FEMINA TWEE MODERNE MIDDACJAPONNEN. HOEDEN MUILTJES OF SANDALEN OCH! OCH! HAARLEMS DAGBLAD Donderdag 26 Febr. 1931 Als vrouwen 's middags zoo tegen 3 uur zich gaan kleeden voor de theevisite (die ze beslist moe-ten gaan maken), dan gaan ze eerst met hun zelf te rade, wie er nog meer zullen komen en wat die mevrouw en juf frouw zoo en zoo voor een japon zal dragen. Na rijp overleg besluiten ze voor die bijzon dere gelegenheid een donkere robe aan te trekken. Is het gezelschap, waar ze thee gaan drinken jong en vrooiijk, dan is een lichtere japon meer op haar plaats. De middagjapon, onderscheidt zich in alle opzichten van andere japonnen. In de eerste plaats al, wat de lengte der rok betreft- Onze (middagjapon komt hoogstens 25 cM. boven den schoen. Kanten kragen en jabots zijn in de mode. maar niet noodzakelijk. U ziet hie* een tweetal gekleede middagjaponnen van niet te overdreven lengte. No. 530 is een reseda-kleurig model van zware zijden crêpe, heel eenvoudig, doch uiterst smaakvol. Het lijfje heeft van den schouder af drie bustenaadjes, die tevens als versiering dienen; links uit den schouder naad valt een losse rever. Deze rever is ge» knipt als een driehoek. Een punt zit vast gehecht onder de bustenaadjes, terwijl ze verder los hangt. De blouse is glad en heeft weinig ruimte. De mouw is nauw en bestaat uit twee tandvormige elkaar grijpende stuk ken. De rok heeft een v-vormig inzetsel en vertoont in den voorbaan drie diepe klok ken. Tot slot vestigen we uw aandacht op de ceintuur van peau de suède, in een donkerder tint van de japon en op den handschoen, die eveneens van dit materiaal is gemaakt. Deze laatste is heel eigenaardig; zij bestaat uit twee kappen, waarvan de kleinste vast zit en alleen dient als versiering. De bovenste die tot aan de elleboog reikt, is afgezet met vijf fantasieknoopjes en een gekartelde zoom. No. 531 is een even officieele japon als de voorgaande. Zij is van effen zwarte crêpe satin. De blouse heeft het idee van een bolero, doch dit model wordt alleen aangegeven door een naad in den vorm van een vierkant, in gezet, dus niet een op de zijde aangebracht stuk. De hals heeft als afwerking twee smalle revers, door een paar groote stof-overtrok- ken knoopen bij elkaar gehouden. De mouw is recht en Ipopt recht op den hand toe. De rok bestaat uit twee gedeelten, waar van de tuniek door middel van twee ruime zijpanden, klokkend gemaakt is. De ceintuur is smal en eindigt in een strikje. Bij deze japon komen witte handschoenen en een hoed van zwart fluweel. ïiiiijiïËiiii iflyiiiii li* i-imaai.,,' «li «III Om dezen tijd van het jaar heerscht de griep. Overal hoor je van zieke menschen. Gelukkig is de ziekte meestal niet ernstig; een paar dagen in bed en dan is het weer voorbij. Een paar dagen in bed. Menige volwassene heeft er niets tegen. Het is wel eens prettig even uit te rusten, vooral als je je niet zoo erg ziek meer voelt, alleen wat loom en zwak. Maar voor kinderen is in bed blijven geen pretje. Den eersten dag of dagen zijn ze wer kelijk te naar om aan opstaan te denken. Maar dan! ,,Ik ben beter, hè dokter?" „Ja, dat gaat wel weer. Maar nog voor zichtig zijn; nog een paar daagjes onder de wol blijven". Dat wordt voor moeder een zware taak. Houd zoo'n woelwater maar eens rustig! Er worden tientallen spelletjes bedacht, maar het is wonderlijk hoe gauw ze allemaal gaan vervelen. Dat komt natuurlijk ook. doordat het patientje nog niet heelemaal in orde is; het wordt gauw moe. Maar ondanks dat, wil het toch aldoor opstaan. Het heeft immers nergens pijn. dus de ziekte is over. Het kind wordt kribbig, huilerig. Het is werkelijk niet zoo makkelijk zoo'n kleinen herstellenden zieke bezig te houden. Ik weet nog wel hoe heerlijk