LETTEREN EN KUNST
De nieuwe zaal in het Frans Halsmuseum.
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
BIOSCOOP
APEX Klop-veeg-Stofzuigers f 175.—
HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 4 APRIL 1931
TWEEDE BLAD
De officieele opening.
Een groep autoriteiten en genoodigden. Van links naar rechts op de eerste rij de heer en:
Jr. P. F. de Bordes, Koster, Mr. J. N. J. E.Heerkens Thijssen, Mr. J. Gerritsz, mevr.
Teding van Berkhout en de heer G. D. Gratama
Donderdagmiddag' had in tegenwoordig
heid van vele genoodigden, onder wie waren
de wethouders Mr. J. N. J. E. Heerkens Thijs
sen en Mr. J. Gerritsz, vele raadsleden en
eenige hoofden van takken van dienst en
hoofdambtenaren de inwijding plaats van
ide nieuwe tentoonstellingszaal van het Frans
Halsmuseum, ter gelegenheid waarvan ook
een tentoonstelling werd geopend van wer
ken van moderne kunstenaars uit Haarlem
en omstreken.
Rede van den heer
Gratama.
De Directeur van het Frans Halsmuseum,
de heer G. D. Gratama, zeide, na de aan
wezigen welkom geheeten te hebben namens
het gemeentebestuur, o.m. het volgende:
Haarlem, de stad van Frans Hals, de stad
die door de eeuwen heen beroemd is geweest
om haar kunst, bezit wel een voortreffelijke
Concertzaal en een goeden schouwburg, maar
is, sinds het Paviljoen zetel der Provinciale
Staten werd, verstoken geweest vair een ge
legenheid, waar de beeldende kunstenaars
naar behooren hun werken exposeeren kon
den.
De Raad onzer Gemeente heeft ingezien,
dat in deze behoefte moest worden voorzien,
dat, zoo de stad een middelpunt van cultuur
wil zijn, naast de belangen van het intellec-
tueele leven, die van de schoone kunsten
evenzeer behartigd moeten worden.
Muziek en tooneelspel, letterkunde en de
■beeldende kunsten, die zoozeer den smaak
ontwikkelen, moeten tot hun recht kunnen
komen en van de laatste was aan de schil
der- en beeldhouwkunst de gelegenheid ont
nomen zich te openbaren.
De nieuwe zaal, welke achter het museum
gebouwd is, zal die gelegenheid geven, daar
zij bestemd is tot het houden van tijdelijke
tentoonstellingen, zoowel van moderne als
van oude kunst. Een eind wordt daardoor ge
maakt aan het hinderlijk ontruimen van za
len in het museum voor tijdelijke exposities.
Het spreekt van zelf dat op den dag van
heden mijn hart overvloeit van dankbaar
heid.
In de eerste plaats is het mij een behoefte
hier het Gemeentebestuur hartelijk te be
danken en te huldigen voor het verrijken
van het museum met dezen prachtigen aan
bouw. Het toonde een juist begrip te hebben
van wat de stad noodig heeft.
Verder gaat mijn dank uit naar de Direc
tie van Openbare werken, speciaal naar de
heeren de Bordes, Smits en den opzichter
Franken voor het voortreffelijke werk, ver
richt bij het ontwerpen en het bouwen der
zaal, welke aan alle eischen voldoet.
De Directie van het electrisch bedrijf wordt
bedankt voor het aanbrengen van de schit
terende verlichting, die u van avond zult
kurlnen bewonderen, de directeur van Hout
en Plantsoenen voor het afstaan van planten
en bloemen, de heer van Deinum en de bo
den van het stadhuis die er voor gezorgd
hebben dat u straks iets zult kunnen gebrui
ken.
Burgemeester en Wethouders hebben ge
meend de nieuwe zaal niet beter in te kun
nen wijden dan met een tentoonstelling van
werken van kunstenaars, die in Haarlem of
in de omstreken der stad woonachtig zijn,
waarbij gevoegd zijn enkele werken van de
reeds overleden schilders Jacques van Looy
en G. W. Dijsselhof, als getuigenis van eer
bied voor deze grootmeesters der kunst en
tot meerdere luister der expositie.
