DE VERBODEN STAD dich bij de Aroe-baai tot aan Tandjong Balai aan dc Asahan-rivicr toe. Een afstand in rechte lijn van Noord-West naar Zuid-Oost .van ruim 200 K.M. De kustvlakte en de lagere heuvelgebieden Zijn natuurlijk het eerst in gebruik genomen, doch reeds kruipen de theeondernemingen ton Zuid-Westen van Pematang Siantar tegen het bergland op, dat het Toba Meer omsluit en deze ondernemingen liggen dus in rechte lijn al ongeveer 80 K.M. van de kust. In Medan klopt het hart van dit cultuur gebied- Daar zijn de groote banken en han delskantoren gevestigd; daar werken ook de proefstations, o.a. het Dcli Proefstation, dat zich uitsluitend bezighoudt met de tabaks- culuur en het proefstation van de A.V.R.U.S. (Algemeene Vereeniging van Rubberplanters ter Oostkust van Sumatra), dat zich echter niet alleen met de rubbercultuuv bezig houdt, maar ook met koffie-, oliepalmen-, thee- en klappercultuur. Deze proefstations met hun prachtig wetenschappelijk werk zijn een groote steun voor de ondernemingen, die ieder voor zich onmogelijk de verbeteringen in de cul tuur cn de ziekten-bestrijding tot de tegen woordige hoogte zouden hebben kunnen op voeren. In Medan bevindt zich verder het Patholo gisch Laboratorium, dat eigenlijk het cen trum is van den beroemden geneeskundigen dienst, die Deli van een ongezond oord maak te tot een der best bewoonbare tropische ge bieden. Het sterftecijfer der arbeiders op de onder nemingen is in den loop der jaren van dertig en meer per duizend gedaald tot zes of zeven. Voor Nederland is dit thans pl.m. tien per duizend. Op bovengenoemde instellingen kom ik bij do besprekingen der cultures nog terug. Evengoed als een stad in Holland heeft ook Medan haar woningvraagstuk. Voor vele Europeanen is het uiterst moeilijk om een woning te krijgen, vooral wanneer zij nog slechts over een bescheiden beurs beschik ken, want dc huishuur is hier schrikbarend hoog vergeleken bij Holland. Voor zoover men Indische en Holland.sche woningen kan vergelijken, loken mij dc huurprijzen zeker twee of drie maal zoo hoog ais bij ons. Vele Europeanen wonen hier een tijdlang in pa viljoens en er ontstaat een ware rush als een woning vrijkomt. Onder geleide van den burgemeester van Medan bezochten we enkele Inlandsche kam pongs, enkele op Sultansgrond, andere onder bestuur van de gemeente Medan. Het verschil was te groot om niet dadelijk op te vallen. In de eerste groep hecrschte de gewone on zindelijkheid: de erveit slecht verzorgd, de huizen vaak bouwvallig en haveloos. Van hygiëne geen spoor. De gemeente bouwt nu veel huizen voor Inlanders; zelfs is een heele kampong naar een nieuw gebouwde overgeplaatst. De huizen staan dikwijls op korte steenen neuten en onder het. huis is een betonvlocr, die er overal zindelijk uitzag. Badhuizen zijn hier en daar geplaatst, waar men steeds menschen ziet baden en waar vrouwen de wasch doen. Brandkranen bevinden zich langs de wegen. In één woning namen we een kijkje. Alles zag er netjes uit en we troffen het juist, dat de moeder met haar vijf kinderen bezig was met eten. Allen zaten gehurkt op den grond cn schoven met. de karakteristieke vinger beweging de rijst naar binnen, de jongsten schuw opkijkend naar den fotograaf, die het troepje wilde vereeuwigen. Moeder draaide de lens zorgvuldig den rug toe en weigerde naar het ..booze oog" te kijken. Maar de jongens vonden het grappig, vooral toen ze na afloop een dubbeltje kregen. Daar ik mijn Hollandsch kleingeld