LETTEREN EN KUNST De nieuwe zaal in het Frans Halsmuseum. Radiomuziek der week. EEN VOORBESPREKING BIOSCOOP APEX Klop-veeg-Stofzuigers f 175.— HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 4 APRIL 1931 TWEEDE BLAD De officieele opening. Een groep autoriteiten en genoodigden. Van links naar rechts op de eerste rij de heer en: Jr. P. F. de Bordes, Koster, Mr. J. N. J. E.Heerkens Thijssen, Mr. J. Gerritsz, mevr. Teding van Berkhout en de heer G. D. Gratama Donderdagmiddag' had in tegenwoordig heid van vele genoodigden, onder wie waren de wethouders Mr. J. N. J. E. Heerkens Thijs sen en Mr. J. Gerritsz, vele raadsleden en eenige hoofden van takken van dienst en hoofdambtenaren de inwijding plaats van ide nieuwe tentoonstellingszaal van het Frans Halsmuseum, ter gelegenheid waarvan ook een tentoonstelling werd geopend van wer ken van moderne kunstenaars uit Haarlem en omstreken. Rede van den heer Gratama. De Directeur van het Frans Halsmuseum, de heer G. D. Gratama, zeide, na de aan wezigen welkom geheeten te hebben namens het gemeentebestuur, o.m. het volgende: Haarlem, de stad van Frans Hals, de stad die door de eeuwen heen beroemd is geweest om haar kunst, bezit wel een voortreffelijke Concertzaal en een goeden schouwburg, maar is, sinds het Paviljoen zetel der Provinciale Staten werd, verstoken geweest vair een ge legenheid, waar de beeldende kunstenaars naar behooren hun werken exposeeren kon den. De Raad onzer Gemeente heeft ingezien, dat in deze behoefte moest worden voorzien, dat, zoo de stad een middelpunt van cultuur wil zijn, naast de belangen van het intellec- tueele leven, die van de schoone kunsten evenzeer behartigd moeten worden. Muziek en tooneelspel, letterkunde en de ■beeldende kunsten, die zoozeer den smaak ontwikkelen, moeten tot hun recht kunnen komen en van de laatste was aan de schil der- en beeldhouwkunst de gelegenheid ont nomen zich te openbaren. De nieuwe zaal, welke achter het museum gebouwd is, zal die gelegenheid geven, daar zij bestemd is tot het houden van tijdelijke tentoonstellingen, zoowel van moderne als van oude kunst. Een eind wordt daardoor ge maakt aan het hinderlijk ontruimen van za len in het museum voor tijdelijke exposities. Het spreekt van zelf dat op den dag van heden mijn hart overvloeit van dankbaar heid. In de eerste plaats is het mij een behoefte hier het Gemeentebestuur hartelijk te be danken en te huldigen voor het verrijken van het museum met dezen prachtigen aan bouw. Het toonde een juist begrip te hebben van wat de stad noodig heeft. Verder gaat mijn dank uit naar de Direc tie van Openbare werken, speciaal naar de heeren de Bordes, Smits en den opzichter Franken voor het voortreffelijke werk, ver richt bij het ontwerpen en het bouwen der zaal, welke aan alle eischen voldoet. De Directie van het electrisch bedrijf wordt bedankt voor het aanbrengen van de schit terende verlichting, die u van avond zult kurlnen bewonderen, de directeur van Hout en Plantsoenen voor het afstaan van planten en bloemen, de heer van Deinum en de bo den van het stadhuis die er voor gezorgd hebben dat u straks iets zult kunnen gebrui ken. Burgemeester en Wethouders hebben ge meend de nieuwe zaal niet beter in te kun nen wijden dan met een tentoonstelling van werken van kunstenaars, die in Haarlem of in de omstreken der stad woonachtig zijn, waarbij gevoegd zijn enkele werken van de reeds overleden schilders Jacques van Looy en G. W. Dijsselhof, als getuigenis van eer bied voor deze