Het Duitsch-Oostenrijksche Tolverbond. MAURICE MAETERLINCK. BUITENLAND. NU DE DRIE GESPROKEN HEBBEN. HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAC 1 APRIL 1931 VIERDE BLAD Zijn beteekenis voor ons. (Van onzen Haagsclien correspondent.) Het voor weinige dagen tusschen Duitsch- land en Oostenrijk gesloten tolverbond heeft naast politieke, vooral economische beteeke nis; Er is niets zoo internationaal als de handel. Beweegt men één schakel, dan be weegt men de geheele ketting, Het is daarom, dat onze Haagsche correspondent in verschil lenden deskundigen kring, bij autoriteiten feiten en gegevens heeft verzameld, waarop het onderstaande artikel is opgebouwd, het welk de vraag behandelt, welke beteekenis het Duitsch-Oostenrijksche tolverbond voor ons land heeft. De richtlijnen van het nieuwe verdrag. De richtsnoeren voor het Duitsch-Oosten rijksche verdrag zijn als volgt samen te vatten: Duitschland en Oostenrijk sluiten zich voor het goederenverkeer turschen hun landen en voor dat met andere staten aaneen tot een tolverbond. Dit verbond zal ingericht worden volgens een nieuw stelsel, dat aanzienlijk afwijkt van de vormen, die voor tolverbonden gebruikelijk zijn. De onafhankelijkheid van beide landen blijft onaangetast. Deze zullen een gelijkluidend douanetarief en een gelijk luidende douanewet invoeren, die voortaan alleen bij overeenkomst tusschen beide lan den gewijzigd zullen kunnen worden. In het goederenverkeer tusschen beide landen zul len' geen in- en uitvoerrechten geheven wor den: echter zullen beide regeeringen zich onderling met elkaar verstaan voor welke speciale goederen voorloopig overgangstarie ven wenschelijk zijn. Het douane-bestuur van beide landen blijft volstrekt zelfstandig. Elk van beide regeerin gen behoudt het recht voor zichzelf overeen komsten te sluiten met derden, waarbij ech ter in het oog moet worden gehouden, dat zoo'n overeenkomst niet in tegenspraak mag zijn met het Duitsch-Oostenrijksche verdrag. Het hoogste tarief wordt geldend. Op grond van dit nieuwe Duitsch-Oosten rijksche verdrag is het duidelijk, dat de Duit- sche en Oostenrijksche douanetarieven ge lijk zullen moeten zijn. Waar noch Duitsch land, noch Oostenrijk een uniform tarief hebben, maar een sterk gedifferentiëerd ta rief, is het te verwachten, dat voor elk on derscheiden artikel het hoogste douanerecht der beide landen als geldend voor de toe komst zal worden vastgesteld: het is niet te verwachten, dat met een vermindering van bestaande hoogere tarieven een der beide landen genoegen zal willen nemen. Ons land zal niet toetreden. Hét tractaat laat voorts de mogelijkheid open van toetreding van andere landen. Voorloopig zal die toetreding niet verwacht behoeven te: worden. Voor ons land heeft toe treding uiteraard geen zin, omdat Nederland niet protectionistisch georiënteerd is: een uni form tarief als ons land heeft, laat zich niet met hët Duitsch-Oostenrijksche tariefsysteem vereenigen. Dat is met Denemarken evenzeer het geval. En ook België b.v. is niet sterk protectionistisch georiënteerd. Economische en politieke bezorgd heid. Het zijn vooral de Oostelijke staten, die zich bezorgd maken. Dat met name Tsjecho- Slowakije zich zeer bezorgd maakt over de gevolgen van het nieuwe tractaat is begrij pelijk, omdat Tsjecho-Slowakije de leveran cier is van Oostenrijk. Die leveranties zullen door Duitsche producten vervangen kunnen worden tengevolge van het nieuwe verdrag. De Franschen laten zich zeer scherp uit. Maar, zooals o.a. ook uit de rede van Briand in den Senaat gebleken is, is hunne crltïek vooral politiek georiënteerd. En het kan moeilijk ontkend worden, dat de wijze, waar op Frankrijk reageert op het nieuwe trac taat, d.w.z. dat in Frankrijk opnieuw de vrees sterk opleeft voor een eensgezind, sterk cen- traal-Europa, gevaren met zich sleept voor het welslagen der ontwapeningsconferentie van 1932. De ontwikkeling der politieke