MEIHD&G&VO
OUD-HAARLEM.
SOUS LES TOILS DE PARIS
EEN PRACHTIGE HUMORISTISCHE FILM
VAN RENE CLAIR.
J2ENE: CLAI£i.
KTTT1
j
ZATERDAG 28 FEBRUARI 1931
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
VIJFDE BLAD
Wat gespaard bleef.
ONS STADHUIS.
De tegenwoordige toestand.
Hoe oud ons Stadhuis is valt niet niet
zekerheid te zeggen. Wel wordt door de ge
schiedschrijver Ampzing vermeld, dat Floris
II, die in de eerste helft van de 12e eeuw
leefde, te Haarlem zijn hof gehouden heeft,
maar dat bewijst natuurlijk niet hoewel
velen het aannemen dat hij in het gebouw
dat nu raadhuis is, heeft gewoond. Dat graaf
Willem II (1256) het paleis zou hebben doen
bouwen, is evenmin bewezen. Wel weet men,
dat het gravelijk palels reeds in 1245 bestond.
Bovendien is het door het bekende versje op
de Hoofdwacht aangetoond, dat als Graaf
Floris V (in 1296 vermoord) te Haarlem ver
bleef, hij in het gebouw dat nu raadhuis is,
woonde. In den tijd dat de graaf niet'in zijn
paleis verbleef was het blijkbaar reeds als
stadhuis in gebruik, want het bedoelde versje
zegt immers dat alleen als de graaf op het
Sant woonde het gebouw op den hoek der
Smedestraat als raadhuis ingericht werd.
In 1287 stond Graaf Floris V het westelijk
gedeelte (het tegenwoordige Pand) van zijn
gravelijk paleis af aan de broederschap der
Dominicanen, die er een klooster stichtten.
In de 13de eeuw zag het raadhuis er heel
anders uit dan nu. Het was veel kleiner. In
1556 was het raadhuis te klein. De klooster
broeders moesten weer een gedeelte van hun
gebouwen voor de vergrooting afstaan. Daar
uit wordt verklaard, dat het gedeelte van het
Stadhuis aan het Pand grenzende het cachet
draagt van den stijl waarin in vroeger eeuwen
de kloosters werden gebouwd. Zoo £s de Pand-
plaats met haar overwelfde gang of gaanderij
nog vrijwel onveranderd gebleven. Het Prin
senhof nu Bibliotheek en Openbare* Lees
zaal was bij afwisseling in vroeger eeuwen:
ontleedkamer, boelhuis, looihal en garen-
markt!
Omstreeks 1620 en ook in 1630 onderging
het raadhuis een belangrijke verbouwing. Op
den voorgevel staat dan ook „Anno 1630".
Maar toch is zeker, dat in het gebouw nog
belangrijke gedeelten zijn die ouder zijn dan
1620 of 1630.
1 Jfe è-
In het "begin van de 17de eeuw.
In het gemeente archief vonden wij een
afbeelding van net Stadhuis uit het begin der
17e eeuw. Een vergelijking met den tegen-
woordigen toestand moet helaas! uit
vallen ten nadeele van het huidige. Veel is
veranderd, de vensters, de trap, de deur enz.
Ook het aardige hoektorentje is verdwenen.
Ter versiering is in 1630 het balcon aange
bracht, maar een verfraaiing kunnen wij het
toch niet vinden. Het is ook jammer dat met
het ooievaarsnest ook de aardige dakkapellen
verdwenen zijn. Als er weer geijverd wordt
om het raadhuis zooveel mogelijk in den
ouden stijl terug te brengen, kan deze teeke-
ning aan den bouwmeester goede diensten
bewijzen.
De verVeers^.schen on de Gronfo M^rkt zul
len wel nooit meer toelaten dat het schavot
hersteld wordt. Dit was een uitbouw, een
bordes, geschraagd door hardsteenen zuilen,
boven den tegenwoordiven ingang van het
stadhuis, die in 1633 gebruikt werd.
De kamer, nu door den gemeente-secretaris
in gebruik genomen, was oudtijds de Justitie-
kamer. In den voorgevel was een deur (nu
door een raam vervangen) die toegang gaf
tot het bordes. Voor dit bordes werd het
schavot opgezet als de scherprechter zijn som
bere taak moest volbrengen. Boven de deur
was een beeld van Justitia, dat daar nog den
gevel siert.
Het schavot, dat in 1855 werd afgebroken.