Het aantal artisten, dat in Haarlem en
omgeving woonachtig is, heeft de stoutste
verwachtingen overtroffen. Een zeventigtal
schilders, beeldhouwers en grafische kunste
naars zond op deze tentoonstelling in, die,
met uitzondering van de beeldhouwers, elk
met een werk vertegenwoordigd zijn.
Hen allen dank ik ten zeerste voor hun
medewerking.
Het meerendeel der inzendingen is te koop..
Mogen er minder werken naar de makers te
rug gaan dan er ingezonden werden!
Het is voor het eerst, dat een tentoonstel
ling als deze van werken van allen die hier
de vrije beeldende kunsten dienen, plaats
heeft.
Moge het niet de laatste maal zijn en mo
ge uit de expositie de lust groeien om nog
menig jaar hier te zamen ten toon te stel
len ter beoordeeling van eikaars werken en
ter bevordering van het kunstleven in Haar
lem.
Rede van den heer Boot.
Namens „Kunst zij ons Doel" bracht ver
volgens de heer H. F. Boot aan het ge-
- meentebestuur dank voor zijn warm en niet
dralend initiatief. Was indertijd de stichting
yan het Frans Halsmuseum een gebeurtenis
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
van het grootste gewicht, door den bouw van
deze nieuwe tentoonstellingszaal wordt op
dit werk te kroon gezet. De kunstenaars
kunnen nu voortaan te Haarlem exposeeren
onder de auspiciën xan het gemeentebestuur
en met de medewerking van een toegewijd
museum-directeur. De burgerij van Haarlem
kan terecht trotsch zijn op de nieuwe
zaal van het museum.
Hierna maakten de genoodigden een rond
gang en was er gelegenheid, ververschingen
te gebruiken.
De tentoonstelling.
Onze medewerker, de heer J. H. de Bois,
schrijft ons over de tentoonstelling:
HAARLEMSCHE SCHILDERS IN HET
MUSEUM
Deze expositie draagt het karakter eener
keuze-tentoonstelling. Het gaat alzoo niet
om het laatste werk der verschillende hier
en in de omgeving arbeidende kunstenaars,
doch men heeft getracht van een iegelijk iets
op te nemen, waardoor hij of zij het best ver
tegenwoordigd zou zijn. Wie dan ook eenigs-
zins de kunstproductie van vandaag van nabij
pleegt te volgen, zal ongetwijfeld telkens be
kende werken terugzien, wat heel aangenaam
zijn kan en het voordeel biedt het reeds be
kende weer eens in andere omraming te ge
nieten en zijn meening daardoor gewijzigd of
bevestigd te zien.
Willen wij echter bij de in Haarlem zeld
zame verschijningen aanvangen dan zien wij,
binnentredend, in de eerste plaats naar de
groote en mooie schilderij, die Oscar Mendlik,
te Aerdenhout, afstond. Deze „Voorjaars
stemming bij Ragusa" beheerscht niet alleen
den langen wand, maar geeft dadelijk aan
dien wand een rustig, vertrouwen wekkend
aspect. Het is een zonnig, vriendelijk schil
derij van een artist, die, de tradities niet ver-
waarloozend, allerminst ouderwetsch aandoet
en een prachtige kundigheid van het schil
dervak verraadt. Met een zeer imponeerend
aquariumstuk van Dijsselhof en de groot ge
ziene en toch met voorname innigheid ge-
teekende Bloesemtak van Jacobus van Looy
hebben wij dan een trits van belangrijke wer
ken genoemd die deze expositie een aardig
eind boven het peil eener knusse klein-
steedschhéid opbeuren. Buisman's portret van
den dichter-zanger Speenhoff, sluit bij die
zeer goede kunst aan, en heeft al vaker dienst
gedaan om voor zijn maker een plaatsje in de
zon der werkelijke kunstproductie op te
eischen. En ook het Damesportret van zijn
vriend Gratama herinnert aan den tijd dat
het scheppen van kunstwerken dezen idealer
kan hebben toegeschenen dan het bekeeren
van dezelve.
