onnoemelijk veel
verbeterd, maar toch.... er zijn nog kinde
ren. die bang voor hun meesters zijn."
En dat is heusch met altijd de schuld van
die meesters! Dikwijls zijn het andere opvoe
ders die hen bang maken voor de heer
schappij van de school. „Op school moet je
altijd precies doen wat do juffrouw zegt",
wordt hun geleerd, „anders krijg je straf".
Nu is .straf krijgen" van vader of moeder
nrct zoo'n erge bedreiging. Het is wel niet
prettig als moeder boos is, maar het is iets
uit je dagelijksch leven, het is niet buiten
gewoon en je weet: het wordt wel weer goed.
Maar straf krijgen van een vreemde..., van
de juffrouw, die je eigenlijk heelamaal niet
kent en die zoo heel anders boos Is dan
moeder... Dat is afschrikwekkend, die kans
wil je niet loopen. Dus: altijd precies doen
wat de juffrouw wil. Ja, houd dat maar eens
vol. het iemand altijd naar den zin te ma
ken! En op een goeden dag heb je dan
iets gedaan wat de juffrouw niet wou, je
potlood vergeten, je lei gebroken. En je
durft het haast niet te bekennen. Nu gaat
er iets vreeselijks gebeuren.
Kinderangst kan geweldige aftmetingen
aannemen, kan zoo groot worden, dat hij
uit moet barsten in gillen en snikken. Een
vergeten potlood, een gebroken lei..... Het
lijkt zoo nietig, maar het zijn groote kinder
rampen. We kunnen kinderen natuur
lijk ook niet leeren, dat het er
niets op aankomt,, of ze wat vergeten of
breken. Maar er is een gulden mid
denweg. Door met een diep-ernstig gezicht
te beweren, dat alles zoo erg is wat er ver
keerd op school gebeurt, maken we het
schoolgaan voor het kind tot één angst. Het
is zelf al geneigd om van muggen olifanten
te maken, laten we het daar niet bij helpen.
Het kind ziet vreugden en rampen door een
vergrootglas, hij redeneert nog niet, hij kan
nog niet „verstandig" zijn, zooals ouderen
dat kunnen, wanneer het ongeluk hen treft.
Het kind leeft bij het oogenblik als dat
oogenblik vol zorg en angst is, is het rade
loos.
Daarom maak kinderen niet bang voor
school en onderwijzers, als ge wilt dat het
is.
hemel in de ziel.
En alles even blijd."
BEP OTTEN.
EEN VROUWELIJK
MANKEMENT.
.,Dus", zei de vrouw van den man, die net
zijn meening ten beste had gegeven, „jij
bent tegen den oorlog, je vindt het ook min
derwaardig. dat menschen hun medemen-
schen afslachten, of het beesten zijn, dat Je
kinderen later de kinderen van andere vaders
en moeders zouden vermoorden maar als
er oorlog kwam, zou je geen dienst weigeren,
maar je zou meedoen niettegenstaande al Je
principes".
We zaten met zijn vieren bU elkaar, vrou
welijk en mannelijk deel precies eerlijk ver
deeld. en we hadden elk stuk voor stuk enze
mecr.ingen ten beste gegeven, en het won
derlijke was, dat de mannen het woord voor
woord met de mannen eens waren, en de
vrouwen in hun ijver om de zaak behoorlijk
uit te leggen, elkaar steeds precies dezelfde
woorden uit den mond namen.
„Ja zeker", zei het mannelijk deel volmon
dig en hautain, „maar praten jullie alsje
blieft niet mee over dingen, waar Je niets
van afweet. We zijn tegen den oorlog, in eiken
vorm. maar zoolang er geen ander middel
gevonden zal worden om de conflicten tus-
schen de volkeren onderling uit te vechten,
zullen we meedoen, voor de algemeene zaak.
Dat is nu eenmaal een gevoel, dat jullie
7rouwen allemaal en ten ecr.en male mist,
Ieder van ons hoort weieens de eenvoudige
nieuwtjes uit de omgeving, die met de noo-
dlge overdrijving en wat schitterende franje
worden rondgestrooid. Bij voorbeeld: iemand
gaat verhuizen om de heel eenvoudige reden
dat zijn huur om is, en omdat hU een huls
heeft gezien dat hem beter aanstaat. Maar
let nu maar eens op: van degenen die het
nieuwtje van de verhuizing verspreiden, zijn
er eenige, die er allerlei omheen fanta-
seeren. wat er niets mee te maken heeft,
"s Mans financiën zijn in de war een ge
liefde veronderstelling in dazen tijd van
malaise; hij heeft ruzie met zijn buren ge
kregen of met zijn hulsbaas; z:Jn vrouw wil
er niet meer wonen; als hij kleiner gaat
wonen, most hij bezuinigen, als hij een groo-
ter huls krijgt gaat hij een pension begin
nen, en meer van dergelijk fraais.