De secretariskamer ia een mooi vertrek, dat
met haar gebogen houten plafond en antiexe
schouw een der fraaiste oude vertrekken van
ons stadhuis vormt.
Dit gedeelte van het stadhuis, ofschoon
ten deele in Renaissancestijl veranderd, be
hoort tot den middeleeuwschen kern van
het gebouw. De vleugel aan den kant van
de Zijlstraat is een werk uit het begin der
17e eeuw. Het mooie poortje herinnert geheel
aan het werk van Lieven de Key. De buiten
gewoon ver vooruitspringende gootlijst van
dezen vleugel rust op fraai gesneden houten
consols. De hooge schoorsteenen die uft het
dak komen zijn niet de oorspronkelijke. Wel
behooren de rijke gevelankers tot het begin
der 17e eeuw.
De tegenwwoordige vestibule van het stad
huis vormde in den ouden tijd een open hal,
gelijk aan en in gemeenschap staande met die
welke thans nog onder de zoogenaamde
Costerskamer (het kamertje van den griffier),
aanwezig is. In 1722 is de hal dichtgemaakt.
Er wordt nu weer over de mogelijkheid ge
dacht de hal weer open te maken om die
bij het trottoir te trekken. De ingang van het
stadhuis zou dan aan den achterkant van de
tegenwoordige vestibule gemaakt moeten
worden. Zoo'n oplossing zou het voetgangers
verkeer ongetwijfeld ten goed komen, want
het trottoir naast dit vooruitspringende ge
deelte van het Stadhuis is thans slechts zeer
smal.
Nu hebben wij het stadhuis alleen aan de
buitenkant bezichtigd Een volgende keer
treden wij er met onzen teekenaar binnen.
C. J. v. T.
Het fraaie voort je in de Zijlstraatwaar
vroeger het bureau van den Burgerlijken
Stand was.
LANGS DE STRAAT.
Argumentatie.
En in dat Amsterdamsche park, waar de
lente heel zoetjes aan en schuchtertjes haar
mtree was beginnen te doen, zaten de twee
moeders naast elkaar op een bank. en aan
en om hun voeten speelden kraaiend en on
denkbaar zoet, hun twee jongste spruiten.
Boven hun hoofd spande de hemel, t'er,
pril blauw, en erin dreven als uitgeplozen
en losgeraakte dotjes watten wat van die
kleine witte wolkjes, die een Duitsche dich
ter „blö:ende Lammerwolken" heeft ge
noemd. Hoewel nog geen blaadje aan de
kale boomen uitgeloopen was, waasde er al
wat warmere gloed, wat dieper kleur over
de doodsche takken van het kreupelhout*
aan den anderen kant van het pad, en hoog
in een kale iep zat een tureluur met een
scheef gehouden kopje en oolijke oogjes on
ophoudelijk te tureluren. Tusschen het gras
dook hier en daar een madelief op, een
beetje verwezen, een beetje verwaaid, op
een korte,vreesachtige steel, en een bru
tale merel hipte zoekend over het gras en
had opeens een verschrikten, wrlemelenden
worm bij zijn lurven, waarmee hij hals over
kop wegvloog.
Er zat lente in de lucht en de twee moe
ders, breeduit gezeten op die bank in het
Vondelpark, zeiden het ook tegen elkaar,
met veel nadrukkelijk hoofdgeknik. en een
lachje naar de kinders, die zoo voorbeeldig
hun spelletje speelden in het zand voor de
bank.
Lieve kinderen waren het, en zij deden
hun moeders eer aan. Hun vaders trouwens
ook. En leek kleine Jantje niet ontroerend
veel op zijn besten grootvader? En had Ma-
rietje niet precies de handjes van mijn man
zijn lieve moeder?
De tureluur floot, en de merel zat drie
lanen verder zijn worm te verorberen, en in
het park heerschte lente, en twee dikke kib-
belzieke kijvige Jordaanmoeders za'.en el
kaar van honing druipende complimentjes
te maken. De tureluur keek eens op hen
neer, en vroeg zich af, hoe lang dat zoo zou
blijven. En op hetzelfde oogenblik was he„
al mis.
