FEMINA BANG. Haarlem's Dagblad Donderdag 9 April 1931 Elf is VESTJES. Het gemakkelijkste is natuurlijk om met een gevulde beurs naar het modemagazijn te gaan en zich een volledige voorjaars-garderobe aan te schaffen. Maar er zijn behalve de vrouwen met dikke beurzen ook een groot aantal met meer of minder platte beurzen. En allen hebben niettemin de wensch om zoo goed mogelijk voor den dag te komen; ge dachtig aan het gezegde dat, wie niet sterk is slim moet wezen, is het dus zaak om met beperkte middelen een zoo aardig mogelijk resultaat te bereiken. Daarbij kunnen de nieuwe vestjes die feitelijk complete blou ses zonder mouwen zijn ons uitnemende diensten bewijzen, omdat door zoo'n vestje aan een gewone rok uit onze bestaande klee- renvoorraad een geheel nieuw cachet wordt verleend, zoodat het lijkt' alsof we met een geheel nieuwe japon op de proppen komen. Het plaatje geeft een aantal van deze nieuwe modellen weer. Van links naar rechts hebben we allereerst een vestje, dat heelemaal be werkt is met het nieuwe ringetjes- of lusjes borduursel. Daar naast een vestje, dat geheel is afgezet met een geplisseerden rand. Men kan het vestje nemen in het wit, touwkieur, of in de z.g. eierschaal-kleur. Men ziet, dat zulk een combinatie van een licht vestje op een donkere rok geheel in overeenstemming is met de bestaande mode der twee kleuren combinatie, zoodat men niet hoeft te vree zen dat men in het oog zal loopen en „ieder een" zal kunnen zien, dat we van „oud" nieuw hebben gemaakt. No. 3 van links is een alleraardigst model met kwieke kap-mouw- tjes. Dit kan men nemen in wit, touw-kleur, eierschaal, turkoois, of rose crêpe. Eindelijk nog een heel apart model met gedrapeerde halslijn, dat gedacht is üi wit, citroengeel, touwkieur of zonnegeel. Wat de rok aangaat, deze blijft ongeveer van dezelfde lengte als in het vorige seizoen, namelijk „voor straat-dracht" ongeveer 35 c.M. van den grond, terwijl de avondjapon nen wat korter zijn geworden. De meeste rok ken voor sport- en wandeltoiletten zijn zeer nauw bijna tot aan de knieën, om daar over te gaan in plooien, en somtijds ook in godets, teneinde ons de noodige stap-wijdte te geven. De nieuwe mantels zijn voor het mee- rendeel twee-derde of driekwart lang en zeer eenvoudig en strak van lijn. HOE MEN DE KLEUTERS BEZIG HOUDT. Een Potlooden-Standaard. Matjes vlechten blijft steeds een aardig werkje voor de kleintjes, alleen kunnen de gevlochten matjes niet zoo goed als presentje dienst doen. Ja, moeder kan het matje als kleedje gebruiken, maar verder heeft het toch niet veel waarde. Het is voor de kinde ren zeer zeker een groote teleurstelling, wan neer zij bemerken dat het eigengemaakte handwerkje niet gebruikt wordt en geen eigen plaatsje krijgt in huis. Laten wij daarom de kleuters helpen de matjes tot bruikbare voorwerpen te verwer ken. Wij zullen beginnen met een potloo- den-standaard, waarvoor wij een klein recht vaasje of fleschje noodig hebben en dun karton. Het vaasje moet ons alleen maar helpen, maar wordt niét voor de potlooden standaard gebruikt. Wij maken dus eerst het kartonnen kokertje; daarvoor meten wij de hoogte van het vaasje; rekent hier 3 c.M. bij, ook voor de inslag wordt 2 c.M. gere kend. Het gedeelte, dat men voor de hoogte heeft meer gerekend, wordt omgeslagen of bij dik karton even geritst en daarna op 2 c.M. afstand van elkaar heel voorzichtig in- geknipt (afb. a). r iu Vervolgens maken wij van het karton een kokertje; rol hierbij het karton om hei vaasje en plak de zijkanten op elkaar. Opdat het kokertje niet open zal springen winden wij wat touw om het kokertje heen en wan neer de zijkanten goed op elkaar zijn ge plakt halen wij het touw er weer af en ook het kokertje wordt van het vaasje genomen. Het voetje, dit is dus