om het russisi
:he goudfonds.
Biographieen in
een notedop.
ate afgeloopcn. Den volgenden morgen waren
er kinderspelen en optocht met aubade die
ik met Sultan en Sultane op de tribune mee
maakte En de rest van de week Is het ook
aldoor druk geweest met roeiwedstrijden,
volksspelen enz.
Vandaag werd lk aangenaam verrast door
het bezoek van een jongen olifant. Een In
lander had op een uur afstand van Siak drie
wijfjes geschoten en kwam mij het jong
aanbleeden, een maand of drie oud, een
aardig dier. Ik gaf het bij vrienden ter ver
zorging, want ik ben te weinig thuis. Ik
stuur het waarschijnlijk naar den dieren
tuin te Weenen. Zoo maak je hier van alles
mee.
Zoo Juist hoor ik de K. P. M. fluiten, dus
ik moet direct naar boord om diverse zaken
met passecrende menschen af te doen. Ik
genoot vandaag van een rust!gen Zondag en
liep den gehcelen dag in mijn meest geliefde
dracht, de kimono!
Dus nu vlug een schoon wit pakje aan
schieten en de dienst begint weer.
VERDACHT AVONTUUR IN
EEN WARENHUIS.
Een lezeres van een Berlijnsch ochtend
blad schildert hier een ware gebeurtenis, die
zij zelf, in een warenhuis te Berlijn heeft
beleefd.
Ik ging naar een warenhuis om kousen te
koopen. Het liep tegen 12 uur. Er waren
slechts betrekkelijk weinig koopers in de
doorgangen tussehen de toonbanken, waar
achter de hongerig wordende bedienden op
aflossing wachtten. Een tafel, waarop in
schilderachtige wanorde handtasschen in
verschillende kleuren lagen, trok mijn aan
dacht. Ik bleef staan en greep, voor de hand
weg, twee tasschen uit den hoop en hield
ze, onderzoekend, een oogenblik in de hand.
Plotseling voelde lk, van terzijde, een lich
ten druk op mijn arm. Een in het zwart ge-
kleede vrouw, jong en elegant, zij het dan
ook eenleszins in het oog vallend ongemaakt,
ging dicht naast mij staan. ..Neern die din
gen toch mee. Neen, niet die gele, maar die
grijze wildlederen", fluistert zij mij toe. Ver
bluft keek ik haar aan. „Gauw toch", fluistert
zij dringender. „De verkoopster heeft zich
juist omgedraaid. Vlug. schuif het ding in
uw actentasch, geen mensch ziet het en
ik kan zwijgen".
Ik ben zoo verrast, dat ik voor het oogen
blik geen adem voor een antwoord heb. Is
dat een dievegge, denk ik bliksemsnel, die
zelf den moed niet heeft voor de daad? Of
misschien een detective, die bezoekers van
't warenhuis in verzoeking tracht te brengen
om wellicht door 't betrappen van een da
der een goed nummer bil de directie te krij
gen of een vaste aanstelling? Of misschien
een krankzinnige? „Gauw toch, gauw!" klinkt
het daar weer in mijn oor en de dunne vin
gers der onbekende omvatten pijnlijk mijn
arm.
Om hulp zoekende, kijk ik om. Inderdaad,
niemand ziet hierheen. Alleen aan de boe-
kentoonbank, zoowat twintig passen verder,
staat een enkele heer: meloen in den nek,
rood velvet maangezicht. Schijnbaar geïn-
tresseerd, bladert hij in de brochures; slechts
af en toe werpt hij van onder den rand van
zijn hoed een blik hierheen.
„Vooruit toch, vooruit toch!" sist de on
bekende. Nu verzamel ik al mijn moed: „Zult
u mij nu eindelijk eens met rust laten", bijt
ik haar toe en verwonder mij er een oogen-
tiSMc over, dat ik onwillekeurig even zacht
gessrQken heb als zij. „Als u een handtasch
wilt stelen
Op dit oogenblik duikt aan mijn rechter
zijde het breede, roode gelaat van den man
der boekentoonbank op. Ik houd nog altijd
de beide tasschen ln mijn hand. „Nu, pak
toch die grijze", gromt-le dicht aan mijn
oor, Zijn adem riekt naar bier en goedkoope
sigaren.
