FEMINA
BANG.
Haarlem's
Dagblad
Donderdag
9 April 1931
Elf is
VESTJES.
Het gemakkelijkste is natuurlijk om met
een gevulde beurs naar het modemagazijn te
gaan en zich een volledige voorjaars-garderobe
aan te schaffen. Maar er zijn behalve de
vrouwen met dikke beurzen ook een groot
aantal met meer of minder platte beurzen.
En allen hebben niettemin de wensch om zoo
goed mogelijk voor den dag te komen; ge
dachtig aan het gezegde dat, wie niet sterk
is slim moet wezen, is het dus zaak om met
beperkte middelen een zoo aardig mogelijk
resultaat te bereiken. Daarbij kunnen de
nieuwe vestjes die feitelijk complete blou
ses zonder mouwen zijn ons uitnemende
diensten bewijzen, omdat door zoo'n vestje
aan een gewone rok uit onze bestaande klee-
renvoorraad een geheel nieuw cachet wordt
verleend, zoodat het lijkt' alsof we met een
geheel nieuwe japon op de proppen komen.
Het plaatje geeft een aantal van deze nieuwe
modellen weer. Van links naar rechts hebben
we allereerst een vestje, dat heelemaal be
werkt is met het nieuwe ringetjes- of lusjes
borduursel. Daar naast een vestje, dat geheel
is afgezet met een geplisseerden rand. Men
kan het vestje nemen in het wit, touwkieur,
of in de z.g. eierschaal-kleur. Men ziet, dat
zulk een combinatie van een licht vestje op
een donkere rok geheel in overeenstemming
is met de bestaande mode der twee kleuren
combinatie, zoodat men niet hoeft te vree
zen dat men in het oog zal loopen en „ieder
een" zal kunnen zien, dat we van „oud"
nieuw hebben gemaakt. No. 3 van links is een
alleraardigst model met kwieke kap-mouw-
tjes. Dit kan men nemen in wit, touw-kleur,
eierschaal, turkoois, of rose crêpe. Eindelijk
nog een heel apart model met gedrapeerde
halslijn, dat gedacht is üi wit, citroengeel,
touwkieur of zonnegeel.
Wat de rok aangaat, deze blijft ongeveer
van dezelfde lengte als in het vorige seizoen,
namelijk „voor straat-dracht" ongeveer 35
c.M. van den grond, terwijl de avondjapon
nen wat korter zijn geworden. De meeste rok
ken voor sport- en wandeltoiletten zijn zeer
nauw bijna tot aan de knieën, om daar over
te gaan in plooien, en somtijds ook in godets,
teneinde ons de noodige stap-wijdte te
geven. De nieuwe mantels zijn voor het mee-
rendeel twee-derde of driekwart lang en zeer
eenvoudig en strak van lijn.
HOE MEN DE KLEUTERS
BEZIG HOUDT.
Een Potlooden-Standaard.
Matjes vlechten blijft steeds een aardig
werkje voor de kleintjes, alleen kunnen de
gevlochten matjes niet zoo goed als presentje
dienst doen. Ja, moeder kan het matje als
kleedje gebruiken, maar verder heeft het
toch niet veel waarde. Het is voor de kinde
ren zeer zeker een groote teleurstelling, wan
neer zij bemerken dat het eigengemaakte
handwerkje niet gebruikt wordt en geen
eigen plaatsje krijgt in huis.
Laten wij daarom de kleuters helpen de
matjes tot bruikbare voorwerpen te verwer
ken. Wij zullen beginnen met een potloo-
den-standaard, waarvoor wij een klein recht
vaasje of fleschje noodig hebben en dun
karton. Het vaasje moet ons alleen maar
helpen, maar wordt niét voor de potlooden
standaard gebruikt. Wij maken dus eerst het
kartonnen kokertje; daarvoor meten wij de
hoogte van het vaasje; rekent hier 3 c.M.
bij, ook voor de inslag wordt 2 c.M. gere
kend. Het gedeelte, dat men voor de hoogte
heeft meer gerekend, wordt omgeslagen of
bij dik karton even geritst en daarna op 2
c.M. afstand van elkaar heel voorzichtig in-
geknipt (afb. a).
r
iu
Vervolgens maken wij van het karton een
kokertje; rol hierbij het karton om hei
vaasje en plak de zijkanten op elkaar. Opdat
het kokertje niet open zal springen winden
wij wat touw om het kokertje heen en wan
neer de zijkanten goed op elkaar zijn ge
plakt halen wij het touw er weer af en ook
het kokertje wordt van het vaasje genomen.