Zulke veronderstellingen worden dan als
de waarheid gelanceerd door menschen. die
tuk zijn op elk nieuwtje, en voor wie een
gowone verhuizing veel te alledaagsch is: zij
kunnen nu eenmaal niet m>er Iets vertellen,
dat ajs doodgewoon geclassificeerd kan wor
den. elk nieuwtje moet de noodlge verbazing
wekken bij de toehoorders.
Veel onbegrijpelijker is het echter, dat
ook belangrijk nieuws meestal zoo overdre
ven wordt voorgesteld door diezelfde men
schen; het is hun niet genoog, dat hun
nieuwtje voor velen al een schokkend feit
is, franje moet en zal er bij zijn en zoo
fantaseeren zij er lustig op los. Hoe roman
tischer het „geval" is, des te meer gefan
taseerde bijzonderheden worden er bij ten
bes.© gegeven, en als de betrokken personen
er bij toeval eens achter komen, hoe er op
los gepraat wordt, dan herkennen zij uit al
die verhaien nauwelijks hun eigen gebeuren
meer.
Al deze overdrijving Is tot éen ding terug
te brengen, namelijk tot sensatie-lust. Hoe
wel het leven vaak romantischer en bewo-
gener kan zijn dan de men9chelijke fanta
sie het in boek of tooneelstuk kan bedenken,
toch is deze romantiek voor de sensatio-
neele menschen nog niet zoet genoegals het
feit bekend wordt worden met een de harts
tochten der sensatielust ontketend, en nie
mand kan vermoeden, hoe ver die zullen
doorwerken.
Als buitenstaander kan men er het gekke
van inzien en erom lachen, dat. sommigen
zich zoo opwinden en van de molshoop niet
alleen een berg maken, maar zelfs een Al
pentop bedekt met eeuwige sneeuw. Doch
voor anderen wie dit alles direct aangaat, is
er niets lachwekkend in en zij voelen diep
de onrechtvaardigheid van die sensatie-lust,
welke hun ellende nog vermeerdert en ver
spreidt.
Want eigenaardig is het wel. maar zulke
opgesmukte nieuwtjes behelzen nooit vroo-
lijke, maar altijd droevige berichten. Ziekte
en dood. huwelijks-ellende, verstoord geluk,
flnancieele ondergang, zielsverdriet. dit
alles wordt aangegrepen, van alle kanten
bekeken, om en om gedraaid, opgesmukt en
daarna aan zooveel moaelijk anderen door
gegeven.
Zeker cr zijn ook menschen die een der
gelijk nieuwtje eveneens aan alle kanten
bekijken, die er over peinzen, en die het dan
als anderen het ter sprake brengen, ge
schaafd en van de scherpe uitsteeksels ont
daan, weten te vertellen. Maar zij zijn in de
minderheid en meestal worden zU over
schreeuwd door de anderen die er de frarvje
aan fantaseeren.
Heeft u ooit een vroolljk bericht hooren
overbrengen met een versiering van opge
wektheid en geluk er aan? Ee-n aangekond.gd
huwelijk, is daar niet altijd een „maar" aan
verbonden. Of een herstelde zieke, wordt
daarvan niet meestal beweerd, dat het nog
maar erg zoo-zoo gaat?
En maakt de buurt zich niet geweldig
warm over iemand die met een twintigje op
de honde-ddulzend is uitgekomen, omdat
hij óf veel te royaal ls met het geld, óf veel
te krenterig?
Ja. velen gaan zelfs zoo ver. dat iemand
gladweg voor Jlchtrlnnig" wordt uitge
maakt wanneer hij bijvoorbeeld zich ver
heugt over het geluk van een herstelde
zieke, ronder een bijgedachte aan allerlei
nasloop, die nog zou kunnen plaats heb
ben.