nog niet had opgeborgen kreeg een der jongens bij vergissing een Hol landsch dubbeltje. Maar dat accepteerde hij niet; met een breeden lach gaf hij me in zijn kort uitgesproken Hollandsch te kennen, dat dit geen waarde had, waarop onder algemeen gelach de ruiling volgde. Een ander bewijs voor cje energieke leiding van dc gemeeente Medan is de aanleg van het vliegveld even bulten de stad. Toen Van der Hoop indertijd zijn Indië-vlucht aan vaardde. was dit nog niet m orde. Toch is hij in Medan geland en wel op de renbaan, waar thans een eenvoudig monument is op gericht. waar bovenop een koperen vliegtuig prijkt, een verkleind model van Van der Hoop's machine. Het moet een aangrijpend moment geweest zijn. toen de groote vogel uit Holland hier neerstreek en de toegestroomde menigte dc koene vliegers met luid gejuich ontving. Menigen stoere planter, grijs ge worden in harden arbeid onder de tropenzon, rolden de tranen langs de wangen, van ge luk omdat het vaderland zooveel dichter bij scheen tc komen cn van trots, omdat Hol- landsche durf en energie een nieuwen lau wertak voegden bij alles wat reeds in Indië is bereikt. Met groote voortvarendheid is er toen gewerkt aan de totstandkoming van een behoorlijk landingsterrein, omdat men hier oogenblïkkelijk de beteekenis begreep van de inschakeling van Deli in den vliegdienst van Nederland op Indic. Tenslotte nog iets over de Chineezen fn Medan. die ongeveer een derde van de be volking uitmaken. Voor een gedeelte zijn het achtergebleven Koelies, die evenals vele Ja vanen in de buurt van Medan blijven. De Chineezen werpen zfch meest op den handel; voorals de tusschenhandel wordt, zooals trouwens in geheel Indië, grooten- deels door hen beheerscht. Velen worden ook ambachtsman en men kan wel zeggen, dat vrijwel alle meubels in Indië uit hun werk plaatsen komen. Het is heel interessant, om bij avond door de Chineesche wijken te wandelen, waar men zich telkens afvraagt, hoe al die groote en kleine winkels toch kunnen bestaan. In enkele straten ziet men twintig tot dertig goudsmidswinkels, die blijkbaar een drukke nering hebben. Men begrijpt dat groote aan tal wat beter, als men weet dat een Chinees dikwijls gouden sieraden koopt voor geld belegging. Hij kan die sieraden later weer aan denzelfden handelaar of met dezen ver bonden tokohouders verkoopen tegen een kleine prijsvermindering, wat de goudwaarde betreft, want op elk sieraad staat een toko- merk; de tokohouders, die dit merk voeren, zijn verplicht tot bedoelde terugneming. Op het certificaat, dat de kooper bij zijn sieraad ontvangt, staat o.a. de goudswaarde aange geven. zoodat men steeds weet. hoeveel men voor een bepaald stuk terug krijgt. Door de regeering zijn overal Chineesche hoofden aangesteld met den titel van kapi tein ol majoor, die dus voor de Chineezen- bevolking van een plaats optreden en waar mee het bestuur coijtact heeft. Met groote waardeering hoorden we in. Medan spreken over den vorigen majoor Tjong A. Pie, Deze was een der rijkste Chineezen van Medan en een groot vriend van wijlen oud- minister Cremer. Nadat we zijn graf hadden bezocht, kregen we toestemming om de woning te zien, waar Tjong A. Fie zijn laatste levensjaren gewoond had. Het gebouw is thans onbewoond, doch wordt in den ouden toestand onderhouden. Nadat we door de prachtige poort, overdadig met porceleinen draken en bloemen versierd, naar binnen waren gegaan, kwamen we in de eigenlijke woning met de groote open hal in