Het voetje, dit is dus het ingeknipte ge
deelte, wordt op een rond stukje karton ge
plakt. Daar over heen brengen wij een stukje
glanzend papier, even groot als het karton
netje aan. In het stukje papier wordt de
opening van het kokertje geknipt; wij halen
daarna het papiertje heel voorzichtig om het
kokertje heen en plakken het vast.
Nu nog het kokertje met het gevlochten
matje bedekken. Wanneer het matje smaller
moet zijn wordt vóór het vlechten een bree-
de rand van het matje in het geheel afge
knipt, terwijl deze rand daarna weer op de
gewenschte breedte op den ondersten en bo
vensten rand wordt vastgeplakt.
On vader's of moeder's schrijftafel zal deze
potloodenstandaard zeker wel een plaatsje
kunnen krijgen.
Het modelletje is in de Tijdingzaal van ons
blad te zien.
W. R.
Een gekleede Middagjapon
Mimi laat mij haar poppenhuis zien.
Het is een prachtig poppenhuis, naar de
eischen des tijds ingericht. Driejarige Mimi
is er geweldig trotsch op.
„Het is keurig in orde, haar", zeg ik, „die
menschen in dat huis hebben alles wat er
noodig is."
„Wim, vijf jaar komt er ook bij staan. Hij
lacht eens tegen mc. „Veel meer dan er noo
dig'is', hè?" zegt hij'.'
Hij bekijkt het huis eens critisch. Hij ls
blijkbaar voor eenvoudige woninginrichting.
„Heb je een canapé noodig?" vraagt hij.
„Nee, eigenlijk niet."
„En een bloemenrekje?"
„Ook niet."
„En een gramofoon?"
„Daar kan je ook wel buiten."
Zoo gaat het verder. Als kinderen eenmaal
met vragen beginnen weten ze van geen op
houden. Wim rust niet voor alle voorwa
pen van het poppenhuis zijn opgenoemd.
„Er zijn maar drie poppen en wel tien stoe
len".
„Voor de visite."
„Je hoeft toch geen visite te hebben. „En
een tafel. Heb je een 'tafel noodig?"
„Natuurlijk jongen, om aan te eten im
mers."
„Maar als het móet kun je toch ook wel op
den grond eten. Jongens die kampeeren doen
het ook."
„Ja, 't kan wel."
„En een bed
„Ja, ja, je kan wel op den grond slapen",
ben ik hem voor, „maar als je zoo verder gaat
heb je eigenlijk niets noodig."
„Nee! geeft Wim grif toe, „als je maar een
huis hebt, hè? En 's winters een haardje er
in om het lekker warm te hebben
En ik vind dat opeens zoo lief en zoo wijs
bedacht. Een huis met een haardje. Wat zou
je je druk maken om tafels, stoelen, kleeden,
om al dat lastige meubilair, dat je per slot
van rekening niet eens noodig hebt? Alles
ballast, alleen het huis, de hoofdzaak, blijft.
„Maar het zou niet leuk zijn, zoo'n kaal
huis, hè?" zegt Wim dan.
Nee, leuk en gezellig zou het zeker niet
zijn. Het is nooit leuk en gezellig als we al
leen het noodige hebben en niets mer.
Het lijkt een mooie gedachte alle ballast
over boord te gooien. We hebben allemaal
wel eens van die tijden, dat we er over na
denken wat er nu eigenlijk wèl en wat er
niet op aan komt. En dan is er heel veel wat
we als overbodig aan den kant zetten.
,,'t Eenige wat voor mij werkelijke waarde
heeft, wat mij rijker en gelukkiger maakt"
heb ik eens een vrouw en moeder hooren
zeggen, „is, dat ik houd van mijn man en
kinderen."
Het was dezelfde gedachte als van kleine
Wimniets is er noodig. Alleen de hoofdzaak.
Het klinkt zoo ideaal, maar het léven is niet
zoo eenvoudig. Want een leeg huis met een
haardje is niet genoeg voor ons, we heb
ben misschien lichamelijk geen stoelen en
tafels noodig. ze zijn ons een geestelijke be
hoefte geworden. „Zoo'n huis zou niet leuk
zijn", zei Wim.
En de liefde van een vrouw en moeder is
iets heel moois en waardevols, maar wan
neer zij niet handelend op weet te treden,
niet weet te steunen en te troosten, wanneer
het huishouden in het honderd loopt, en de
kamers overhoop liggen en de kleeren niet
gemaakt worden, dan zal het daar ook
geen ..leuk. gezellig huis" zijn.