Wanneer we van de ouderen de namen van
A. L. Koster en Wenckebach neerschrijven
dan weten wij dat we niet voor verrassingen
maar evenmin voor teleurstellingen komen
te staan. Beider werk is geclasseerd; in door
snee altijd serieus en solide en respect vra
gend om de eerlijke consequentheid van een
langdurige schilderscarrière. Dat kan ook
van Jacob Ritsema gezegd zijn, en van Louis
Harz wiens „staand jongetje", ook al een
vroeger werk. zulke beschaafde kleurquali-
teiten bezit. Schreuder van de Coolwijk is
den Haarlemmers allicht weinig bekend:
men kan in een „rustend naakt" van hem,
zijn vaak heel subtiele behandeling van het
ongekleed figuur leeren waardeeren en de
doorschijnendheid van het vleesch bewon
deren. De jonge schilder Schutte neemt met
een alleraardigst schilderij, een negerinnetje
in de tuinen van den Parijschen Luxembourg
met kinderen om zich heen, direct een aar
dige plaats in onder de exposanten, die zoo
als men dat gemeenzaam zegt, wat „in de
vingers" hebben. Wij hebben op deze plaats
al eens eerder de verwachting kunnen uit
spreken dat van dezen leerling van Prof.
Wolter wel eens een zeer habiel en interes
sant artist zou kunnen groeien. Niet alleen
aantrekkelijk van kleur is deze voorstelling,
de vertolking is ook kundig en coulant. H. F.
Boot wiens plaats onder de „mannen" van
zulk een expositie wel niemand betwisten zal.
heeft hier een bekend groot „stilleven met
lamp en arbeidstafel" Boot's werk heeft en
houdt een sterk persoonlijk karakter, het
viel mij nog onlangs op bij het doorloopen
eener expositie in Amsterdam's Gemeente
museum, waar tusschen honderd andere za
ken een paar geaquarelleerde figuren van
hem, direct uit den band sprongen.
Tusschen de thans genoemde exposanten
en, wat we de jongere garde zouden kunnen j
noemen ligt dan een uitgebreid gezelschap
van goede middenstof, die hier. dit zij erkend,
dan goed gerepresenteerd is bovendien. Wij
noemen daaruit het „Tuintje'' van Jan Visser,
RESTAURANT HILDEBRAND
Einde der Dreef, Haarlem
Telefoon 10268
Celieve Uw tafel voor het diner
gedurende de Paaschdagen
te reserveeren.
het „Koollandje" van Miolee, een stilleven
van Herman Moerkerk, landschappen van
Arens, Savrij, Grootens en Heuff, een verras
send aardig jongensportret van een zeer
jonge, mij nog onbekende schilderes, mej,
Rompelman (of zagen wij al reeds iets van
haar op Kunst zij ons Doel, dat weer uit ons
geheugen verdween? en een ander, bekend
jongensportret van Wesseling.
Van de illustratief aangelegde schilders is
hier Anton Pieck met een „Kermis" zeker de
aantrekkelijkste figuur onder hen die het
„jonge geluid" vertegenwoordigen, en die
deswege meer dan de wandelaars op gebaande
wegen uwe en onze aandacht waard zijn,
noem ik in de eerste plaats P. van Egmond,
die in zijn visie op „Zandvoort", meer dan
een visueel aangenaam dorpsgezicht, iets
geeft van de felle apartheid van een vis-
schersdorp waarin zelfs zomerzon en hevig
heid van kleur een zekere onbestemde verla
tenheid suggereert. Naast de sterke suggestie
die van Van Egmond uitgaat, is het groote
schilderij van Henk de Vries kalm en rustig,
doch bezit een prettig aandoende, frissche
decoratieve kracht. Janus Wagemaker heeft
een damesportret waaraan misschien invloed
van Jan Sluyters niet vreemd is, doch dat
toch een knap en sterk stuk schilderwerk is.