situatie als gevolg van het verdrag zal zeer interessant zijn om te volgen. Sedert het einde immers van den oorlog poogde Duitschland zich naar het Oosten te oriënteeren. Dit heeft aanhoudend op den tegenstand van Frankrijk en Italië gestuit. De Fransche, zoowel als de Italiaansche politiek was er in korte woorden op gericht dc oude Donaumonarchi.e in economisch opzicht te herstellen. De „Anschluss" zou daaraan niet dan schade kunnen toebrengen. En terwijl nu Frankrijk poogde het oude economische ver band onder Tsjechische, en Italië onder Hon- gaarsche leiding, te herstellen, breekt het nieuwe verdrag beider wenschen, omdat het naar de woorden van de „Kölnische Zeitung" Duitschland een open deur naar het Zuid- Oosten en Oosten van Europa geeft". Dat er ontstemming ontstond, ligt dus in den aard^der zaak. Die ontstemming heeft men gepoogd van te voren te dooven door de tractaats-mededeeling dat ook anderen tot de overeenkomst kunnen toetreden. Dit schijnt zeer eenvoudig, maar het is het aller minst. Immers, nog afgezien van de politieke wrijvingen, waartoe het aanleiding zal zijn, is de vraag gewettigd of inderdaad meer lan den zullen toetreden tot deze regionale eco nomische overeenkomst. Bij de beantwoor ding van die vraag mag echter niet vergeten worden, dat het met den protectionistischen inslag der Duitsche tarieven voor oogen, niet waarschijnlijk is, dat andere landen van de zelfde economische structuur zullen worden opgenomen. Intusschen schijnt er reden voor de veron derstelling, dat het gemakkelijker is een tariefmuur volledig te slechten, dan tot ver laging van wederzijdsche tarieven te komen; Duitschland en Oostenrijk hebben al jaren saam onderhandeld over zulke verlaging. Engeland's houding. In Engeland heeft men het nieuwe tractaat het blijkt uit alles veel rustiger dan in Frankrijk opgenomen. Engeland heeft uit economische beweegredenen niet geprotes teerd, heeft daarom geen opheldering ge vraagd. En, nu het blijkt, dat het daartoe toch is overgegaan, dat het een zelfde stap ondernam als Frankrijk, Italië en Tsjecho- Slowakije, mag op zeer goede gronden wor den verondersteld, dat Engeland minder uit eigen overtuiging heeft gehandeld, dan wel, omdat het Frankrijk ter wille heeft willen zijn. In de politieke protesten is de hand van Frankrijk duidelijk. Er is in het geheel geen grond om te ver onderstellen, dat de oorzaak van het sluiten van het nieuwe verdrag in Engeland is te zoeken. Desondanks zou de stelling verdedigd kunnen worden, dat de veranderde stemming in Engeland op het gebied der tarieven mee invloed heeft geoefend op de bereidheid van Duitschland om een tolverbond met Oosten rijk te sluiten. Het zou niet te verwonderen zijn, wanneer Duitschland mee onder den in druk had verkeerd van de nog altijd bestaan de mogelijkheid van een nieuw 10-pct-fiscaaI recht in Groot-Brittannië. Wat door de Duit sche industrie zeer zou worden gevoeld. Het tractaat en Genève. In sommige persuitingen is de meening verdedigd, dat het nieuwe verdrag met de handelsconferentie van Genève niets te maken heeft. Een andere opvatting schijnt ons zeer wel mogelijk. Het verdrag tusschen Duitschland en Oostenrijk geeft zelfs daartoe aanwijzingen. De wederzijdsche briefwisseling tusschen Curtius en Schober is gedateerd op 19 Maart en maakt melding van de tusschen beide mi nisters gevoerde besprekingen, welke dus vóór 16 Maart moeten ten einde gevoerd zijn geweest. Wellicht heeft de bedoeling voorge zeten, om tot de verdragsluiting alleen over te gaan, voor het geval de handelsconferentie niet tot een resultaat zou komen. In dit ver band is het niet van belang ontbloot er op te letten, -dat Duitschland op de handelsconfe rentie er op uit geweest is, het odium van het mislukken dier conferentie doelbewust van zich te schuiven. M.a.w.: het is waarschijn lijk, dat Duitschland en Oostenrijk het nieuwe tractaat hebben achter de hand ge houden