grootmeesters der kunst en tot meerdere luister der expositie. Het aantal artisten, dat in Haarlem en omgeving woonachtig is, heeft de stoutste verwachtingen overtroffen. Een zeventigtal schilders, beeldhouwers en grafische kunste naars zond op deze tentoonstelling in, die, met uitzondering van de beeldhouwers, elk met een werk vertegenwoordigd zijn. Hen allen dank ik ten zeerste voor hun medewerking. Het meerendeel der inzendingen is te koop.. Mogen er minder werken naar de makers te rug gaan dan er ingezonden werden! Het is voor het eerst, dat een tentoonstel ling als deze van werken van allen die hier de vrije beeldende kunsten dienen, plaats heeft. Moge het niet de laatste maal zijn en mo ge uit de expositie de lust groeien om nog menig jaar hier te zamen ten toon te stel len ter beoordeeling van eikaars werken en ter bevordering van het kunstleven in Haar lem. Rede van den heer Boot. Namens „Kunst zij ons Doel" bracht ver volgens de heer H. F. Boot aan het ge- - meentebestuur dank voor zijn warm en niet dralend initiatief. Was indertijd de stichting yan het Frans Halsmuseum een gebeurtenis INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. van het grootste gewicht, door den bouw van deze nieuwe tentoonstellingszaal wordt op dit werk te kroon gezet. De kunstenaars kunnen nu voortaan te Haarlem exposeeren onder de auspiciën xan het gemeentebestuur en met de medewerking van een toegewijd museum-directeur. De burgerij van Haarlem kan terecht trotsch zijn op de nieuwe zaal van het museum. Hierna maakten de genoodigden een rond gang en was er gelegenheid, ververschingen te gebruiken. De tentoonstelling. Onze medewerker, de heer J. H. de Bois, schrijft ons over de tentoonstelling: HAARLEMSCHE SCHILDERS IN HET MUSEUM Deze expositie draagt het karakter eener keuze-tentoonstelling. Het gaat alzoo niet om het laatste werk der verschillende hier en in de omgeving arbeidende kunstenaars, doch men heeft getracht van een iegelijk iets op te nemen, waardoor hij of zij het best ver tegenwoordigd zou zijn. Wie dan ook eenigs- zins de kunstproductie van vandaag van nabij pleegt te volgen, zal ongetwijfeld telkens be kende werken terugzien, wat heel aangenaam zijn kan en het voordeel biedt het reeds be kende weer eens in andere omraming te ge nieten en zijn meening daardoor gewijzigd of bevestigd te zien. Willen wij echter bij de in Haarlem zeld zame verschijningen aanvangen dan zien wij, binnentredend, in de eerste plaats naar de groote en mooie schilderij, die Oscar Mendlik, te Aerdenhout, afstond. Deze „Voorjaars stemming bij Ragusa" beheerscht niet alleen den langen wand, maar geeft dadelijk aan dien wand een rustig, vertrouwen wekkend aspect. Het is een zonnig, vriendelijk schil derij van een artist, die, de tradities niet ver- waarloozend, allerminst ouderwetsch aandoet en een prachtige kundigheid van het schil dervak verraadt. Met een zeer imponeerend aquariumstuk van Dijsselhof en de groot ge ziene en toch met voorname innigheid ge- teekende Bloesemtak van Jacobus van Looy hebben wij dan een trits van belangrijke wer ken genoemd die deze expositie een aardig eind boven het peil eener knusse klein- steedschhéid opbeuren. Buisman's portret van den dichter-zanger Speenhoff, sluit bij die zeer goede kunst aan, en heeft al vaker dienst gedaan om voor zijn maker een plaatsje in de zon der werkelijke kunstproductie op te eischen. En ook het Damesportret van zijn vriend Gratama herinnert aan den tijd dat het scheppen van kunstwerken