Een meisjeskopje door mej. de Josselin de
Jong bezit nog geen directe, sterk-persoon-
lijke qualiteiten maar valt toch op door het
gemakkelijke, vrije savoir-faire waarmee het
ontstond. Tusschen deze. alle min of meer
met jeugdige vermetelheid behepte moderne-
lingen (ik zie ze zoo gaarne, maar eigenlijk
behooren wij hier niet thuis) is. als een
doorschijnende figuur uit Maeterlinck's in
tieme drama's, het „Naaldeveld" van den
componist-schilder Von Brucken Fock hier
verzeild, een doek vol fijne intenties en zon
der éclat, als een gepreveld versje door een
schuwen dichter. Onzakelijk, zeker, en een
tegenhanger van Vreedenburgh's Katwijk-
sche haven, welks maker op verstandig-
gematigde wijze de „nieuwe zakelijkheid"
aanhangt en er zoo vaak in slaagt zuivere
schilderlij ke bedoelingen met een aantrekke
lijke voordracht te vereenigen.
Op de aquarellen, teekeningen, het beeld
houwwerk en de graphiek nog een enkel
woord later.
3-4-'3L
J. H. DE BOIS.
door KAREL DE JONG.
De naam van onzen beroemden dirigent
Mengelberg is in de afgeloopen dagen zooai
niet op aller lippen, dan toch in aiie kran
ten geweest. We hebben nu o.a. ook kunnen
lezen hoe hij indertijd, na aanvankelijk
protest, er toe gekomen is, radio-uitzending
van onder zijn leiding staande concerten
te vergunnen en men zal mij dus niet kwalijk
nemen, dat ik allereerst de uitzending van
het Concertgebouw in de a.s. week de revue
laat passeeren. Het programma van het feest-
concert van Dinsdagavond is door publieke
keuze bepaald. Dat de zesde Symphonie van
Tchaikowsky uit de bus kwam, is niet te
verwonderen: tientallen jaren vóór de uit
vinding der radio was deze symphonie reeds
een paradestuk van Mengelberg en het Am-
sterdamsche orkest. Zij was de eerste van
Tchaikowsky's symphonieën, die buiten zijn
vaderland uitgevoerd werd niet alleen, maar
zijn naam wereldberoemd maakte. De vijfde
volgde, daarna de vierde: het werd dus een
soort kreeftenmarsch. Het mag haast over
bodig heeten de algemeen bekende
„Pathétique" (de 6de) nader te bespreken;
enkele korte aanteekennigen zullen vol
doende zijn. Indeeling: I Adagio; Allegro non
troppo (met vele tempowijzigingen; ten laat
ste Andante mosso). H Allegro con grazia
(5/4 maat). Hl Alegro molto vivace. IV Adagio
lamentoso; Andante. In I en IV is de hoofd'
vorm der sonate te herkennen; n is in me-
nuetvorm met een trio of alternatief op een
orgelpunt D; Hl is een soort scherzo, dat in
een wilde marsch overgaat. Eerste uitvoering
16 October 1893 te Petersburg onder leiding
van den componist, die 3 weken later aan
cholera overleed. De sombere toon van het
vierde hoofddeel zou als een voorgevoel van
den nabijen dood uitgelegd kunnen worden,
ware cholera geen acute ziekte.
De keuze van Ma'nlers eerste symphonie
had ik minder verwacht. Van Mahlers negen
tal is de vierde het meest populair, nevens
de tweede, de „Auferstehungs"-symphonie,
doch de laatste eischt een te groot aantal
uitvoerenden (o.a. solisten en gemengd koor)
óm in aanmerking te komen voor dit feest-
concert. De eerste is, evenals de vijfde, zesde
zevende en negende, zuiver instrumentaal.
De in 1860 geboren componist voltooide haar
in 1888. De stemming en een deel der thema's
zijn ontleend aan den in 1883 gedichte en ge
componeerde cyclus „Lieder eines fahrenden
Gesellen".
Vier hoofddoelen. I. Begint „langzaam,
sleepend": natuurklanken bij liggende A in
de strijkinstrumenten; dan een zang der
hoorns, sluipende basgangen, die naar het
Allegro (aanvankelijk zeer op z'n gemak)
voeren. Het hoofdthema is ontleend aan No.
2 der liederen. „Ging haut morgen übers Feld
U-s.w." Het karakter van dit hoofddeel blijft
opgewekt.: „Wird's nicht eine schone Welt?"
