om het russisi :he goudfonds. Biographieen in een notedop. ate afgeloopcn. Den volgenden morgen waren er kinderspelen en optocht met aubade die ik met Sultan en Sultane op de tribune mee maakte En de rest van de week Is het ook aldoor druk geweest met roeiwedstrijden, volksspelen enz. Vandaag werd lk aangenaam verrast door het bezoek van een jongen olifant. Een In lander had op een uur afstand van Siak drie wijfjes geschoten en kwam mij het jong aanbleeden, een maand of drie oud, een aardig dier. Ik gaf het bij vrienden ter ver zorging, want ik ben te weinig thuis. Ik stuur het waarschijnlijk naar den dieren tuin te Weenen. Zoo maak je hier van alles mee. Zoo Juist hoor ik de K. P. M. fluiten, dus ik moet direct naar boord om diverse zaken met passecrende menschen af te doen. Ik genoot vandaag van een rust!gen Zondag en liep den gehcelen dag in mijn meest geliefde dracht, de kimono! Dus nu vlug een schoon wit pakje aan schieten en de dienst begint weer. VERDACHT AVONTUUR IN EEN WARENHUIS. Een lezeres van een Berlijnsch ochtend blad schildert hier een ware gebeurtenis, die zij zelf, in een warenhuis te Berlijn heeft beleefd. Ik ging naar een warenhuis om kousen te koopen. Het liep tegen 12 uur. Er waren slechts betrekkelijk weinig koopers in de doorgangen tussehen de toonbanken, waar achter de hongerig wordende bedienden op aflossing wachtten. Een tafel, waarop in schilderachtige wanorde handtasschen in verschillende kleuren lagen, trok mijn aan dacht. Ik bleef staan en greep, voor de hand weg, twee tasschen uit den hoop en hield ze, onderzoekend, een oogenblik in de hand. Plotseling voelde lk, van terzijde, een lich ten druk op mijn arm. Een in het zwart ge- kleede vrouw, jong en elegant, zij het dan ook eenleszins in het oog vallend ongemaakt, ging dicht naast mij staan. ..Neern die din gen toch mee. Neen, niet die gele, maar die grijze wildlederen", fluistert zij mij toe. Ver bluft keek ik haar aan. „Gauw toch", fluistert zij dringender. „De verkoopster heeft zich juist omgedraaid. Vlug. schuif het ding in uw actentasch, geen mensch ziet het en ik kan zwijgen". Ik ben zoo verrast, dat ik voor het oogen blik geen adem voor een antwoord heb. Is dat een dievegge, denk ik bliksemsnel, die zelf den moed niet heeft voor de daad? Of misschien een detective, die bezoekers van 't warenhuis in verzoeking tracht te brengen om wellicht door 't betrappen van een da der een goed nummer bil de directie te krij gen of een vaste aanstelling? Of misschien een krankzinnige? „Gauw toch, gauw!" klinkt het daar weer in mijn oor en de dunne vin gers der onbekende omvatten pijnlijk mijn arm. Om hulp zoekende, kijk ik om. Inderdaad, niemand ziet hierheen. Alleen aan de boe- kentoonbank, zoowat twintig passen verder, staat een enkele heer: meloen in den nek, rood velvet maangezicht. Schijnbaar geïn- tresseerd, bladert hij in de brochures; slechts af en toe werpt hij van onder den rand van zijn hoed een blik hierheen. „Vooruit toch, vooruit toch!" sist de on bekende. Nu verzamel ik al mijn moed: „Zult u mij nu eindelijk eens met rust laten", bijt ik haar toe en verwonder mij er een oogen- tiSMc over, dat ik onwillekeurig even zacht gessrQken heb als zij. „Als u een handtasch wilt stelen Op dit oogenblik duikt aan mijn rechter zijde het breede, roode gelaat van den man der boekentoonbank op. Ik houd nog altijd de beide tasschen ln mijn hand. „Nu, pak toch die grijze", gromt-le dicht aan mijn oor, Zijn adem riekt naar bier en goedkoope sigaren. Van beide zijden flankeeren mU de ver dachte gestalten. Plotseling maakt zich een rade'.ooze angst van mij meester. „Als u mij niet oogenbllkkelijk met rust laat", zeg lk zoo luid, dat de bedienden der tricotage- af deeling hierheen kijken, „dan roep ik om hulp". In 'n ommezien zijn belden weg. Volko men in de war staar ik ze na, als ze met snelle schreden om den naasten hoek ver dwijnen. Dan ga ik naar een der bedienden der tricot age-af deeling en zeg