Het Duitsch-Oostenrijksche Tolverbond.
MAURICE
MAETERLINCK.
BUITENLAND.
NU DE DRIE GESPROKEN HEBBEN.
HAARLEM'S DAGBLAD
WOENSDAC 1 APRIL 1931
VIERDE BLAD
Zijn beteekenis voor ons.
(Van onzen Haagsclien correspondent.)
Het voor weinige dagen tusschen Duitsch-
land en Oostenrijk gesloten tolverbond heeft
naast politieke, vooral economische beteeke
nis; Er is niets zoo internationaal als de
handel. Beweegt men één schakel, dan be
weegt men de geheele ketting, Het is daarom,
dat onze Haagsche correspondent in verschil
lenden deskundigen kring, bij autoriteiten
feiten en gegevens heeft verzameld, waarop
het onderstaande artikel is opgebouwd, het
welk de vraag behandelt, welke beteekenis
het Duitsch-Oostenrijksche tolverbond voor
ons land heeft.
De richtlijnen van het nieuwe
verdrag.
De richtsnoeren voor het Duitsch-Oosten
rijksche verdrag zijn als volgt samen te
vatten:
Duitschland en Oostenrijk sluiten zich voor
het goederenverkeer turschen hun landen en
voor dat met andere staten aaneen tot een
tolverbond. Dit verbond zal ingericht worden
volgens een nieuw stelsel, dat aanzienlijk
afwijkt van de vormen, die voor tolverbonden
gebruikelijk zijn. De onafhankelijkheid van
beide landen blijft onaangetast. Deze zullen
een gelijkluidend douanetarief en een gelijk
luidende douanewet invoeren, die voortaan
alleen bij overeenkomst tusschen beide lan
den gewijzigd zullen kunnen worden. In het
goederenverkeer tusschen beide landen zul
len' geen in- en uitvoerrechten geheven wor
den: echter zullen beide regeeringen zich
onderling met elkaar verstaan voor welke
speciale goederen voorloopig overgangstarie
ven wenschelijk zijn.
Het douane-bestuur van beide landen blijft
volstrekt zelfstandig. Elk van beide regeerin
gen behoudt het recht voor zichzelf overeen
komsten te sluiten met derden, waarbij ech
ter in het oog moet worden gehouden, dat
zoo'n overeenkomst niet in tegenspraak mag
zijn met het Duitsch-Oostenrijksche verdrag.
Het hoogste tarief wordt geldend.
Op grond van dit nieuwe Duitsch-Oosten
rijksche verdrag is het duidelijk, dat de Duit-
sche en Oostenrijksche douanetarieven ge
lijk zullen moeten zijn. Waar noch Duitsch
land, noch Oostenrijk een uniform tarief
hebben, maar een sterk gedifferentiëerd ta
rief, is het te verwachten, dat voor elk on
derscheiden artikel het hoogste douanerecht
der beide landen als geldend voor de toe
komst zal worden vastgesteld: het is niet te
verwachten, dat met een vermindering van
bestaande hoogere tarieven een der beide
landen genoegen zal willen nemen.
Ons land zal niet toetreden.
Hét tractaat laat voorts de mogelijkheid
open van toetreding van andere landen.
Voorloopig zal die toetreding niet verwacht
behoeven te: worden. Voor ons land heeft toe
treding uiteraard geen zin, omdat Nederland
niet protectionistisch georiënteerd is: een uni
form tarief als ons land heeft, laat zich niet
met hët Duitsch-Oostenrijksche tariefsysteem
vereenigen. Dat is met Denemarken evenzeer
het geval. En ook België b.v. is niet sterk
protectionistisch georiënteerd.
Economische en politieke bezorgd
heid.
Het zijn vooral de Oostelijke staten, die
zich bezorgd maken. Dat met name Tsjecho-
Slowakije zich zeer bezorgd maakt over de
gevolgen van het nieuwe tractaat is begrij
pelijk, omdat Tsjecho-Slowakije de leveran
cier is van Oostenrijk. Die leveranties zullen
door Duitsche producten vervangen kunnen
worden tengevolge van het nieuwe verdrag.