Van beide zijden flankeeren mU de ver
dachte gestalten. Plotseling maakt zich een
rade'.ooze angst van mij meester. „Als u mij
niet oogenbllkkelijk met rust laat", zeg lk
zoo luid, dat de bedienden der tricotage-
af deeling hierheen kijken, „dan roep ik om
hulp".
In 'n ommezien zijn belden weg. Volko
men in de war staar ik ze na, als ze met
snelle schreden om den naasten hoek ver
dwijnen. Dan ga ik naar een der bedienden
der tricot age-af deeling en zeg hem. dat ik
terstond bij de huispolItle wensch gebracht
te worden.
De vrouwelijke detective hoort mijn opge
wonden verhaal rustig aan en laat zich de
beide personen nauwkeulrg beschrijven. Dan
klapt zij haar notitieboekje dicht en staat
op.
„En wat zou er nu gebeurd zijn, als lk nu
Inderdaad eens gestolen had?" Zij kijkt mij
verwonderd aan en glimlacht. Dan zegt zij,
terwijl haar gezicht weer heel ernstig wordt:
„U zoudt uw leven lang niet meer blij ge
weest zijn J)lc twee zouden u aan de deur van
het magazijn hebben opgewacht: en u dan
met afpersingen vervolgd en gekweld heb
ben, totdat u er bij zoudt zijn neergezon
ken, of u, door een bekentenis aan de poli
tie, gered zou hebben. Ons is een geval be
kend, waar een Jonge vrouw door zulke lie
den tot zelfmoord gedreven werd.
DE CLAQUE.
LACHEN EN HUILEN OP COMMANDO.
Het vaderland van de claque en de
claqueurs is Frankrijk, waar dit eigenaardig
verschijnsel op tooneelgebied zich bijzonder
sterk heeft kunnen ontwikkelen, maar ook
andere landen zijn er niet vrij van gebleven.
WIJ hcrlnnoren slechts aan Weenen en Ber
lijn.
En wat wordt or thans dikwijls anders ver
wacht van personen, die voorzien van vrij
kaart of toegangsbewijs tegen gereduceerden
prijs, als contraprestatie hun bijvalsbetui
gingen hebben te leveren en op deze wijze
gehelmon claque-dienst verrichten?
De Franschen kunnen or zich echter toch
niet op beroemen, de „uitvinders" van de
claque te zijn. Reeds bij de Romeinen tro'fcn
we iets dergelijks aan. Van kelze-r Nero
wordt verhaald, dat, wanneer hij zong en
speelde, eenige gehuurde jongelui, onder lei
ding van een „curator", hem uitbundig moes
ten toelulchen. Ook de laudicoeni kan men
bij do Romeinen tot de claque rekenen. Deze
gaven leiding aan het publiek, dat soms de
strekking van een stuk niet voldoende be
greep en door lachen of Juichen van zijn ge
voelens blijk gaf, Juist bij passages waar dit
volstrekt niet te pas kwam. Voor het leveren
van deze betaaldo toeschouwers werd formeel
een overeenkomst opgemaakt., waarbij
rechten en plichten der partijen nauwkeurig
waren aangegeven.
Dit voorboeld werd ln 1820 nagovolgd door
een zekeren Sauton. toen hij op de gedachte
kwam, een Instelling te stichten die tegen
betaling aan de theaterdirecteuren toe
schouwers zou leveren, welke door klappen
claquer hun instemming met de opvoering
zouden betuigen en op deze wijze reclame
moesten maken voor het opgevoerde stuk.
Sauton gaf zijn uitvinding dan ook den weid-
schcn naam van „Assurance de Succcès dra-
matique,"
Het febeurde wel. dat hij 500 van dergelij
ke claquers tegelijk leverde, die eerst werden
Ingeleid en onderwezen, bij welke passages zij
van hun goedkeuring blijk moesten geven.
Bovendien waren ze in verschillende groepen
verdeeld: de rieurs, de lachers, die moes
ten schateren bij de aardige gedeelten, de
pleur eurs of juisten misschien pleureu
ses, want het waren meestal vrouwen, die
tranen met tuiten hadden te huilen bij de
aandoenlijke passages en verder nog de
bisseurs, dat waren zij, die „bis" moesten
roepen, wanneer een bijzonder mooi gedeel
te moest worden herhaald.
De chef van de claque was steeds bij de
repetities van een nieuw stuk present, ten
einde de bijzonder treffende passages te kun
nen noleeren of eventueel aanwijzingen te
ontvangen, welke gedeelten door zijn mede
werkers ln het bijzonder moesten worden
ondersteund.