hem. dat ik terstond bij de huispolItle wensch gebracht te worden. De vrouwelijke detective hoort mijn opge wonden verhaal rustig aan en laat zich de beide personen nauwkeulrg beschrijven. Dan klapt zij haar notitieboekje dicht en staat op. „En wat zou er nu gebeurd zijn, als lk nu Inderdaad eens gestolen had?" Zij kijkt mij verwonderd aan en glimlacht. Dan zegt zij, terwijl haar gezicht weer heel ernstig wordt: „U zoudt uw leven lang niet meer blij ge weest zijn J)lc twee zouden u aan de deur van het magazijn hebben opgewacht: en u dan met afpersingen vervolgd en gekweld heb ben, totdat u er bij zoudt zijn neergezon ken, of u, door een bekentenis aan de poli tie, gered zou hebben. Ons is een geval be kend, waar een Jonge vrouw door zulke lie den tot zelfmoord gedreven werd. DE CLAQUE. LACHEN EN HUILEN OP COMMANDO. Het vaderland van de claque en de claqueurs is Frankrijk, waar dit eigenaardig verschijnsel op tooneelgebied zich bijzonder sterk heeft kunnen ontwikkelen, maar ook andere landen zijn er niet vrij van gebleven. WIJ hcrlnnoren slechts aan Weenen en Ber lijn. En wat wordt or thans dikwijls anders ver wacht van personen, die voorzien van vrij kaart of toegangsbewijs tegen gereduceerden prijs, als contraprestatie hun bijvalsbetui gingen hebben te leveren en op deze wijze gehelmon claque-dienst verrichten? De Franschen kunnen or zich echter toch niet op beroemen, de „uitvinders" van de claque te zijn. Reeds bij de Romeinen tro'fcn we iets dergelijks aan. Van kelze-r Nero wordt verhaald, dat, wanneer hij zong en speelde, eenige gehuurde jongelui, onder lei ding van een „curator", hem uitbundig moes ten toelulchen. Ook de laudicoeni kan men bij do Romeinen tot de claque rekenen. Deze gaven leiding aan het publiek, dat soms de strekking van een stuk niet voldoende be greep en door lachen of Juichen van zijn ge voelens blijk gaf, Juist bij passages waar dit volstrekt niet te pas kwam. Voor het leveren van deze betaaldo toeschouwers werd formeel een overeenkomst opgemaakt., waarbij rechten en plichten der partijen nauwkeurig waren aangegeven. Dit voorboeld werd ln 1820 nagovolgd door een zekeren Sauton. toen hij op de gedachte kwam, een Instelling te stichten die tegen betaling aan de theaterdirecteuren toe schouwers zou leveren, welke door klappen claquer hun instemming met de opvoering zouden betuigen en op deze wijze reclame moesten maken voor het opgevoerde stuk. Sauton gaf zijn uitvinding dan ook den weid- schcn naam van „Assurance de Succcès dra- matique," Het febeurde wel. dat hij 500 van dergelij ke claquers tegelijk leverde, die eerst werden Ingeleid en onderwezen, bij welke passages zij van hun goedkeuring blijk moesten geven. Bovendien waren ze in verschillende groepen verdeeld: de rieurs, de lachers, die moes ten schateren bij de aardige gedeelten, de pleur eurs of juisten misschien pleureu ses, want het waren meestal vrouwen, die tranen met tuiten hadden te huilen bij de aandoenlijke passages en verder nog de bisseurs, dat waren zij, die „bis" moesten roepen, wanneer een bijzonder mooi gedeel te moest worden herhaald. De chef van de claque was steeds bij de repetities van een nieuw stuk present, ten einde de bijzonder treffende passages te kun nen noleeren of eventueel aanwijzingen te ontvangen, welke gedeelten door zijn mede werkers ln het bijzonder moesten worden ondersteund. De claque had in vroeger Jaren afzonder lijke plaatsen in het parterre waar de claquers zich om hun leider schaarden als de kuikens om een kloek. Met zijn wandel stok gaf de aanvoerder het sein voor hun op treden! Toen later het parterre grootendeels ver vangen werd door de duurdere fauteuils d'orchestre, moest de claque naar hoogere regionen verhuizen en kreeg haar plaats dicht bij de lichtkroon, die haar den bijnaam bezorgde van „chevaliers de lustre". Het tendentieuze en kunstmatige van de bijvalsbetuigingen die de claque liet hoeren was soms zóó duidelijk merkbaar, dat het