De Franschen laten zich zeer scherp uit.
Maar, zooals o.a. ook uit de rede van Briand
in den Senaat gebleken is, is hunne crltïek
vooral politiek georiënteerd. En het kan
moeilijk ontkend worden, dat de wijze, waar
op Frankrijk reageert op het nieuwe trac
taat, d.w.z. dat in Frankrijk opnieuw de vrees
sterk opleeft voor een eensgezind, sterk cen-
traal-Europa, gevaren met zich sleept voor
het welslagen der ontwapeningsconferentie
van 1932.
De ontwikkeling der politieke situatie als
gevolg van het verdrag zal zeer interessant
zijn om te volgen.
Sedert het einde immers van den oorlog
poogde Duitschland zich naar het Oosten te
oriënteeren.
Dit heeft aanhoudend op den tegenstand
van Frankrijk en Italië gestuit. De Fransche,
zoowel als de Italiaansche politiek was er
in korte woorden op gericht dc oude
Donaumonarchi.e in economisch opzicht te
herstellen. De „Anschluss" zou daaraan niet
dan schade kunnen toebrengen. En terwijl nu
Frankrijk poogde het oude economische ver
band onder Tsjechische, en Italië onder Hon-
gaarsche leiding, te herstellen, breekt het
nieuwe verdrag beider wenschen, omdat het
naar de woorden van de „Kölnische Zeitung"
Duitschland een open deur naar het Zuid-
Oosten en Oosten van Europa geeft".
Dat er ontstemming ontstond, ligt dus in
den aard^der zaak. Die ontstemming heeft
men gepoogd van te voren te dooven door de
tractaats-mededeeling dat ook anderen tot
de overeenkomst kunnen toetreden. Dit
schijnt zeer eenvoudig, maar het is het aller
minst. Immers, nog afgezien van de politieke
wrijvingen, waartoe het aanleiding zal zijn,
is de vraag gewettigd of inderdaad meer lan
den zullen toetreden tot deze regionale eco
nomische overeenkomst. Bij de beantwoor
ding van die vraag mag echter niet vergeten
worden, dat het met den protectionistischen
inslag der Duitsche tarieven voor oogen, niet
waarschijnlijk is, dat andere landen van de
zelfde economische structuur zullen worden
opgenomen.
Intusschen schijnt er reden voor de veron
derstelling, dat het gemakkelijker is een
tariefmuur volledig te slechten, dan tot ver
laging van wederzijdsche tarieven te komen;
Duitschland en Oostenrijk hebben al jaren
saam onderhandeld over zulke verlaging.
Engeland's houding.
In Engeland heeft men het nieuwe tractaat
het blijkt uit alles veel rustiger dan in
Frankrijk opgenomen. Engeland heeft uit
economische beweegredenen niet geprotes
teerd, heeft daarom geen opheldering ge
vraagd. En, nu het blijkt, dat het daartoe
toch is overgegaan, dat het een zelfde stap
ondernam als Frankrijk, Italië en Tsjecho-
Slowakije, mag op zeer goede gronden wor
den verondersteld, dat Engeland minder uit
eigen overtuiging heeft gehandeld, dan wel,
omdat het Frankrijk ter wille heeft willen
zijn. In de politieke protesten is de hand van
Frankrijk duidelijk.
Er is in het geheel geen grond om te ver
onderstellen, dat de oorzaak van het sluiten
van het nieuwe verdrag in Engeland is te
zoeken. Desondanks zou de stelling verdedigd
kunnen worden, dat de veranderde stemming
in Engeland op het gebied der tarieven mee
invloed heeft geoefend op de bereidheid van
Duitschland om een tolverbond met Oosten
rijk te sluiten. Het zou niet te verwonderen
zijn, wanneer Duitschland mee onder den in
druk had verkeerd van de nog altijd bestaan
de mogelijkheid van een nieuw 10-pct-fiscaaI
recht in Groot-Brittannië. Wat door de Duit
sche industrie zeer zou worden gevoeld.
Het tractaat en Genève.