het ingeknipte ge deelte, wordt op een rond stukje karton ge plakt. Daar over heen brengen wij een stukje glanzend papier, even groot als het karton netje aan. In het stukje papier wordt de opening van het kokertje geknipt; wij halen daarna het papiertje heel voorzichtig om het kokertje heen en plakken het vast. Nu nog het kokertje met het gevlochten matje bedekken. Wanneer het matje smaller moet zijn wordt vóór het vlechten een bree- de rand van het matje in het geheel afge knipt, terwijl deze rand daarna weer op de gewenschte breedte op den ondersten en bo vensten rand wordt vastgeplakt. On vader's of moeder's schrijftafel zal deze potloodenstandaard zeker wel een plaatsje kunnen krijgen. Het modelletje is in de Tijdingzaal van ons blad te zien. W. R. Een gekleede Middagjapon Mimi laat mij haar poppenhuis zien. Het is een prachtig poppenhuis, naar de eischen des tijds ingericht. Driejarige Mimi is er geweldig trotsch op. „Het is keurig in orde, haar", zeg ik, „die menschen in dat huis hebben alles wat er noodig is." „Wim, vijf jaar komt er ook bij staan. Hij lacht eens tegen mc. „Veel meer dan er noo dig'is', hè?" zegt hij'.' Hij bekijkt het huis eens critisch. Hij ls blijkbaar voor eenvoudige woninginrichting. „Heb je een canapé noodig?" vraagt hij. „Nee, eigenlijk niet." „En een bloemenrekje?" „Ook niet." „En een gramofoon?" „Daar kan je ook wel buiten." Zoo gaat het verder. Als kinderen eenmaal met vragen beginnen weten ze van geen op houden. Wim rust niet voor alle voorwa pen van het poppenhuis zijn opgenoemd. „Er zijn maar drie poppen en wel tien stoe len". „Voor de visite." „Je hoeft toch geen visite te hebben. „En een tafel. Heb je een 'tafel noodig?" „Natuurlijk jongen, om aan te eten im mers." „Maar als het móet kun je toch ook wel op den grond eten. Jongens die kampeeren doen het ook." „Ja, 't kan wel." „En een bed „Ja, ja, je kan wel op den grond slapen", ben ik hem voor, „maar als je zoo verder gaat heb je eigenlijk niets noodig." „Nee! geeft Wim grif toe, „als je maar een huis hebt, hè? En 's winters een haardje er in om het lekker warm te hebben En ik vind dat opeens zoo lief en zoo wijs bedacht. Een huis met een haardje. Wat zou je je druk maken om tafels, stoelen, kleeden, om al dat lastige meubilair, dat je per slot van rekening niet eens noodig hebt? Alles ballast, alleen het huis, de hoofdzaak, blijft. „Maar het zou niet leuk zijn, zoo'n kaal huis, hè?" zegt Wim dan. Nee, leuk en gezellig zou het zeker niet zijn. Het is nooit leuk en gezellig als we al leen het noodige hebben en niets mer. Het lijkt een mooie gedachte alle ballast over boord te gooien. We hebben allemaal wel eens van die tijden, dat we er over na denken wat er nu eigenlijk wèl en wat er niet op aan komt. En dan is er heel veel wat we als overbodig aan den kant zetten. ,,'t Eenige wat voor mij werkelijke waarde heeft, wat mij rijker en gelukkiger maakt" heb ik eens een vrouw en moeder hooren zeggen, „is, dat ik houd van mijn man en kinderen." Het was dezelfde gedachte als van kleine Wimniets is er noodig. Alleen de hoofdzaak. Het klinkt zoo ideaal, maar het léven is niet zoo eenvoudig. Want een leeg huis met een haardje is niet genoeg voor ons, we heb ben misschien lichamelijk geen stoelen en tafels noodig. ze zijn ons een geestelijke be hoefte geworden. „Zoo'n huis zou niet leuk zijn", zei Wim. En de liefde van een vrouw en moeder is iets heel moois en waardevols, maar wan neer zij niet handelend op weet te treden, niet weet te steunen en te troosten, wanneer het huishouden in het honderd loopt, en de kamers overhoop liggen en de kleeren niet gemaakt worden, dan zal het daar ook geen ..leuk. gezellig huis" zijn. Noodig hebben we maar heel weinig. Li chamelijk: voedsel en een huis om in uit te