publiek, wanneer het er al te dik op lag, een welgemeend: „a bas la claque!" liet hooren, maar toch heeft deze merkwaardige instel ling op tooneelgebied, zich ondanks schimp en hoon kunnen handhaven. Behalve naar haar werkzaamheden, lachen, huilen enz., is de claque bovendien verdeeld in bepaalde standen. Vooreerst de beroeps-claquers, die er een levenspositie in vinden en op vast salaris werken. Verder de tooneelliefhebbers. wier financieele omstan digheden hun echter niet veroorloven ge regeld de voorstelling te bezoeken en die tegen een gratis-bewijs van toegang zich gaarne in dienst stellen van de claque. En dan is er nog een categorie die zich te hoog acht voor gratis entree-bewijs en die zich zou doodschamen, wanneer ze onder de claque zou worden gezien. Deze groep ont vangt toegangsbewijzen tegen verminderden prijs en heeft het recht afzonderlijk te zit ten, weshalve ze dan ook worden aangeduid met „solitaires". Met de kracht van eer goed georganiseer de claque valt niet te spotten. Het is meer malen voorgekomen, dat een tooneeldirec- teur, wiens kas de bodem liet zien, aan den chef van de claque een reeks voorstellingen tegen een bepaalde som verkocht. In den regel maakte de leider met een dergelijke transactie nog wel een zoet winstje, omdat hij de prijzen lager kon stellen dan normaal en bovendien zijn mannetjes dan wel zoo wist te dresseeren, dat hij alle toegangs kaarten kon plaatsen. W. S. EEN FILM VAN IVENS IN IN LONDEN. De Film Society, die zich in Engeland bezig houdt met experimenteele filmkunst, heelt den afgeloopen Zondag een film Re gen" laten zien. Het was een mooie Lanteaag en het contrast met buiten was wel amu sant. De film was ook in contrast mot het geen de film-socitelt gewoonlijk te zien geeft en was daarom, en niet alleen om het onder werp, „verfrisschend". De Manchester Guar dian schrijft er over en noemt „Regen" een eenvoudige film, geheel met een hand camera vervaardigd, die alleen het vallen, em het opkomen van regen laat zien. Maar de opnemingen zijn gemaakt door een schran der man, met gevoel voor licht en regen en daarom is de film zoowel mooi als belang wekkend. Het blad zegt voorts, dat dit de eerste film van Ivens is, die in Londen wordt vertoond. Na deze Inleiding zou het een goed ding zijn wat van zijn later werk te laten zien, zooals „Nieuwe Grond", een film die vertelt van drooglegging van kustwateren, zegt het blad. INDIë EN ZIJN PROBLEMEN. Een kenner van Brltsch-lndië, zijn volken en zijn stemmingen, heeft dezer dagen in een conferentie van de Reform Club te Manches ter de vraagstukken van Britsch-Indlë be sproken. Hij ls professor Rushbrook Williams, vroeger professor aan de universiteit te Al lahabad en gedurende de Conferentie om de Ronde Tafel te Londen adviseur van de In dische vorsten. Hij zeide te meenen dat Gandhi wat de kwestie va.n den economischen en politieken boycot betreft zijn woord hield en voornemens was het te houden. Maar men moest rekening houden met de stemming, die de laatste achttien maanden in Indiö was gewekt. De spreker, die Gandhi persoonlijk kende, hield zich overtuigd dat deze eerlijke voornemens had. Men moest echter niet van hem verwachten dat hij zijn levenslange cam pagne voor het huiselijk spinnewiel zou sta ken. Want zijn persoonlijkheid is even zeer van dit denkbeeld doortrokken als b.v. Lord Irwin's persoonlijkheid is doortrokken van de Christelijke gedachte. Gandhi heeft, ook namens zijn volgelingen toegezegd dat de leuze „Boycot Brltsche goederen" niet meer zal worden aangeheven. Hij heeft er echter voor ln de plaats gesteld de leuze „Koop In dische stoffen". De professor twijfelde er niet aan dat in de toekomst de Brltsche handel zijn billijk aandeel zou hebben ln Indlë. Een ontzaglijk aantal dingen, die Indlë niet zelf kon maken en een ontzaglijk aantal zaken, die Indië niet zelf kon opknappen zouden voor de Britten te leveren en te doen, overblijven. Het zou mogelijk zijn in dit opzicht