ik het vroe ger vond gebonden jaargangen van geïl lustreerde bladen te kijken. Rechtop in bed. kussens in Je rug en het groote boek voor je. Wat een massa platen stonden daarin! Het begin was heerlijk, je zat stil te genie ten. Maar lang voor de helft was je arm moe van het omslaan, het kussen zakte weg. J< rug deed pijn en je werd naar var. de plaatjes. Jc ging maar liever wat liggen Maar na een paar minuten verveelde je jc dan weer. Plaatjes knippen. Ook leuk voor een poos je. Maar die vervelende schaar, die alt ic' zoek "aak'e tusschen de lakens en als je mo wer d kon je liggend ook niet al te bes knippen. Het eenige wat prettig bleef was; voor lezen. Ileelc middagen kon je daar naar luisteren. Ja, voorlezen en vertellen daar houden we de kinderen wel mee in bed. Vertellen van vroeger toen vader en moeder klein waren. Zulke verhalen vindt het kind gezel lig. Het wil altijd meer weten, weest u niet bang dat uw verhaal te kort zal worden; het kind vraagt, zorgt voor de vervolgen. En ondertusschen ligt het rustig, 't luistert, het praat een beetje mee en het vindt het dan heusch nog zoo kwaad niet in bed. Maarniet alle moeders hebben tijd voor een heelen dag lezen en vertellen. Mis schien dat de radio kan helpen? Maar het kind is meestal gewend al spelend naar de radio te luisteren. Het is er al te veel aan gewend om het als afleiding te beschouwen en er stil naar te liggen luisteren. Als het wat ouder is kan het zelf lezen, kleine, mak kelijk te hanteeren boeken. Maar ook dat vermoeit op den duur. Het beste is misschien nog het telkens een half uurtje met een spelletje bezig te houden en het dan weer te laten rusten. „En als je nu kalm klijft liggen, dan heb ik straks weer wat anders voor je". En het kind zal zich niet zoo gauw vervelen, nu hij weet, dat er zoo weer iets komen zal om mee te spe len, een verrassing. Ondertusschen duren de spelletjes dan niet te lang en rust hij onder de bedrijven goed uit. Maar wat ge ook doet, laat een kind. dat onder de dekens moet blijven, nooit lang alleen. Want dan loopt ge de kans. dat hij „schip" of „auto" gaat spelen, dan kunt ge hem op den bedrand aan roer of stuur zien zitten. Dan is het bed tot vliegmachine ge promoveerd en wuift hij vanaf het kussen de menschen toe. En zoo zijn er nog velerlei mogelijkheden, waarbij de dekens minach tend aan het voeteneind worden geschopt. Want als een kind zichzelf moet bezig hou den, dan negeert hij de „kalme" spelletjes. Die kalme spelletjes moet ge hem ver schaffen en maken dat hij zich niet al te veel verveelt nu hij niet naar hartelust door het huis kan rennen, geen chauffeur en vliegenier kan zijn. En met een beetje gezelligheid, zoo nu en dan een kleine verrassing, bereik je al een heeleboel. BEP OTTEN. RECEPT VOOR KAMPER STEUR. Men neemt 4 harde eieren, 2 1/2 kopje heet water met een maggi-boulllon-blokje, 2 af gestreken eetlepels bloem, 1 afgestreken eet lepel boter en 1 afgestreken lepel aange maakte mosterd. De boter wordt roerend met de bloem verwarmd, waarna men er langzamerhand de bouillon (van de kopjes water met het bouillonblokje) bijvoegt en dit een oogenblikje laat doorkoken. Afmaken met de mosterd. De warm gehouden harde eieren worden gepeld en middendoor gesne den, waarna men ze met den openkant naar beneden op oen verwarmde schotel legt en ze vervolgens met de heete saus bedekt. Dit is de echte Kamper Steur, een warme schotel voor de koflie-tafcl. Over het onderwerp „hoeden" zou een heel boekdeel te schrijven zijn. zoo talrijk zijn tel ken jare de nieuwe modellen en détails. Het begint al In December of nog vroeger, wan neer de nieuwe hoeden voor haar die de lente in het Zuiden tegemoet gaan. tentoon gesteld worden. Daarna gaat het tot midden