De claque had in vroeger Jaren afzonder
lijke plaatsen in het parterre waar de
claquers zich om hun leider schaarden als
de kuikens om een kloek. Met zijn wandel
stok gaf de aanvoerder het sein voor hun op
treden!
Toen later het parterre grootendeels ver
vangen werd door de duurdere fauteuils
d'orchestre, moest de claque naar hoogere
regionen verhuizen en kreeg haar plaats
dicht bij de lichtkroon, die haar den bijnaam
bezorgde van „chevaliers de lustre".
Het tendentieuze en kunstmatige van de
bijvalsbetuigingen die de claque liet hoeren
was soms zóó duidelijk merkbaar, dat het
publiek, wanneer het er al te dik op lag, een
welgemeend: „a bas la claque!" liet hooren,
maar toch heeft deze merkwaardige instel
ling op tooneelgebied, zich ondanks schimp
en hoon kunnen handhaven.
Behalve naar haar werkzaamheden,
lachen, huilen enz., is de claque bovendien
verdeeld in bepaalde standen. Vooreerst de
beroeps-claquers, die er een levenspositie in
vinden en op vast salaris werken. Verder de
tooneelliefhebbers. wier financieele omstan
digheden hun echter niet veroorloven ge
regeld de voorstelling te bezoeken en die
tegen een gratis-bewijs van toegang zich
gaarne in dienst stellen van de claque. En
dan is er nog een categorie die zich te hoog
acht voor gratis entree-bewijs en die zich
zou doodschamen, wanneer ze onder de
claque zou worden gezien. Deze groep ont
vangt toegangsbewijzen tegen verminderden
prijs en heeft het recht afzonderlijk te zit
ten, weshalve ze dan ook worden aangeduid
met „solitaires".
Met de kracht van eer goed georganiseer
de claque valt niet te spotten. Het is meer
malen voorgekomen, dat een tooneeldirec-
teur, wiens kas de bodem liet zien, aan den
chef van de claque een reeks voorstellingen
tegen een bepaalde som verkocht. In den
regel maakte de leider met een dergelijke
transactie nog wel een zoet winstje, omdat
hij de prijzen lager kon stellen dan normaal
en bovendien zijn mannetjes dan wel zoo
wist te dresseeren, dat hij alle toegangs
kaarten kon plaatsen.
W. S.
EEN FILM VAN IVENS IN
IN LONDEN.
De Film Society, die zich in Engeland
bezig houdt met experimenteele filmkunst,
heelt den afgeloopen Zondag een film Re
gen" laten zien. Het was een mooie Lanteaag
en het contrast met buiten was wel amu
sant. De film was ook in contrast mot het
geen de film-socitelt gewoonlijk te zien geeft
en was daarom, en niet alleen om het onder
werp, „verfrisschend". De Manchester Guar
dian schrijft er over en noemt „Regen" een
eenvoudige film, geheel met een hand
camera vervaardigd, die alleen het vallen, em
het opkomen van regen laat zien. Maar de
opnemingen zijn gemaakt door een schran
der man, met gevoel voor licht en regen en
daarom is de film zoowel mooi als belang
wekkend. Het blad zegt voorts, dat dit de
eerste film van Ivens is, die in Londen wordt
vertoond.
Na deze Inleiding zou het een goed ding
zijn wat van zijn later werk te laten zien,
zooals „Nieuwe Grond", een film die vertelt
van drooglegging van kustwateren, zegt
het blad.
INDIë EN ZIJN PROBLEMEN.
Een kenner van Brltsch-lndië, zijn volken
en zijn stemmingen, heeft dezer dagen in een
conferentie van de Reform Club te Manches
ter de vraagstukken van Britsch-Indlë be
sproken. Hij ls professor Rushbrook Williams,
vroeger professor aan de universiteit te Al
lahabad en gedurende de Conferentie om de
Ronde Tafel te Londen adviseur van de In
dische vorsten. Hij zeide te meenen dat
Gandhi wat de kwestie va.n den economischen
en politieken boycot betreft zijn woord hield
en voornemens was het te houden. Maar men
moest rekening houden met de stemming, die
de laatste achttien maanden in Indiö was
gewekt. De spreker, die Gandhi persoonlijk
kende, hield zich overtuigd dat deze eerlijke
voornemens had. Men moest echter niet van
hem verwachten dat hij zijn levenslange cam
pagne voor het huiselijk spinnewiel zou sta
ken. Want zijn persoonlijkheid is even zeer
van dit denkbeeld doortrokken als b.v. Lord
Irwin's persoonlijkheid is doortrokken van de
Christelijke gedachte. Gandhi heeft, ook
namens zijn volgelingen toegezegd dat de
leuze „Boycot Brltsche goederen" niet meer
zal worden aangeheven. Hij heeft er echter
voor ln de plaats gesteld de leuze „Koop In
dische stoffen".