met Indlë tot een vergelijk '.e komen op den grondslag van meest-begunstiging. Men moest voorts de berichten over woor den, door Gandhl gesproken, niet te letterlijk opvatten. Gandhi Ls eon politiek leider en als zoodanig moet hij niet alleen rekening houden met zijn trouwe volgelingen maar ook met dat niet kleine deel van zijn aanhang, dat wat overstuur is geraakt. De professor uitte de hoogste waardeerine voor de politie van Lord Irwin. H_y had de wereld er van overtuigd en Indië er bijna van overtuigd dat indien Indische natio nale verlangens eens niet ln vervulling kon den gaan, de schuld er voor niet bij Enge land maar ln de inhaerente moeilijkheden van den toestand zou liggen. Een ommekeer in de door Lord Irwln gekozen politiek achtte dc professor ondenkbaar. Zij die meenden dat de vuist en het machinegeweer een geschikte oplossing aan de hand deden voor de vraag stukken van Indië, vergisten zich deerlijk. BENJAMIN DISRAELI. 21 April 1881 overleed Benjamin Disraeli, Earlof Beaconsfield. Dinsdag Is het vijftig jaar geleden. Er is dus alle aanleiding om onze biografie deze week te wijden aan den grootsten staatsman dien Engeland ooit heeft gekend, met Bismarck een der eerste diplo maten, die de politiek heeft opgeleverd. De persoonlijke herinnering aan Disraeli, aan de wereldomvattende beteekenis zijner laatste regeeringsdaden behoort reeds tot een vo rige generatie, maar de glorie van zijn naam, zijn onvergetelijk beleid en zijn karakter eigenschappen zijn ook van dezen tijd. En wanneer deze tijd er een is, die behoefte heeft aan persoonlijkheden, dan kan het jonge geslacht zich den Earl of Beaconsfield ten voorbeeld stellen. Disraeli heeft zijn leven geleefd van den eersten dag, dat hij het zich bewust was, langs 'de vaste lijnen, die het zich getrokken zag door karakter, wil en bekwaamheid. Het was 'n opmarsch naar een groot en verheven einddoel, maar niet een opmarsch langs af gebakende en platgetreden wegen. Veeleer door het oerwoud. Afkomst en geboorte bepalen voor Benja min Disraeli een positie in de maatschappij, die bijzonder is. Hij heeft het bloed van oude Italiaansch Joodsche geslachten in zijn fa milie. Hij is geen Engelschm'an en op de school ontvangen de kinderen den jongen met de bleeke olijfkleurige teint met eenige bevreemding. Dit treft hem, want tot nu toe is hij zich niet bewust geweest van hen in eenig opzicht maatschappelijk te verschillen. Benjamin en Sarah Disraeli, zijn grootvader en grootmoeder leefden reeds heel afgeschei den, contact met de Joodsche gemeente be stond er buiten de zaken van koophandel niet en hun zoon, Isaac Disraeli, afkeerig van den handel en een groot bibliophiel, sloot zich geestelijk te veel aan bij Voltaire en Rousseau, om nog contact te kunnen hebben met het oorspronkelijke geloof. Het leidde op den duur tot een volledige assimilatie en zoo weinig hecht was de' band metden ouden stam. dat hij er niet het minste bezwaar tegen had om zijn kinderen Christelijk onderwijs te laten geven. In de boekenstalletjes ontmoette Isaac Disraeli Reverend Cogan en toen Ben jamin dertien jaar was, werd hij onder diens hode geplaatst. Het duurde niet heel lang, want het geestelijk overwicht van Benjamin op de andere leerlingen leidde tot een vecht partij en dit weer tot de verwijdering van de oorzaak: Ben van school. Toch was deze vechtpartij voor zijn leven niets dan winst, want het vond hem reeds in dit detail voro- bereid. Hij overwon, doordat hij sinds eenigen tijd bokslessen had genomen! Het leven vond hem nimmer onvoorbereid, en er is ook zeker geen gebeurtenis in aan te wijzen, waarvan de afloop niet leering en winst was. Op het ontslag uit de school deed hij een diep gaand zelfonderzoek volgen waarvan het resultaat was, dat hij moest erkennen nog niets te weten. Het middel ter verbetering vond hij zelf en wendde hij met alle energie aan: de zelfstudie in de uitgebreide biblio theek zijns vaders. Isaac Disraeli zag het met