in het jaar door, waarna de najaars- en winterhoeder weder aan de beurt komen. Maar om dan op de nieuwe voorjaars- en zomer hoeden terug te komen, hierover valt dit keer al heel veel te vertellen. Het schijnt, dat we wat beu zijn geworden van de veie „war me bruine" en roode en zwarte winterhoeden, a! werden die laatste dan ook wat opgevroo- lijkt door een klein wit garneerinkje of iets van dien aard. De nieuwe teere modelletjes in de evenzoo teere païtelkleurtjes brengen een heel wat vroolijker en zonniger toon in het hoedenrijk. Opmerkelijk is het aantal groote en zeer groote hoeden. De hoeden met rand beginnen hoe langer hoe meer veld te winnen ten opzichte van de randlooze hoed jes. Onder de z.g. ^port-style" modellen tre den vooral die van grof stroo, zoowel dof als glanzend, op den voorgrond- Wij zagen een hoed van dof naturel, waarvan de rand met de hand in regenboogtinten was beschilderd. Van diep blauw, rood of groen loopen de kleu ren dan uit naar de lichtere tinten, naar den bal toe, die erg ondiep is en gegarneerd met een van die nieuwe doffe crêpe linten, die bij een van de kleuren van den rand komen. Een andere nieuwigheid is de groote. soepele witte strooien hoed, die zulk een diepe glans heeft dat het wel parelmoer lijkt. In dit soort stroo ziet men ook de pastelkleuren. Gele doffe, zoowel als glimmende strooien hoeden maken als steeds opgang. Verder zien wij veel stoffen hoeden, o.a. van een soort waterproof linnen, in wit en geel, gegarneerd met appliques van andere kleuren, op randen en bollen. Deze linnen hoeden hebben een rand die op zij breed is en neergeslagen, terwijl hij naar vo ren en achteren smaller toeloopt. Het i^aatje geeft een paar nieuwe modellen weer. No. 1 van links is van z.g. „ropette", een aardige stroosoort, waarvan het weefsel veel lijkt op bakoe of grof linnen. Dit model is gedacht van geel ropette, terwijl de rand gegarneerd is met onregelmatige verticale stiksels in bruin. Het lint op den bol is eveneens bruin. No. 2 is een van die nieuwe zeer groote hoe den voor namiddag-toilet. Deze is vervaar digd van zwart gevlochten stroo op een voe ring van kant. De rand valt aan de eene zijde lager onder het gewicht van een goud met zwarten struisveer. De bol is zeer ondiep, een verschijnsel dat blijkbaar algemeen over genomen is van het vorige-seizoen. No. 3 is een gewoon daagsch hoedje van geborduurd batist, gegarneerd met een strik op zij in twee tinten bandfluweel. EEN WARME MANTEL Onze teekening No. 537 is een kokette man tel van zware donkergroene wollen stof. De kraag ls gegarneerd met lichbruine vos-imi tatie en heel hoog opstaand, terwijl het stuk bont, dat op de mouwen aangebracht is, in den vorm van een staart naar den elleboog toeloopt. De mouw is glad en niet te nauw. De mantel heeft als verdere kenmerken, een zijnaad, die even onder de taille een kleinen hoek maakt en dan weer recht naar beneden loopt, verder een blinde sluiting en een smalle ceintuur, vastgemaakt met een gesp van donkergroen celluloid. De mantel is vrij nauwsluitend, loopt naar onderen iets wijder uit, doch vooral niet klokkend. Vrouwenschoon in Abessynië De vrouwen in Abessynië leiden niet, zoo als hare zusters in een Oostersche harem, een afgezonderd, weinig afwisselend leven. Integendeel, in de geschiedenis van dit land hebben de vrouwen Vaak een voorname rol gespeeld. Do Abessynische vrouw munt uit door schoonheid en natuurlijke gratie en ze bezit iets, waarop onze vrouwen zonder uitzonde ring jaloersch zijn: een natuurlijk krullend kopje; het haar valt in natuurlijke krulle tjes over voorhoofd en in den nek. Minder aan te bevelen is echter de manier waarop Abessynische schoonen zich kappen. Het haar wordt in verscheidene deelen