wanneer het resultaat op de bespre kingen te Genève zou uitblijven. De economische gevolgen voor ons land. Het is opvallend, dat men in. dé vroegere neutrale landen, in de pers onder meer, zich tot dusver allerminst in verontrustende woor den heeft uitgelaten over het nieuwe tolver bond. Ook in ons land is de verschijning van het nieuwe tractaat zeer kalm opgeno men. Politiek gezien is dit ook niet meer dan natuurlijk er is voor ons land geenerlei reden om zich te mengen in de vraag of door het verdrag van Weenen de verplichtingen, welke Oostenrijk in 1922 op zich heeft ge nomen worden prijsgegeven. In het accoord van 1922 werd gestimuleerd, dat Oostenrijk zich onthouden zal van elke onderhandeling en elke financieele of economische verbinte nis, welke direct of indirect zijn onafhanke lijkheid in gevaar zou kunnen brengen. Maar bovendien heeft het verdrag ook in economisch opzicht voor ons land geen bui tengewoon verontrustende eigenschappen. Rechtstreeks zal het tractaat heel weinig nadeelig gevolg kunnen uitoefenen. Er is allereerst een zeer algemeene reden, welke geen nadeel beteekent: het handelen met groote gebieden is zooveel gemakkelijker zooveel profijtelijker, dan met versnipperd afzetterrein. Daarnaast is er een bijzondere reden, welke voor onzen afzet van niet veel invloed spreekt: ons land levert voornamelijk aan de Westgrens van Duitschland, Oostenrijk voor namelijk aan de Oostgrens en het is niet waarschijnlijk, dat het tractaat op die positie veranderenden invloed zal hebben. De concur rentie der Oostenrijksche producten zal niet gemakkelijker worden, waarbij natuurlijk de groote spoorwegafstanden in het geding- moeten worden gebracht. Voorts is de afzet van Nederlandsche producten naar Oosten rijk, niet van zoodanigen aard, dat de Duit sche concurrentie, welke thans toch al zeer groot is en nu weer verzwaard wordt, den toestand veel verslechtert. Ons land levert niet veel aan Oostenrijk, niet veel meer dan enkele monopolie-artikelen als b.v. lijnolie. Doch zulke artikelen wordt uiteraard door de nieuwe tariefregeling geen schade toege bracht. Op dit punt Is nog een opmerking-ter-zijde te maken voor een belangrijk product. De in voer van margarine is niet. vrij in Duitsch land, reeds op het oogenblik. Gevolg daar van is geweest de oprichting van fabrieken in Duitschland door een groot Nederlandsch concern. Die fabrieken Nederlandsch ka pitaal dus hebben alleen voordeel bij het wegvallen van de tariefmuren tusschen Duitschland en Oostenrijk. Wij hebben echter niet alleen te letten op de directe gevolgen van het tractaat voor ons land, doch ook op de indirecte gevolgen. Te letten op de reactie, die door het tractaat in het leven kan worden geroepen in andere afzetgebieden van ons land. te letten op de tegenmaatregelen, die in West-Europa het verdrag van Weenen zal uitlokken in tariefs- verhoogingen en maatregelen in strijd met het meestbegunstigingsrecht. Op dit punt bestaat echter nog niet de minste zekerheid van plannen in die rich ting is nog niet vernomen. Wel zijn er de Engelsche overwegingen om te komen tot een algemeene tariefsverhooging tot 107e. Wanneer deze verhooeing er komen zou. zou dit voor ons land natuurlijk een nadeel be- teekenen. Echter zoo ver is het gelukkig nog niet. Ook mag men er aandacht voor hebben, dat in Frankrijk tot dusver alleen nog poli tieke deining is veroorzaakt. Maar hoe dit zij, de practijk van dergelijke tariefveranderingen valt voor ons land ge woonlijk mede. Ons land heeft nu eenmaal een voordeel, hetwelk voortdurend weer van veel de scherpe kanten afslijp* n.l. zijn goedé ligging, J LETTEREN EN KUNST (Van onzen Parijschen correspondent). Het publiek is nu eenmaal dol op schan. daaltjes, en vooral wanneer het beroemde menschen "betreft. En zoo wordt er dan ook druk gesproken wat wel de oorzaak mag zijn van de scheiding tusschen Maurice Maeter linck en Georgette Leblanc. Sedert Maeter