welgevallen, doch wilde er richting aan geven. Benjamin werd geplaatst op een ad vocatenkantoor. Hij beschouwde het als een waarneempost. Hij kende de menschen niet en wenschte.ze te leeren kennen. Pas vijftien jaar. onderscheidde hij zich toch zeer van zijn omgeving. De verzorging van zijn kleeding trof en men merkte hem op, door de bij zondere kleur en don goeden vorm van zijn gelaat. Teekenend voor zijn ondernemingsgeest is het, dat de jonge Disraeli, in kennis gekomen met den uitgever Murray, een vriend van zijn vader, dien een vérstrekkend voorstel doet om een courant op te richten. Het was slechts een nauwelijks uitgespro ken gedachte van Murray, doch Disraeli vatte onmiddellijk vuur voor het denkbeeld. Het zou een courant van een drieman schap worden, Murray, Powles, Disraeli. Om steun te krijgen bezocht Benjamin Lockhart, den zwager van Walter Scott, in Schotland. Lockhart voelde voor het plan en bracht hem in kennis met den romanschrijver. De zaak kwam in een vergevorderd stadium -an voorbereiding, maar mislukte ten laatste, doordat de toetreding van Lockhart onver wacht kwam en ln de uitgeversfirma als een impertinentie beschouwd werd, waarvoor de 20-jarige Disraeli verantwoordelijk was. Op hetzelfde oogenblik leed Benjamin zware verliezen door speculaties en het geheele plan stortte in duigen. Bovendien had hij zich het ernstig ongenoegen op den hals ge haald van hen, die hij meende dat hem be wonderden. De ontgoocheling was even on verwacht als wreed. Hij viel in handen van woekeraars, die hij niet kon betalen. Maar kenmerkend voor Disraeli is. dat ook dit alles tenslotte als winst kwam te boek te staan. Hij zocht andere wegen en daaraan ls het ontstaan te danken van zijn eerste roman „Vivian Grey". Het is gedeeltelijk een auto- biographie, maar de schrijver heeft aan zijn eigen moeilijkheden de oplossing gegeven, dat Vivian Grey een vermogend en adellijk man vindt, zonder intellect, die aanvult, wat hem maatschappelijk te kort komt. Merk waardig is, hoe in den hoofdpersoon geheel het karakter van den schrijver is uitgespro ken.. Het was een der principes van Vivian Grey, dat alles mogelijk ls. Alle mislukkin gen van menschen ln het leven zijn het ge volg van gebrek aan geestelijken e,n llchame- lijken moed. Het boek had een geweldig suc ces, men verlangde den naam van den schrijver te weten en noemde verscheidene bekende auteurs. Door een indiscretie werd Voor het Gerechtshof van de staat New- York wordt op het oogenblik een proces be handeld, dat van bijzonder belang is, omdat de Banque de France als aanklaagster op treedt en aanspraak maakte op het in de Ver. eenigde Staten ingevoerde Russische goud. Het betreft een goudlading ten bedrage van 5.200.000 dollar, die, verzonden aan het adres van twee bankinstellingen op 21 Maart 1923 in de haven van New-York aankwam. Enkele dagen later eischte de Banque de France de inbeslagneming van het goud, bij welke gele genheid de Fransche gezant te Washington het Statesdepartment er mede in kennis stelde, dat de Banque de France niet in op dracht van de regeering, maar als particu liere instelling zich gerechtigd achtte, een klacht in te dienen, wegens het uitgeven van het goud. De Banque de France ver wierf namelijk in de jaren 1915/17 Russisch goud ten bedrage van 5 millioen dollar, dat bij de Russische staatsbank werd gedepo neerd en daar bleef liggen tot de Bolsjewis tische staatsgreep: nu echter weigerden de Bolsjewisten dat depót af te geven. Een moeilijk, in juridisch opzicht evenwel bij zonder interessant geval vloeit nu voort uit de omstandigheid, dat de Banque de France de bij de Amerikaansche gerechtshoven in gediende civiele klacht niet aldus motiveert. - dat het te New-York ingevoerde goud het zelfde zou zijn dat bij de Russische staats bank te haren name was gedeponeerd. De Fransche bank is echter van meening, dat de weigering van de bolsjewistische regeering, het goud af te geven, een bijzonderf recht