In sommige persuitingen is de meening
verdedigd, dat het nieuwe verdrag met de
handelsconferentie van Genève niets te
maken heeft. Een andere opvatting schijnt
ons zeer wel mogelijk. Het verdrag tusschen
Duitschland en Oostenrijk geeft zelfs daartoe
aanwijzingen.
De wederzijdsche briefwisseling tusschen
Curtius en Schober is gedateerd op 19 Maart
en maakt melding van de tusschen beide mi
nisters gevoerde besprekingen, welke dus
vóór 16 Maart moeten ten einde gevoerd zijn
geweest. Wellicht heeft de bedoeling voorge
zeten, om tot de verdragsluiting alleen over
te gaan, voor het geval de handelsconferentie
niet tot een resultaat zou komen. In dit ver
band is het niet van belang ontbloot er op te
letten, -dat Duitschland op de handelsconfe
rentie er op uit geweest is, het odium van het
mislukken dier conferentie doelbewust van
zich te schuiven. M.a.w.: het is waarschijn
lijk, dat Duitschland en Oostenrijk het
nieuwe tractaat hebben achter de hand ge
houden wanneer het resultaat op de bespre
kingen te Genève zou uitblijven.
De economische gevolgen voor ons
land.
Het is opvallend, dat men in. dé vroegere
neutrale landen, in de pers onder meer, zich
tot dusver allerminst in verontrustende woor
den heeft uitgelaten over het nieuwe tolver
bond. Ook in ons land is de verschijning
van het nieuwe tractaat zeer kalm opgeno
men.
Politiek gezien is dit ook niet meer dan
natuurlijk er is voor ons land geenerlei
reden om zich te mengen in de vraag of door
het verdrag van Weenen de verplichtingen,
welke Oostenrijk in 1922 op zich heeft ge
nomen worden prijsgegeven. In het accoord
van 1922 werd gestimuleerd, dat Oostenrijk
zich onthouden zal van elke onderhandeling
en elke financieele of economische verbinte
nis, welke direct of indirect zijn onafhanke
lijkheid in gevaar zou kunnen brengen.
Maar bovendien heeft het verdrag ook in
economisch opzicht voor ons land geen bui
tengewoon verontrustende eigenschappen.
Rechtstreeks zal het tractaat heel weinig
nadeelig gevolg kunnen uitoefenen.
Er is allereerst een zeer algemeene reden,
welke geen nadeel beteekent: het handelen
met groote gebieden is zooveel gemakkelijker
zooveel profijtelijker, dan met versnipperd
afzetterrein.
Daarnaast is er een bijzondere reden, welke
voor onzen afzet van niet veel invloed
spreekt: ons land levert voornamelijk aan de
Westgrens van Duitschland, Oostenrijk voor
namelijk aan de Oostgrens en het is niet
waarschijnlijk, dat het tractaat op die positie
veranderenden invloed zal hebben. De concur
rentie der Oostenrijksche producten zal niet
gemakkelijker worden, waarbij natuurlijk de
groote spoorwegafstanden in het geding-
moeten worden gebracht. Voorts is de afzet
van Nederlandsche producten naar Oosten
rijk, niet van zoodanigen aard, dat de Duit
sche concurrentie, welke thans toch al zeer
groot is en nu weer verzwaard wordt, den
toestand veel verslechtert. Ons land levert
niet veel aan Oostenrijk, niet veel meer dan
enkele monopolie-artikelen als b.v. lijnolie.
Doch zulke artikelen wordt uiteraard door de
nieuwe tariefregeling geen schade toege
bracht.
Op dit punt Is nog een opmerking-ter-zijde
te maken voor een belangrijk product. De in
voer van margarine is niet. vrij in Duitsch
land, reeds op het oogenblik. Gevolg daar
van is geweest de oprichting van fabrieken
in Duitschland door een groot Nederlandsch
concern. Die fabrieken Nederlandsch ka
pitaal dus hebben alleen voordeel bij het
wegvallen van de tariefmuren tusschen
Duitschland en Oostenrijk.