Alles, alles gross und klein, Ton und Farbe
da gewann". Een dorpsfeest kan men uit II
hooren, een soort Wals of Landler, met een
teer melodieus Trio; de herhaling gaat tegen
het slot steeds sneller en breekt juichend af.
De partituur schrijft een lange pauze tus
schen II en III voor. De stemming slaat ge
heel om tot, parodie en sarcasme. Eén contra
bas, begeleid door paukenkarten, intoneert de
deun „Broeder Jacob, slaapt ge nog?" Fagot
en cello volgen canon-isch. Zonderling klank
effect! Gaandeweg begint het heele orkest
mee te doen; een triviale straatdeun volgt,
tot plotseling de eenvoudige melodie uit het
laatste der liederen klinkt: Auf der Strasse
stand ein Lindenbaum. da hab ich zum
erstemal im Schlaf gerüht". De aanvang van
het stuk keert weer in eentonige vertwijfe
ling. Onmiddellijk daarna kondigt een schrille
bekkenslag het begin van IV aan. welks
hoofdthema nauw verwant is met dat van
Brahms Tragische Ouverture. Een geweldige
innerlijke worsteling brengt dit vierde eu
meest uitvoerige deel, eindigend in een triomf.
Zoowel formeel als psychologisch biedt dit
hoofddeel de meeste problemen: de instru
mentatie is reeds geheel en al Mahler.
Op het Abonnementsconcert van Donder
dag wordt de veel meer bekende symphonie
van Brahms gegeven, een cyclisch werk in
zooverre, dat het dubbel thema van I aan
het slot van IV weer verschijnt in combinatie
met de thema's van dit- laatste deel en het
werk besluit. Men merke in hoofddeel I de
doorvoering der aanvangsaccoorden f-as-f op.
Wie de componist der Cantate G. Busoni is,
is mij niet duidelijk; mijn vroegere leermees
ter, de beroemde pianist heette Ferrucio
Busoni, en van dezen is mij geen cantate be
kend.
Zondag Studio-uitvoering van het Resi
dentie-orkest: men geniete van het wonder'
schoone spel van Jaap Stotijn. een hobo
kunstenaar zooals er slechts weinigen zijn.
De cyclische Symphonie van Franck is ook
een nauwlettend luisteren meer dan waard.
De V.A.RA. zal Maandagmiddag o.a. de
Suite in D van Bach waarin het beroemde
Air voorkomt uitzenden. Destijds was deze
muziek populair: een verslag van een kermis
in de buurt van Leipzig uit het midden der
18e eeuw vermeldt: „Das Orchester greift.
wacker zu, beginnt mit Sonaten (is Suites)
van Bach und schlieszt mit Gassenhauern
(is Straatmoppen)". De waardeering voor deze
muziek is sedert veranderd. Wanneer ik nu
nog de uitvoeringen van Finsche muziek te
Leipzig en Warschau op Donderdag a.s. ge
memoreerd heb, stappen we voor 't oogen-
blik van de orkestmuziek af.
De naam der zangeres die Zondagavond
voor de A.V.R.O. optreedt brengt den eertijds
geliefden, nu vrijwel vergeten componist J.
W. Kailiwode (18001866) in herinnering.
Zijn 7 symphonieën zijn vioolconcerten en
strijkkwartetten zijn sinds lang van de pro-
grama's verdwenen, alleen zijn „Lustspiel-
ouverture" heb ik vroeger wel gehoord.
Wat de novelle „Die Fis-dur Sonate op. 78"
(Mühlacker, Zondag) behelst weet ik niet;
vermoedelijk is het- een tegenhanger van
Tolstoi's „Kreutzersonate" (toevallig wordt
de echte Kreutzersonate Maandag in Frank
fort gespeeld). De tweedeelige Sonate op. 78
van Beethoven is een der meest belangrijke
van de reeks, vooral wat het rondo-finale
betreft.