rusten. Geestelijk: liefde voor elkaar. En het is wel goed dat soms te beseffen. Maar er zijn duizend kleinigheden, die in ons leven gezelligheid en vreugde kunnen brengen. Kleinigheden, die voortspruiten uit de hoofdzaak en die zoo weldadig aandoen, misschien juist omdat ze niet bepaald noo dig zijn, omdat ze ons als geschenken voor komen. En in het bedenken van zulke klei nigheden is juist de vrouw zoo sterk! BEP OTTEN. No. 555 is een beeldig japonnetje van zwa re crêpe de chine. De blouse valt tot op de heup. eindigende in 4 schulpen. Een cein tuurtje met gesp geeft de taillelijn aan. De blouse heeft een uit twee strooken bestaand belegstuk, waarvan de buitenste strook aan den rechterkant door een lus gehaald wordt. De mouw, die tot aan den elleboog glad is, heeft vandaar af een waaiervormige onder mouw, geplisseerd met een breede plissee en gegarneerd met een rand van bolletjes. De rok is ook geplisseerd met aan den zoom eveneens een rand van genoemde zijden bol letjes. OM VEILIG GLAS EN KRISTAL TE WASSCHEN. Iedere huisvrouw is natuurlijk in zak en asch, als haar glas en kristalwerk barst bij het omwasschen. Het barsten vindt zijn oorzaak in een ongelijkmatige uitzetting of inkrimping van het kristal of glas, door ver andering van temperatuur. Dit komt, door dat glas de warmte slecht geleidt. Op deze wijze kan het gebeuren, dat terwijl een deel van het glas uitzet, door verhoogde tempe ratuur, de rest van het voorwerp doordat het nog niet de hoogere temperatuur heeft overgenomen zijn oude omvang behoudt. Zoo ontstaat in het glazen voorwerp een spanning, die noodzakelijk tot een barst moet leiden. Omgekeerd, vindt bij afkoe ling van een deel van het kristallen of gla zen voorwerp hetzelfde plaats. Het is dus zaak, bij de reiniging van kristal en glas zorg te dragen dat men het voorwerp in eens geheel in het warmezeepsop onderdompelt. Vooral met dik kristal moet men zeer voor- -zichtig te werk gaan. omdat juist dit dikke kristal heel gemakkelijk barst. Het reinigen geschiedt door het vaatwerk (glazen, kan nen, enz.) eerst in lauw sop om te wasschen en daarna met warm water na te spoelen. Het gewasschen kristal en glas moet zoo snel mogelijk met zachte linnen doeken afge droogd worden. Ook moet men oppassen, dat men de afgedroogde voorwerpen, die nog warm zijn, niet op een kouden steen en recht bank zet. En ook niet in de tocht. Daardoor wordt barsten voorkomen. Ons glaswerk moet natuurlijk mooi glimmen. Wil u dus uw karaffen, vazen of flesschen goed helder maken, doe er dan een beetje water in met Brusselsch zand, koffiedik of theebladen en schud dit flink. Daarna met water riaspoe len. Ook kan men een weinig azijn met zand nemen om ze schoon te schudden. Is er een vettige vloeistof in het te reinigen voorwerp geweest, doe er dan een beetje warm water in en verder een lepel soda en Brusselsch zand of koffiedik. Waterkaraffen slaan soms aan door z.g. hard water. Dit kan men ver helpen door ze flink te schudden met sterke azijn of verdund zoutzuur, waarna men ze goed met veel water moet naspoelen. Aanslag van wijn, enz. verwijdert men door in de glazen of karaffen brandewijn te doen en ze zoo te laten staan, totdat de aanslag opgelost is. Ook kan men ze met brandewijn spoelen, waarna toch in beide gevallen weer nage spoeld moet worden met water en Brusselsch zand of koffiedik. Men dient er vooral op te letten dat men het kristal- en glaswerk al tijd goed droog wrijft. En een karaf nooit sluiten voor deze geheel en al droog is van binnen. Dit voorkomt het dof worden. EEN GEVAARLIJK WAPEN Hoe zou het toch komen, dat we zoo zeider. den lof hooren zingen van personen, die het onderwerp van gesprek zijn? Is misschien het lofwaardige ons niet pikant en sensatio neel genoeg om het tot een onderwerp van gesprek