Deze neiging om sensatloneele verhalen ten
beste te geven, wordt erger, als men zelf niet
voelt, dat zij ln ons huist. Steeds mooier
moet alles woden gemaakt, steods :ncer
krullen en versieringen moeten erbl) te pas
komen, om de toehoorders in de gewenschte
verbazing te doen vervallen en tenslotte
wordt een doodgewoon nieuwtje niet enkel
van dat versierseltje voorzien, maar er
wordt een geval van gemaakt waarvan de
wereld op zijn grondvesten staat te trillen.
Zulke opgesmukte verhalen en de lust tot
sensatie komt voort uit nieuwsgierigheid, uit
jalouzie en uit een totaal onboheerscht?
fantasie. De nieuwsgierigen steken, waar zij
maar kunnen, hun neus ln andermans za
ken en hopen dan niet alledaagsche nieuw
tjes te hooren. waarmee zij de nieuwrg.c-
righeld van anderen weer willen prikkelen,
want men meet de wereld altijd min of meer
af naar zichzelf.
De Jaloerschen gunnen niemand eenlg ge
luk. zelfs al lacht de voorspoed en het geluk
henzelf ook vaak toe.
Hun jaloersche aard spantt echter hun
aandacht op elke onaangename ondervin
ding, en de fantasten tenslotte laten zich
maar door hun verbeeldingskracht meeslce-
pen, totdat zij zelf meenen dat dit nu eigen
lijk de waarheid van de zaak is.
Onopgesmukte nieuwtjes: wij moeten er
niet mee te koop loopen, en ze zoo gauw mo
gelijk vertellen aan leder die zc hooren wil.
Maar komt de zaak ter sprake, dan kan de
waarheid in zulke gevallen een heilzomen
Invloed uitoefenen op hen. die er een sen
sationeel feit van maakten: de besten van
hen zullen zeker in hun binnenste een ge
voel van schaamte niet kunnen onderdruk
ken en er misschien hun voordeel mee doen.
E. E. J.—P.
Rijst roet karnemelk.
Dit is oen heel smakelijk nagereeht ter
afwisseling van de gewone rijstebrij. Op
l 12 kan karnemelk neemt men 1 12 ons
(2 1/4 ons. al naar gewenschte dikte) rijst en
wat zoüt. De karnemelk wordt af en toe roe
rend aan den kook gebracht, vervolgens
voegt men het zout er bU en strooit er de
goed gewasschen rijst ln. terwijl men blijft
roeren. Op deze wijze laat men de melk weer
aan den kook komen, om tenslotte do pap op
een laag pitje gaar en gebonden te laten
worden. Van tijd tot tijd roeren. Voor het
gaar worden berekent men ongeveer 112
uur.
gevoel van saamhoorigheid. het gevoel dat je
met zijn allen een staat bent. deel uitmaakt
van een maatschappij, van een land, dat ver
dedigd moet worden, omdat dat nu eenmaal
ons aller gemeenschappelijk belang is.
En na deze uitspraak, geuit met een non-
chalanten handwuif en een eenstemmig
hoofdknikken, verborg het mannelijk leger
zich eensgezind achter een paar huizenhoog©
kranten, en verklaarde, dat het don strijd
gewonnen had. Waarop de vrouwelijke strijd
macht, na eerst nog getracht te hebben om
een heele dosis projectielen over en door de
kranten heen te kogelen, evenwel zonder
succes, even eensgezind verklaarde, dat zij
het gewonnen hadden, aangezien de tegen
partij rich op de gewone mannelijke wijze
aan het gevecht onttrokken had, toen hij dc
nederlaag in de verte op zag doemen
Overigens, hoewel Ik voor de rest mijn
standpunt alles behalve prijs Jieb gegeven,
en in staat ben om morgen aan den dag op
nieuw den strijd aan te bindon met eiken
man, met maatschappelijke en saamhoorlge
gedachten en al. die er iets voor voelt, wil ik
ze onmiddellijk op dit ééne punt gelijk geven.
Ik geloof, dat de vrouw, die rich, zooals een
man, onderdeel voelt van een staat, die rich
burgeres voelt van een land met eigen belan
gen en interessen, die als het er op aan komt.
verdedigd moeten worden, maar dun ver
tegenwoordigd is, en dat het mceréndeel van
ons zich heel iets anders voelen dan ln een
van de eerste plaatsen Hollandsch staats
burgeres.