Jantje had met het egoïsme, mannen
eigen, hetzelfde kiezelsteentje ingepikt,
waarop Marietje net haar begeerige vrou-
wenoogen had geslagen, en met de venijnig
heid, die der sexes meest onvolprezen bezit
is, er maar dadelijk op los gerammeld
Jantje huilde, en Marietje schreide jammer
lijk, en Jantjes moeder kwam troostend en
verontwaardigd aansnellen, en Marietjes
moeder gaf haar Marietje onmiddellijk ge
lijk, en zij zou ook op dat kleine venijnige
stuk eten losgerammeld hebben. Toen liet
Jantjes moeder zich allesbehalve onbetuied.
en zij lichtte eventjes de doopceel van die
lieve grootmoeder van Marietje. waar het
nest zeker die gewoonte van geërfd had om
er maar dadelijk op los te meppen, en toen
In-acht Marietjes moeder Jantjes moeder
maar even haar eigen moeder in herinne
ring, die op haar zeventiende jaar al dingen
ui.gehaald had, waar een ander op zijn
veertigste nog niet van durfde droomen
zonder te bloozen. Het lieve leven was aan
den gang, en de lieve lente vluchtte in het
zelfde hoekje als de tureluur en een klein
wit schapewolkje verduisterde het voorjaars
achtige gestraal van de zon.
De ééne doopceel na de andere werd op
onbarmhartige wijze gelicht, de ééne chro-
nique scandaleuse na de andere werd bij zijn
haren uit de vergetelheid in het helle dag
licht gesleurd en voor de bank in het Von
delpark. waar lente en lieve woorden in d.
lucht gehangen hadden, stonden de moede
van Jantje en de moeder van Marietje met
hun handen in hun zijden, met vuurroode
wangen en uitpuilende oogen te kijven, dat
de lucht ervan schetterde. Aan elk van hun
rokken hing, half onthutst en half triom
fantelijk, het betreffende corpus delicti.
En toen ze bijna geen adem meer had.
draaide Marietjes moeder zich met een ruk
om, en over haar schouder zei ze, hoewel ze
er bijna in bleef, nog eens stampvoetend
van woede, haar laats e argument: ,,En
toch! En toch! En toch!"
Waarop Jantjes mama, die onmiddellijk de
andere richting Ingeslagen was, zich een
laatste maal omdraaide, en de ander plot
seling kalm, haar tegenargument toediende-
„Nou juist".
Het schapewolkje dreef weg voor de zon
De tureluur kwam weer in zijn iep zitten. De
lieve lente lachte haar wijzen glimlach.
W. T.
JUBILEUM VAN DE CANADIAN
PACIFIC SPOORWEG MAATSCH.
De ..Canadian Pacific Railway Company"
vierde eenige dagen geleden haar vijftigjarig
bestaan, welk feit opnieuw de aandacht ves
tigt op het weergalooze succes, waarin deze
spoorweg zich mag verheugen.
Vóór dat de laatste klinknagel, welke de
Canadian Pacific spoorweglijn voltooide, was
geslagen, op 7 November 1885, bestond Ca
nada a's Unie Dominion, eigenlijk nog niet.
Geen enkel verkeersmiddel bestond tus
schen Oost-Canada en Britsch Columbia, en
de provincie aan de Stille Zuidzeekust (the
Pacific Coast) gelegen, dreigde openlijk zich
uit den Bondsstaat terug te trekken.
Het ontwerp der Canadeesche regeering
om een trans-Continentale spoorwegbaan in
staatseigendom aan te leggen, werd met mis
lukking bedreigd en het nieuwe politiek re
gime stond op instorten.
In haar nodo deed de regeering een be
roep op den particulieren ondernemingsgeest
voor den bouw van de Trans-Canadeesche
spoorweglijn.
De stichters der ..Canadian" waren man
nen met een vooruitziend en blik en tevens
oprechte vaderlanders. Toch is het twijfel
achtig, of zij voorzagen we k een vlucht hun
corporatie zou nemen; dat zij de grootste
koloniseerende macht van het Rijk zou wor
den en tegelijkertijd eigenares van de groot
ste vervoerorganisatle onder één bestuur, be
staande uit spoorwegen, koopvaardijvloot en
andere bezittingen, een totale waarde van
268 millien pond sterling vertegenwoordi
gende.
De Canadian Pacific exploiteert thans:
36.000 kilometer spoorweg, een vloot van
500.000 ton op den Atlantischen Oceaan en op
de Groote Meren. 200.000 kilometer telegraaf
lijn en een gordel van prachtige hotels.
99
99
door L. A.
Dc daken van Parijs.