het midden, waaromheen de ver trekken liggen. Hier stond het vol met Chi neesche cn Japansche kunstschatten, o.a. kasten vol kleurige porcelein van allerlei vor men- prachtige meubelen met parelmoer in gelegd, dat allerlei fantastische vogels en bloemen vormde. Het hoogtepunt was wel het huisaltaar, behangen met kostbare kleeden, zwaar geborduurd met gouddraad. Een andere kamer bevatte familieportretten, afbeeldingen van Koningin Wilhelmina en van oud-minis ter Cremer. In de groote feestzaal wees men ons twee reusachtige Chineesche vazen. Op de eene stond een afbeelding van de een voudige Inlandsche woning, waar Cremer woonde, toen hij pas in Deli kwam. op de andere was de bekende buitenplaats „Duin en Kruidberg" afgebeeld, waar Cremer later uit rustte van zijn veelomvattenden arbeid. De vazen waren bedoeld als geschenk aan Cremer doch de aflevering was door den oorlog ver traagd, zoodat noch de heer Cremer. noch zijn echtgenoote het geschenk meer hebben gezien. In Nederland hoort men vaak met weinig waardeeving spreken over de Chineezen in Indië- „Onbetrouwbare handelaars en woeke raars", is meestal het oordeel. Ik ben niet bevoegd, hierover .een oordeel te vellen, maar lk moet toch zeggen, dat vele particulieren en regeeringspersonen in Indië een heel wat milder oordeel uitspraken. „Het is in het al gemeen onjuist, den gewonen Chineeschen handelaar op dezelfde lijn te stellen als de z.g. Tjina mindering of Chineesche mars kramer. die in de dessa de menschen afzet of als woekeraar op treedt". Tot slot een staaltje van eerlijkheid, dat ik zelf meemaakte. Terwijl de chauffeur in Siantar bij een pomp benzine innam, liep ik een Chineeschen toko bïnnen en kocht er wat sigaretten en lucifers, samen voor 85 cent. Ik lette er niet op. dat ik van mijn gulden slechts één dubbeltje terug kreeg en verliet den winkel. Reeds sloeg de motor aan. toen de zoon van den Chinees uit de toko naar den wagen rende en de vijf centen bracht, die zijn vader per abuis te weinig had terug gegeven. 1) Door de instelling van den vrijen Zon dag in sommige cultures schijnt Hari besar thans gedoemd, voorgoed te verdwijnen. TEGEN INBREKERS. Er zijn in de laatste jaren, zoowel in ons land als in de groote steden van het buiten land. heel wat diefstallen gepleegd in juwe lierszaken. Geen wonder dan ook, dat de ju weliers zinnen op afdoende middelen, om zich tegen deze ..invallen" te beschermen. De ouderwetsche middelen blijken niet voldoen de te zijn. Traliewerk voor de ramen houdt een inbreker, die goed is toegerust, niet meer tegen. En de ruiten vormen natuurlijk in 't geheel geen beletsel meer. Maar in den laatsten tijd worden eenige vindingen toegepast, die den juweliers een veiliger gevoel kunnen geven. Zoo zijn thans bijvoorbeeld zware, stalen luiken in gebruik, die automatisch neerval len, zoodra de ruiten breken en de kostbaar heden in de winkelkasten onmiddellijk ge heel buiten het bereik van de inbrekers houden. Het allernieuwste is wel de volgende alarm inrichting, waarvan de resultaten door de dieven zelf niet worden bemerkt (tenminste niet onmiddellijk!) maaj* wel door.... de politie. De juwelierszaak staat nl. in ver binding met een electrische scheiinrichting in het naastbij gelegen politiebureau. Zoodra nu de dieven aan het werk gaan, waarschu wen zij, zonder het zelf te weten, de politie, die op een schakelbord onmiddellijk kan zien, waar de inbraak op datzelfde oogen- blik plaats heeft. De kans, dat de heeren