BRIEF UIT INDIë.
FILMKUNST.
E. A. Dupont's „Gekooide Menschen".
alle andere aanwezigen in het ronde toren
huis op de klippen deze met zich mee slepen.
Behalve Dupont is ook Ozep in „Karama-
zoff" (een film die helaas nog niet in Haar
lem vertoond werd) er in geslaagd van den
tooneelspeler Kortner een wezen te maken
dat ziel en leven en sfeer uitstraalt, zoodra
het zich vertoont op het witte veld, het doek
met het magische uitzicht op de wereld der
verbeelding. Kortner in Karamazof en Kort
ner in „Menschen im Kafig" zijn evenemen
ten van de film, synthesen van den regis
seur. Hetzelfde geldt voor Conrad Veidt,
Heinrich George en de eenige vrouw in de
film, Tala BirelL
De inhoud komt op het volgende neer. Een
vuurtorenwachter (Kortner) treedt met een
jonge vrouw in het huwelijk (Tala Birell).
Hij merkt niet dat haar jeugd als zand aan
zijn handen ontglijdt; de assistent Cass
(George) een zinnelijke reus, haalt de vrouw
over met hem te vluchten, op een nachtelijk
oogenblik spoelt een schipbreukeling aan
(Veidt).
Hij is voor de vrouw de verpersoonlijking
van wereldsche verfijning, weelde, liefde,
rijkdom, charme. Zij blijft om hem op den
toren. De echtgenoot merkt van dit alles
niets. Tot het conflict een uitbarsting ver
oorzaakt. Cass en de schipbreukeling Kings-
ley raken aan het vechten. De vrouw kijkt in
doodsangst toe en schiet Cass neer. Kingsley
blijkt een voortvluchtig directeur van een
verzekeringsmaatschappij te zijn. Cass die
dit te weten was gekomen had van zijn
kennis gebruik gemaakt om Kingsley uit de
nabijheid van de begeerde vrouw te weren.
Kingsley weigerde echter op zijn voorstellen
in te gaan. De politieboot komt. De vuur
torenwachter die de biecht van zijn vrouw
heeft aangehoord, doet het voorkomen alsof
Cass door een kogel uit zijn eigen revolver
dat hij schoon wilde maken, gedood is. De
politieambtenaren arresteeren echter den
schipbreukeling in wien zij den voortvluchti-
gen directeur erkennen.
Dit is behoudens eenige complicaties die
wij hier kortheidshalve onvermeld laten
de inhoud van den film.
Dupont stelde zich tot taak de benauwenis
binnen de ronde wanden van den eenzamen
toren uit te beelden. Hij is daar o.i. in ge
slaagd, dank zij de prachtige contrastwer
kingen tusschen geluid en beeld, en dank zij
de superieure behandeling en psychologische
ontleding van de types Cass, Kingsley, Tala
en den vuurtorenwachter. Het noodlot dat
deze menschen naar het duistere doel jaagt
is bijna zichtbaar, hoorbaar, tastbaar, in de
ronde gladde wanden, den krassenden, nasaal
klinkenden luidspreker, de wilde zee, de dood-
sche klippen, de krijschende meeuwen, de
regen tegen de kleine ruitjes, een nerveus
trommelende voet, waarvan het tap-tap-tap-
tap nog doorklinkt als de camera het object
dat het geluid veroorzaakt, al heeft losge
laten, en haar blik langs de flanken van den
toren glijden laat, langs de groote lampen, de
jagende wolken.
Het is onontkoombaar, dit zwarte noc/llot,
geboren uit hartstocht en vreeselijke een
zaamheid.
De vier hoofdpersonen geven stuk voor stuk
prachtig spel. Wij bevelen dezen film in een
ieders belangstelling aan; vooral ook, omdat
het een kunstfilm is van algemeen-mensche-
lijke strekking, eenvoudig in uitingswijze,
sober van structuur. Een film voor iedereen.
UIT DE NATUUR.
De Engelsche natuuronderzoeker Oliver G.
Pike vertelt in een tijdschrift;
Eenige dagen geleden kwam ik voorbij een
plaats, waar eenige konijnen vredig zaten te
knabbelen. Nauwelijks had een van hen mij
gezien, of hij stampte heftig met zijn ach ter -
pooten op den grond en ging er vandoor. Een
konijn, dat wat verder op zat, stampte even
eens met de achterpooten nog zonder mij
gezien te hebben! en koos toen ook het
„hazenpad". Dit stampen is een waarschu-
wingsteeken, dat soms over geheele afstan
den doorgegeven wordt.