linck zich uit de wereld en het litteraire leven heeft teruggetrokken .sedert hij zich in de Midi vestigde, heeft ook Georgette Leblanc voor hem „afgedaan" en de jonge vrouw heeft zelfs, zooals men beweert, het voornemen om den dichter voor „schade' vergoeding" aan te spreken. Echt Parijsch gevalletje, waarin menigeen zich nu al bij voorbaat verheugt. Maar wat kunnen ons tenslotte de sentimenteele expert menten van Maeterlinck schelen, wanneer de kennis daarvan ons niet nader tot den kunstenaar brengt? De mooie Georgette moge dan ook met „Mémoires" aankomen, ons al lerlei details geven van haar verhouding met den dichter, dit alles kunnen we rustig ter zijde leggen. En toch, waar haar leven zoo nauw was verbonden aan dat van Maeterlinck, en waar zij door hem in zoo nauw contact was me' andere groote geesten, is het niet oninte ressant om Georgette Leblanc te ontmoeten Zij is de dochter van een rijken reeder in Rouaan en de zuster van den bekenden Maurice Leblanc, auteur van de onuitputte lijke serie „Arsène Luphv's. Ik was twintig jaar toen ik de „Essais" van Emerson in handen kreeg, waarvoor Maeterlinck een inleiding schreef. Dat voor woord trof me zoo, en ik herlas het in dien nacht zoo dikwijls, dat ik er den volgenden dag zeker van was dat er op héél de wereld maar één man was, dien ik zou kunnen lief hebben: Maeterlinck. Ik had toen een heel voordeelig contract bij de Opéra-Comique, waar ik twee duizend francs per maand verdiende. Maar daar hoorde ik dat er een plaats als zangeres open was bij de Monnaie te Brussel en ik sollici teerde dadelijk, om zoo mijn held te kunnen naderen. Het antwoord kwamengagement ad 800 francs per maand. Ik zou dus 1200 francs per maand derven, maar ik aarzelde geen oogenblik en nam het aanbod aan. Het is bij Edmond Picard dat ze voor het eerst Maeterlinck ontmoet. Wat een geluk. Hij is nog jong. En daar begint dat, wat thans een drama is. Georgette huurt een groot atelier, waar bij kaarslicht vaerzen worden voorgelezen. Zij is een beetje zonderlinge verschijning, in haar japonnen' die gecopieerd zijn naar de oude schilderijen van Van Eyek, of Memling of Rubens. Een breed zwart-fluweelen lint waar in een flonkerende diamant, op 't voorhoofd, een sleep, en zoo zien we haar, naast Maeter linck, die groote rookpluimen uit zijn pijp toovert, door het moderne stadsverkeer gaan, aangegaapt natuurlijk door het geamuseerde publiek. Het was voor ons beider kunst noodig, dat we naar Parijs gingen. Maeterlinck woonde toen in Gent. Waarom zouden we trouwen? Het huwe lijk is ongetwijfeld nuttig voor anderen, maar voor ons? In den grond van de zaak is het slechts een voorzorgsmaatregel! Tegen wien zouden wij dien nemen? Voor dat zij zich in Parijs vestigden, be sloot het jonge „paar" een reis naar Neder land te maken. Ik herinner me hoe we 's avonds tegen negen uur aankwamen in Middelburg en daar afstapten in een klein hotel. Mijn eerste zorg was om een canapé voor het venster te schuiven, want ik wilde met Maeterlinck dien nacht doorbrengen in contemplatie van de maan. Maurice keek op zijn horloge, mompelde een woord van afscheid en snorkte enkele oogenblikken later. De meester van het „mysticisme" is wel erg nuchter in het gewone leven. Met een pul bier voor zich en zijn pijp is hij vol maakt tevreden en met innige voldoening constateert hij dan ook „ik heb gelukkig afgedaan met al die marionetten, de Made leine's en Pelléas-sen". Men voelt toch wel iets van medelijden, wanneer men Georgette Leblanc zoo hoort praten. Want zij „zwemt" nog in de Hooge Kunst, en voor een niet gering deel uit liefde voor Maeterlinck, wiens, in potlood geschre> ven brieven ze met inkt overhaalt „om zoo dichter bij hem te zijn". Na Parijs, installeeren ze zich ergens in Normandië. Georgette heeft de zangkunst laten varen; ze schrijft nu ook. Toen kwam ik tot de verschrikkelijke ontdekking dat ik geen enkele eigen gedachte meer had. Fk