Wij hebben echter niet alleen te letten op
de directe gevolgen van het tractaat voor ons
land, doch ook op de indirecte gevolgen. Te
letten op de reactie, die door het tractaat in
het leven kan worden geroepen in andere
afzetgebieden van ons land. te letten op de
tegenmaatregelen, die in West-Europa het
verdrag van Weenen zal uitlokken in tariefs-
verhoogingen en maatregelen in strijd met
het meestbegunstigingsrecht.
Op dit punt bestaat echter nog niet de
minste zekerheid van plannen in die rich
ting is nog niet vernomen. Wel zijn er de
Engelsche overwegingen om te komen tot
een algemeene tariefsverhooging tot 107e.
Wanneer deze verhooeing er komen zou. zou
dit voor ons land natuurlijk een nadeel be-
teekenen. Echter zoo ver is het gelukkig
nog niet.
Ook mag men er aandacht voor hebben,
dat in Frankrijk tot dusver alleen nog poli
tieke deining is veroorzaakt.
Maar hoe dit zij, de practijk van dergelijke
tariefveranderingen valt voor ons land ge
woonlijk mede. Ons land heeft nu eenmaal
een voordeel, hetwelk voortdurend weer van
veel de scherpe kanten afslijp* n.l. zijn goedé
ligging, J
LETTEREN EN KUNST
(Van onzen Parijschen
correspondent).
Het publiek is nu eenmaal dol op schan.
daaltjes, en vooral wanneer het beroemde
menschen "betreft. En zoo wordt er dan ook
druk gesproken wat wel de oorzaak mag zijn
van de scheiding tusschen Maurice Maeter
linck en Georgette Leblanc. Sedert Maeter
linck zich uit de wereld en het litteraire
leven heeft teruggetrokken .sedert hij zich
in de Midi vestigde, heeft ook Georgette
Leblanc voor hem „afgedaan" en de jonge
vrouw heeft zelfs, zooals men beweert, het
voornemen om den dichter voor „schade'
vergoeding" aan te spreken.
Echt Parijsch gevalletje, waarin menigeen
zich nu al bij voorbaat verheugt. Maar wat
kunnen ons tenslotte de sentimenteele expert
menten van Maeterlinck schelen, wanneer
de kennis daarvan ons niet nader tot den
kunstenaar brengt? De mooie Georgette moge
dan ook met „Mémoires" aankomen, ons al
lerlei details geven van haar verhouding met
den dichter, dit alles kunnen we rustig ter
zijde leggen.
En toch, waar haar leven zoo nauw was
verbonden aan dat van Maeterlinck, en waar
zij door hem in zoo nauw contact was me'
andere groote geesten, is het niet oninte
ressant om Georgette Leblanc te ontmoeten
Zij is de dochter van een rijken reeder in
Rouaan en de zuster van den bekenden
Maurice Leblanc, auteur van de onuitputte
lijke serie „Arsène Luphv's.
Ik was twintig jaar toen ik de „Essais"
van Emerson in handen kreeg, waarvoor
Maeterlinck een inleiding schreef. Dat voor
woord trof me zoo, en ik herlas het in dien
nacht zoo dikwijls, dat ik er den volgenden
dag zeker van was dat er op héél de wereld
maar één man was, dien ik zou kunnen lief
hebben: Maeterlinck.
Ik had toen een heel voordeelig contract
bij de Opéra-Comique, waar ik twee duizend
francs per maand verdiende. Maar daar
hoorde ik dat er een plaats als zangeres open
was bij de Monnaie te Brussel en ik sollici
teerde dadelijk, om zoo mijn held te kunnen
naderen. Het antwoord kwamengagement ad
800 francs per maand. Ik zou dus 1200 francs
per maand derven, maar ik aarzelde geen
oogenblik en nam het aanbod aan.
Het is bij Edmond Picard dat ze voor het
eerst Maeterlinck ontmoet.
Wat een geluk. Hij is nog jong.