In de eerste dagen van deze lente zag ik
een zwerm kieviten, die luid riepen in een
weiland dicht bij mijn woning. Het was juist
na zonsopgang en ik hoorde aan hun geroep,
dat er iets niet in orde was. Dit was ook in
derdaad het geval. Een paar minuten later
zag ik een blijkbaar zeer angstige kat uit een
heg te voorschijn springen en zich vlug uit
de voeten maken. Een stuk of zes booze kie
viten volgden de kat en schoten telkens uit
de lucht op haar neer.
Het is eigenaardig, hoe de vogels lang
zamerhand gewoon zijn geraakt aan de vlieg
machines. Toen deze pas in de lucht begon
nen te verschijnen, gingen patrijzen plat op
den grond liggen als een vliegtuig naderde en
leeuweriken kropen weg in lang gras, waar
zij bleven tot het veronderstelde gevaar ge
heel geweken was.
DE MAHATMA EN DE KUNST-
ZIJDE.
Het gebruik van kunstzijden draad moet
geleidelijk in Britsch-Indië worden prijsge=
geven, heeft Gandhi dezer dagen volgens een
Reuter-bericht uitgemaakt. Dit decreet is
geheel in overeenstemming met den aard
van den Mahatma, Zijn regel blijft een een
voudig leven en denken van hooge orde.
Eigenbereid zout heeft zijn goedkeuring,
kunstzijde zelfs al was ze thuis geweven
heeft die goedkeuring niet. Gandhi heeft
onlangs ook al uitgemaakt dat het salaris
van den Onderkoning eens zal moeten worden
teruggebracht tot 37.1Ö.0 per maand. In
het Beloofde Land van Swaraj of Zelfbestuur
kan geen onderkoning in gouden ducaten of
wat daarmee overeenkomt rollen of er méé
rollen. En kunsttzijden kousen zullen in de
zalen van het onderkoninklijk paleis door af
wezigheid schitterenals overal elders. En
aangezien 37.10.0 per maand zeker weinig
of geen kousen van echte zijde kan „dragen",
zal waarschijnlijk de victorie van de lange
rokken in New Delhi beginnen.
De genadige mode zal er de in huiselijke
weefsel gekleede beenen met den mantel der
liefde bedekken. Een veto op het dragen
van kunstzijde kon worden verwacht in dat
land, van dezen leider. Kunstzijde gaat moei
lijk samen met ernst en verheffing. Echte
zijde moet verdacht zijn bij hen, die het een
voudige bestaan prediken; en kunstzijde
voegt het element van het bedrog bij dat van
praal.
Kingsley en de vuurtorenwachter Kortner)A
Feesten.
door EEN CONTROLEUR B- B.
Ik heb hier twee soorten bestuurswerk n.l.
in Siak, waar tamelijk geregelde toestanden
heerschen in het Sultanaat (alles is er goed
geregeld en loopt tamelijk vlug) en in Kam-
par Kiri, waar ik waarneem. Daar zijn het,
op sommig gebied nog eigenaardige oertoe
standen. Ze doen daar als ze de kans schoon
zien, nog aan veemgerichten en voeren zelf
de vonnissen, meest doodvonnissen uit. Dat is
natuurlijk verboden en de veemmoordenaars
worden op hun beurt weer door mij veroor
deeld. Want je bent hier als Controleur tevens
Leider van de Groote Kerapatan, soort In-
landsahe rechtbank, die tot alle straffen
zelfs doodstraf, bevoegd is. In Kampar Kiri
zijn ook drie vorsten, maar zij zijn niet erg
belangrijk. Ze hebben respectievelijk maar
50, 35 en 25 gulden tractement per maand.
De kleinste heeft maar 100 onderdanen en
kan lezen noch schrijven. Dan krijg ik er den
kelijk deze maand nog bij het Sultanaat
Pelalawan, tamelijk groot, een 14000 zielen
maar een wat verwaarloosde boel. Ik zit dus
dik in mijn „jongere broeders", zooals de
verhouding tot die Radja's aangeduid wordt,
De Sultan van Siak is een aardige man. Hij
spreekt wat Hollandsch, woont in een schit
terend paleis en is pas getrouwd met een
heel jong, aardig vrouwtje. Ik kom er tame
lijk geregeld voor dienst, maar ook voor con
versatie. Ik zit hier in een centrum van on
derwijs, n.l. een Hollandsch-Inl. school met
7 leerkrachten, waaronder 3 Europeesche
verder een Iniandsche school met drie onder
wijzers (Inlanders) en nog een Iniandsche
meisjesschool met een aardig Inlandsch on
derwijzeresje.