ten gunste van de Banque de France op het Russische goudfonds in het algemeen en op het in Amerika ingevoerde goud in het bij zonder heeft gecreëerd. Terstond na de in diening van deze klacht verklaarde nu echter de Moskousche regeering, bij monde van den toenmaligen president van de sovjetstaats bank, dat deze bank een volmaakt nieuwe financieele instelling was, die voor de vroe gere Russische staatsbank in geen enkel op zicht aansprakelijk kon worden gemaakt en Tsjitsjerin wendde zich tegelijkertijd met een protestnota tot de Fransche regeering, waarin de tusschenkomst van den Fran schen gezant te Washington als een schen ding van het Russisch-Fransche verdrag bekend, wie de ware auteur was, een Jongen van 21 jaar, zonder eenigen naam en on middellijk keerden critiek en publieke opinie zich tegen hem. Het was een groote teleur stelling te meer, maar het leerde Disraeli om aan anderen geen geheimen toe te vertrou wen. En in stede van hem te verslaan plaatste de publieke afkeuring Disraeli geestelijk hoo- ger. Hij steeg uit boven het hechten van waarde aan de publieke meening. Meer en meer groeit in Disraeli de eigen persoon lijkheid. Ook uiterlijk is het te bemerken. Hij is een perfecte dandy, die opvalt in Klee ding en manieren. Intusschen was het noodlg den terugweg te aanvaarden, naar de maatschappij, die hem verstooten had. Met groote zelfverzeke ring bakende de nu 25-jarige dien weg af. Vurig bewonderaar van Byron, vatte hij het plan op van een reis naar het land zijner voorvaderen, Palestina, en de landen om de Middellandsche Zee, Griekenland. Het ont staan van twee boeken is aan die reis te danken, „Alroy" en „Contarini Fleming". Het eerste is een Joodsche roman, het tweede draagt de kenmerken van zijn verlangen naar het dochterschap. Beide hadden niet zooveel beteekenis als „Vivian Grey". Op reis over zijn toekomst denkende had het hem toegeschenen, dat "deze voor hem in het staatsmanschap zou liggen. De gedachte was voor Disraeli genoeg om zijn leven doel bewust te richten op de vervulling van die toekomst. Waarin hij zich dan ook voorgeno men had, het hoogste te bereiken van wat deze slechts kon inhouden. Het eerste minis terschap. De letterkunde stelde hij op dé tweede plaats. De omstandigheden waren voor een Jong politicus niet ongunstig. Engeland beleefde den grooten strijd tussehen protectionisten en vrijhandelaars, het land te kiezen tussehen de zorg voor het opkomende fa- brieksproletariaat, dat honger leed en de be langen der graan-verbouwende boeren. De vereenlging tegen de korenwetten en haar bestrijders gaven op zich zelf genoeg stof voor politieke propaganda. De hervorming van het kiesrecht van 1832 bood Disraeli een kans. Hij koos de zijde der vrijzinnigen en stelde zich candidaat in het district Wycom be, gelegen naast de buitenplaats van zijn vader, Bradenham. Persoonlijk bezocht hij zijn kiezers. Hij was een merkwaardige ver schijning. Hij droeg kanten manchetten en een wandelstok met een groote gouden knop, zijn gezicht was strak bleek en beheerscht. Er was groot enthousiasme onder de kiezers, maar de uitslag van de stembus daarmee niet in overeenstemming. De „Whlgs" hadden hem verslagen. Aanvankelijk ontmoedigd, verzuimde hij ook hier niet een les uit de omstandigheden te trekken, hij ging over naar het conservatisme. De Tories stonden onder leiding van Sir Robert Peel. Zijn relatie met Bulwer Lytton, de gunst der dames brachten „Dizzy" allengs in krin gen, die hem een introductie konden zijn voor het kamerlidmaatschap. Toen hij 33 was koos het district Maidstone hem in het Lagerhuis. In de eerste zitting, die hij bijwoonde, hield hij zijn „Maiden Speech", waarin hij den Ier O'Connell bestreed in vlammende bewoordingen. Men beschouwde deze rede als een volslaeen fiasco, men lachte hem openlijk uit en dikwijls was hij onver staanbaar door het lawaai. Ieder ander zou zich verslagen gevoeld hebben, doch het is kenmerkend voor Disraeli, dat