DE VERBODEN STAD
dich bij de Aroe-baai tot aan Tandjong Balai
aan dc Asahan-rivicr toe. Een afstand in
rechte lijn van Noord-West naar Zuid-Oost
.van ruim 200 K.M.
De kustvlakte en de lagere heuvelgebieden
Zijn natuurlijk het eerst in gebruik genomen,
doch reeds kruipen de theeondernemingen
ton Zuid-Westen van Pematang Siantar
tegen het bergland op, dat het Toba Meer
omsluit en deze ondernemingen liggen dus in
rechte lijn al ongeveer 80 K.M. van de kust.
In Medan klopt het hart van dit cultuur
gebied- Daar zijn de groote banken en han
delskantoren gevestigd; daar werken ook de
proefstations, o.a. het Dcli Proefstation, dat
zich uitsluitend bezighoudt met de tabaks-
culuur en het proefstation van de A.V.R.U.S.
(Algemeene Vereeniging van Rubberplanters
ter Oostkust van Sumatra), dat zich echter
niet alleen met de rubbercultuuv bezig houdt,
maar ook met koffie-, oliepalmen-, thee- en
klappercultuur.
Deze proefstations met hun prachtig
wetenschappelijk werk zijn een groote
steun voor de ondernemingen, die ieder voor
zich onmogelijk de verbeteringen in de cul
tuur cn de ziekten-bestrijding tot de tegen
woordige hoogte zouden hebben kunnen op
voeren.
In Medan bevindt zich verder het Patholo
gisch Laboratorium, dat eigenlijk het cen
trum is van den beroemden geneeskundigen
dienst, die Deli van een ongezond oord maak
te tot een der best bewoonbare tropische ge
bieden.
Het sterftecijfer der arbeiders op de onder
nemingen is in den loop der jaren van dertig
en meer per duizend gedaald tot zes of zeven.
Voor Nederland is dit thans pl.m. tien per
duizend.
Op bovengenoemde instellingen kom ik bij
do besprekingen der cultures nog terug.
Evengoed als een stad in Holland heeft ook
Medan haar woningvraagstuk. Voor vele
Europeanen is het uiterst moeilijk om een
woning te krijgen, vooral wanneer zij nog
slechts over een bescheiden beurs beschik
ken, want dc huishuur is hier schrikbarend
hoog vergeleken bij Holland. Voor zoover
men Indische en Holland.sche woningen kan
vergelijken, loken mij dc huurprijzen zeker
twee of drie maal zoo hoog ais bij ons. Vele
Europeanen wonen hier een tijdlang in pa
viljoens en er ontstaat een ware rush als een
woning vrijkomt.
Onder geleide van den burgemeester van
Medan bezochten we enkele Inlandsche kam
pongs, enkele op Sultansgrond, andere onder
bestuur van de gemeente Medan. Het verschil
was te groot om niet dadelijk op te vallen.
In de eerste groep hecrschte de gewone on
zindelijkheid: de erveit slecht verzorgd, de
huizen vaak bouwvallig en haveloos. Van
hygiëne geen spoor.
De gemeente bouwt nu veel huizen voor
Inlanders; zelfs is een heele kampong naar
een nieuw gebouwde overgeplaatst. De huizen
staan dikwijls op korte steenen neuten en
onder het. huis is een betonvlocr, die er
overal zindelijk uitzag. Badhuizen zijn hier en
daar geplaatst, waar men steeds menschen
ziet baden en waar vrouwen de wasch doen.
Brandkranen bevinden zich langs de wegen.
In één woning namen we een kijkje. Alles
zag er netjes uit en we troffen het juist, dat
de moeder met haar vijf kinderen bezig was
met eten. Allen zaten gehurkt op den grond
cn schoven met. de karakteristieke vinger
beweging de rijst naar binnen, de jongsten
schuw opkijkend naar den fotograaf, die het
troepje wilde vereeuwigen. Moeder draaide
de lens zorgvuldig den rug toe en weigerde
naar het ..booze oog" te kijken. Maar de
jongens vonden het grappig, vooral toen ze
na afloop een dubbeltje kregen. Daar ik mijn
Hollandsch kleingeld nog niet had opgeborgen
kreeg een der jongens bij vergissing een Hol
landsch dubbeltje. Maar dat accepteerde hij
niet; met een breeden lach gaf hij me in zijn
kort uitgesproken Hollandsch te kennen, dat
dit geen waarde had, waarop onder algemeen
gelach de ruiling volgde.