Noodig hebben we maar heel weinig. Li
chamelijk: voedsel en een huis om in uit te
rusten. Geestelijk: liefde voor elkaar. En het
is wel goed dat soms te beseffen.
Maar er zijn duizend kleinigheden, die in
ons leven gezelligheid en vreugde kunnen
brengen. Kleinigheden, die voortspruiten uit
de hoofdzaak en die zoo weldadig aandoen,
misschien juist omdat ze niet bepaald noo
dig zijn, omdat ze ons als geschenken voor
komen. En in het bedenken van zulke klei
nigheden is juist de vrouw zoo sterk!
BEP OTTEN.
No. 555 is een beeldig japonnetje van zwa
re crêpe de chine. De blouse valt tot op de
heup. eindigende in 4 schulpen. Een cein
tuurtje met gesp geeft de taillelijn aan. De
blouse heeft een uit twee strooken bestaand
belegstuk, waarvan de buitenste strook aan
den rechterkant door een lus gehaald wordt.
De mouw, die tot aan den elleboog glad is,
heeft vandaar af een waaiervormige onder
mouw, geplisseerd met een breede plissee en
gegarneerd met een rand van bolletjes. De
rok is ook geplisseerd met aan den zoom
eveneens een rand van genoemde zijden bol
letjes.
OM VEILIG GLAS EN KRISTAL
TE WASSCHEN.
Iedere huisvrouw is natuurlijk in zak en
asch, als haar glas en kristalwerk barst bij
het omwasschen. Het barsten vindt zijn
oorzaak in een ongelijkmatige uitzetting of
inkrimping van het kristal of glas, door ver
andering van temperatuur. Dit komt, door
dat glas de warmte slecht geleidt. Op deze
wijze kan het gebeuren, dat terwijl een deel
van het glas uitzet, door verhoogde tempe
ratuur, de rest van het voorwerp doordat
het nog niet de hoogere temperatuur heeft
overgenomen zijn oude omvang behoudt.
Zoo ontstaat in het glazen voorwerp een
spanning, die noodzakelijk tot een barst
moet leiden. Omgekeerd, vindt bij afkoe
ling van een deel van het kristallen of gla
zen voorwerp hetzelfde plaats. Het is dus
zaak, bij de reiniging van kristal en glas zorg
te dragen dat men het voorwerp in eens
geheel in het warmezeepsop onderdompelt.
Vooral met dik kristal moet men zeer voor-
-zichtig te werk gaan. omdat juist dit dikke
kristal heel gemakkelijk barst. Het reinigen
geschiedt door het vaatwerk (glazen, kan
nen, enz.) eerst in lauw sop om te wasschen
en daarna met warm water na te spoelen.
Het gewasschen kristal en glas moet zoo snel
mogelijk met zachte linnen doeken afge
droogd worden. Ook moet men oppassen,
dat men de afgedroogde voorwerpen, die nog
warm zijn, niet op een kouden steen en recht
bank zet. En ook niet in de tocht. Daardoor
wordt barsten voorkomen. Ons glaswerk
moet natuurlijk mooi glimmen. Wil u dus uw
karaffen, vazen of flesschen goed helder
maken, doe er dan een beetje water in met
Brusselsch zand, koffiedik of theebladen en
schud dit flink. Daarna met water riaspoe
len. Ook kan men een weinig azijn met zand
nemen om ze schoon te schudden. Is er een
vettige vloeistof in het te reinigen voorwerp
geweest, doe er dan een beetje warm water
in en verder een lepel soda en Brusselsch
zand of koffiedik. Waterkaraffen slaan soms
aan door z.g. hard water. Dit kan men ver
helpen door ze flink te schudden met sterke
azijn of verdund zoutzuur, waarna men ze
goed met veel water moet naspoelen. Aanslag
van wijn, enz. verwijdert men door in de
glazen of karaffen brandewijn te doen en ze
zoo te laten staan, totdat de aanslag opgelost
is. Ook kan men ze met brandewijn spoelen,
waarna toch in beide gevallen weer nage
spoeld moet worden met water en Brusselsch
zand of koffiedik. Men dient er vooral op te
letten dat men het kristal- en glaswerk al
tijd goed droog wrijft. En een karaf nooit
sluiten voor deze geheel en al droog is van
binnen. Dit voorkomt het dof worden.