inbrekers geknipt woi'den, is nu natuurlijk groot. ZIJN ER „ZEESLANGEN"? De meeste menschen beschouwen de ver halen over zeeslangen als „humbug". Hier voor bestaat reden, want altijd draaiden deze mededeelingen als zij nader werden on derzocht, op niets uit. Eenigen tijd geleden werd gemeld, dat het skelet van een zeeslang was gevonden op het Schctsche eiland Stronsay. Een nader on derzoek evenwel wees uit, dat men hier te doen had met. het skelet van een haai. Tal- looze voorbeelden zijn er van, dat walvis- schen, scholen bruinvisschen en zelfs vluch ten vogels voor zeeslangen werden aange zien. Toch Is het niet onmogelijk, dat er in den Oceaan nog monsters leven, die zelden of nooit (hetzij dan in slangen- of in andere gedaante) aan de oppervlakte van het wa ter verschijnen, maar die toch wel eens een enkelen keer worden gezien. Deze stelling wordt opgeworpen in een onlangs in Enge land verschenen, belangwekkend boek: „Het geval van de zeeslang". De schrijver, R. T. Gould, vestigt er de aandacht op, dat alle zeevarenden, die „zee slangen" meenen gezien te hebben, eenzelfde soort dier beschrijven met een langen, slang - achtigen hals, die 20 a 30 voet boven het water uitkomt en met een kop, die ongeveer zoo groot is als die van een paard en gelijkt op die van een hagedis. Achter den hals werd dan een reeks bulten boven het wa ter gezien. De lengte van het geheele dier wordt, meestal geschat op 60 a 80 voet. Wat dit gedierte ook moge zijn, zeker is het geen slang, want geen slang zou kun nen zwemmen, terwijl 20 a 30 voet van zijn lichaam boven het water uitstak. Om zulk een ..kolom" van beenderen en spieren te on dersteunen, moet er een groot lichaam onder water zijn. Nu is het een feit, dat de beschrijving, zoo als die telkens weer van de zeeslangen wordt gegeven, klopt met de skeletten in musea van voorwereldlijke hagedissen, die op de aarde leefden, vele duizenden jaren vóór dat er menschen woonden. Men denke bijvoor beeld aan den plesiosaurus. Geheel en al on mogelijk is het niet, dat deze reusachtige hagedissen nog in gering aantal in de ocea nen voorkomen, in gedeelten waar nooit schepen gezien worden. Een enkelen keer zou het dan misschien gebeuren dat zoo'n monster door een zeestroom of door een storm tot dicht bij onze kusten werd ge dreven. ARME UITVINDERS. Niet altijd plukken 'uitvinders de voordee- len van wat zij met zooveel moeite en in spanning en dikwijls ook met geldelijke op offeringen bereikt hebben. Kay. het genie, dat de schietspoel voor de naaimachine uitvond, stierf arm op een zol derkamertje in Parijs. Hargreaves, de uit vinder van de spinmachine, bracht een groot deel van zijn leven door in den strijd tegen fabrikanten, die hem van zijn patenten be roofd hadden. Millioenen ponden sterling werden aan deze uitvindingen verdiend, waarvan de uit vinders nooit een cent in handen kregen. Tragisch was het lot van Friese-Greene, den uitvinder van de bioscoop. Wanneer de Engelschep minder laksch waren geweest, had deze groote industrie, waardoor millioe nen Engelsch kapitaal naar Amerika zijn gegaan, een Britsch monopolie kunnen wor den. Nu werd zijn onschatbaar apparaat voor 18 op een auctie verkocht, Juist vóór dat de uitvinder wegens schulden gegijzeld werd. De geluidsfilm is een uitvinding uit den tijd na den oorlog. De uitvinder er van was eèi. Engelschman Lauste geheeten. Dit genie stierf arm en eenzaam; zijn denkbeeld werd verder ontwikkeld door den Duitscher Vogt en