Een ander bewijs voor cje energieke leiding
van dc gemeeente Medan is de aanleg van
het vliegveld even bulten de stad. Toen Van
der Hoop indertijd zijn Indië-vlucht aan
vaardde. was dit nog niet m orde. Toch is
hij in Medan geland en wel op de renbaan,
waar thans een eenvoudig monument is op
gericht. waar bovenop een koperen vliegtuig
prijkt, een verkleind model van Van der
Hoop's machine. Het moet een aangrijpend
moment geweest zijn. toen de groote vogel uit
Holland hier neerstreek en de toegestroomde
menigte dc koene vliegers met luid gejuich
ontving. Menigen stoere planter, grijs ge
worden in harden arbeid onder de tropenzon,
rolden de tranen langs de wangen, van ge
luk omdat het vaderland zooveel dichter bij
scheen tc komen cn van trots, omdat Hol-
landsche durf en energie een nieuwen lau
wertak voegden bij alles wat reeds in Indië
is bereikt. Met groote voortvarendheid is er
toen gewerkt aan de totstandkoming van een
behoorlijk landingsterrein, omdat men hier
oogenblïkkelijk de beteekenis begreep van de
inschakeling van Deli in den vliegdienst van
Nederland op Indic.
Tenslotte nog iets over de Chineezen fn
Medan. die ongeveer een derde van de be
volking uitmaken. Voor een gedeelte zijn het
achtergebleven Koelies, die evenals vele Ja
vanen in de buurt van Medan blijven. De
Chineezen werpen zfch meest op den handel;
voorals de tusschenhandel wordt, zooals
trouwens in geheel Indië, grooten-
deels door hen beheerscht. Velen worden ook
ambachtsman en men kan wel zeggen, dat
vrijwel alle meubels in Indië uit hun werk
plaatsen komen.
Het is heel interessant, om bij avond door
de Chineesche wijken te wandelen, waar men
zich telkens afvraagt, hoe al die groote en
kleine winkels toch kunnen bestaan. In
enkele straten ziet men twintig tot dertig
goudsmidswinkels, die blijkbaar een drukke
nering hebben. Men begrijpt dat groote aan
tal wat beter, als men weet dat een Chinees
dikwijls gouden sieraden koopt voor geld
belegging. Hij kan die sieraden later weer
aan denzelfden handelaar of met dezen ver
bonden tokohouders verkoopen tegen een
kleine prijsvermindering, wat de goudwaarde
betreft, want op elk sieraad staat een toko-
merk; de tokohouders, die dit merk voeren,
zijn verplicht tot bedoelde terugneming. Op
het certificaat, dat de kooper bij zijn sieraad
ontvangt, staat o.a. de goudswaarde aange
geven. zoodat men steeds weet. hoeveel men
voor een bepaald stuk terug krijgt.
Door de regeering zijn overal Chineesche
hoofden aangesteld met den titel van kapi
tein ol majoor, die dus voor de Chineezen-
bevolking van een plaats optreden en waar
mee het bestuur coijtact heeft.
Met groote waardeering hoorden we in.
Medan spreken over den vorigen majoor Tjong
A. Pie, Deze was een der rijkste Chineezen van
Medan en een groot vriend van wijlen oud-
minister Cremer.
Nadat we zijn graf hadden bezocht, kregen
we toestemming om de woning te zien, waar
Tjong A. Fie zijn laatste levensjaren gewoond
had. Het gebouw is thans onbewoond, doch
wordt in den ouden toestand onderhouden.