dacht door hem. Als ik iets wilde zeggen, drukte hij het oneindig veel beter, helderder en duidelijker uit. Ik besteel je, hè? zoo vroeg hij me eens, lachend. - Op zekeren dag, toen het me te machtig werd, vroeg ik hem, waarom hij in zijn ..Tré- sor des Humbles" de verschillende ideeën en gedachten laat zeggen door „een ouden philosoof" of een „ik weet niet meer wat voor een wijze". Jou noemen zou belachelijk zijn. Je bent van 't theater.... een zangeres.... als ik dat schreef zou niemand me gelooven't zou belachelijk zijn. Zoo ging het niet langer, kon het niet langer gaan. En Maeterlinck, die dat zelf ook héél goed voelde, stelde voor: gedurende zeven jaar lang zal ik geen woord meer schrijven en aan jou de plaats afstaan. Natuurlijk weigerde ik; dat offer kon ik niet aannemen. Op aandringen van mijn broer, Maurice Leblanc, verscheen toen „Sa- gesse et Destinée" geteekend door Maurice en door mij. Maar in de latere uitgave ver scheen alleen zijn naam. Dat is de eenige actie welke in mijn oogen een fout is. De liefde, het einde ervan zelfs haatdat alles had toch dit voor woord van ons beiden moeten respecteeren. Niet dat dat voorwoord onontbeerlijk was aan het werk, maar 't is een daad van recht vaardigheid HENRY A. TH. LESTURGEON. DE DIRECTEUR DER HANDELS- EN LAND- BOUWBANK. De derde Kamer der Haagsche rechtbank heeft Öinsdag opnieuw met dertig dagen ver lengd de gevangenhouding van den heer J. W. M., vroeger directeur van de Handels- en Landbouwbank, die is gearresteerd verdacht van verduisteringen, gepleegd ten nadeelc I van deze Bank, j Na de redevoeringen van Briand, Henderson en Curtius Over het Europeesche dualisme. Wie heeft ongelijk „De edele verontwaardiging." HET BELANGRIJKSTE NIEUWS Met groote spanning werd de plenaire zit ting van den Rijksraad tegemoet gezien, na dat Dr. Curtius had aangekondigd, dat hij zou antwoorden op de door Briand gehou den rede in den Franschen Senaat. In plaats van in de gewone Rijksdagzaal werd de zit ting in de commissiezaal gehouden, welke zaal eenige honderden personen kan bevat ten. De Rijksraad was zoo goed als voltallig aanwezig. Nadat enkele kleine voorstellen waren afgedaan nam de Rijksminister van Buitenlandsche Zaken Dr. Curtius het woord Curtius begon te verklaren, dat het optre den van Duitschland en Oostenrijk zich bin nen de banen van de Europeesche organisa tie bewoog. In. de internationale discussies van de laatste jaren had men algemeen er kend, dat de economische noodtoestand van Europa te wijten was aan de groote versnip pering. De idee van nationale verzoening en internationale Samenwerking was steeds meer op den voorgrond gekomen. Met na druk karakteriseerde Curtius het zuiver eco nomisch karakter van het Duitsch-Oosten rijksche plan. Resumeerend verklaarde hij: „Wij willen binnen de bestaande verdragen met den grootst mogelijken spoed onzen bei den landen die zich in een toestand van groo ten nood bevinden, de voordeelen brengen die het gevolg zijn van een vergrooting van het afzetgebied. Wij willen tegelijkertijd den regeeringen van Europa een nieuwe orga nisatie van het economische leven geven, alsmede een nieuwe impuls. Het is mij een voldoening te kunnen constateeren, dat- ons doel in de geheele wereld instemming heeft gevonden. Wanneer niettemin het Duitsch- Oostenrijksche plan opwinding heeft veroor zaakt. dan geven de werkelijke bedoelingen van Duitschland en Oostenrijk daartoe geen enkele aanleiding. Dat men dit niet wil in zien valt alleen maar hierdoor te verklaren, dat men de geheele aangelegenheid zonder reden van het economische naar het poli tieke terrein heeft verschoven, en haar in verband heeft gebracht met politieke doel einden, die er in werkelijkheid niets mee te maken hebben. Van een verstoring van de goede gezind heid tusschen de naties of zelfs van het in gevaar brengen van den vrede, kan men niet spreken. Ik kan dan ook niet toegeven, dat het