geschei den en ieder deel wordt gevlochten, waarna al deze vlechten op elkaar gelegd worden tot een torenhoge coiffure. Deze wijze van kap pen vordert veel tijd. reden waarom de „schoonen" haar kapsel wekenlang laten zitten, wat de frischhcid nu niet bepaald be vordert. Nog minder smakelijk is echter de gewoon- •te om het haar met boter of met klapperolie in te smeren. Door al de behandelingen, of beter gezegd „mishandelingen" krijgt het van nature prachtig zwart-glanzende haar een viezen, grijen tint en verspreidt een on dragelijke lucht. Deze wijze van parfumeeren is voor de Abessynische echter de volmaakste Hoe zouden wij ze het beste kunnen noe men, deze nieuwe soort mui:tjes?Want ze zijn eigenlijk noch het een noch het ander meer. Heeft een muiltje het nadeel bij eiken stap op den grond te klappen, een sandaal is al< pantoffel ook niet prettig, vandaar dat d.t nieuwe model met een zeker enthous'asme werd begroed. De opstaande riem. z'e de num mers 2 en 3, sluit van achteren .boven den hiel en doordat onze teonpn flink in het voetstuk passen, vallen de muiltjes zooals we ze voor het gemak maar zullen noemen, niet uit, ter wijl dc vpet verder toch geheel vrij is. De nummers 1 en 4 seven U een model te zien, waar het riempje nog om den enkel heen sluit en dus meer het sandaal-idee weergeeft. Onder de sorteering. die we zagen, waren heel eenvoudige doch ook zeer kostbare, n l. van zwart satijn, terwijl het riempje en de hak van goudleer waren. Ook zfjn er muiltjes van zacht rood leer met zwar:e lakb'ezen versierd en satijnen modelletjes, doorgestikt met ruites. die als versiering langs het voorstuk een kleine rand struisveer hadden, in dezelfde kleur als het muiltje. Sommige zijn zulke kunst-sukjes. dat men ze haast niet durft aandoen, zoo sprookjesachtig zien zc er uit. KLAGEN EN BEKLACEN. Wij Hollanders zijn een beklagenswaardig volk. Bent u het niet met me eens? Zet uw ooren dan maar eens wijd open in den trein, in de tram, op straat, bij het passeeren van andere menschen, in de pauze in een amu sementsgelegenheid, en verder overal waar menschen elkaar spreken en hun wederwaar digheden vertellen. In den trein, waar het mannelijk contin gent veelal overwegend is, wordt gek'aagd over de malaise: hoe gaat 't met dc zaken? Slecht, is 't antwoord, en er volgt een lang niet malsche jeremiade. In de tram ontmoeten twee vrouwen elkaar en in minder dan geen tijd worden de ake ligste ziektegevallen besproken en met „och, och" en hoofdschudden aangehoord. Waar mannen bij elkaar zijn, worden de onderwerpen: malaise en belasting onder handen genomen, waar vrouwen elkaar spre ken gaat het over ziektes en opvoedkundige problemen van andere gezinnen dan al tijd en waar ze door elkaar zijn, begint een gesprek veelal over het slechte weer, dezen winter een lang niet ondankbaar onderwerp voor mopperpotten. En akelig, droefgeestig, treurig zijn de on derwerpen steeds. Zeker, niemand «al he durven ontkennen, dat wij een moeilijken tijd beleven, waarin menig gezin het hoofd nauwelijks boven wa ter kan houden, en waarin het voor velen beteekent: leven van den eenen dag in den anderen, zonder eenige toekomstplannen te kunnen maken. Maar de zaak wordt er niet beter, neen, veel slechter op, wanneer bij al die moeilijk heden ook het klagen en beklagen al of niet gegrond, toeneemt. Wie het Nederlandsche volk afmeet naar de gesprekken, die in het openbaar kunnen worden opgevangen, moet wel meenen, dat het aan den rand van een gapenden afgrond staat, waarin een enkele, onvermijdelijke stap het wiskunstig zeker storten zal En het komt mij toch voor, dat het in ons land, al staat het er niet rooskleurig voor, lang niet zoo nijpend is, als bijvoorbeeld in Duitschland. Waarom