EEN GEVAARLIJK WAPEN
Hoe zou het toch komen, dat we zoo zeider.
den lof hooren zingen van personen, die het
onderwerp van gesprek zijn? Is misschien
het lofwaardige ons niet pikant en sensatio
neel genoeg om het tot een onderwerp van
gesprek te maken? En zijn de dingen die
we afkeurend meenen te moeten bespreken
eigenlijk wel zoo groot en belangrijk? Of
zijn het misschien niets dan futiliteiten en
zouden we met een beetje goeden wil
minstens evenveel goeds en beminnelijks in
iemands gedrag kunnen opmerken als we er
nu af keurenwaardigs en belachelijks te ver
melden weten! Het is een slechte gewoonte
en niets anders dan dat, bij alle beoordee
ling steeds het ongunstigste naar voren te
brengen. Het is een gewoonte, die o zoo gauw
wordt overgenomen, die we misschien opge-
loopen hebben in den omgang met menschen
wier geest van kleinzielige, hatelijke kritiek
sterk ontwikkeld was. Zoo leerden wij ten
slotte door hun zwarten bril kijken.
Zucht tot liefdeloos spreken is heel be
smettelijk. En wat onze kinderen betreft,
hun ontwikkeling in dit opzicht hangt af van
ons voorbeeld.
De tong is zulk een gevaarlijk wapen als
wij lafhartig ons er van bedienen, ten op
zichte van degenen die zich niet kunnen ver
dedigen. Laten wij standvastig weigeren mee
te doen aan liefdclooze praatjes. Wij bewij
zen er de menschheid een grooten dienst
mee.
Over bange en bangelijke kinderen wordt
veel geschreven en gefilisofeerdmen oppert
van allerlei middelen om ze die bangheid te
doen ovenvinnen, om ze vooral niet banger
te maken dan ze zijn, om ze met zachtheid
te behandelen, om ze vooral met begrip
tegemoet te komen in hun bangigheid
maar welke groote menschen er uit die
bangelijke kinderen groeien, daarvan hoort
men eigenlijk nooit iets.
Ieder kind wordt weer anders opgevoed dan
alle andere kinderen: alle ouders zijn ver
schillend, en alle opvoedingssystemen daar
door dus ook. als er tenminste al van een
systeem in de opvoeding sprake is. Hieruit
moet dus wel volgen, dat er noodzakelijker
wijze bange kinderen verkeerd worden opge
voed, maar ook dat er zijn, die op de juiste
wijze worden behandeld, zoodat die laatste
kinderen van hun bangheid zouden genezen
zijn, voordat zij volwassenen waren.
En dit laatste meen ik te moeten betwij
felen.
De meeste kinderen zijn bang in 't donker;
hun fantasie stelt hen de meest onmogelijke
dingen voor, welke de duisternis zou kunnen
herbergen, en alleen het licht., dat alle ver
trouwde voorwerpen uit de bekende omgeving
weer te voorschijn toovert, doét dien angst
verdwijnen. Deze bangheid verdwijnt bij
velen op ouderen leeftijd: wanneer zij weten,
waar zij zich bevinden, voelen de meeste
groote kinderen geen angst meer in de hen
omringende duisternis. Alleen het volslagen
onbekende kan hun dat gevoel weer geven.
Zoo zijn er meer van die echte kinder
angsten, welke met het uittrekken der kin
derschoenen in de kast worden achterge
laten.
Maar een kind kan een angst hebben voor
iets. dat zich nog maar in zeer vagen vorm
openbaart, en dat pas op later leeftijd helder
tot uiting komt, en dat zich dan vastzet in
het karakter, waaruit het zeer moeilijk weer
te verwijderen is.
Het is waar, de ouders en opvoeders kunnen
aan die kinderangsten ook wel degelijk paal
en perk stellen, de zelfbeheersching van het'
kind, wraaraan het in het leven zooveel steun
zal hebben, aankweeken, en de dingen, waar
voor het kind bang is niet expres en zonder
noodzaak te voorschijn roepen. Maar toch
openbaart zich dan misschien bij de volwas
sene later een angst, die in andere richting
gaat, maar die vaak heel wat dieper gewor
teld schijnt te zijn, dan de oppervlakkige
bangigheid van een kind, welke weer zoo
spoedig vergeten is.