Duitsch-Oostenrijksche plan een belem mering zou kunnen vormen voor de het vol gend jaar te houden ontwapeningsconferen tie. Geen land kan ook meer den wcnsch koesteren om de samenwerking te bevorde ren en het resultaat er van zien dan wij. Wanneer men het Duitsch-Oostenrijksche plan zoo begrijpt en het wil interpreteeren zooals de beide partijen het zich hebben ge dacht, dan zal naar ik met stelligheid hoop de erkenning baanbreken, dat het past in het algemeene Europeesche streven". Van de uitvoerige perscommentaren op dc drie redevoeringen inzake de tolunie, die van Briand. Henderson en Curtius. zullen wij geen uitvoerig verslag geven. Zij kenmerken zich door eindelooze herhalingen. Het Fran sche standpunt blijft ongewijzigd en ver dedigt de meening dat de Duitsch-Oosten rijksche geste een inbreuk is op de Interna tionale goede verstandhoudingen, die den vrede in gevaar brengt; bet Duitsche stand punt verkondigt het tegendeel en verdedigt de opvatting, dat de economische toestand de beide regeeringen heeft gedwongen tot samenwerking en dat het ten eenenmale on juist is aan een economischen maarregel tegen beter weten in een politiek karakter te geven. De derde meening en de derde stem in liet trio is die van den Engelschman Hen derson, die zeer voorzichtig heeft gesproken, de Fransche gevoelens heeft gespaard door te verklaren dat er niets op tegen kan zijn, den Volkenbond eens te laten onderzoeken of het mogelijk is dat Duitschland en Oosten rijk eventueel een of ander verdrag hebben geschonden, en de Duitsch-Oostenrijksche ge moederen tot rust heeft trachten te brem gen, door de verklaring dat de regeeringen dier landen zich toch vooral niet mogen laten verontrusten door het Fransche misbaar. Voor het overige heeft Henderson zich achter zijn juridische adviseurs verscholen, wier opinie nog steeds niet bekend Is. Het was in dii geval inderdaad de verstandigste politiek, al zijn enkele Fransche bladen er heelemaal niet over te spreken, dat Henderson niet openlijk en volledig de Fransche partij heeft gekozen.. En wie heeft gelijk? Men kan de vraag beter omdraaien en vragen: Wie heeft ongelijk? En dan komt men tot de conclusie dat geen van de drie partijen feitelijk ongelijk heeft. Duitschland en Oostenrijk streefden naar een eenheid waarvan het zwaartepunt in Dultschland-Oostcnrijk ligt, dit is in strijd met de Fransche belangen, die gericht zijn op een economische eenheid, die hoofdzake lijk in het Fransche blok haar balans vindt. Dit Europeesche dualisme had wellicht op geheven kunnen worden, door middel van ccn Pan-Europceschc actie. In zooverre verdient Duitschland dus een verwijt, dat het voorult- geloopen is op den toestand en het dualisme daardoor heeft verscherpt. Duitschland kan echter terecht aanvoeren dat de Europeesche economische conferenties vooralsnog slechts fiasco's hebben opgeleverd en dat een daad van Fransch-Oostenrijksche zijde dus gerecht vaardigd was. In leder geval wordt het thans hoog tijd dat men den polemiseerenden toon laat varen en ieder vaisch .pathos achterwege laat. Want de Fransche- zoowel als de Duitsch-Oosten rijksche „edele verontwaardiging" is doorzich tig! L, A Oostenrijk. Het Handelsverdrag met Hongarije opgezegd. WEENEN. 31 Maart (V.D.) De handels- verdragen met Zuld-Slavië en Hongarije zijn heden door den Oostenrijkse hen gezant te Belgrado en Boedapest uit naam van de Oos tenrijksche regeering per l juli 1931 opge zegd. Deze opzegging geschiedde met de motivee ring. dat de nog beschikbare tijd ten nutte gemaakt zou worden voor het aangaan van een nieuwe regeling. Frankrrk. Nederlaag d"r regeering in de Kamer. PARIJS. 