dezen idealer kan hebben toegeschenen dan het bekeeren van dezelve. Wanneer we van de ouderen de namen van A. L. Koster en Wenckebach neerschrijven dan weten wij dat we niet voor verrassingen maar evenmin voor teleurstellingen komen te staan. Beider werk is geclasseerd; in door snee altijd serieus en solide en respect vra gend om de eerlijke consequentheid van een langdurige schilderscarrière. Dat kan ook van Jacob Ritsema gezegd zijn, en van Louis Harz wiens „staand jongetje", ook al een vroeger werk. zulke beschaafde kleurquali- teiten bezit. Schreuder van de Coolwijk is den Haarlemmers allicht weinig bekend: men kan in een „rustend naakt" van hem, zijn vaak heel subtiele behandeling van het ongekleed figuur leeren waardeeren en de doorschijnendheid van het vleesch bewon deren. De jonge schilder Schutte neemt met een alleraardigst schilderij, een negerinnetje in de tuinen van den Parijschen Luxembourg met kinderen om zich heen, direct een aar dige plaats in onder de exposanten, die zoo als men dat gemeenzaam zegt, wat „in de vingers" hebben. Wij hebben op deze plaats al eens eerder de verwachting kunnen uit spreken dat van dezen leerling van Prof. Wolter wel eens een zeer habiel en interes sant artist zou kunnen groeien. Niet alleen aantrekkelijk van kleur is deze voorstelling, de vertolking is ook kundig en coulant. H. F. Boot wiens plaats onder de „mannen" van zulk een expositie wel niemand betwisten zal. heeft hier een bekend groot „stilleven met lamp en arbeidstafel" Boot's werk heeft en houdt een sterk persoonlijk karakter, het viel mij nog onlangs op bij het doorloopen eener expositie in Amsterdam's Gemeente museum, waar tusschen honderd andere za ken een paar geaquarelleerde figuren van hem, direct uit den band sprongen. Tusschen de thans genoemde exposanten en, wat we de jongere garde zouden kunnen j noemen ligt dan een uitgebreid gezelschap van goede middenstof, die hier. dit zij erkend, dan goed gerepresenteerd is bovendien. Wij noemen daaruit het „Tuintje'' van Jan Visser, RESTAURANT HILDEBRAND Einde der Dreef, Haarlem Telefoon 10268 Celieve Uw tafel voor het diner gedurende de Paaschdagen te reserveeren. het „Koollandje" van Miolee, een stilleven van Herman Moerkerk, landschappen van Arens, Savrij, Grootens en Heuff, een verras send aardig jongensportret van een zeer jonge, mij nog onbekende schilderes, mej, Rompelman (of zagen wij al reeds iets van haar op Kunst zij ons Doel, dat weer uit ons geheugen verdween? en een ander, bekend jongensportret van Wesseling. Van de illustratief aangelegde schilders is hier Anton Pieck met een „Kermis" zeker de aantrekkelijkste figuur onder hen die het „jonge geluid" vertegenwoordigen, en die deswege meer dan de wandelaars op gebaande wegen uwe en onze aandacht waard zijn, noem ik in de eerste plaats P. van Egmond, die in zijn visie op „Zandvoort", meer dan een visueel aangenaam dorpsgezicht, iets geeft van de felle apartheid van een vis- schersdorp waarin zelfs zomerzon en hevig heid van kleur een zekere onbestemde verla tenheid suggereert. Naast de sterke suggestie die van Van Egmond uitgaat, is het groote schilderij van Henk de Vries kalm en rustig, doch bezit een prettig aandoende, frissche decoratieve kracht. Janus Wagemaker heeft een damesportret waaraan misschien invloed van Jan Sluyters niet vreemd is, doch dat toch een knap en sterk stuk schilderwerk is. Een meisjeskopje door mej. de Josselin de Jong bezit nog geen directe, sterk-persoon- lijke qualiteiten