De meerdere aandacht die in den laatsten
tijd aan Schuberts vierhandige composities
geschonken wordt is verblijdend: er zijn ju-
weelen onder. Het programma der N.C.R.V.
meldt voor Maandagavond twee dier werken,
nevens Hongaarsche dansen van Brahms en
de aardige, maar nog niet volbloed Debussy-
aansche Petite Suite van Debussy een werk
van omstreeks 1890 en nog vol van heerlijke
Wagnersche none-accoorden. De Fantasie in
f kl. t. van Schubert, die Mühlacker voor
Maandag meldt, is ook voor 4 handen, doch
niet voor 2 piano's gecomponeerd. Noch de
arme Schubert, noch zijn vrienden waren
zoo rijk, 2 klavieren te bezitten en al die 4-
handige werken heeft Sch. voor zich en z'n
vrienden gemaakt. Ook voor piano en orkest
heelt hij nooit iets geschreven; de Fantasie,
die Vrijdag in Hamburg uitgevoerd wordt is
een arrangement door Liszt, van de Wanrte-
rer-fantasie voor een piano alleen, een werk,
dat zich door'conceptie en bouw uitnemend
voor piano en orkest leent, en dat door Liszts
bewerking aanmerkelijk aan kleur en effect
gewonnen heeft.
Op het gebied der kamermuziek vermeld
ik het Brahms-programma der A.V.R.O. van
Dinsdagnamiddag: de Sonate in d min. op.
108 en het Trio in c min. op. 101, twee wer
ken van beteekenis, beide vol ernst en inner
lijke kracht. In beide is de mineur toonsoort
overwegend, doch zij ontwikkelen zich in
verschillende richting. De Sonate begint
somber, klagend, met slechts af en toe spas
men van grooter energie, als reflectorisch
verzet tegen de neerdrukkende krachten; zij
eindigt in hartstochtelijke bewogenheid, die
na de felste oplaaiïng in een plotselinge
neerstorting zich zelve vernietigt. Het trio
treedt met mannelijke zelfbewustheid op
maar in de finale wijkt de ernst voor blij der
stemming. Tallooze fijne momenten zijn tus
schen die eindpunten vervat. De hoorder zij
opmerkzaam gemaakt op de maatindceling
van het Andante van op. 101: één 3/4 en twee
2/4 maten.
Wanneer ik nu, aan het slot van dit over
zicht nog op de Ouverture „Robespierre" van
Henry Litolff wijs, is het minder om de bui
tengewone belangrijkheid van dit werk, dat
door het orkest der V.A.R.A. Woensdagavond
wordt gespeeld, dan wel om even in herin
nering te brengen dat de componist en pia
no-virtuoos Henry Litolff (geb. 1800 te Lon
den, overl. 1866 te Parijs) ook de stichter
was van de bekende uitgeversfirma die zijn
naam nog draagt. En dat hij nevens 7 Sym
phonieën, eenige Ouvertures en vele andere
werken ook meerdere pianoconcerten schreef
waarvan één, „national hollandais" betiteld,
als een hulde aan ons land dat hij vaak be
zocht, bedoeld is. Dit concert verwierf een
zekere beroemdheid, doch ik geloof dat wei
nige onzer Nederlandsche klavierspelers het
kennen en dat niet één het ooit in 't open
baar gespeeld heeft.
LUXOR-THEATER.
Kathleen Collins in „In de
klauwen van het Noodlot".
„Op stap met Alinc". Tooncel
Les Volmero's.
Een echt vacantieprogramma is het dat
deze week in Luxor wordt vertoond. Het eer
ste hoofdnummer is een dramatisch film
werk waarin we vooral de schranderheid van
den politiehond bewonderen. Het tweede is
een geestige comedie.
Het programma opent met een leuke co
medie in 2 acten: „Het Schatteneiland",
waarin de rollen vervuld worden door be
kende kinder-artisten.
Als eerste hoofdnummer draait dan „In de
klauwen van het Noodlot", een inderdaad
interessante geschiedenis. Een van de hoofd
rollen wordt hierin vervuld door een zeer
verstandigen hond: dit alleen is al voldoen
de om de belangstelling te wekken. Het is de
geschiedenis van een broer en zuster die een
instrument van hun vader geërfd hebben,
dat de plaats kan aanwijzen waar zich olie
den grond bevindt. Natuurlijk komt hier ook
een hebzuchtige buurman bij te pas. die al
les in het werk stelt het apparaat machtig te
worden, ja zelfs niet voor een misdaad te
rugdeinst en dan de schuld op een ander
werpt. Door de activiteit van den hond wordt
echter de ware schuldige gestraft. Een goed
filmwerk met- Kathleen Moare in de hoofd
rol.