Nadat we door de prachtige poort, overdadig
met porceleinen draken en bloemen versierd,
naar binnen waren gegaan, kwamen we in
de eigenlijke woning met de groote open
hal in het midden, waaromheen de ver
trekken liggen. Hier stond het vol met Chi
neesche cn Japansche kunstschatten, o.a.
kasten vol kleurige porcelein van allerlei vor
men- prachtige meubelen met parelmoer in
gelegd, dat allerlei fantastische vogels en
bloemen vormde. Het hoogtepunt was wel het
huisaltaar, behangen met kostbare kleeden,
zwaar geborduurd met gouddraad. Een andere
kamer bevatte familieportretten, afbeeldingen
van Koningin Wilhelmina en van oud-minis
ter Cremer. In de groote feestzaal wees men
ons twee reusachtige Chineesche vazen. Op
de eene stond een afbeelding van de een
voudige Inlandsche woning, waar Cremer
woonde, toen hij pas in Deli kwam. op de
andere was de bekende buitenplaats „Duin en
Kruidberg" afgebeeld, waar Cremer later uit
rustte van zijn veelomvattenden arbeid. De
vazen waren bedoeld als geschenk aan Cremer
doch de aflevering was door den oorlog ver
traagd, zoodat noch de heer Cremer. noch
zijn echtgenoote het geschenk meer hebben
gezien.
In Nederland hoort men vaak met weinig
waardeeving spreken over de Chineezen in
Indië- „Onbetrouwbare handelaars en woeke
raars", is meestal het oordeel. Ik ben niet
bevoegd, hierover .een oordeel te vellen, maar
lk moet toch zeggen, dat vele particulieren
en regeeringspersonen in Indië een heel wat
milder oordeel uitspraken. „Het is in het al
gemeen onjuist, den gewonen Chineeschen
handelaar op dezelfde lijn te stellen als de
z.g. Tjina mindering of Chineesche mars
kramer. die in de dessa de menschen afzet of
als woekeraar op treedt".
Tot slot een staaltje van eerlijkheid, dat ik
zelf meemaakte. Terwijl de chauffeur in
Siantar bij een pomp benzine innam, liep ik
een Chineeschen toko bïnnen en kocht er
wat sigaretten en lucifers, samen voor 85
cent. Ik lette er niet op. dat ik van mijn
gulden slechts één dubbeltje terug kreeg en
verliet den winkel. Reeds sloeg de motor aan.
toen de zoon van den Chinees uit de toko
naar den wagen rende en de vijf centen
bracht, die zijn vader per abuis te weinig
had terug gegeven.
1) Door de instelling van den vrijen Zon
dag in sommige cultures schijnt Hari besar
thans gedoemd, voorgoed te verdwijnen.
TEGEN INBREKERS.
Er zijn in de laatste jaren, zoowel in ons
land als in de groote steden van het buiten
land. heel wat diefstallen gepleegd in juwe
lierszaken. Geen wonder dan ook, dat de ju
weliers zinnen op afdoende middelen, om
zich tegen deze ..invallen" te beschermen. De
ouderwetsche middelen blijken niet voldoen
de te zijn. Traliewerk voor de ramen houdt
een inbreker, die goed is toegerust, niet meer
tegen. En de ruiten vormen natuurlijk in
't geheel geen beletsel meer.
Maar in den laatsten tijd worden eenige
vindingen toegepast, die den juweliers een
veiliger gevoel kunnen geven.
Zoo zijn thans bijvoorbeeld zware, stalen
luiken in gebruik, die automatisch neerval
len, zoodra de ruiten breken en de kostbaar
heden in de winkelkasten onmiddellijk ge
heel buiten het bereik van de inbrekers
houden.
Het allernieuwste is wel de volgende alarm
inrichting, waarvan de resultaten door de
dieven zelf niet worden bemerkt (tenminste
niet onmiddellijk!) maaj* wel door.... de
politie. De juwelierszaak staat nl. in ver
binding met een electrische scheiinrichting
in het naastbij gelegen politiebureau. Zoodra
nu de dieven aan het werk gaan, waarschu
wen zij, zonder het zelf te weten, de politie,
die op een schakelbord onmiddellijk kan
zien, waar de inbraak op datzelfde oogen-
blik plaats heeft.
De kans, dat de heeren inbrekers geknipt
woi'den, is nu natuurlijk groot.
ZIJN ER „ZEESLANGEN"?