geëxploiteerd door Amerika. De televisie is ook een Engelsche uitvin ding, maar John Baird, de uitvinder, zwierf hongerig en dakloos langs de straat, vóór hij eindelijk een Engelschman vond, die onder nemend genoeg was om zijn ontdekking te financieren! Het is voor Engelsche uitvinders altijd een groot nadeel geweest dat er in Engeland niet, zooals in Duitschlnad, een officieele, weten schappelijke organisatie bestaat, speciaal be last met het onderzoeken van de waarde van uitvindingen. DE SCHEEPSKAT. Graf van den Majoor Chinees Tjong A Fie. Er vaart bijna geen schip op den Oceaan of het heeft tenminste wel één kat aan boord. Zeevarende katten zijn meestal intelligen te en ondernemende dieren. Het is zelfs vol strekt niet ongewoon, dat zij het in hun hoofd krygen, van schip te veranderen. Zij gaan dan in een haven aan wal. passagieren gedurende eenigen tijd en schepen zich op een volgende boot, mager maar monter, weer in. Een beroemde kat van een Amerikaansche groote boot was Mmnie. Eens op een dag, toen het hevig sneeuwde kwam zij de loop plank oploopen van de eerste klas dier boot. Driemaal werd zij naar den wal gejaagd door den hofmeester, die bang was voor de kanaries aan boord. Maar op het laatste oogenblik won Minnie het toch: zij liep nl. de loopplank op van de derde klasseen bleef. Van de scheepskatten wordt verwacht, dat zij zich aan boord nuttig maken. Zij doen dienst als rattenvangers. Om deze reden zijn de katten altijd meer populair dan de katers. Sommige katten hebben haar eigenaardig heden. Eén kat was er, die geregeld de eet zaal van een groote mailboot kwam binnen- loopen en zich daar lekkere hapjes liet toe stoppen door goedhartige passagiers. Maar toen de kapitein er achter kwam, was het uit met die uitstapjes. Meermalen komt het ook voor. dat eerste klas passagiers katten aan boord smokkelen, in dc hoop dat zij niet zullen miauwen bij het douane-onderzoek'. DOOR Mme ALEXANDRA DAVID—NEEL. IK BEREIK LHASA TIJDENS EEN ZANDSTORM. Een straat in Lhasa Het scheen, dat onze intocht in Lhasa door een wonder begunstigd werd. Nauwelijks waren wij daar aangekomen of de lucht, die eerst zoo helder geweest was, betx-ok. Plotseling barstte een hevige storm los, die groote stofwolken hoog in de lucht opjoeg. Ik heb in de Sahara ook al menigen zandstorm meegemaakt. Waren die heviger dan deze? Ongetwijfeld, maar deze verschrik kelijke, droge stofx-egen gaf mij den indruk, weer in de groote woestijn te zijn. Onduidelijke figuren passeerden ons, men schen in tweeën gevouwen, hun gezicht ver bergend in het voorstuk van hun jas of wat voor kleedingstuk ze toevallig aan hadden. Wie koxx ons zien binnenkomen? Wie zou op ons letten? Een ontzaglijk geel gordijn van dwarrelend zand was uitgespreid voor de p o t a 1 a, zijn bezoekers verblindend en ver borg voor hun oogen Lhasa, zoowel al de wegen, die er heen leidden en degenen die er zich op bevondexx. Ik legde dit uit als een symbool, dat ons veiligheid beloofde en de toekomst heeft deze uitlegging gerechtvaar digd. Gedurende twee maanden zou ik vrij rondwandelen in deze heilige stad, terwijl niemand vermoedde, dat voor het éérst gedu rende de gansche geschiedenis, een vreemde vrouw de Verboden Stad had betreden. „De goden wierpen een sluier over de oogen van zijn tegenstander en hij werd niet her kend." Zoo staat het in een oud Thibetaansch verhaal, dat jk lang geleden hoorde in het land van Grass. Omstreeks dien tijd van het jaar verzamelt zich een