hij zich van de ontvangst niets aantrok en besloot met dc woorden: „Er zal een tijd komen, dat ge naar mil zult luisteren". En die tijd kwam eerder, dan men gedacht had. Spoedig ontving hij, ook van tegenstanders toch blijken van waardeering voor zijn enthousiaste rede en binnen weinige zittingen had hij het gehoor van de Kamer. Dank zij de mate van zelf- critiek, welke Disraeli opnieuw had aange legd. Hij stelde als zijn houding vast. dat hij in den beginne niet te veel zou zeggen, en daar hield hij zich aan. Kort na zijn intrede in de Kamer huwde hij de weduwe van zijn vriend Wyndham Lewis. Het huwelijk van Dizzy met Mary-Ann is heel gelukkig geweest. Zij was twaalf jaar ouder dan hij, en vooral, toen beiden op leef tijd kwamen, is zij zijn zeer toegewijde ver zorgster geweest. De consequentie van de politieke loopbaan was voor Disraeli nu allereerst het streven naar het ministerschap. Einddoel, het ambt van Eerste Minister. En daarmee was zijn lot natuurlijk ten zeerste afhankelijk van de wisselvalligheden der politiek. In 1841 nadat de Whigs verslagen waren, kreeg Sir Robert Peel de opdracht tot kabi netsformatie. Disraeli had verwacht in het kabinet te zullen worden opgenomen, doch de beslissing van Peel was teleurstellend voor hem. Zich in het parlement thans achteraf werd beoordeeld, welke de onderhandelingen betreffende de terugbetaling van de Russi sche schulden aan Frankrijk aanmerkelijk zou kunnen bemoeilijken. Intusschen vond de Banque de France voor het overige aanleiding voor de sovjet staatsbank een nieuwen beklaagde in de plaats te stellen, namelijk in verband met een van de maatregelene die voor de nieuwe Russische begrippen van trouw en geloof waardigheid bijzonder karakteristiek waren. Zoodra de Russische autoriteiten van het be sluit der Banque de France de lucht kre gen lieten zij de lading goud onmiddellijk weer vervoeren, hetgeen geschiedde op de meest geheimzinnige wijze, zoodanig dat al lereerst de kostbare vracht in de New-York- sche haven op een Duitsch schip, de „Dres den" geladen en pas later, in volle zee, op een Russisch schip, de „Karn" werd overgela den en ln veiligheid gebracht. De Banque de France zag zich nu genoodzaakt tegen de belde Amerikaansche particuliere banken in rechten op te treden, die, ofschoon zij van de Fransche eisch op de hoogte waren, het goudfonds toch hebben uitgegeven. Levert reeds de persoon van den beklaagde in ieder geval een niet gewone rechtsquaestie op. in het bijzonder doet zich de eisch tot uitleve ring van het goud, waarvan de aanklager in het geheel niet beweert, dat het hetzelfde zou zijn, dat hij destijds te Petersburg had ge deponeerd. De Banque de France beroept zich in dit opzicht echter op eeni°re prece denten uit de praktijk der Amerikaansche rechtbanken en haar standpunt vindt steun bij den als haar deskundige naar New-York vertrokken Professor Baron Nelde, een auto riteit op het gebied van het volkenrecht, die als Rus het bewijs wil leveren van de door de sovjets betwiste continuïteit tussehen haar nieuwe staatsbank en de staatsbank van de vroegere R issische regeering. De afloop van dit proces zal vermoedelijk ook politieke ge volgen hebben, namelijk zoowel met betrek king tot de verhouding tussehen Rusland en Frankrijk als op de betrekkingen tussehen de sovjets en de Vereenigde Staten. DR. A. CHARASCEL gezet en als eenigszins overbodig beschou wend, vertrok Disraeli naar Parijs, waar hfj met zijn nieuwe vrienden Lord John Manners George Smythe en Cochrane de plannen uit werkte voor de „Jong-Engelsche" groep. In Engeland terug gekomen begon hij onmiddel lijk stelling te nemen tegen Peel, die het vrij handelsstelsel verdedigde. Disraeli, met Lord George Bentink, verklaarde zich voor pro tectie. In deze jaren publiceerde Dlsraelï de twee eerste deelen van zijn trilogie „Yong-Eng- land", namelijk „Coningsby" en „Sybil". „Coningsby" is de geschiedenis van zijn vrienden Manners, Smythe en Cochrane, een