De meeste menschen beschouwen de ver
halen over zeeslangen als „humbug". Hier
voor bestaat reden, want altijd draaiden
deze mededeelingen als zij nader werden on
derzocht, op niets uit.
Eenigen tijd geleden werd gemeld, dat het
skelet van een zeeslang was gevonden op het
Schctsche eiland Stronsay. Een nader on
derzoek evenwel wees uit, dat men hier te
doen had met. het skelet van een haai. Tal-
looze voorbeelden zijn er van, dat walvis-
schen, scholen bruinvisschen en zelfs vluch
ten vogels voor zeeslangen werden aange
zien.
Toch Is het niet onmogelijk, dat er in den
Oceaan nog monsters leven, die zelden of
nooit (hetzij dan in slangen- of in andere
gedaante) aan de oppervlakte van het wa
ter verschijnen, maar die toch wel eens een
enkelen keer worden gezien. Deze stelling
wordt opgeworpen in een onlangs in Enge
land verschenen, belangwekkend boek: „Het
geval van de zeeslang".
De schrijver, R. T. Gould, vestigt er de
aandacht op, dat alle zeevarenden, die „zee
slangen" meenen gezien te hebben, eenzelfde
soort dier beschrijven met een langen, slang -
achtigen hals, die 20 a 30 voet boven het
water uitkomt en met een kop, die ongeveer
zoo groot is als die van een paard en gelijkt
op die van een hagedis. Achter den hals
werd dan een reeks bulten boven het wa
ter gezien. De lengte van het geheele dier
wordt, meestal geschat op 60 a 80 voet.
Wat dit gedierte ook moge zijn, zeker is
het geen slang, want geen slang zou kun
nen zwemmen, terwijl 20 a 30 voet van zijn
lichaam boven het water uitstak. Om zulk
een ..kolom" van beenderen en spieren te on
dersteunen, moet er een groot lichaam onder
water zijn.
Nu is het een feit, dat de beschrijving, zoo
als die telkens weer van de zeeslangen wordt
gegeven, klopt met de skeletten in musea
van voorwereldlijke hagedissen, die op de
aarde leefden, vele duizenden jaren vóór dat
er menschen woonden. Men denke bijvoor
beeld aan den plesiosaurus. Geheel en al on
mogelijk is het niet, dat deze reusachtige
hagedissen nog in gering aantal in de ocea
nen voorkomen, in gedeelten waar nooit
schepen gezien worden. Een enkelen keer
zou het dan misschien gebeuren dat zoo'n
monster door een zeestroom of door een
storm tot dicht bij onze kusten werd ge
dreven.
ARME UITVINDERS.
Niet altijd plukken 'uitvinders de voordee-
len van wat zij met zooveel moeite en in
spanning en dikwijls ook met geldelijke op
offeringen bereikt hebben.
Kay. het genie, dat de schietspoel voor de
naaimachine uitvond, stierf arm op een zol
derkamertje in Parijs. Hargreaves, de uit
vinder van de spinmachine, bracht een groot
deel van zijn leven door in den strijd tegen
fabrikanten, die hem van zijn patenten be
roofd hadden.
Millioenen ponden sterling werden aan
deze uitvindingen verdiend, waarvan de uit
vinders nooit een cent in handen kregen.
Tragisch was het lot van Friese-Greene,
den uitvinder van de bioscoop. Wanneer de
Engelschep minder laksch waren geweest,
had deze groote industrie, waardoor millioe
nen Engelsch kapitaal naar Amerika zijn
gegaan, een Britsch monopolie kunnen wor
den. Nu werd zijn onschatbaar apparaat
voor 18 op een auctie verkocht, Juist vóór
dat de uitvinder wegens schulden gegijzeld
werd.
De geluidsfilm is een uitvinding uit den
tijd na den oorlog. De uitvinder er van was
eèi. Engelschman Lauste geheeten. Dit genie
stierf arm en eenzaam; zijn denkbeeld werd
verder ontwikkeld door den Duitscher Vogt
en geëxploiteerd door Amerika.