groot aantal lieden uit alle provin cies van Thibet in de hoofdstad om daar de verschillende feesten en volksvermaken die dan plaats vinden mee te maken. De herber gen zijn vol; allen, die een kamer of ander onderdak kunnen missen, verhuren die. Zelfs slapen er reizigers in stallen of kampeeren in de tuinen. Ik zou van deur tot deur hebben kunnen gaan, uren lang om een onderdak te zoeken, zonder eenig ander resultaat, dan dat ik mijzelf zou vertoonen aan een gi-oot aantal gezinshoofden van beider sekse en dat ik gedwongen zou worden allerlei vragen te beantwoorden. Gelukkig werd mij deze moeite en het daaraan verbonden gevaar be spaard. De storm ging even snel liggen, als ze gekomen was. Nieuwaangekomenen, zooals wij, onbekend met de stad, stonden daar verloren temidden der menigte zonder te weten, waarheen te gaan. Oixverwacht daagde hulp op de vorm van een joxxge vrouw. „Zoekt ge een kamer, moedertje?" vroeg ze. „Ik zie, dat ge van ver komt, gij zult zeer vex*- moeid zijn. Volg mij, ik weet wel een goed plaatsje voor U." Het komische, dat voor mij altijd een levensbehoefte is geweest, zelfs temidden der moeilijkste omstandigheden, zag ik ook in mijn bezoek aan de Potala. De geschiedenis van mijn bezoek aan dit Thibetaansche Vaticaan is wel de moeite van het vertellen waard. Daar de toekomst on zeker was en mijxi incognito précair, .was het voorzichtig om ons wat te haasten met het bezichtigen van een en ander, en om te be ginnen met het meest interessante. Daarom besloot ik vóór alles de Potala te bezich tigen. Toen ik met. Yongden op weg ging. leek het mij het veiligst, ons bij eenige pelgrims te voegen of in ieder geval te zorgeix. het paleis gelijk met anderen te betreden. Ongelukkig zagen wij niemand en ik was reeds besloten met Yongden alleen den tocht te vex-volgen, toen ik twee mannen zag, gekleed in het een voudige witte grof-serge pak, dat door het landvolk gedragen wordt, die juist de eerste poort dooi-gingen. Vol vertrouwen beklom ik achter hen de treden der trap en bereikte een. hoogere poort. De drie mannen, zich bewust van hun superioriteit, traden het eerst binnen. Ik wou hen juist bescheiden volgen, toen een jongen, tien of twaalf jaar oud, een leerling lama, klein en dik, met een rood gezicht, platten neus en groote ooren, (het leek wel een kaboutertje in zijn tweemaal te groot kerkelijk gewaad,) mij tegenhield. Hij deed dienst als poortwachter en beval mij ruw, mijn met bont omzoomde muts af te nemen, zulk een hoofddracht was in de Potala niet toegestaan. Wat een domheid! Ik had vergeten, dat deze hoofddeksels niet toegestaan waren. Ik had het mijne lang gedragen. Het maskerde mijn gezicht wat. en ik voelde mij beschermd tegen ontdekking, als ik de muts op had Wat nu? •Mijn haar had zijn natuurlijke bruine kleur teruggekregen. De Chineesche inkt waarmee ik het verfde, was er x*eeds uit vóór ik Lhasa bereikte en in mijn tegenwoordig verblijf, met reten en kieren in de deuren en muren, waardoor mijn buren altijd konden gluren, durfde ik het niet opnieuw te vexwen. Het paste niet langer bij de vlechten van git zwart yakhaar, dien ik droeg, en die helaas wat waren uitgevallen, zoodat zij zoo dun als een rattenstaart waren geworden. Men kon, het echter xxiet zien met de muts op. Zij overschaduwde mijn voorhoofd genoeg om vagelijk de haardracht van den een oi ande- x-en d o k p a-stam te suggereeren. Maar nu moest ik dat vervelende kleine mormel ge hoorzamen en nam mijn muts af. Ik