maar valt toch op door het gemakkelijke, vrije savoir-faire waarmee het ontstond. Tusschen deze. alle min of meer met jeugdige vermetelheid behepte moderne- lingen (ik zie ze zoo gaarne, maar eigenlijk behooren wij hier niet thuis) is. als een doorschijnende figuur uit Maeterlinck's in tieme drama's, het „Naaldeveld" van den componist-schilder Von Brucken Fock hier verzeild, een doek vol fijne intenties en zon der éclat, als een gepreveld versje door een schuwen dichter. Onzakelijk, zeker, en een tegenhanger van Vreedenburgh's Katwijk- sche haven, welks maker op verstandig- gematigde wijze de „nieuwe zakelijkheid" aanhangt en er zoo vaak in slaagt zuivere schilderlij ke bedoelingen met een aantrekke lijke voordracht te vereenigen. Op de aquarellen, teekeningen, het beeld houwwerk en de graphiek nog een enkel woord later. 3-4-'3L J. H. DE BOIS. door KAREL DE JONG. De naam van onzen beroemden dirigent Mengelberg is in de afgeloopen dagen zooai niet op aller lippen, dan toch in aiie kran ten geweest. We hebben nu o.a. ook kunnen lezen hoe hij indertijd, na aanvankelijk protest, er toe gekomen is, radio-uitzending van onder zijn leiding staande concerten te vergunnen en men zal mij dus niet kwalijk nemen, dat ik allereerst de uitzending van het Concertgebouw in de a.s. week de revue laat passeeren. Het programma van het feest- concert van Dinsdagavond is door publieke keuze bepaald. Dat de zesde Symphonie van Tchaikowsky uit de bus kwam, is niet te verwonderen: tientallen jaren vóór de uit vinding der radio was deze symphonie reeds een paradestuk van Mengelberg en het Am- sterdamsche orkest. Zij was de eerste van Tchaikowsky's symphonieën, die buiten zijn vaderland uitgevoerd werd niet alleen, maar zijn naam wereldberoemd maakte. De vijfde volgde, daarna de vierde: het werd dus een soort kreeftenmarsch. Het mag haast over bodig heeten de algemeen bekende „Pathétique" (de 6de) nader te bespreken; enkele korte aanteekennigen zullen vol doende zijn. Indeeling: I Adagio; Allegro non troppo (met vele tempowijzigingen; ten laat ste Andante mosso). H Allegro con grazia (5/4 maat). Hl Alegro molto vivace. IV Adagio lamentoso; Andante. In I en IV is de hoofd' vorm der sonate te herkennen; n is in me- nuetvorm met een trio of alternatief op een orgelpunt D; Hl is een soort scherzo, dat in een wilde marsch overgaat. Eerste uitvoering 16 October 1893 te Petersburg onder leiding van den componist, die 3 weken later aan cholera overleed. De sombere toon van het vierde hoofddeel zou als een voorgevoel van den nabijen dood uitgelegd kunnen worden, ware cholera geen acute ziekte. De keuze van Ma'nlers eerste symphonie had ik minder verwacht. Van Mahlers negen tal is de vierde het meest populair, nevens de tweede, de „Auferstehungs"-symphonie, doch de laatste eischt een te groot aantal uitvoerenden (o.a. solisten en gemengd koor) óm in aanmerking te komen voor dit feest- concert. De eerste is, evenals de vijfde, zesde zevende en negende, zuiver instrumentaal. De in 1860 geboren componist voltooide haar in 1888. De stemming en een deel der thema's zijn ontleend aan den in 1883 gedichte en ge componeerde cyclus „Lieder eines fahrenden Gesellen". Vier hoofddoelen. I. Begint „langzaam, sleepend": natuurklanken bij liggende A in de strijkinstrumenten; dan een zang der hoorns, sluipende basgangen, die naar het Allegro (aanvankelijk zeer op z'n gemak) voeren. Het hoofdthema is ontleend aan No. 2 der liederen. „Ging haut morgen übers Feld U-s.w." Het