Misschien zullen er zijn die nu zeggen:
maar die menschen met hun bangheid
hooren thuis in de spreekkamer van een
zenuwspecialist! Weineen, zoo erg is het niet
Bangigheid van kinderen en
groote menschen.
met ze gesteld: ieder mensch heeft eenmaal
zijn eigenaardigheden, en bij sommigen, van
wie men dit het minst verwacht, en die rus
tig en zeker door het leven gaan. kan men
plotseling een bangheidje opmerken, dat ver
bazing wekt, maar dat aan den anderen kant
ook niet al te tragisch moet worden opgevat.
Een heer op leeftijd, die een rustigen. kal-
men indruk wekte, en die, als hij eens een
enkele keer op reis was. alles gemakkelijk
liet komen, zooals het wilde, bleek het veiliger
te vinden om uit een auto te stappen, waar
mee een familielid van hem op een groote
pont wilde rijden. En toon bleek, dat de oude
heer feitelijk bang voor water was.
In een ander geval wilde een tamelijk jonge
vrouw liever niet met een trein op reis, maar
zij maakte wel groote reizen per auto.
Zoo zijn er ontelbaar veel kleine bangig
heden en ontelbaar veel menschen, die er
mee behept zijn, en daarvoor ls voor vol
wassenen maar een enkel middel: beproeven
ze te onderdrukken, als een overwinning er
op tenminste eexj onmogelijkheid is.
Velen vinden echter die onbelangrijke
bangheid "n zeer gewichtig ding en zij meenen
dat het hun zedelijke plicht is. om aan
iedereen, die erover hooren wil, verhalen er
van tc doen. Het gevolg hiervan is. dat van
al die menschen, welke ervan op de hoogte
zijn gebracht, geëischt wordt dat zij ermee
rekening houden, omdat aan het feit zelf nu
eenmaal niets te veranderen is. Gelukkig dun
zij, van wier bangelijke klachten geen notitie
genomen wordt: zij worden wel gedwongen
hun eigen belangrijke ïkje op den achter
grond te schuiven, terwijl zij aan wier kiave
rij ties wordt toegegeven, steeds moer mede
lijden met zichzelve gaan krijgen, en het
steeds minder noodig vinden om zich in dat
opzicht wat te beheerschcn. Maar al te vaak
draait zooiest uit op zenuwziekte, al dan niet
Ingebeeld, maar die de persoon in Kwestie en
de omgeving zeer veel onaangename oogen-
blikkcn kan bezorgen. Natuurlijk kunnen niet
van eiken mensch heldendaden worden ver
wacht, zooals Lindbergh die verrichtte: we
mogen dan ook zeker er wel rond voor uit
komen, dat we iets, waartoe bepaald lichame
lijke moed noodig is, niet durven tc doen.
En wie weet, of deaene die dat zegt, niet
staaltjes van verbluffenden zcdclijkcn moed
aan den dag legt. waarover niemand een
woord spreekt.
Maar kleine, onbelangrijke angstlgheidjes,
die kunnen wij beter, vóór ons houden, en ze
in ons diepste binnenste wegstopDon, zoodat
we ze misschien op den duur zelf niet eens
meer terug kunnen vinden.
E. E. J.—P.
Karakteristieke eigenschappen van de moderne Blouse.
De nieuwe, blouses kenmerken zich door tal
van aardige variaties. Daar is de blouse met
broeden kraag; met sjaalkraag, eindigend in
een fleurige strik; de blouse met bolero-ef
fect en die met een vest van ander materiaal.
Onze teekening geeft u een paar creaties, wel
ke u eenig idee kunnen bijbrengen, wat er
op dit gebied in het lente- en zomerseizoen
geboden zal worden Men gebruikt meest
crêpe de Chine of shantung, hoewel dunne
wollen stoffen, je zelfs voile de soie in som
mige gevallen goed gebruikt kunnen worden.
Het heeft er alle schijn van, dat de blouses
weer even populair zullen worden als in het
begin van de 20e eeuw, hoewel de ontwerpen
absoluut verschillend zijn.
Wie herinnert zich niet meer de blouse met
het hooge stijve boordje met balijntjes, voor
zien van stijve bustenaadjes, blouses, die pre
cies aan sloten? Daarna plotseling als over
gang de kimonoblouses en de blouses met de
vier punten van 'n bonten zakdoek gemaakt.
Daarna hadden wij langen tij geen blouses.
Een enkele dure van crêpe de chine uitgeslo
ten, die wij alleen droegen bij een mantel-
costuum. De japonnen blijken trouwens veel
meer te voldoen, aan die bijna altijd af
zakkende rokken of de blouses, die steeds uit
de rok willen springen. Vrouwen, die bijna
geen heupen hebben doen dan ook het ver
standigst rokken te dragen, die aan een lijfje
vastzitten en de blouse daar overheen aan te
trekken, ze kunnen dus geen blouse in de rok
dragen.