De professor twijfelde er niet aan dat in
de toekomst de Brltsche handel zijn billijk
aandeel zou hebben ln Indlë. Een ontzaglijk
aantal dingen, die Indlë niet zelf kon maken
en een ontzaglijk aantal zaken, die Indië niet
zelf kon opknappen zouden voor de Britten
te leveren en te doen, overblijven. Het zou
mogelijk zijn in dit opzicht met Indlë tot
een vergelijk '.e komen op den grondslag van
meest-begunstiging.
Men moest voorts de berichten over woor
den, door Gandhl gesproken, niet te letterlijk
opvatten. Gandhi Ls eon politiek leider en als
zoodanig moet hij niet alleen rekening houden
met zijn trouwe volgelingen maar ook met
dat niet kleine deel van zijn aanhang, dat
wat overstuur is geraakt.
De professor uitte de hoogste waardeerine
voor de politie van Lord Irwin. H_y had de
wereld er van overtuigd en Indië er bijna
van overtuigd dat indien Indische natio
nale verlangens eens niet ln vervulling kon
den gaan, de schuld er voor niet bij Enge
land maar ln de inhaerente moeilijkheden
van den toestand zou liggen. Een ommekeer
in de door Lord Irwln gekozen politiek achtte
dc professor ondenkbaar. Zij die meenden dat
de vuist en het machinegeweer een geschikte
oplossing aan de hand deden voor de vraag
stukken van Indië, vergisten zich deerlijk.
BENJAMIN DISRAELI.
21 April 1881 overleed Benjamin Disraeli,
Earlof Beaconsfield. Dinsdag Is het vijftig
jaar geleden. Er is dus alle aanleiding om
onze biografie deze week te wijden aan den
grootsten staatsman dien Engeland ooit heeft
gekend, met Bismarck een der eerste diplo
maten, die de politiek heeft opgeleverd. De
persoonlijke herinnering aan Disraeli, aan de
wereldomvattende beteekenis zijner laatste
regeeringsdaden behoort reeds tot een vo
rige generatie, maar de glorie van zijn naam,
zijn onvergetelijk beleid en zijn karakter
eigenschappen zijn ook van dezen tijd. En
wanneer deze tijd er een is, die behoefte
heeft aan persoonlijkheden, dan kan het
jonge geslacht zich den Earl of Beaconsfield
ten voorbeeld stellen.
Disraeli heeft zijn leven geleefd van den
eersten dag, dat hij het zich bewust was,
langs 'de vaste lijnen, die het zich getrokken
zag door karakter, wil en bekwaamheid. Het
was 'n opmarsch naar een groot en verheven
einddoel, maar niet een opmarsch langs af
gebakende en platgetreden wegen. Veeleer
door het oerwoud.
Afkomst en geboorte bepalen voor Benja
min Disraeli een positie in de maatschappij,
die bijzonder is. Hij heeft het bloed van oude
Italiaansch Joodsche geslachten in zijn fa
milie. Hij is geen Engelschm'an en op de
school ontvangen de kinderen den jongen
met de bleeke olijfkleurige teint met eenige
bevreemding. Dit treft hem, want tot nu toe
is hij zich niet bewust geweest van hen in
eenig opzicht maatschappelijk te verschillen.