De televisie is ook een Engelsche uitvin
ding, maar John Baird, de uitvinder, zwierf
hongerig en dakloos langs de straat, vóór hij
eindelijk een Engelschman vond, die onder
nemend genoeg was om zijn ontdekking te
financieren!
Het is voor Engelsche uitvinders altijd een
groot nadeel geweest dat er in Engeland niet,
zooals in Duitschlnad, een officieele, weten
schappelijke organisatie bestaat, speciaal be
last met het onderzoeken van de waarde van
uitvindingen.
DE SCHEEPSKAT.
Graf van den Majoor Chinees Tjong A Fie.
Er vaart bijna geen schip op den Oceaan
of het heeft tenminste wel één kat aan
boord.
Zeevarende katten zijn meestal intelligen
te en ondernemende dieren. Het is zelfs vol
strekt niet ongewoon, dat zij het in hun
hoofd krygen, van schip te veranderen. Zij
gaan dan in een haven aan wal. passagieren
gedurende eenigen tijd en schepen zich op
een volgende boot, mager maar monter,
weer in.
Een beroemde kat van een Amerikaansche
groote boot was Mmnie. Eens op een dag,
toen het hevig sneeuwde kwam zij de loop
plank oploopen van de eerste klas dier boot.
Driemaal werd zij naar den wal gejaagd
door den hofmeester, die bang was voor de
kanaries aan boord. Maar op het laatste
oogenblik won Minnie het toch: zij liep nl.
de loopplank op van de derde klasseen
bleef.
Van de scheepskatten wordt verwacht, dat
zij zich aan boord nuttig maken. Zij doen
dienst als rattenvangers. Om deze reden zijn
de katten altijd meer populair dan de katers.
Sommige katten hebben haar eigenaardig
heden. Eén kat was er, die geregeld de eet
zaal van een groote mailboot kwam binnen-
loopen en zich daar lekkere hapjes liet toe
stoppen door goedhartige passagiers. Maar
toen de kapitein er achter kwam, was het
uit met die uitstapjes.
Meermalen komt het ook voor. dat eerste
klas passagiers katten aan boord smokkelen,
in dc hoop dat zij niet zullen miauwen bij
het douane-onderzoek'.
DOOR
Mme ALEXANDRA DAVID—NEEL.
IK BEREIK LHASA TIJDENS EEN ZANDSTORM.
Een straat in Lhasa
Het scheen, dat onze intocht in Lhasa door
een wonder begunstigd werd.
Nauwelijks waren wij daar aangekomen of
de lucht, die eerst zoo helder geweest was,
betx-ok. Plotseling barstte een hevige storm
los, die groote stofwolken hoog in de lucht
opjoeg. Ik heb in de Sahara ook al menigen
zandstorm meegemaakt. Waren die heviger
dan deze? Ongetwijfeld, maar deze verschrik
kelijke, droge stofx-egen gaf mij den indruk,
weer in de groote woestijn te zijn.
Onduidelijke figuren passeerden ons, men
schen in tweeën gevouwen, hun gezicht ver
bergend in het voorstuk van hun jas of wat
voor kleedingstuk ze toevallig aan hadden.
Wie koxx ons zien binnenkomen? Wie zou
op ons letten? Een ontzaglijk geel gordijn
van dwarrelend zand was uitgespreid voor de
p o t a 1 a, zijn bezoekers verblindend en ver
borg voor hun oogen Lhasa, zoowel al de
wegen, die er heen leidden en degenen die
er zich op bevondexx. Ik legde dit uit als een
symbool, dat ons veiligheid beloofde en de
toekomst heeft deze uitlegging gerechtvaar
digd. Gedurende twee maanden zou ik vrij
rondwandelen in deze heilige stad, terwijl
niemand vermoedde, dat voor het éérst gedu
rende de gansche geschiedenis, een vreemde
vrouw de Verboden Stad had betreden.
„De goden wierpen een sluier over de oogen
van zijn tegenstander en hij werd niet her
kend." Zoo staat het in een oud Thibetaansch
verhaal, dat jk lang geleden hoorde in het
land van Grass.