karakter van dit hoofddeel blijft opgewekt.: „Wird's nicht eine schone Welt?" Alles, alles gross und klein, Ton und Farbe da gewann". Een dorpsfeest kan men uit II hooren, een soort Wals of Landler, met een teer melodieus Trio; de herhaling gaat tegen het slot steeds sneller en breekt juichend af. De partituur schrijft een lange pauze tus schen II en III voor. De stemming slaat ge heel om tot, parodie en sarcasme. Eén contra bas, begeleid door paukenkarten, intoneert de deun „Broeder Jacob, slaapt ge nog?" Fagot en cello volgen canon-isch. Zonderling klank effect! Gaandeweg begint het heele orkest mee te doen; een triviale straatdeun volgt, tot plotseling de eenvoudige melodie uit het laatste der liederen klinkt: Auf der Strasse stand ein Lindenbaum. da hab ich zum erstemal im Schlaf gerüht". De aanvang van het stuk keert weer in eentonige vertwijfe ling. Onmiddellijk daarna kondigt een schrille bekkenslag het begin van IV aan. welks hoofdthema nauw verwant is met dat van Brahms Tragische Ouverture. Een geweldige innerlijke worsteling brengt dit vierde eu meest uitvoerige deel, eindigend in een triomf. Zoowel formeel als psychologisch biedt dit hoofddeel de meeste problemen: de instru mentatie is reeds geheel en al Mahler. Op het Abonnementsconcert van Donder dag wordt de veel meer bekende symphonie van Brahms gegeven, een cyclisch werk in zooverre, dat het dubbel thema van I aan het slot van IV weer verschijnt in combinatie met de thema's van dit- laatste deel en het werk besluit. Men merke in hoofddeel I de doorvoering der aanvangsaccoorden f-as-f op. Wie de componist der Cantate G. Busoni is, is mij niet duidelijk; mijn vroegere leermees ter, de beroemde pianist heette Ferrucio Busoni, en van dezen is mij geen cantate be kend. Zondag Studio-uitvoering van het Resi dentie-orkest: men geniete van het wonder' schoone spel van Jaap Stotijn. een hobo kunstenaar zooals er slechts weinigen zijn. De cyclische Symphonie van Franck is ook een nauwlettend luisteren meer dan waard. De V.A.RA. zal Maandagmiddag o.a. de Suite in D van Bach waarin het beroemde Air voorkomt uitzenden. Destijds was deze muziek populair: een verslag van een kermis in de buurt van Leipzig uit het midden der 18e eeuw vermeldt: „Das Orchester greift. wacker zu, beginnt mit Sonaten (is Suites) van Bach und schlieszt mit Gassenhauern (is Straatmoppen)". De waardeering voor deze muziek is sedert veranderd. Wanneer ik nu nog de uitvoeringen van Finsche muziek te Leipzig en Warschau op Donderdag a.s. ge memoreerd heb, stappen we voor 't oogen- blik van de orkestmuziek af. De naam der zangeres die Zondagavond voor de A.V.R.O. optreedt brengt den eertijds geliefden, nu vrijwel vergeten componist J. W. Kailiwode (18001866) in herinnering. Zijn 7 symphonieën zijn vioolconcerten en strijkkwartetten zijn sinds lang van de pro- grama's verdwenen, alleen zijn „Lustspiel- ouverture" heb ik vroeger wel gehoord. Wat de novelle „Die Fis-dur Sonate op. 78" (Mühlacker, Zondag) behelst weet ik niet; vermoedelijk is het- een tegenhanger van Tolstoi's „Kreutzersonate" (toevallig wordt de echte Kreutzersonate Maandag in Frank fort gespeeld). De tweedeelige Sonate op. 78 van Beethoven is een der meest belangrijke van de reeks, vooral wat het rondo-finale betreft. De meerdere aandacht die in den laatsten tijd aan Schuberts vierhandige composities geschonken wordt is verblijdend: er zijn ju- weelen onder. Het programma der N.C.R.V. meldt voor Maandagavond twee dier werken, nevens