Het Luxor-Nieuws bevat weer veel actueels
van de laatste dagen.
Na de pauze op het tooneel; Les Volmero's,
een heer en dame, waarvan de heer een zeer
handig goochelaar is en de dame danst met
een slang om hals en armen. Ook dit
nummer had groot succes.
En dan krijgen we de geestige comedie:
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
STOFZUIG ER HU IS MAERTENS
BARTEL JORIS STRAAT 16 TEL. 10756
„Op stap met Aline". Anny Andra vervult de
rol van Aline, het meisje dat het. bij haar
pleegouders heel slecht heeft. Op zekeren
dag vlucht zij voor haar pleegmoeder in den
auto van Lord Patrick. Deze vindt haar en
voelt zich tot het meisje aangetrokken, zoo
dat. er daarna heel wat ontmoetingen in het
park plaats hebben. Dat gaat echter maat
niet zoo gemakkelijk en vele verwikkelingen
zijn de gevolgen. Eindelijk vluchten do belde
jongemenschen. maar zij worden door de
familie achterhaald. Na overleg staat men
een huwelijk tusschen Aline en Pat toe. Een
leuke geschiedenis waar van harte om ge
lachen wordt.
PALACE.
„Die Lindemvirtin**. Ecu
aantrekkelijke film-operette.
De filmoperette is nog steeds een deugde
lijke attractie. Hot publiek houdt van deze
melodieuze illusies, die met de prozaïsche
werkelijkheid zeer weinig gemeen hebben en
de speeLsche. kinderlijke fantasie den vrijen
loop laten. Wij krijgen langzamerhand een
vast omlijnd idee van den „Duitschen student"
die van de film dan. hij houdt van bier.
van veel bier, hij zingt als Tauber of Michael
Bohnen. hij is ietwat corpulent, hij is zeer
hoffelijk voor de dochters van zijn hospita
en zingt a l'improviste duetten met de blonde
Gretchcn, het vroolijke onbedorven „Rheini-
sche Miidel", het lieve sopraantje waarachter
in den regel een Kiithc Dorseli of een andore
ster van deze grootte schuil gaat. „Die Lln<
denwirtin" speelt ook in studentenkringen, en
in het studentenleven, en o. wat een leven,
wat een wijn, wat een bier, welk een zonnig
optimisme, en wat een bijzonder fideele pri
vaatdocent.
Deze privaatdocent, „die Lindenwirtin",
haar broeder en Tilly, zijn de vier hoofd
personen, die aan den eenen kant gedwars
boomd door een mama, die „een goede partij"
zoekt, aan den anderen kant gesteund door
een zeer origineelen en zeer vlotten papa
in zeer zangerige verwikkelingen raken, in een
bijzonder prettige omgeving, in Bonn aan
den Rijn, waar de boomen bloesems, de
meisjes vlechten en de hellingen druivenran
ken dragen.
De liefde en het optimisme insplreeren de
medespelenden tot menig dartel Duitsch lied!
Wij twijfelen er niet. aan of de bewoners van
den oever van het Spaarne, zullen de lichte
muziek van de oevers van den Rijn hooge-
lijk waardeeren.
Op het tooneel „The Imperials". Het twee
tal maakt muziek op een omvangrijke xylo-
phoon, of althans een instrument dat niet
een xyloplioon verwantschap vertoont, het
is echter grooter. gllnsterender en luidruch
tiger. Voorts bespelen „The Imperials" een
soort bellen- of klokkenspel dat den geheclen
achterwand van het tooneel beslaat.
Het nummer had zeer veel succes.
Van het voorprogramma vermelden wij
een goed geslaagd fragment van het journaal
van „Polygoon", een voorjaars-lmpressle.
waarin naar oorspronkelijkheid werd gestreefd
De Amerikaansche film „Rodeo" geeft een
episode uit liet leven der Cow-boys. Het is
een interessant filmpje met prachtige „ver
traagde" gedeelten. Eindelijk noemen wij
nog Max Fleischer's Geluidsteekenfilm, ais
gewoonlijk zeer amusant!