„Sous les toits de Paris", van Renë Clair,
een van de knapste Jongeren" der film
kunst, wiens merkwaardige werk Entr'acte
(dat hij met Picabia in elkander zette) reeds
drie jaar geleden door wijlen de Haarlerasche
Filmliga werd vertoond, is een krachtig ar
gument in de bewijsvoering van de voorstan
ders van geluidsfilm. Geen argument, dat
zijn waarde ontleent aan spitsvondige theo
rieën omtrent de kunstwaarde van film, om-
trent cinegrafie, omtrent absolute-of ik-film,
doch een argument dat eenvoudigweg ge
grondvest is op de deugden van het werk.
Deugden, die niet zooals dikwijls in an
dere kunstfilms, het geval is verscholen
zijn achter een fijne, verstandelijke film-
psychologie, maar die als het blozende
rood op de wangen van een aardig melske,
aan do oppervlakte liggen, voor iedereen be
grijpelijk, voor iedereen verheugenis. Wie
niet wil toegeven, dat „Sous les Toits de
Paris" 't bestaan van den geluidsfilm recht
vaardigt en aan duizenden menschen een
gelukkig en blij oogenibltk in hun zorgenrijk
bestaan schenkt, wil tegen beter weten in,
gelijk hebben.
Maar het is dan ook een feit, dat dit werk
niets gemeen heeft met de groote vergis
singen van de heeren in Hollywood en Neu-
babelsberg, wier al te groote haast misluk
kingen als Sonny Boy", „De affaire Dreyfus"
en ande:e misbaksels heeft gebaard. Het
was voorwaar geen wonder, dat toen de
industrie van den geluidsfilm begon ,met de
zelfde 'fouten temaken, die de stomme film
aanvankelijk hebben gekenmerkt - een aantal
critici hevig begonnen te fulmineeren. te
gen den nieuwen lawaai verwekker. Die te
genstanders kan men echter in twee par
tijen splitsen. De eerste is de partij der
adepten van den zwijgenden film. die. ver
heugd omdat op de mestvaalt der filmin
dustrie eindelijk de bloem van de goede be
doeling was ontbloeid, zich tegen den geluids
film keerde, uit vrees dat deze alles wat goed
gemaakt was weer zou bederven. En die
vrees was zeer zeker niet ongegrond. Dc
tweede groep is heelemaal anti-film. heeft
van begin af aan den zwijgenden film be
streden. is altijd stekeblind en stokdoof ge
bleven voor de evolutie van den zwijgenden
film, argumenteerde in het wilde weg. eri
nam nimmer welwillend of serieus kennis
van films als „Romance sentlmentalc". „Dlo
letzte Kompagnie", „Sous les Toits de Paris",
„Hallelujah", „lm Westen nichts Neues",
„Het Strooien Hoedje" enz. Een typisch
voorbeeld van de redeneertrant der ve-te-
genwoordigers van deze groep geeft Duhamel.
Duhamel nota bene één van Frank-
rijk's fijnste geesten, wiens ..Confession de
Minult" onder anderen, van een niet te pei
len eruditie getuigt. Duhamel schreef in het
filmnummer van „Querschnit" letterlijk het
volgende:
.Bioscoop Is amusement voor slaven,
tijdverdrijf voor onontwikkelden en door
arbeid en zorgen verblinden. Film is
voedsel voor artistiek-vergiftigden, een
schouwspel dat geen enkele krachtsin
spanning vereischt en geen gedachten-
concentratie. dat geen vragen opwerpt,
geen hartstocht verwekt, geen licht op
steekt in het hart, geen hoop verwekt,
behalve dan die eene belachelijke, cén
dag ster te zijn in Los Angeles."
Het behoeft geen betoog, dat dit oordeel
onjuist is, omdat het eenzijdig is. Duhamel
is een groot man. maar hy doet de moderne
filmkunst onrecht aan, hij kent den moder
nen film niet. omdat het niet aan te nemen
is, dat een fijnbesnaarde als hij „Sous les
Toits de Paris" een amusement voor „artis
tiek-vergiftigden" of „onontwikkelden" zou
hebben genoemd. Het is onaannemelijk dat
deze geestige, fijngevoelige aristocraat des
geestes. geen buiging zou hebben willen ma
ken voor een product van anderen arlstocra-
tlschen Franschen geest, van distinctie, hu
mor, en af en toe zoete en lieflijke
echt Fransche sentimenteele verteederlng.
Aioert Prejaen.
Voor het café, waarin zich cén der geestigste scènes van dc film afspeelt.