En daar begint dat, wat thans een drama
is. Georgette huurt een groot atelier, waar
bij kaarslicht vaerzen worden voorgelezen. Zij
is een beetje zonderlinge verschijning, in haar
japonnen' die gecopieerd zijn naar de oude
schilderijen van Van Eyek, of Memling of
Rubens. Een breed zwart-fluweelen lint waar
in een flonkerende diamant, op 't voorhoofd,
een sleep, en zoo zien we haar, naast Maeter
linck, die groote rookpluimen uit zijn pijp
toovert, door het moderne stadsverkeer gaan,
aangegaapt natuurlijk door het geamuseerde
publiek.
Het was voor ons beider kunst noodig,
dat we naar Parijs gingen. Maeterlinck
woonde toen in Gent.
Waarom zouden we trouwen? Het huwe
lijk is ongetwijfeld nuttig voor anderen, maar
voor ons? In den grond van de zaak is het
slechts een voorzorgsmaatregel! Tegen wien
zouden wij dien nemen?
Voor dat zij zich in Parijs vestigden, be
sloot het jonge „paar" een reis naar Neder
land te maken.
Ik herinner me hoe we 's avonds tegen
negen uur aankwamen in Middelburg en
daar afstapten in een klein hotel. Mijn eerste
zorg was om een canapé voor het venster te
schuiven, want ik wilde met Maeterlinck dien
nacht doorbrengen in contemplatie van de
maan.
Maurice keek op zijn horloge, mompelde
een woord van afscheid en snorkte enkele
oogenblikken later.
De meester van het „mysticisme" is wel
erg nuchter in het gewone leven. Met een
pul bier voor zich en zijn pijp is hij vol
maakt tevreden en met innige voldoening
constateert hij dan ook „ik heb gelukkig
afgedaan met al die marionetten, de Made
leine's en Pelléas-sen".
Men voelt toch wel iets van medelijden,
wanneer men Georgette Leblanc zoo hoort
praten. Want zij „zwemt" nog in de Hooge
Kunst, en voor een niet gering deel uit liefde
voor Maeterlinck, wiens, in potlood geschre>
ven brieven ze met inkt overhaalt „om zoo
dichter bij hem te zijn".
Na Parijs, installeeren ze zich ergens in
Normandië. Georgette heeft de zangkunst
laten varen; ze schrijft nu ook.
Toen kwam ik tot de verschrikkelijke
ontdekking dat ik geen enkele eigen gedachte
meer had. Fk dacht door hem. Als ik iets
wilde zeggen, drukte hij het oneindig veel
beter, helderder en duidelijker uit.
Ik besteel je, hè? zoo vroeg hij me eens,
lachend.
- Op zekeren dag, toen het me te machtig
werd, vroeg ik hem, waarom hij in zijn ..Tré-
sor des Humbles" de verschillende ideeën en
gedachten laat zeggen door „een ouden
philosoof" of een „ik weet niet meer wat voor
een wijze".
Jou noemen zou belachelijk zijn. Je bent
van 't theater.... een zangeres.... als ik
dat schreef zou niemand me gelooven't
zou belachelijk zijn.
Zoo ging het niet langer, kon het niet
langer gaan. En Maeterlinck, die dat zelf ook
héél goed voelde, stelde voor: gedurende zeven
jaar lang zal ik geen woord meer schrijven
en aan jou de plaats afstaan.
Natuurlijk weigerde ik; dat offer kon ik
niet aannemen. Op aandringen van mijn
broer, Maurice Leblanc, verscheen toen „Sa-
gesse et Destinée" geteekend door Maurice
en door mij. Maar in de latere uitgave ver
scheen alleen zijn naam.
Dat is de eenige actie welke in mijn
oogen een fout is. De liefde, het einde ervan
zelfs haatdat alles had toch dit voor
woord van ons beiden moeten respecteeren.
Niet dat dat voorwoord onontbeerlijk was
aan het werk, maar 't is een daad van recht
vaardigheid
HENRY A. TH. LESTURGEON.
DE DIRECTEUR DER HANDELS- EN LAND-
BOUWBANK.
De derde Kamer der Haagsche rechtbank
heeft Öinsdag opnieuw met dertig dagen ver
lengd de gevangenhouding van den heer J.