31 Maart. (V. D.) In de commis sies had de Fransche regeering de laatste dagen eenige moeilijkheden ondervonden bij de behandeling van de salariskwestie voor onderwijzers en leeraren. Een driejarige periode voor salariswijziging, zooals de Ka mer wenschte, was door den Senaat afge wezen. De regeering wenschte eveneens een vierjarige periode, doch de Kamer stemde met 350 tegen 236 stemmen voor de drieja rige periode. De regeering zal uit deze ne derlaag geen consequenties trekken. Wan neer de Senaat echter het Kamervoorstel blijft afwijzen, zal Laval in de Kamer de vertrouwenskwestie stellen. Een driejaar - lijksche salarisverhooglng voor onderwijzers en leeraren zou. volgens de regeering, den staat een milliard franc kosten. Men ver moedt, dat de Kamer, wanneer Laval de ver trouwenskwestie stelt, zal toegeven om een rcgeeringscrLsis te vermijden. Audibert gestorven. PARIJS, 31 Maart (N.T.A.) De vroegere hoofdredacteur van dc ..Gazette du Franc", Pierre audibert. die beschuldigd werd ln het proces tegen madame Hanau. doch die ten slotte van het hem ten laste gelegde werd vrijgesproken. Is plotseling overleden. Audibert. die reeds uit het voorarrest was ontslagen, was in de slotzittingen van het proces aan groote opwinding ten prooi en is aan een hartverlamming gestorven. Duitschland De P"'f*ch-Ncttionalen en Minister Severing. BERLIJN. 31 Maart. (V. D.) De voorzitter van de D. Nationale Fractie van den Prui- sischen Landdag, afgevaardigde Von Win- terfeld, heeft zich tot den Minister van Bin- nenlandschc Zaken Severing gewend met een schrijven, waarin hij zegt, dat Rijksmi nister Dr. Wlrth in zijn radiorede verklaard heeft, dat Severing met de nieuwe noodver ordening, nog voor he tot standkomen, heeft ingestemd. De nieuwe noodverordening gaat volgens Von Wlnterfeld alle noodzakelijk heid te buiten en is in strijd met zekere be palingen van de Rijksgrondwet, waarin na drukkelijk het strijdrecht van de oppositie is vastgelegd. Mocht de Pruisische regeering niet met de noodverordening hebben inge stemd, gelijk dit in weerwil van de offl- cieele verklaring in Beieren het geval schijnt te zijn, dan wordt Severiig dringend verzocht met alle kracht de rechten van Pruisen te helpen waarborgen en te bevor deren, dat de Noodverordening zoo spoedig mogelijk weder wordt opgeheven. Fiasco's voor de Hitleriaansche pers De Bcrlijnsche uitgave van den „Völklschcn Beobachter" houdt op te verschijnen. De „VorwSrts", die dit feit bespreekt, noemt dit fiasco van het Hitlcrblad tcekenend voor den achteruitgang van de nationaalsoc. pers ln het bijzonder, cn voor dc nationaalsoc. be weging ln het algemeen. Het blad had kort voor de verkiezingen van Sept. alleen ln Berlijn een straatverkoop van ruim 8000 exemplaren. Dit cijfer steeg na de verkiezingen tot ruim 71.000 exem plaren, waarna al spoedig een even snelle daling volgde. Met Kerstm>> werden niet meer dan 10.000 biaden verkocht. Thans be teekent de straatverkoop een financieele strop voor de Nazi's. Ook de „Angriff", het blad van Goebbels, te Berlijn, gaat het niet veel beter, zooals trouwens de geheele Hitleriaansche pers in het rijk. Engeland. De oorlogsbegrooting. LONDEN, 31 Maart. (V. D.) In antwoord op desbetreffende vragen antwoordde dc minister van Oorlog, Shaw, heden dat dc voorlooplge begroot In gscljfers aantoonen, dat alleen In Groot-Brittannië een belang rijke vermindering in 1930 vergeleken met 1924 viel te bekennen ln de uitgaven voor militaire zaken. In Japan is er kleine vermindering ge weest, doch in Frankrijk. Italië, Vereenigde Staten en Rusland moten verhoogingen ge constateerd worden. Nieuwe tabaksbelasting? LONDEN, 31 Maart (V.D.) De tabaks fabrikanten hebben van de belastingen een circulaire ontvangen, waarin zij werden ge adviseerd gedurende de komende maand hun voorraden tabak, die die zij tegen betaling der invoerrechten uit de depots betrokken, zooveel mogelijk tot de normale hoeveelheden te beperken, uit een en ander meent men te moeten afleiden dat de Kanselier van de Schatkist plannen heeft om eventueele te korten op de begrooting gedeeltelijk aan te vullen door speciale heffingen op tabak.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 13