satire op de politieke situatie. Disraeli's denk beelden over de politiek zijn er in neergelegd. „Sybil of de twee Naties" schetst het leven van de rAmen in Engeland. Disraeli bereikte een volgende etappe, toen Peel gevallen was op de graanwetten, tengevolge van het op treden van protectionisten in samen werking met de Whigs. Hij schreef het Leiderschap der Conservatieve Partij. Stanley, door Ko ningin Victoria aangezocht om een kabinet te vormen, wilde er Disraeli in opnemen. Tegenover de bezwaren van dè Ttoninglö bleëf hU voor Disraeli garant. Deze verkreeg .de portefeuille van financiën, hoewel hij ^een verstand van financiën zeide te hebben. Het was zulk een vréémd kabinet, met dermate onbekende leden, dat het den bijnaam Kreeg van het kabinet „Wie Wie?". In dezen tijd publiceerde hij zijn mystieken' roman „Tancred". Nu begint de groote tegen stelling Disraeli-Gladstone. Gladstone, die ook in alle opzichten, wat karakter betreft zijn opponent was, bestreed het kabinet zoo hevig, dat het spoedig viel. In 1858 na de nederlaag van Palmerston kwamen de Tories opnieuw aan het bewind. In 1887, toen de Reformbeweging zeer sterk was, stelde Disraeli de Reformbill voor. Eindelijk in 1868 wordt Disraeli eerste minister, als opvolger van Derby. Doch opnieuw was het Gladstone, die hem ten val bracht in de kwestie van de Engelsehe Staatskerk in Ierland. Koningin Victoria schonk hem den titel van Earl of Beaconsfield, doch hij aanvaardde dezen slechts voor zijn echtgenoote. In 1874 eindelijk zou zijn verlangen naac Macht bevredigd worden. Opnieuw aan het hoofd van een Tory-ka- binet gekomen werd hem de gelegenheid ge boden om, 70 jaar oud, groote dingen voor zijn land te doen. In deze laatste jaren krijgt zijn land reden tot de grootste dankbaarheid, jegens den tot nu toe in vele kringen mis kenden staatsman. Meesterlijk was de wijze, waarop hij in 1875 voor den Engelschen staat 177.000 aandeelen van de Suez-kanaalmaat- schappij kocht van den Khedive van Egypte. Door een journalist van de verkoopplannen van den Khedive op de hoogte gebracht, moest hij onmiddellijk beslissen over een aan koop, bedragende vier millioen pond. Er waren slechts enkele dagen optie en het parlement was met vacantie. Disraeli liet zijn secretaris informeeren of Rothschild, met wien hij reeds lang bevriend was, genegen was het geld te verstrekken. Rothschild stemde onmiddellijk toe en Engeland verzekerde zich zijn stem in den sleutel tot de bezittingen in Indië. Disraeli is de staatsman, die de beteekenis heeft begrepen van het Engelsch imoerlura en die er eenheid in gebracht heeft door te bewerken, tegen alle conservatisme van de Engelschen in, dat koningin Victoria den titel kreeg van „Keizerin van Indië". Belangrilk was Disraeli's positie in den Russisch-Turkschen oorlog. Zijn Invloed tegen Rusland was groot, intusschen voer Engeland wel bij de bemiddeling, want Disraeli wist voor het Britsche Rijk het bezit van Cyprus te verkrijgen. In 1876 ontmoette hij Bismarck op het Con gres te Berlijn, beide diplomaten sloten een goede vriendschap. Disraeli was deze laatste Jaren ziekelijk geworden. Zijn vrouw was in '76 gestorven, hy droeg diepe rouw om haar. Na haar dood aanvaardde hJj den titel van Graaf van Bea consfield. Met de Koningin was de verhouding steeds beter geworden. De briefwisseling en de con ferenties waren zeer vertrouwelUk. Na zlln terugkeer uit Berlijn benoemde zij hem tot Ridder in Orde van den Kouseband. In 1880 viel het ministerie. Een jaar later overleed Beaconsfield. Men had hem de laatste laren eekend als een vriendlijken ouden man, het bleeke gelaat Ietwat droef geestig. Hoewel hil bereikt had. wat hij wilde. Als letterkundige heeft hij de laatste Jaren nog veel in het licht gegeven. Behalve zijn verzamelde redevoeringen de romans „Lothair en ..Endvmion". Zijn leven is merkwaardie' gaaf geweest. Dat van een man van karakter.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 22