te maken? En zijn de dingen die we afkeurend meenen te moeten bespreken eigenlijk wel zoo groot en belangrijk? Of zijn het misschien niets dan futiliteiten en zouden we met een beetje goeden wil minstens evenveel goeds en beminnelijks in iemands gedrag kunnen opmerken als we er nu af keurenwaardigs en belachelijks te ver melden weten! Het is een slechte gewoonte en niets anders dan dat, bij alle beoordee ling steeds het ongunstigste naar voren te brengen. Het is een gewoonte, die o zoo gauw wordt overgenomen, die we misschien opge- loopen hebben in den omgang met menschen wier geest van kleinzielige, hatelijke kritiek sterk ontwikkeld was. Zoo leerden wij ten slotte door hun zwarten bril kijken. Zucht tot liefdeloos spreken is heel be smettelijk. En wat onze kinderen betreft, hun ontwikkeling in dit opzicht hangt af van ons voorbeeld. De tong is zulk een gevaarlijk wapen als wij lafhartig ons er van bedienen, ten op zichte van degenen die zich niet kunnen ver dedigen. Laten wij standvastig weigeren mee te doen aan liefdclooze praatjes. Wij bewij zen er de menschheid een grooten dienst mee. Over bange en bangelijke kinderen wordt veel geschreven en gefilisofeerdmen oppert van allerlei middelen om ze die bangheid te doen ovenvinnen, om ze vooral niet banger te maken dan ze zijn, om ze met zachtheid te behandelen, om ze vooral met begrip tegemoet te komen in hun bangigheid maar welke groote menschen er uit die bangelijke kinderen groeien, daarvan hoort men eigenlijk nooit iets. Ieder kind wordt weer anders opgevoed dan alle andere kinderen: alle ouders zijn ver schillend, en alle opvoedingssystemen daar door dus ook. als er tenminste al van een systeem in de opvoeding sprake is. Hieruit moet dus wel volgen, dat er noodzakelijker wijze bange kinderen verkeerd worden opge voed, maar ook dat er zijn, die op de juiste wijze worden behandeld, zoodat die laatste kinderen van hun bangheid zouden genezen zijn, voordat zij volwassenen waren. En dit laatste meen ik te moeten betwij felen. De meeste kinderen zijn bang in 't donker; hun fantasie stelt hen de meest onmogelijke dingen voor, welke de duisternis zou kunnen herbergen, en alleen het licht., dat alle ver trouwde voorwerpen uit de bekende omgeving weer te voorschijn toovert, doét dien angst verdwijnen. Deze bangheid verdwijnt bij velen op ouderen leeftijd: wanneer zij weten, waar zij zich bevinden, voelen de meeste groote kinderen geen angst meer in de hen omringende duisternis. Alleen het volslagen onbekende kan hun dat gevoel weer geven. Zoo zijn er meer van die echte kinder angsten, welke met het uittrekken der kin derschoenen in de kast worden achterge laten. Maar een kind kan een angst hebben voor iets. dat zich nog maar in zeer vagen vorm openbaart, en dat pas op later leeftijd helder tot uiting komt, en dat zich dan vastzet in het karakter, waaruit het zeer moeilijk weer te verwijderen is. Het is waar, de ouders en opvoeders kunnen aan die kinderangsten ook wel degelijk paal en perk stellen, de zelfbeheersching van het' kind, wraaraan het in het leven zooveel steun zal hebben, aankweeken, en de dingen, waar voor het kind bang is niet expres en zonder noodzaak te voorschijn roepen. Maar toch openbaart zich dan misschien bij de volwas sene later een angst, die in andere richting gaat, maar die vaak heel wat dieper gewor teld schijnt te zijn, dan de oppervlakkige bangigheid van een kind, welke weer zoo spoedig vergeten is. Misschien zullen er zijn die nu zeggen: maar die menschen met hun bangheid hooren thuis in de spreekkamer van een zenuwspecialist! Weineen, zoo erg is het niet Bangigheid van kinderen en groote menschen. met ze gesteld: ieder mensch heeft eenmaal zijn eigenaardigheden, en bij sommigen, van wie men dit het minst verwacht, en