W. M., vroeger directeur van de Handels- en
Landbouwbank, die is gearresteerd verdacht
van verduisteringen, gepleegd ten nadeelc I
van deze Bank, j
Na de redevoeringen van Briand, Henderson en Curtius
Over het Europeesche dualisme.
Wie heeft ongelijk
„De edele verontwaardiging."
HET BELANGRIJKSTE NIEUWS
Met groote spanning werd de plenaire zit
ting van den Rijksraad tegemoet gezien, na
dat Dr. Curtius had aangekondigd, dat hij
zou antwoorden op de door Briand gehou
den rede in den Franschen Senaat. In plaats
van in de gewone Rijksdagzaal werd de zit
ting in de commissiezaal gehouden, welke
zaal eenige honderden personen kan bevat
ten. De Rijksraad was zoo goed als voltallig
aanwezig. Nadat enkele kleine voorstellen
waren afgedaan nam de Rijksminister van
Buitenlandsche Zaken Dr. Curtius het woord
Curtius begon te verklaren, dat het optre
den van Duitschland en Oostenrijk zich bin
nen de banen van de Europeesche organisa
tie bewoog. In. de internationale discussies
van de laatste jaren had men algemeen er
kend, dat de economische noodtoestand van
Europa te wijten was aan de groote versnip
pering. De idee van nationale verzoening en
internationale Samenwerking was steeds
meer op den voorgrond gekomen. Met na
druk karakteriseerde Curtius het zuiver eco
nomisch karakter van het Duitsch-Oosten
rijksche plan. Resumeerend verklaarde hij:
„Wij willen binnen de bestaande verdragen
met den grootst mogelijken spoed onzen bei
den landen die zich in een toestand van groo
ten nood bevinden, de voordeelen brengen
die het gevolg zijn van een vergrooting van
het afzetgebied. Wij willen tegelijkertijd den
regeeringen van Europa een nieuwe orga
nisatie van het economische leven geven,
alsmede een nieuwe impuls. Het is mij een
voldoening te kunnen constateeren, dat- ons
doel in de geheele wereld instemming heeft
gevonden. Wanneer niettemin het Duitsch-
Oostenrijksche plan opwinding heeft veroor
zaakt. dan geven de werkelijke bedoelingen
van Duitschland en Oostenrijk daartoe geen
enkele aanleiding. Dat men dit niet wil in
zien valt alleen maar hierdoor te verklaren,
dat men de geheele aangelegenheid zonder
reden van het economische naar het poli
tieke terrein heeft verschoven, en haar in
verband heeft gebracht met politieke doel
einden, die er in werkelijkheid niets mee te
maken hebben.
Van een verstoring van de goede gezind
heid tusschen de naties of zelfs van het in
gevaar brengen van den vrede, kan men niet
spreken. Ik kan dan ook niet toegeven, dat
het Duitsch-Oostenrijksche plan een belem
mering zou kunnen vormen voor de het vol
gend jaar te houden ontwapeningsconferen
tie. Geen land kan ook meer den wcnsch
koesteren om de samenwerking te bevorde
ren en het resultaat er van zien dan wij.
Wanneer men het Duitsch-Oostenrijksche
plan zoo begrijpt en het wil interpreteeren
zooals de beide partijen het zich hebben ge
dacht, dan zal naar ik met stelligheid
hoop de erkenning baanbreken, dat het
past in het algemeene Europeesche streven".