Hongaarsche dansen van Brahms en de aardige, maar nog niet volbloed Debussy- aansche Petite Suite van Debussy een werk van omstreeks 1890 en nog vol van heerlijke Wagnersche none-accoorden. De Fantasie in f kl. t. van Schubert, die Mühlacker voor Maandag meldt, is ook voor 4 handen, doch niet voor 2 piano's gecomponeerd. Noch de arme Schubert, noch zijn vrienden waren zoo rijk, 2 klavieren te bezitten en al die 4- handige werken heeft Sch. voor zich en z'n vrienden gemaakt. Ook voor piano en orkest heelt hij nooit iets geschreven; de Fantasie, die Vrijdag in Hamburg uitgevoerd wordt is een arrangement door Liszt, van de Wanrte- rer-fantasie voor een piano alleen, een werk, dat zich door'conceptie en bouw uitnemend voor piano en orkest leent, en dat door Liszts bewerking aanmerkelijk aan kleur en effect gewonnen heeft. Op het gebied der kamermuziek vermeld ik het Brahms-programma der A.V.R.O. van Dinsdagnamiddag: de Sonate in d min. op. 108 en het Trio in c min. op. 101, twee wer ken van beteekenis, beide vol ernst en inner lijke kracht. In beide is de mineur toonsoort overwegend, doch zij ontwikkelen zich in verschillende richting. De Sonate begint somber, klagend, met slechts af en toe spas men van grooter energie, als reflectorisch verzet tegen de neerdrukkende krachten; zij eindigt in hartstochtelijke bewogenheid, die na de felste oplaaiïng in een plotselinge neerstorting zich zelve vernietigt. Het trio treedt met mannelijke zelfbewustheid op maar in de finale wijkt de ernst voor blij der stemming. Tallooze fijne momenten zijn tus schen die eindpunten vervat. De hoorder zij opmerkzaam gemaakt op de maatindceling van het Andante van op. 101: één 3/4 en twee 2/4 maten. Wanneer ik nu, aan het slot van dit over zicht nog op de Ouverture „Robespierre" van Henry Litolff wijs, is het minder om de bui tengewone belangrijkheid van dit werk, dat door het orkest der V.A.R.A. Woensdagavond wordt gespeeld, dan wel om even in herin nering te brengen dat de componist en pia no-virtuoos Henry Litolff (geb. 1800 te Lon den, overl. 1866 te Parijs) ook de stichter was van de bekende uitgeversfirma die zijn naam nog draagt. En dat hij nevens 7 Sym phonieën, eenige Ouvertures en vele andere werken ook meerdere pianoconcerten schreef waarvan één, „national hollandais" betiteld, als een hulde aan ons land dat hij vaak be zocht, bedoeld is. Dit concert verwierf een zekere beroemdheid, doch ik geloof dat wei nige onzer Nederlandsche klavierspelers het kennen en dat niet één het ooit in 't open baar gespeeld heeft. LUXOR-THEATER. Kathleen Collins in „In de klauwen van het Noodlot". „Op stap met Alinc". Tooncel Les Volmero's. Een echt vacantieprogramma is het dat deze week in Luxor wordt vertoond. Het eer ste hoofdnummer is een dramatisch film werk waarin we vooral de schranderheid van den politiehond bewonderen. Het tweede is een geestige comedie. Het programma opent met een leuke co medie in 2 acten: „Het Schatteneiland", waarin de rollen vervuld worden door be kende kinder-artisten. Als eerste hoofdnummer draait dan „In de klauwen van het Noodlot", een inderdaad interessante geschiedenis. Een van de hoofd rollen wordt hierin vervuld door een zeer verstandigen hond: dit alleen is al voldoen de om de belangstelling te wekken. Het is de geschiedenis van een broer en zuster die een instrument van hun vader geërfd hebben, dat de plaats kan aanwijzen waar zich olie den grond bevindt. Natuurlijk komt hier ook een hebzuchtige buurman bij te