Voor zulke slanke vrouwen zijn dc blouses
II, III en V zeer geschikt, omdat deze blou
ses tot onder de taillelijn vallen, de overige
modellen zijn voor de iets gezettere figuren
beter berekend, daar deze gauw te gevuld
lijken met een schootblouse of een model,
dat onder de taillelijn valt. Behalve het bo
lero-model, dat geheel iets aparts Ls, zit het
verschil meestal in de halsversiering en dc
mouw, zooals u op de teekening kunt zien.
Natuurlijk verschillen er meer details, als
het aanbrengen van bustenaadjes of dwarse
oprijgen en dergelijke, maar dat heeft met
het grondprincipe niets te maken, hoewel
het effect daardoor volkomen anders wordt.
Behalve afgepaste kraagjes van zijde of kant
ziet men veel de sjaalkraag aangewend en
de lange einden, die in een groote strik ein
digen, geven iets fleurigs aan het geheel, zie
No. IV. De groote Berthekragen „doen" het
trouwens ook altijd, zooals u op III cn VI
kunt waarnemen.
Handenborsteltjes houdt men goed hard,
door ze af en toe een paar uur in koud water
te leggen, waarin men een flinke hand zout
heeft opgelost. Hierdoor worden alle zeep
resten opgelost, die anders het borsteltje
zacht en onbruikbaar maken,
UITHUIZIG OF HUISELIJK
Van nature is de vrouw tot huiselijkheid
en gezelligheid geroepen en zij is er ook voor
te vinden. Zij combineert verbluffend! Zij
gaat graag uit, maar waardeert daarna ook
ten volle de geneugten van haar huis. Daar
waar het thuis gezellig wordt gemaakt, ook
in de moderne omgeving, keert het oude, be-
hagelijk uit vroeger tijden terug, al is het
uiterlijk ook anders.
Meer en meer is zich het leven binnens
huis weer aan het vormen, omdat men er
meer afwisseling üi gaat vinden.
De radio doet wonderen op dat gebied, al
zal men nog moeten leeren dit instrument
met mate en naar de goede waarde te leeren
genieten. Er zijn er, die 's morgens vroeg de
radio aanzetten, om deze 's avonds eerst als
zij ter ruste gaan. uit te schakelen. En heel
den Heven langen dag schalt en kwettert dit
instrument, liefst zoo luid mogelijk, terwijl
niemand er naar luistert, of tenminste er niet
de benoodigde aandacht aan schenkt. Zulk
een gebruik van de radio is niet verheffend,
het bewijst de onmuzikaliteit en minder ge
voeligheid van den bezitter. Wie werkelijk
van muziek houdt wacht het tijdstip af waar
van hij het meeste muzikaal genot verwacht
en zei zich dan aandachtig tot luisteren, Dan
zal de muziek innerlijk genoegen geven. De
vrouw is ontvankelijk voor gezelligheid, zij
koestert zich gaarne aan de intimiteit cn dc
behagelijkheid van het eigen nest'e, maar zij
wil geen dwang gevoelen, geen belemmering
van haar vrijheid. Daarom is er een tijd ge
weest dat zij uitvloog, telkens en telkens weg
vloog. Maar zij is teruggekeerd en allen koe
ren zij vanzelf weer terug. En wie nog uit
vliegt. zal ondervinden dat eigen thuis verre
te verkiezen is boven dat. wat zij als de groot
ste vrijheid voor zich-zélf wilden veroveren.
Maar de vrouw verliest haar vrouwelijken
aard niet, althans de Hollandsche vrouw
doet dat niet spoedig!
Al verschilt ons uiterlijk van vrouw-van
heden ook nóg zoo veel met het uiterlijk van
de vrouw -uit-vroeger-tijden, ons innerlijk ver
schilt niet veel.
De vrouw wil haar natuur niet verlooche
nen, al hebben zich haar denkbeelden ge
wijzigd. Haar aard is zorgzaam en hulpvaar
dig, zij geeft gaarne haar liefde en koestert
zich aan de genegenheid van haar gezin.
Zoo is het ten allen tijde geweest de vrouw
hunkert naar vrijheid, maar offert dezo
gaarne op voor haar man, voor haar kinde
ren.
En mét dit offer geeft ze zich gewon'netï
Yoor de echte, ware huiselijkheid.