moeten wij alles dan nog onaan genamer, nog zuurder maken door er steeds over te praten, er zelfs overdreven verhalen over op te hangen? Omdat een mensch zijn hart wel eens wil luchten? Natuurlijk, dat wil iedereen wel eens, maar, toch zeker niet tegen een toevallige kennis in den trein, of een oppervlakkige bekende die men op ptraat ziet? Het gezinsleven, het familieleven is er toch ook, om de moeilijkheden gezamenlijk te dragen en onder de oogen te zien. En als dit faalt, dan is er toch nog wel een goede vriend of vriendin, die de zoozeer begeerde belangstelling aan den dag legt? Dat is juist het voorrecht van een gezin, van een vriend schap, dat niet alleen de verheugende fei ten, maar ook de moeilijkheden gezamenlijk worden aanvaard. „Dat is het „voorrecht" van de familie, om de moeilijkheden op te lossen", zegt men weieens met smalende ironie; maar toch is dit juist zoo, want door die moeilijkheden leert men elkander beter kennen. En nu is dit wel niet altijd even aangenaam, maar het versterkt veelal de onderlinge band. De neiging van de menschen om iiederë oppervlakkige kennis deelgenoot te maken van hun narigheid, berust er alleen maar op, 'clafc zij beklaagd willen worden. En aan den anderen kant; wie zich blij en' verheugd betoont in het openbaar, is licht? zinnig of doet gek! Ik zit in de tram tegenover twee jorvge meisjes; als de tram stilstaat, proest een van beiden het uit en dadelijk denk ik: is er iets geks aan me. Ik zie meteen dat iemand verderop het ook denkt van zichzelf, en ik bepeins, hoe dwaas dat eigenlijk is. Die meisjes hebben heel duidelijk schik om iets, waar niemand in de tram mee annex is, en toch drukken hun medepassagiers dui delijk uit, dat zij ze „gek" vinden. Wie op straat loopt te lachen met iemand anders, kan er zeker van zijn, daar van een andere voorbijganger iets van te moeten hooren, en het zal lang niet altijd een blaag van een jongen zijn, die er iets van te zeggen heeft. Maar als je met een lang gezicht en een mopperstem loopt te klagen, zal er niemand zijn, die zegt: „juffrouw kijk niet zoo zuur" of iets dergelijks. De malaise van den tegenwoordigen tijd is al erg genoeg zooals zij is, maar laten we ze dan niet vergrooten en uitbreiden door klaagliederen zonder eind en door een heele boel bijgefantaseerde narigheid, die er alleen maar is aangemaakt, om de ellende nog rampzaliger aan een ander voor te stellen. In theorie wil niemand beklaagd worden en bijna iedereen vindt het idee van beklag door anderen een allerakeligst iets, maar er zijn blijkbaar slechts weinig menschen, die dit meenen. Geen enkel ernstig mensch kan altijd lachen, over alle zorgen met een vrooiijk lachje heenfladderen. Maar het is ook niet, noodig om zich steeds te laten beklagen; het verveelt onze medemenschen op den duur vast en zeker en tenslotte let men er maar niet meer op. Terwijl iemand, die niet klage rig van aard is, en die in zorgen komt, zeker kan zijn van de sympathie van zijn heele omgeving. E. E. J.—P HET WOORD DE KINDEREN. IS AAN. Eén van de kleuters heelt buikpijn. De onderwijzeres roept hem in de gang en geeft hem een pepermuntje„Nu zat t wel gauw over zijn", zegt ze vriendelijk. „Ja", zegt het ventje en h\j zet groote oogen op ,,'t is al overmaar (en hij laat zijn stem fluisterend dalen) geef mij 't heele zakkie, dan komt 't nooit terug BIETENSALADE. Een gare biet wordt aan schijfjes gesneden en dan afgemaakt met fijngehakte ui. peper, zout, azijn, slaolie en mayonnaise of Wor cester saus- IIET RUILMIDDEL. Eenige jaren geleden was er in Zuid- Rusland onder de bevolking bijna geen geld meer in omloop, en betaalden de menschen elkaar met hard gekookte eieren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 10