Omstreeks dien tijd van het jaar verzamelt
zich een groot aantal lieden uit alle provin
cies van Thibet in de hoofdstad om daar de
verschillende feesten en volksvermaken die
dan plaats vinden mee te maken. De herber
gen zijn vol; allen, die een kamer of ander
onderdak kunnen missen, verhuren die. Zelfs
slapen er reizigers in stallen of kampeeren in
de tuinen. Ik zou van deur tot deur hebben
kunnen gaan, uren lang om een onderdak te
zoeken, zonder eenig ander resultaat, dan
dat ik mijzelf zou vertoonen aan een gi-oot
aantal gezinshoofden van beider sekse en
dat ik gedwongen zou worden allerlei vragen
te beantwoorden. Gelukkig werd mij deze
moeite en het daaraan verbonden gevaar be
spaard. De storm ging even snel liggen, als
ze gekomen was.
Nieuwaangekomenen, zooals wij, onbekend
met de stad, stonden daar verloren temidden
der menigte zonder te weten, waarheen te
gaan. Oixverwacht daagde hulp op de vorm
van een joxxge vrouw.
„Zoekt ge een kamer, moedertje?" vroeg ze.
„Ik zie, dat ge van ver komt, gij zult zeer vex*-
moeid zijn. Volg mij, ik weet wel een goed
plaatsje voor U."
Het komische, dat voor mij altijd een
levensbehoefte is geweest, zelfs temidden der
moeilijkste omstandigheden, zag ik ook in
mijn bezoek aan de Potala.
De geschiedenis van mijn bezoek aan dit
Thibetaansche Vaticaan is wel de moeite van
het vertellen waard. Daar de toekomst on
zeker was en mijxi incognito précair, .was het
voorzichtig om ons wat te haasten met het
bezichtigen van een en ander, en om te be
ginnen met het meest interessante. Daarom
besloot ik vóór alles de Potala te bezich
tigen.
Toen ik met. Yongden op weg ging. leek het
mij het veiligst, ons bij eenige pelgrims te
voegen of in ieder geval te zorgeix. het paleis
gelijk met anderen te betreden. Ongelukkig
zagen wij niemand en ik was reeds besloten
met Yongden alleen den tocht te vex-volgen,
toen ik twee mannen zag, gekleed in het een
voudige witte grof-serge pak, dat door het
landvolk gedragen wordt, die juist de eerste
poort dooi-gingen.
Vol vertrouwen beklom ik achter hen de
treden der trap en bereikte een. hoogere
poort. De drie mannen, zich bewust van hun
superioriteit, traden het eerst binnen. Ik
wou hen juist bescheiden volgen, toen een
jongen, tien of twaalf jaar oud, een leerling
lama, klein en dik, met een rood gezicht,
platten neus en groote ooren, (het leek wel
een kaboutertje in zijn tweemaal te groot
kerkelijk gewaad,) mij tegenhield.
Hij deed dienst als poortwachter en beval
mij ruw, mijn met bont omzoomde muts af
te nemen, zulk een hoofddracht was in de
Potala niet toegestaan.
Wat een domheid! Ik had vergeten, dat
deze hoofddeksels niet toegestaan waren. Ik
had het mijne lang gedragen. Het maskerde
mijn gezicht wat. en ik voelde mij beschermd
tegen ontdekking, als ik de muts op had
Wat nu?
•Mijn haar had zijn natuurlijke bruine kleur
teruggekregen. De Chineesche inkt waarmee
ik het verfde, was er x*eeds uit vóór ik Lhasa
bereikte en in mijn tegenwoordig verblijf, met
reten en kieren in de deuren en muren,
waardoor mijn buren altijd konden gluren,
durfde ik het niet opnieuw te vexwen. Het
paste niet langer bij de vlechten van git
zwart yakhaar, dien ik droeg, en die helaas
wat waren uitgevallen, zoodat zij zoo dun als
een rattenstaart waren geworden. Men kon,
het echter xxiet zien met de muts op. Zij
overschaduwde mijn voorhoofd genoeg om
vagelijk de haardracht van den een oi ande-
x-en d o k p a-stam te suggereeren. Maar nu
moest ik dat vervelende kleine mormel ge
hoorzamen en nam mijn muts af. Ik wist.
dat ik er uit zou zien, gekker dan welke
clown in welk circus ook.