Van de uitvoerige perscommentaren op dc
drie redevoeringen inzake de tolunie, die van
Briand. Henderson en Curtius. zullen wij
geen uitvoerig verslag geven. Zij kenmerken
zich door eindelooze herhalingen. Het Fran
sche standpunt blijft ongewijzigd en ver
dedigt de meening dat de Duitsch-Oosten
rijksche geste een inbreuk is op de Interna
tionale goede verstandhoudingen, die den
vrede in gevaar brengt; bet Duitsche stand
punt verkondigt het tegendeel en verdedigt
de opvatting, dat de economische toestand
de beide regeeringen heeft gedwongen tot
samenwerking en dat het ten eenenmale on
juist is aan een economischen maarregel
tegen beter weten in een politiek karakter te
geven. De derde meening en de derde stem
in liet trio is die van den Engelschman Hen
derson, die zeer voorzichtig heeft gesproken,
de Fransche gevoelens heeft gespaard door
te verklaren dat er niets op tegen kan zijn,
den Volkenbond eens te laten onderzoeken of
het mogelijk is dat Duitschland en Oosten
rijk eventueel een of ander verdrag hebben
geschonden, en de Duitsch-Oostenrijksche ge
moederen tot rust heeft trachten te brem
gen, door de verklaring dat de regeeringen
dier landen zich toch vooral niet mogen laten
verontrusten door het Fransche misbaar. Voor
het overige heeft Henderson zich achter zijn
juridische adviseurs verscholen, wier opinie
nog steeds niet bekend Is. Het was in dii
geval inderdaad de verstandigste politiek, al
zijn enkele Fransche bladen er heelemaal
niet over te spreken, dat Henderson niet
openlijk en volledig de Fransche partij heeft
gekozen..
En wie heeft gelijk?
Men kan de vraag beter omdraaien en
vragen: Wie heeft ongelijk?
En dan komt men tot de conclusie dat
geen van de drie partijen feitelijk ongelijk
heeft. Duitschland en Oostenrijk streefden
naar een eenheid waarvan het zwaartepunt
in Dultschland-Oostcnrijk ligt, dit is in strijd
met de Fransche belangen, die gericht zijn
op een economische eenheid, die hoofdzake
lijk in het Fransche blok haar balans vindt.
Dit Europeesche dualisme had wellicht op
geheven kunnen worden, door middel van ccn
Pan-Europceschc actie. In zooverre verdient
Duitschland dus een verwijt, dat het voorult-
geloopen is op den toestand en het dualisme
daardoor heeft verscherpt. Duitschland kan
echter terecht aanvoeren dat de Europeesche
economische conferenties vooralsnog slechts
fiasco's hebben opgeleverd en dat een daad
van Fransch-Oostenrijksche zijde dus gerecht
vaardigd was.
In leder geval wordt het thans hoog tijd
dat men den polemiseerenden toon laat varen
en ieder vaisch .pathos achterwege laat. Want
de Fransche- zoowel als de Duitsch-Oosten
rijksche „edele verontwaardiging" is doorzich
tig!
L, A
Oostenrijk.
Het Handelsverdrag met
Hongarije opgezegd.
WEENEN. 31 Maart (V.D.) De handels-
verdragen met Zuld-Slavië en Hongarije zijn
heden door den Oostenrijkse hen gezant te
Belgrado en Boedapest uit naam van de Oos
tenrijksche regeering per l juli 1931 opge
zegd.
Deze opzegging geschiedde met de motivee
ring. dat de nog beschikbare tijd ten nutte
gemaakt zou worden voor het aangaan van
een nieuwe regeling.
Frankrrk.
Nederlaag d"r regeering in de
Kamer.
PARIJS. 31 Maart. (V. D.) In de commis
sies had de Fransche regeering de laatste
dagen eenige moeilijkheden ondervonden
bij de behandeling van de salariskwestie
voor onderwijzers en leeraren. Een driejarige
periode voor salariswijziging, zooals de Ka
mer wenschte, was door den Senaat afge
wezen. De regeering wenschte eveneens een
vierjarige periode, doch de Kamer stemde
met 350 tegen 236 stemmen voor de drieja
rige periode. De regeering zal uit deze ne
derlaag geen consequenties trekken. Wan
neer de Senaat echter het Kamervoorstel
blijft afwijzen, zal Laval in de Kamer de
vertrouwenskwestie stellen. Een driejaar -
lijksche salarisverhooglng voor onderwijzers
en leeraren zou. volgens de regeering, den
staat een milliard franc kosten. Men ver
moedt, dat de Kamer, wanneer Laval de ver
trouwenskwestie stelt, zal toegeven om een
rcgeeringscrLsis te vermijden.