die rus tig en zeker door het leven gaan. kan men plotseling een bangheidje opmerken, dat ver bazing wekt, maar dat aan den anderen kant ook niet al te tragisch moet worden opgevat. Een heer op leeftijd, die een rustigen. kal- men indruk wekte, en die, als hij eens een enkele keer op reis was. alles gemakkelijk liet komen, zooals het wilde, bleek het veiliger te vinden om uit een auto te stappen, waar mee een familielid van hem op een groote pont wilde rijden. En toon bleek, dat de oude heer feitelijk bang voor water was. In een ander geval wilde een tamelijk jonge vrouw liever niet met een trein op reis, maar zij maakte wel groote reizen per auto. Zoo zijn er ontelbaar veel kleine bangig heden en ontelbaar veel menschen, die er mee behept zijn, en daarvoor ls voor vol wassenen maar een enkel middel: beproeven ze te onderdrukken, als een overwinning er op tenminste eexj onmogelijkheid is. Velen vinden echter die onbelangrijke bangheid "n zeer gewichtig ding en zij meenen dat het hun zedelijke plicht is. om aan iedereen, die erover hooren wil, verhalen er van tc doen. Het gevolg hiervan is. dat van al die menschen, welke ervan op de hoogte zijn gebracht, geëischt wordt dat zij ermee rekening houden, omdat aan het feit zelf nu eenmaal niets te veranderen is. Gelukkig dun zij, van wier bangelijke klachten geen notitie genomen wordt: zij worden wel gedwongen hun eigen belangrijke ïkje op den achter grond te schuiven, terwijl zij aan wier kiave rij ties wordt toegegeven, steeds moer mede lijden met zichzelve gaan krijgen, en het steeds minder noodig vinden om zich in dat opzicht wat te beheerschcn. Maar al te vaak draait zooiest uit op zenuwziekte, al dan niet Ingebeeld, maar die de persoon in Kwestie en de omgeving zeer veel onaangename oogen- blikkcn kan bezorgen. Natuurlijk kunnen niet van eiken mensch heldendaden worden ver wacht, zooals Lindbergh die verrichtte: we mogen dan ook zeker er wel rond voor uit komen, dat we iets, waartoe bepaald lichame lijke moed noodig is, niet durven tc doen. En wie weet, of deaene die dat zegt, niet staaltjes van verbluffenden zcdclijkcn moed aan den dag legt. waarover niemand een woord spreekt. Maar kleine, onbelangrijke angstlgheidjes, die kunnen wij beter, vóór ons houden, en ze in ons diepste binnenste wegstopDon, zoodat we ze misschien op den duur zelf niet eens meer terug kunnen vinden. E. E. J.—P. Karakteristieke eigenschappen van de moderne Blouse. De nieuwe, blouses kenmerken zich door tal van aardige variaties. Daar is de blouse met broeden kraag; met sjaalkraag, eindigend in een fleurige strik; de blouse met bolero-ef fect en die met een vest van ander materiaal. Onze teekening geeft u een paar creaties, wel ke u eenig idee kunnen bijbrengen, wat er op dit gebied in het lente- en zomerseizoen geboden zal worden Men gebruikt meest crêpe de Chine of shantung, hoewel dunne wollen stoffen, je zelfs voile de soie in som mige gevallen goed gebruikt kunnen worden. Het heeft er alle schijn van, dat de blouses weer even populair zullen worden als in het begin van de 20e eeuw, hoewel de ontwerpen absoluut verschillend zijn. Wie herinnert zich niet meer de blouse met het hooge stijve boordje met balijntjes, voor zien van stijve bustenaadjes, blouses, die pre cies aan sloten? Daarna plotseling als over gang de kimonoblouses en de blouses met de vier punten van 'n bonten zakdoek gemaakt. Daarna hadden wij langen tij geen blouses. Een enkele dure van crêpe de chine uitgeslo ten, die wij alleen droegen bij een mantel- costuum. De japonnen blijken trouwens veel meer te voldoen, aan die bijna altijd af zakkende rokken of de blouses, die steeds uit de rok willen springen. Vrouwen, die bijna geen heupen hebben doen dan ook het ver standigst rokken te dragen, die