In de Pinksterdagen maakte ik met een
bevriende familie een uitstapje naar Fort de
Koek in mijn Rugby, die nog altijd zijn best
doet.
Zaterdagmorgen togen we op weg. na een
heel drukke week die ik in Pakan Baroe had
gehad, waar altijd veel werk is op te knap
pen en waar bovéndien een stelletje mensohen
woont, die altijd op plezier uit zijn. Het was
dus eiken avond feest en ik ging geen avond
vóór 1 uur naar bed. Ik was dus blij toen
ik Zaterdagmorgen om 8 uur in de auto kon
stappen. De rit was weer prachtig. We reden
heen en weer met open kap; dan geniet je
veel meer van al het moois, al wordt je dan
ook zoo rood als een biet; een van mijn met
gezellen was zelfs paars aangeslagen. We
lunchten halverwege in de keurige nieuwe
Passengrahan van Moeara Mahat, en waren
om 6 uur op Pajacombo, waar ik plaats had
besproken in de Passengrahan. Daar lekker
gemandied, gegeten en verder rustig thuis
gebleven en tamelijk vroeg naar bed. Den
volgenden morgen om 6 uur opgestaan, ge
noten van een kopje koffie in de lekkere
koelte en de vrienden geïntroduceerd op de
passar. waar ze een massa inkoopen moesten
doen. Om 9 uur ging ik in mijn Rugby in
daverende vaart naar Fort de Koek, tot het
bijwonen van de paardenraces. Daar was het
heel goed. De races zelf waren niet zoo bij
zonder; ik gokte ook niet mee, maar de
entourage was des te aardiger. De tribune
vol met Europeanen en deftige Inlanders,
Hoofden, enz. En op het raceveld, op de
heuvels een duizenden koppen sterke In
iandsche massa, in Zondagsche pakjes,
kakelbont, een verbazend boeiend gezicht. Op
de tribune, waar ik natuurlijk heen ging, was
het heele B. B. van de Westkust present.
Van Gouverneur tot jongmaatje toe. Ik
kende er al velen van en maakte met de
overigen en de dames kennis. Ze waren allen
verbaasd den Controleur van Siak aan te
treffen, vinden dat nog steeds een oord dat
veel te ver weg ligt en vanwaar niemand
wat onderneemt.
Maar dan kennen ze mij niet! Ik stelde
mezelf maar voor als „vertegenwoordiger
van de Oostkust", ik was immers de eenige
controleur van daar!
Ik amuseerde me best, ging om 12 uur weg.
daar ik mijn auto naar Pajacombo moest
sturen om de vrienden weer op te halen. Den
volgenden morgen om 8 uur op weg voor de
terugreis. Eerst nog een bezoek aan de schit
terende kloof van Harau. Het weer was weer
prachtig en we maakten op ons gemak de
mooie reis naar Payan Baroe. Daar was
warempel weer fuif en dansen, wat ik tot
12 uur meemaakte, daarna aan boord van de
Hevea, mijn boot, en de volgende morgen
om 6 uur, waren we op Siak terug, voldaan
en opgefrischt. Dus weer hard aan het werk!
Het gaat me hier steeds beter bevallen, ik
voel er me nu heelemaal thuis, heb, wat ik
altijd noem, wortel geschoten. Maar het is
wel bar druk. Veel kantoor, veel op reis en
veel bezoek! Vandaag had ik een conferentie
met den Sultan over de feesten die deze week
beginnen en die hun hoogtepunt bereiken in
het avondfeest, den volgenden Zaterdag,
wanneer heel Pakan Baroe op Siak te gast
komt.
Het zullen drukke dagen worden! Ik heb
dan liefst 9 logés.