Audibert gestorven.
PARIJS, 31 Maart (N.T.A.) De vroegere
hoofdredacteur van dc ..Gazette du Franc",
Pierre audibert. die beschuldigd werd ln het
proces tegen madame Hanau. doch die ten
slotte van het hem ten laste gelegde werd
vrijgesproken. Is plotseling overleden.
Audibert. die reeds uit het voorarrest was
ontslagen, was in de slotzittingen van het
proces aan groote opwinding ten prooi en is
aan een hartverlamming gestorven.
Duitschland
De P"'f*ch-Ncttionalen en
Minister Severing.
BERLIJN. 31 Maart. (V. D.) De voorzitter
van de D. Nationale Fractie van den Prui-
sischen Landdag, afgevaardigde Von Win-
terfeld, heeft zich tot den Minister van Bin-
nenlandschc Zaken Severing gewend met
een schrijven, waarin hij zegt, dat Rijksmi
nister Dr. Wlrth in zijn radiorede verklaard
heeft, dat Severing met de nieuwe noodver
ordening, nog voor he tot standkomen, heeft
ingestemd. De nieuwe noodverordening gaat
volgens Von Wlnterfeld alle noodzakelijk
heid te buiten en is in strijd met zekere be
palingen van de Rijksgrondwet, waarin na
drukkelijk het strijdrecht van de oppositie is
vastgelegd. Mocht de Pruisische regeering
niet met de noodverordening hebben inge
stemd, gelijk dit in weerwil van de offl-
cieele verklaring in Beieren het geval
schijnt te zijn, dan wordt Severiig dringend
verzocht met alle kracht de rechten van
Pruisen te helpen waarborgen en te bevor
deren, dat de Noodverordening zoo spoedig
mogelijk weder wordt opgeheven.
Fiasco's voor de Hitleriaansche
pers
De Bcrlijnsche uitgave van den „Völklschcn
Beobachter" houdt op te verschijnen. De
„VorwSrts", die dit feit bespreekt, noemt dit
fiasco van het Hitlcrblad tcekenend voor den
achteruitgang van de nationaalsoc. pers ln
het bijzonder, cn voor dc nationaalsoc. be
weging ln het algemeen.
Het blad had kort voor de verkiezingen
van Sept. alleen ln Berlijn een straatverkoop
van ruim 8000 exemplaren. Dit cijfer steeg
na de verkiezingen tot ruim 71.000 exem
plaren, waarna al spoedig een even snelle
daling volgde. Met Kerstm>> werden niet
meer dan 10.000 biaden verkocht. Thans be
teekent de straatverkoop een financieele
strop voor de Nazi's.
Ook de „Angriff", het blad van Goebbels,
te Berlijn, gaat het niet veel beter, zooals
trouwens de geheele Hitleriaansche pers in
het rijk.
Engeland.
De oorlogsbegrooting.
LONDEN, 31 Maart. (V. D.) In antwoord
op desbetreffende vragen antwoordde dc
minister van Oorlog, Shaw, heden dat dc
voorlooplge begroot In gscljfers aantoonen,
dat alleen In Groot-Brittannië een belang
rijke vermindering in 1930 vergeleken met
1924 viel te bekennen ln de uitgaven voor
militaire zaken.
In Japan is er kleine vermindering ge
weest, doch in Frankrijk. Italië, Vereenigde
Staten en Rusland moten verhoogingen ge
constateerd worden.
Nieuwe tabaksbelasting?
LONDEN, 31 Maart (V.D.) De tabaks
fabrikanten hebben van de belastingen een
circulaire ontvangen, waarin zij werden ge
adviseerd gedurende de komende maand hun
voorraden tabak, die die zij tegen betaling
der invoerrechten uit de depots betrokken,
zooveel mogelijk tot de normale hoeveelheden
te beperken, uit een en ander meent men te
moeten afleiden dat de Kanselier van de
Schatkist plannen heeft om eventueele te
korten op de begrooting gedeeltelijk aan te
vullen door speciale heffingen op tabak.