Wonderlijk vrouwelijk gebrek! Een gebrek
ls het natuurlijk, eri gezien het feit, dat de
oorzaak ervan waarschijnlijk ligt bij dat
zelfde hoopje vrouwelijke eigenschappen, dat
de zoozeer omstreden gelijkstelling van man
en'vrouw wel tot eén eeuwige onmogelijkheid
zal maken, zal er ook wel niet veel kans op
zijn. dat er ooit eenige verandering ln komt.
En de oorzaak zal ook wel meer liggen ln het
feit. dat het tusschen een man en een '-touw
gaat. dan is het beruchte gebrek aan belang
stelling van de vrouw voor politiek, en wat
dies meer zij.
Waarom beperkt de belangstelling van het
mee ren deel van de vrouwen, die ritting heb
ben in gemeenteraden en dergelijke, zich vrij
wel uitfluitend tot de afdcellng onderwijs,
waarom zijn vrouwelijke politici dingen die
tot de uiterste zeldzaamheden behooren, al
heeft in den loop der geschiedenis de rol
achter de schermen van menige vrouw meer
uitgewerkt dan menige mannenrol op het
voor ieder toegankelijke en zichtbare poli
tieke tooneel?
Omdat desnoods de heete wereld op zijn
kop kan gaan staan, en dc vrouwen dc man
nen kunnen slaan in honderdduizend sporten,
en hen zoo meeterlijk zullen kunnen nadoen
op duizenderlei gebieden, dat zij op een gege
ven oogenblik constateeren. dat ze in hun
ijver hun doel voorbU zijn gestreefd cmdat
vrouwen nu eenmaal altijd vrouwen zullen
blijven.
Met uw hand op uw hart voelt u zich
burveres van <*en staat? H*bt u het vevoel
onderdeel te zijn van een maatschappij, een
lichaam, een Instelling, die functionneeren
moet en nf^angt van het e^voel van saam
hoorigheid van elk individu? Ik niet!
WILLY VAN DER TAK.
ALS HET STRAKS LENTE IS.
RECEPT.
Wanneer men marmelade of Jam kookï, is
het goed een stukje boter erbij te doen, JuLst
voordat de massa gaat koken. Dit is om V-
voorkomen dat de boel overkookt.
Langzamerhand wordt het beeld omtrent
de nieuwe voorjaarsmode vollediger en het is
op een kouden Februaridag werkelijk een
genoegen zich reeds bij voorbaat te vermelen
in al die voorjaars-detalls. De mode-uitrus
ting voor haar die reeds ln warmer stre
ken de lente tegemoet zijn gegaan, vormen
een belangrijke aanwijzing. Daar heeft men
bijvoorbeeld wit. Wit zal in het komende
warme jaargetijde zeer veel gedragen wor
den, zoowel overdag als 's avonds. Geheel
witte costuums zijn bijzonder fijn. maar men
zal ook veel wit met roode, wit met marine
blauwe en wit met zwarte garoecrlng zien.
Zwarte garneering ls wel het allernieuwste.
Bijvoorbeeld een zwarte sjaal op een witte
shantung Jurk, waarbij dan een zwarte zak
doek met witte stippels behoort. BIJ een wit
sport-costuum mag de afstekende kleur
(rood, marine-blauw of zwart) gevonden
worden ln de tasch. het lintje van den hoed,
het manteltje of de sjaal. Bij de avond-ja
pon legt men het accent op de a vond-
schoentjes, het halssnoer, do tasch of de
sjaal. Het plaatje geeft een tweetal nieuwe
daagsche Jajxmnen weer. Links een van be
drukte (of effen zwarte) zijden crêpe met dc
nieuw gedrapeerde hals en wijd ultlooper.de
manchetten van effen waterblauwe crèpc.
Rechts een gekleed japonnetje (zwart of
marineblauw) met wit of heel b'.eek rose
vestje en Jabot. De officleele mode-voor
schriften voor de lcng'e der rokken z'ja
thans als volgt: overdag mag de rok 17 l 2
centimeter tot 22 centlme er van den grond
zijn. bU sportcostuums zijn de rokken kor
ter en reiken van 25 tot 30 cent'.-ne'er vin
den grond Bij avondjaponnen blijven -Ie
rokken tot op den enkel of nog langer rei
ken.
En weet u wat heel nieuw zal zijn dezen
zomer? Schoenen van wit krokodillen- en
wit hagedlssenleder. Ook tasschen van dit
zelfde leer worden gelanceerd. Soms is dit
leer gecombineerd met buckskin of antilope.