aan een lijfje vastzitten en de blouse daar overheen aan te trekken, ze kunnen dus geen blouse in de rok dragen. Voor zulke slanke vrouwen zijn dc blouses II, III en V zeer geschikt, omdat deze blou ses tot onder de taillelijn vallen, de overige modellen zijn voor de iets gezettere figuren beter berekend, daar deze gauw te gevuld lijken met een schootblouse of een model, dat onder de taillelijn valt. Behalve het bo lero-model, dat geheel iets aparts Ls, zit het verschil meestal in de halsversiering en dc mouw, zooals u op de teekening kunt zien. Natuurlijk verschillen er meer details, als het aanbrengen van bustenaadjes of dwarse oprijgen en dergelijke, maar dat heeft met het grondprincipe niets te maken, hoewel het effect daardoor volkomen anders wordt. Behalve afgepaste kraagjes van zijde of kant ziet men veel de sjaalkraag aangewend en de lange einden, die in een groote strik ein digen, geven iets fleurigs aan het geheel, zie No. IV. De groote Berthekragen „doen" het trouwens ook altijd, zooals u op III cn VI kunt waarnemen. Handenborsteltjes houdt men goed hard, door ze af en toe een paar uur in koud water te leggen, waarin men een flinke hand zout heeft opgelost. Hierdoor worden alle zeep resten opgelost, die anders het borsteltje zacht en onbruikbaar maken, UITHUIZIG OF HUISELIJK Van nature is de vrouw tot huiselijkheid en gezelligheid geroepen en zij is er ook voor te vinden. Zij combineert verbluffend! Zij gaat graag uit, maar waardeert daarna ook ten volle de geneugten van haar huis. Daar waar het thuis gezellig wordt gemaakt, ook in de moderne omgeving, keert het oude, be- hagelijk uit vroeger tijden terug, al is het uiterlijk ook anders. Meer en meer is zich het leven binnens huis weer aan het vormen, omdat men er meer afwisseling üi gaat vinden. De radio doet wonderen op dat gebied, al zal men nog moeten leeren dit instrument met mate en naar de goede waarde te leeren genieten. Er zijn er, die 's morgens vroeg de radio aanzetten, om deze 's avonds eerst als zij ter ruste gaan. uit te schakelen. En heel den Heven langen dag schalt en kwettert dit instrument, liefst zoo luid mogelijk, terwijl niemand er naar luistert, of tenminste er niet de benoodigde aandacht aan schenkt. Zulk een gebruik van de radio is niet verheffend, het bewijst de onmuzikaliteit en minder ge voeligheid van den bezitter. Wie werkelijk van muziek houdt wacht het tijdstip af waar van hij het meeste muzikaal genot verwacht en zei zich dan aandachtig tot luisteren, Dan zal de muziek innerlijk genoegen geven. De vrouw is ontvankelijk voor gezelligheid, zij koestert zich gaarne aan de intimiteit cn dc behagelijkheid van het eigen nest'e, maar zij wil geen dwang gevoelen, geen belemmering van haar vrijheid. Daarom is er een tijd ge weest dat zij uitvloog, telkens en telkens weg vloog. Maar zij is teruggekeerd en allen koe ren zij vanzelf weer terug. En wie nog uit vliegt. zal ondervinden dat eigen thuis verre te verkiezen is boven dat. wat zij als de groot ste vrijheid voor zich-zélf wilden veroveren. Maar de vrouw verliest haar vrouwelijken aard niet, althans de Hollandsche vrouw doet dat niet spoedig! Al verschilt ons uiterlijk van vrouw-van heden ook nóg zoo veel met het uiterlijk van de vrouw -uit-vroeger-tijden, ons innerlijk ver schilt niet veel. De vrouw wil haar natuur niet verlooche nen, al hebben zich haar denkbeelden ge wijzigd. Haar aard is zorgzaam en hulpvaar dig, zij geeft gaarne haar liefde en koestert zich aan de genegenheid van haar gezin. Zoo is het ten allen tijde geweest de vrouw hunkert naar vrijheid, maar offert dezo gaarne op voor haar man, voor haar kinde ren. En mét dit offer geeft ze zich gewon'netï Yoor de echte, ware huiselijkheid.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 15