wist. dat ik er uit zou zien, gekker dan welke clown in welk circus ook. Hoe het ook zij. er aan ontkomen was niet mogelijk. Ik deed mijn muts onder mijn jas. zooals mij bevolen was en voegde mij bij mijn metgezellen. Yongden had even getalmd om op mij te wachten; hij wist nauwelijks eexx luiden uitroep te onderdrukken. „Wat is er gebeurd?" zei hij in ontzetting, „wie heeft je muts afgenomen?" „Ik mag niet met die muts op binnen komen". antwoordde ik. „Je lijkt wel een duivel", vervolgde hij ang stig. „Ik heb in mijn leven nog nooit zoo n ge zicht gezien! Iedei'een zal naar je kijken. Bijna was ik in tranen uitgebarsten. Ge lukkig putte ik weer wat moed uit de vol maakte onverschilligheid der twee landlie den, die niets vreemds aan mijn uiterlijK schenen te vinden en ijverig xxaar hun gicls luisterden, die verhalen over Goden, heilige mannen en Dalai lama's vertelde. Anderen voegden zich bij hen en gaven nog eenige aanvulling bij de diepzinnige uitlegging vaii den vriendelijken gids. Ik volgde met de ove rigen. Drong door de gangen op de steile trappen en door de nauwe deuren en niemand keek naar mijn wonderlijk hoofd. Ik was ae eenige, die het voortdurend voelde en ik be gon er eigenlijk plezier in te krijgen. Wat Yongden betreft hij was nu een weinig ge rustgesteld, maar hij durfde mij niet dikwijls aan te zien, uit angst dat hij zou moeten lachen. Ten laatste bereikte ik het hoogste terras, waar de Chineesche paviljoens liggen, waar van de slanke en schitterende daken reeds te zien waren geweest op den dag, waarop ik vaix China kwam en die mij aankondigden, dat het doel nabij was. Eenige ui-en later ging ik naar beneden, en eerst toen scheen een der pelgrims iets onge woons in mijn uiterlijk op te merken. Ik hoorde hem tot zijn vrienden zeggen: „Waai- zou d i e vandaan komen? Maar hij vond het antwoord zelf: „Zij zal een Ladki zijn", be sloot hij. Zoo gingen we verder en op den top van de allesoverheerschende Potala ver meiden we ons in het prachtige gezicht op Lhasa met zijn tempels en kloosters, dat aan onze voeten lag. als een wit rood en goud karpet in de vallei uitgespreid. De beide landlieden waren verrukt, zij dankten den goeden gids hadtgrondig, en gaven hem eenige koperstukken uit dank baarheid en eerbied. „Alles is goed afgeloopen", zei Yongden, terwijl -Rij weggingen en stopte een paar geldstukken in de handen van een blinden bedelaar, zoodat die ook tevreden was. HANDDRUK EN KARAKTER. Dat er verband bestaat tusschen hand schrift en karakter is bekend genoeg. Min der bekend ofschoon wel begrijpelijk is dat iemands kax-akter ook blijkt uit de wijze waarop hij een handdruk geeft. De heer G. Brook, te Loxiden, heeft bijzonder werk ge maakt van deze karaktei-studie. Hij zegt, dat hij nooit faalt in het „lezen" van iemands karakter uit zijn of haar handdruk. „Er zijn", zegt hij, „in 't algemeen gespro ken. zeven verschillende soorten van hand drukken: de lauwe, de al te stevige, de &1 te vurige, de aarzelende de onnatuurlijke, de te lange en de vingertop-handdruk". De heer Brooks heeft aan wel 10.000 per sonen een hun passenden werkkring aange wezen, alleen na een handdruk van hen ont vangen te hebben. Hij is zelf even roman tisch als zijn systeem. Eerst was hij kranten jongen. daarna pakker in een margavinefa- briek, vervolgens winkelbediende en tenslotte chef van den verkoop in een magazijn op een salaris van 2000 pond per jaar.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 18