Hoe het ook zij. er aan ontkomen was niet
mogelijk. Ik deed mijn muts onder mijn jas.
zooals mij bevolen was en voegde mij bij mijn
metgezellen. Yongden had even getalmd om
op mij te wachten; hij wist nauwelijks eexx
luiden uitroep te onderdrukken.
„Wat is er gebeurd?" zei hij in ontzetting,
„wie heeft je muts afgenomen?"
„Ik mag niet met die muts op binnen
komen". antwoordde ik.
„Je lijkt wel een duivel", vervolgde hij ang
stig. „Ik heb in mijn leven nog nooit zoo n ge
zicht gezien! Iedei'een zal naar je kijken.
Bijna was ik in tranen uitgebarsten. Ge
lukkig putte ik weer wat moed uit de vol
maakte onverschilligheid der twee landlie
den, die niets vreemds aan mijn uiterlijK
schenen te vinden en ijverig xxaar hun gicls
luisterden, die verhalen over Goden, heilige
mannen en Dalai lama's vertelde. Anderen
voegden zich bij hen en gaven nog eenige
aanvulling bij de diepzinnige uitlegging vaii
den vriendelijken gids. Ik volgde met de ove
rigen. Drong door de gangen op de steile
trappen en door de nauwe deuren en niemand
keek naar mijn wonderlijk hoofd. Ik was ae
eenige, die het voortdurend voelde en ik be
gon er eigenlijk plezier in te krijgen. Wat
Yongden betreft hij was nu een weinig ge
rustgesteld, maar hij durfde mij niet dikwijls
aan te zien, uit angst dat hij zou moeten
lachen.
Ten laatste bereikte ik het hoogste terras,
waar de Chineesche paviljoens liggen, waar
van de slanke en schitterende daken reeds te
zien waren geweest op den dag, waarop ik
vaix China kwam en die mij aankondigden,
dat het doel nabij was.
Eenige ui-en later ging ik naar beneden, en
eerst toen scheen een der pelgrims iets onge
woons in mijn uiterlijk op te merken. Ik
hoorde hem tot zijn vrienden zeggen: „Waai-
zou d i e vandaan komen? Maar hij vond het
antwoord zelf: „Zij zal een Ladki zijn", be
sloot hij. Zoo gingen we verder en op den top
van de allesoverheerschende Potala ver
meiden we ons in het prachtige gezicht op
Lhasa met zijn tempels en kloosters, dat aan
onze voeten lag. als een wit rood en goud
karpet in de vallei uitgespreid.
De beide landlieden waren verrukt, zij
dankten den goeden gids hadtgrondig, en
gaven hem eenige koperstukken uit dank
baarheid en eerbied.
„Alles is goed afgeloopen", zei Yongden,
terwijl -Rij weggingen en stopte een paar
geldstukken in de handen van een blinden
bedelaar, zoodat die ook tevreden was.
HANDDRUK EN KARAKTER.
Dat er verband bestaat tusschen hand
schrift en karakter is bekend genoeg. Min
der bekend ofschoon wel begrijpelijk is
dat iemands kax-akter ook blijkt uit de wijze
waarop hij een handdruk geeft. De heer G.
Brook, te Loxiden, heeft bijzonder werk ge
maakt van deze karaktei-studie. Hij zegt, dat
hij nooit faalt in het „lezen" van iemands
karakter uit zijn of haar handdruk.
„Er zijn", zegt hij, „in 't algemeen gespro
ken. zeven verschillende soorten van hand
drukken: de lauwe, de al te stevige, de &1 te
vurige, de aarzelende de onnatuurlijke, de
te lange en de vingertop-handdruk".
De heer Brooks heeft aan wel 10.000 per
sonen een hun passenden werkkring aange
wezen, alleen na een handdruk van hen ont
vangen te hebben. Hij is zelf even roman
tisch als zijn systeem. Eerst was hij kranten
jongen. daarna pakker in een margavinefa-
briek, vervolgens winkelbediende en tenslotte
chef van den verkoop in een magazijn op
een salaris van 2000 pond per jaar.