pas. die al les in het werk stelt het apparaat machtig te worden, ja zelfs niet voor een misdaad te rugdeinst en dan de schuld op een ander werpt. Door de activiteit van den hond wordt echter de ware schuldige gestraft. Een goed filmwerk met- Kathleen Moare in de hoofd rol. Het Luxor-Nieuws bevat weer veel actueels van de laatste dagen. Na de pauze op het tooneel; Les Volmero's, een heer en dame, waarvan de heer een zeer handig goochelaar is en de dame danst met een slang om hals en armen. Ook dit nummer had groot succes. En dan krijgen we de geestige comedie: INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. STOFZUIG ER HU IS MAERTENS BARTEL JORIS STRAAT 16 TEL. 10756 „Op stap met Aline". Anny Andra vervult de rol van Aline, het meisje dat het. bij haar pleegouders heel slecht heeft. Op zekeren dag vlucht zij voor haar pleegmoeder in den auto van Lord Patrick. Deze vindt haar en voelt zich tot het meisje aangetrokken, zoo dat. er daarna heel wat ontmoetingen in het park plaats hebben. Dat gaat echter maat niet zoo gemakkelijk en vele verwikkelingen zijn de gevolgen. Eindelijk vluchten do belde jongemenschen. maar zij worden door de familie achterhaald. Na overleg staat men een huwelijk tusschen Aline en Pat toe. Een leuke geschiedenis waar van harte om ge lachen wordt. PALACE. „Die Lindemvirtin**. Ecu aantrekkelijke film-operette. De filmoperette is nog steeds een deugde lijke attractie. Hot publiek houdt van deze melodieuze illusies, die met de prozaïsche werkelijkheid zeer weinig gemeen hebben en de speeLsche. kinderlijke fantasie den vrijen loop laten. Wij krijgen langzamerhand een vast omlijnd idee van den „Duitschen student" die van de film dan. hij houdt van bier. van veel bier, hij zingt als Tauber of Michael Bohnen. hij is ietwat corpulent, hij is zeer hoffelijk voor de dochters van zijn hospita en zingt a l'improviste duetten met de blonde Gretchcn, het vroolijke onbedorven „Rheini- sche Miidel", het lieve sopraantje waarachter in den regel een Kiithc Dorseli of een andore ster van deze grootte schuil gaat. „Die Lln< denwirtin" speelt ook in studentenkringen, en in het studentenleven, en o. wat een leven, wat een wijn, wat een bier, welk een zonnig optimisme, en wat een bijzonder fideele pri vaatdocent. Deze privaatdocent, „die Lindenwirtin", haar broeder en Tilly, zijn de vier hoofd personen, die aan den eenen kant gedwars boomd door een mama, die „een goede partij" zoekt, aan den anderen kant gesteund door een zeer origineelen en zeer vlotten papa in zeer zangerige verwikkelingen raken, in een bijzonder prettige omgeving, in Bonn aan den Rijn, waar de boomen bloesems, de meisjes vlechten en de hellingen druivenran ken dragen. De liefde en het optimisme insplreeren de medespelenden tot menig dartel Duitsch lied! Wij twijfelen er niet. aan of de bewoners van den oever van het Spaarne, zullen de lichte muziek van de oevers van den Rijn hooge- lijk waardeeren. Op het tooneel „The Imperials". Het twee tal maakt muziek op een omvangrijke xylo- phoon, of althans een instrument dat niet een xyloplioon verwantschap vertoont, het is echter grooter. gllnsterender en luidruch tiger. Voorts bespelen „The Imperials" een soort bellen- of klokkenspel dat den geheclen achterwand van het tooneel beslaat. Het nummer had zeer veel succes. Van het voorprogramma vermelden wij een goed geslaagd fragment van het journaal van „Polygoon", een voorjaars-lmpressle. waarin naar oorspronkelijkheid werd gestreefd De Amerikaansche film „Rodeo" geeft een episode uit liet leven der Cow-boys. Het is een interessant filmpje met prachtige „ver traagde" gedeelten. Eindelijk noemen wij nog Max Fleischer's Geluidsteekenfilm, ais gewoonlijk zeer amusant! RKMBRANDT-TIIEATER. „Say it with songs", de nieuwste film van Al Jolson, Davey Lee en Maria Dixon. Bestaat er een filmartistje, dat meer de algemeene liefde heeft dan Davey Lee? Wo gelooven het niet. Jackie Coogan was ln den tijd van „het Joggie" de lieveling van het publiek en zal. na den tijd rust dien-hij ge had heeft van het filmen, ongetwijfeld weer de volle belangstelling hebben bij zijn we- derverschijnen en niet het minst van de bakvischjes, tot wier leeftijd hij nu zoo langzamerhand ook wel genaderd zal zijn, maar de kleine Davey Lee. het geboren filmartistje werkt met zijn naïeve gebaartjes en zijn zoo kinderlijke ernst nog sterker op het publiek. Eiken keer weer opnieuw brengt hij den" toeschouwer in verbazing en verwon dering, hoe een zoo jong kind op een derge lijke natuurlijke wijze een rol kan spelen, want een rol ijlijft het voor hem. Zie bijvoor beeld, hoe hij, als hij na de zware operatie thuis komt tusschen zijn moeder en den dok ter. met zijn beentjes nog sleept, hoe hij, wanneer hij ten gevolge van het ongeval de spraak verloren heeft, het mondje beweegt om woorden te vormen zonder dat er geluid over zijn lipjes komt. Feitelijk is voortdurend onze belangstelling en aandacht geconcen treerd op Davey omdat we niet willen, dat er ons iets ontgaat van de wisselende uitdruk kingen op zijn gezichtje, of zijn bewegen of zijn doen. De inhoud van „Say it with songs" (Laat Liederen uw tolk zijn) is de volgende: Joe Lane (Al Jolson) een zorgeloos succesvol ra dio-zanger en componist is getrouwd met Katherine (Marian Niscon). Ze hebben hun kleinen jongen, dien Joe zijn „little Pal" noemt. Zijn vrouw en zijn kind zijn zijn grootste schatten. Ze leven gelukkig met hun drieën, met zoo nu en dan eens een huiselijk stormpje dat meestal opsteekt na een zorge- looze bui van Joe, waarna hU steeds weer be terschap belooft. Katherine verzoekt Joe niet zooveel om te gaan met Arthur. Joe wil daar de reden van weten en na lang aarzelen vertelt Katherine hem, dat Arthur haar van Joe af wil trekken. Gevolg is een vechtpartij tusschen Joe en Arthur, die zoo ongelukkig afloopt, dat Arthur sterft. Joe wordt wegens moord veroordeeld en gaat dc gevangenis in. In dien tijd is Katherine pleegzuster bij Dr. Merrill en de kleine Pal is op kostschool. Als Joe zijn straftijd heeft uitgezeten, gaat hij Pal opzoeken op de kostschool. Als hij weg gaat. loopt het kind hem na en komt onder een auto. Little Pal zal niet behoeven te ster ven, maar niet meer kunnen loopen of pra ten. Dr. Merrill, de knappe chirurg, wil hem opereeren, op voorwaarde dat .Joe afstand wil doen van het kind en hot terug wil ge ven aan de moeder, op wie Dr. Merrill ver liefd is. Na vreeselijken tweestrijd geeft Joe toe. De operatie heeft een gunstig verloop, alleen de spraak is niet terug gekomen. De dokter verwacht, dat door een hevigen schok ook dat in orde zou kunnen komen. Ten slotte wordt niet alleen pal beter, maar wordt het gezinnetje weer hersteld, zoodat de gevoelige harten opgelucht naar huis kun nen gaan. De buitengewone verrichtingen op het too neel van „The 3 Willey's verdienen 'n extra vermelding evenals de geluidsteekenfilm van Max Fleischer getiteld; „Please go away and let me sleep."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 5