Ziezoo, de voorbereidingen voor de Sultans-
feesten zijn begonnen! De vorige week kwa
men er op Siak al een massa Iniandsche
feestgangers, districthoofden enz., die alle'
maal op kantoor bij me kwamen kletsen, wat
geweldig ophoudt. Maar dat hoort bij je
baantje. Donderdag begon de feesterij, eerst
het officieele, n.l. de plechtigheid der kroning
van de nieuwe Sultana. Als speciale gunst
mocht ik daarbij tegenwoordig zijn, want het
was eigenlijk alleen toegankelijk voor de In
iandsche vrouwen. Maar Ik mocht in het
paleis om een hoekje gluren. Om 9 uur kwam
de Sultan met eega in mooie optocht aan en
betraden de troon. Toen werd het formulier
der kroning voorgelezen en daarna brachten
de Iniandsche vrouwen hun eerbetoon. Dat
bestond uit een wandeling naar de troon
en het kussen van de knie van Sultan en
Sultana. Echter mochten ze er maar niet zoo
naar toe loopen. maar om de drie passen
moesten de stakkerds de sembang (hurking)
maken, totaal wel 15 keer. Dat viel de vele
oude vrouwen lang niet mee. Het was een
eentonig gezicht, zoo'n 30 maal hetzelfde!
Maar alles was heel mooi van kleeding en
kleur. Daarna sprak een oud moedertje een
gebed uit en daarmede was de plechtigheid
afgeloopen.
's Avonds was er opening van de bangsa-
wan, een soort Iniandsche operette. Ik ging
er met de geheele élite, van wit tot zwart,
van Siak heen. Den volgenden dag werden er
voor het paleis nationale dansen uitgevoerd.
Ik zat deftig tusschen Sultan en Sultana in
te koekeloeren. Ik had er niet op gerekend
en zat er dus in een niet al te schoon uni
form. Ik ging er n.l. heen om eventueele
dobbelaars op te pakken en werd plots voor
die deftige ontvangst gestrikt. De 28ste was
de groote dag van het avondfeest bij den
Sultan. Eerst op kantoor hard geploeterd om
alles nog klaar te krijgen en om 6 uur des
avonds kwamen de gasten uit Pakan Baroe,
die allen bij mij logeerden, liefst 13 in totaal
Maar mijn huis is nu eenmaal rekbaar dus
kon ik ze allen bergen. Een echtpaar in mijn
bed, een ander in dat van mijn boy, en de
logeerkamer voor een echtpaar met dochter.
Ik met twee andere vrouwlooze mannen in
mijn kantoor op veldbedden. Maar van slapen
is toch niet veel gekomen, zooals u straks zult
hooren. Na een koelen dronk en mandiën werd
er toilet gemaakt, nog wat gegeten en om
dik 9 uur ging ik naar het paleis, waar ik
als opperceremoniemeester moest fungecren.
Het paleis zag er prachtig uit, van buiten
schitterend geïllumineerd. Na een poosje
kwamen de gasten, die door mij aan Sultan
en Sultana werden voorgesteld. Er waren een
veertig Europeanen en heel veel Iniandsche
notabelen. Al gauw liet ik de muziek spelen,
een heel goed strijkje uit Singapore en het
dansen begon. Ik heb me dien avond haast
ziek gedanst en als ik nu vertel dat de fuif
pas om 5 uur in den morgen was afgeloopen,
snapt u wel dat ik nu nog last van mijn
voeten heb. Maar het slaagde. Even een on*
gelukje bij 't nemen van een foto, toen door
dat gebruik werd gemaakt van een te groote
lading magnesium, een glazen luchter zich
begaf en boven op de beroemde glazen tafel
des Sultans terecht kwam. De tafel ging
daardoor aan gruzelementen, een schadepost
van zeker 500 gulden. Een begin van brand
kon gelukkig nog net gebluscht worden. Om
half zes waren we thuis en werd er even
geslapen, maar niet lang, want om 8 uur was
alles weer present. Veel koffie verwerkt, bij
liters, toen ontbeten en daarna naar de ten
niswedstrijden tusschen Slak, Pakan^Baroe en
Bengkalis. Het waren echt nationale wed
strijden. De eerste prijs werd gewonnen door
Chineezen, de tweede door Japanners, de
derde door Inlanders en de vierde door de
Europeanen (die de fuif nog zwaar in de
beenen hadden). Daarna pingpong-wedstrijd
bij mij thuis, een stampvolle voorgalerij met
alle rassen en standen door elkaar. Toen
dat ook was afgeloopen had ik 12 gasten aan
mijn goreng tafel, die het zich best lieten
smaken. Om drie uur vertrokken de Pakan-
Baroe-gasten met de boot; die van Bengkalis
waren al eer vertrokken en de rust op Siak
keerde terug. Het voornaamste was tenmin-
Klngsley voor Tiet lijk van Cass.
Voortreffelijk en hoogst indrukwekkend filmwerk
door L. A.
jGeorge, Veidt (Kingsley) en Tala Birell, de vrouw van den vuurtorenwachter.