RKMBRANDT-TIIEATER.
„Say it with songs", de nieuwste
film van Al Jolson, Davey Lee en
Maria Dixon.
Bestaat er een filmartistje, dat meer de
algemeene liefde heeft dan Davey Lee? Wo
gelooven het niet. Jackie Coogan was ln den
tijd van „het Joggie" de lieveling van het
publiek en zal. na den tijd rust dien-hij ge
had heeft van het filmen, ongetwijfeld weer
de volle belangstelling hebben bij zijn we-
derverschijnen en niet het minst van de
bakvischjes, tot wier leeftijd hij nu zoo
langzamerhand ook wel genaderd zal zijn,
maar de kleine Davey Lee. het geboren
filmartistje werkt met zijn naïeve gebaartjes
en zijn zoo kinderlijke ernst nog sterker op
het publiek. Eiken keer weer opnieuw brengt
hij den" toeschouwer in verbazing en verwon
dering, hoe een zoo jong kind op een derge
lijke natuurlijke wijze een rol kan spelen,
want een rol ijlijft het voor hem. Zie bijvoor
beeld, hoe hij, als hij na de zware operatie
thuis komt tusschen zijn moeder en den dok
ter. met zijn beentjes nog sleept, hoe hij,
wanneer hij ten gevolge van het ongeval de
spraak verloren heeft, het mondje beweegt
om woorden te vormen zonder dat er geluid
over zijn lipjes komt. Feitelijk is voortdurend
onze belangstelling en aandacht geconcen
treerd op Davey omdat we niet willen, dat er
ons iets ontgaat van de wisselende uitdruk
kingen op zijn gezichtje, of zijn bewegen of
zijn doen.
De inhoud van „Say it with songs" (Laat
Liederen uw tolk zijn) is de volgende: Joe
Lane (Al Jolson) een zorgeloos succesvol ra
dio-zanger en componist is getrouwd met
Katherine (Marian Niscon). Ze hebben hun
kleinen jongen, dien Joe zijn „little Pal"
noemt. Zijn vrouw en zijn kind zijn zijn
grootste schatten. Ze leven gelukkig met hun
drieën, met zoo nu en dan eens een huiselijk
stormpje dat meestal opsteekt na een zorge-
looze bui van Joe, waarna hU steeds weer be
terschap belooft. Katherine verzoekt Joe niet
zooveel om te gaan met Arthur. Joe wil daar
de reden van weten en na lang aarzelen
vertelt Katherine hem, dat Arthur haar van
Joe af wil trekken. Gevolg is een vechtpartij
tusschen Joe en Arthur, die zoo ongelukkig
afloopt, dat Arthur sterft. Joe wordt wegens
moord veroordeeld en gaat dc gevangenis in.
In dien tijd is Katherine pleegzuster bij Dr.
Merrill en de kleine Pal is op kostschool. Als
Joe zijn straftijd heeft uitgezeten, gaat hij
Pal opzoeken op de kostschool. Als hij weg
gaat. loopt het kind hem na en komt onder
een auto. Little Pal zal niet behoeven te ster
ven, maar niet meer kunnen loopen of pra
ten. Dr. Merrill, de knappe chirurg, wil hem
opereeren, op voorwaarde dat .Joe afstand
wil doen van het kind en hot terug wil ge
ven aan de moeder, op wie Dr. Merrill ver
liefd is. Na vreeselijken tweestrijd geeft Joe
toe. De operatie heeft een gunstig verloop,
alleen de spraak is niet terug gekomen. De
dokter verwacht, dat door een hevigen schok
ook dat in orde zou kunnen komen.
Ten slotte wordt niet alleen pal beter, maar
wordt het gezinnetje weer hersteld, zoodat de
gevoelige harten opgelucht naar huis kun
nen gaan.
De buitengewone verrichtingen op het too
neel van „The 3 Willey's verdienen 'n extra
vermelding evenals de geluidsteekenfilm van
Max Fleischer getiteld; „Please go away and
let me sleep."