[l[ n de artikelen over amusementsfilm en
til filmkunst, die gemeenlijk in dit bijvoeg-
I sei gepubliceerd worden, hebben wij
-11 steeds onderscheid gemaakt tusschen de
onafhankelijke, vrije pogingen, van de
tjonge regisseurs, die niet voor de Industrie
iwerken en de arbeid van de kunstenaars die
hun krachten wel aan het groote Bedrijf ge
ven en die met meer of minder succes, al
naar gelang van hun weerstandsvermogen
en hun invloed, zich zelf trachten te blijven.
Tot de besten dezer groep behoort E. A.
Dupont, de regisseur onder anderen van
„Variété" en de geluidsfilms „Atlantic" en
„Zwei Weiten". „Atlantic" was een evolutie,
omdat het een stoutmoedige poging was tot
oorspronkelijkheid. En al was de tijd er nog
niet naar, dat deze poging met volledig suc
ces bekroond kon wordentoch was de
tweeslachtigheid van „Atlantic" aantrekke
lijker dan de schijnbare gaafheid van „Zwei
Weiten", een film die hoe indrukwekkend
ook veel minder „zuivere film" was dan
Atlantic".
Tijdens de vertooning van „Zwei Weiten"
In het theater Tuschinsky, hadden wij een
gesprek met E. A. Dupont en voor zoover dit
nog noodig was bevestigde dit onderhoud
onze meening over de zeer ernstige opvat
tingen van dezen Duitschef over zijn roeping
als kunstenaar in een milieu welks verte
genwoordigers maar al te zeer geneigd zijn
de talenten van hun „personeel" te verstik
ken in den commercieelen vijver, waar het
.bioscoopbedrijf in verankerd is.
knappe tooneelspelers zijn, zoowel uit mi
misch als dramatisch oogpunt; de verleiding
hun voortreffelijke eigenschappen als too
neelspelers uit te buiten, moet dus wel groot
zijn en het zijn alleen de zeer grooten die
van den acteur van vleesch en bloed, met
het schallende en willige stemgeluid, met
het expressieve gelaat, met de machtige
theatrale gebaren, een filmacteur weten te
maken, het wonderlijke wezen dat een
conglomeraat van zwart en wit, van licht en
duisternis is, het wezen, dat uit de schim
mige onwezenlijkheid plotseling indrukwek
kend en vervaarlijk groot te voorschijn kan
treden om weer opgelost te worden in tien-
Dupont is er wonderbaarlijk goed in ge
klaagd zich zelf te blijven en vooral na het
dubieuze werk „Zwei Weiten" geeft hij
ons in „Menschen im Kafig" als het ware
nogmaals de verzekering, dat de groote
schepper van Variété een onafhankelijk ci
neast is gebleven, alls vroegere wederwaar
digheden en booze verleidingen ten spijt.
Ook voor Dupont zelf was „Gekooide -men
schen" in zekeren zin een proef op de som,
na een periode van zoeken en experimen
teeren.
Dit bleek ons wel duidelijk uit zijn eigen
hiededeelingen over de film en in het bij
zonder over enkele fragmenten die hij als
zuivere geluidsfilm geslaagd vond.
„Menschen im Kafig" is voor ons gevoel
niet alleen een overwinning op de normale
moeilijkheden die een veeleischend regisseur
gemeenlijk overwinnenmoet, doch vooral op
de eigenaardige belemmering die schuilt in
het zeer groote kunstenaarschap van de
spelers, het materiaal van den regisseur. Dit
klinkt paradoxaal, maar het is nochtans
onbetwistbaar, dat acteurs als Kortner,
George, Graetz en andere grootheden die in
„Menschen im Kafig" en andere films van
Dupont optraden, voor alles weergaloos
Heinrich George als Cass.
tallen voorbijflitsende fragmenten, een
hand, een rug, een voet, een mond, een oog,
of een kreet alleen, een snik, een gil, een
woord, opbloeiend uit het niets. En juist
uit dat vermogen om van den geboren too
neelspeler een filmacteur te maken, blijkt
het meesterschap van een man als Du
pont. Wat was Kortner als Dreyfus? Een
automaat, een sprekende fotografie, een
luidspreker. In „Menschen im Kafig" is hij
de cinegrafische verbeelding van een groot
moedig mensch, een sterfelijk wezen, dat de
loodzware sfeer van het leven in den som
beren vuurtoren-met zich meedraagt, zooals