Benjamin en Sarah Disraeli, zijn grootvader
en grootmoeder leefden reeds heel afgeschei
den, contact met de Joodsche gemeente be
stond er buiten de zaken van koophandel
niet en hun zoon, Isaac Disraeli, afkeerig van
den handel en een groot bibliophiel, sloot zich
geestelijk te veel aan bij Voltaire en Rousseau,
om nog contact te kunnen hebben met het
oorspronkelijke geloof. Het leidde op den duur
tot een volledige assimilatie en zoo weinig
hecht was de' band metden ouden stam.
dat hij er niet het minste bezwaar tegen had
om zijn kinderen Christelijk onderwijs te
laten geven. In de boekenstalletjes ontmoette
Isaac Disraeli Reverend Cogan en toen Ben
jamin dertien jaar was, werd hij onder diens
hode geplaatst. Het duurde niet heel lang,
want het geestelijk overwicht van Benjamin
op de andere leerlingen leidde tot een vecht
partij en dit weer tot de verwijdering van
de oorzaak: Ben van school. Toch was deze
vechtpartij voor zijn leven niets dan winst,
want het vond hem reeds in dit detail voro-
bereid. Hij overwon, doordat hij sinds eenigen
tijd bokslessen had genomen! Het leven vond
hem nimmer onvoorbereid, en er is ook zeker
geen gebeurtenis in aan te wijzen, waarvan
de afloop niet leering en winst was. Op het
ontslag uit de school deed hij een diep
gaand zelfonderzoek volgen waarvan het
resultaat was, dat hij moest erkennen nog
niets te weten. Het middel ter verbetering
vond hij zelf en wendde hij met alle energie
aan: de zelfstudie in de uitgebreide biblio
theek zijns vaders. Isaac Disraeli zag het
met welgevallen, doch wilde er richting aan
geven. Benjamin werd geplaatst op een ad
vocatenkantoor. Hij beschouwde het als een
waarneempost. Hij kende de menschen niet
en wenschte.ze te leeren kennen. Pas vijftien
jaar. onderscheidde hij zich toch zeer van zijn
omgeving. De verzorging van zijn kleeding
trof en men merkte hem op, door de bij
zondere kleur en don goeden vorm van zijn
gelaat.
Teekenend voor zijn ondernemingsgeest is
het, dat de jonge Disraeli, in kennis gekomen
met den uitgever Murray, een vriend van
zijn vader, dien een vérstrekkend voorstel
doet om een courant op te richten.
Het was slechts een nauwelijks uitgespro
ken gedachte van Murray, doch Disraeli vatte
onmiddellijk vuur voor het denkbeeld.
Het zou een courant van een drieman
schap worden, Murray, Powles, Disraeli. Om
steun te krijgen bezocht Benjamin Lockhart,
den zwager van Walter Scott, in Schotland.
Lockhart voelde voor het plan en bracht hem
in kennis met den romanschrijver. De zaak
kwam in een vergevorderd stadium -an
voorbereiding, maar mislukte ten laatste,
doordat de toetreding van Lockhart onver
wacht kwam en ln de uitgeversfirma als een
impertinentie beschouwd werd, waarvoor de
20-jarige Disraeli verantwoordelijk was. Op
hetzelfde oogenblik leed Benjamin zware
verliezen door speculaties en het geheele
plan stortte in duigen. Bovendien had hij
zich het ernstig ongenoegen op den hals ge
haald van hen, die hij meende dat hem be
wonderden. De ontgoocheling was even on
verwacht als wreed. Hij viel in handen van
woekeraars, die hij niet kon betalen. Maar
kenmerkend voor Disraeli is. dat ook dit
alles tenslotte als winst kwam te boek te
staan.
Hij zocht andere wegen en daaraan ls het
ontstaan te danken van zijn eerste roman
„Vivian Grey". Het is gedeeltelijk een auto-
biographie, maar de schrijver heeft aan zijn
eigen moeilijkheden de oplossing gegeven,
dat Vivian Grey een vermogend en adellijk
man vindt, zonder intellect, die aanvult, wat
hem maatschappelijk te kort komt. Merk
waardig is, hoe in den hoofdpersoon geheel
het karakter van den schrijver is uitgespro
ken.. Het was een der principes van Vivian
Grey, dat alles mogelijk ls. Alle mislukkin
gen van menschen ln het leven zijn het ge
volg van gebrek aan geestelijken e,n llchame-
lijken moed. Het boek had een geweldig suc
ces, men verlangde den naam van den
schrijver te weten en noemde verscheidene
bekende auteurs. Door een indiscretie werd
Voor het Gerechtshof van de staat New-
York wordt op het oogenblik een proces be
handeld, dat van bijzonder belang is, omdat
de Banque de France als aanklaagster op
treedt en aanspraak maakte op het in de Ver.
eenigde Staten ingevoerde Russische goud.
Het betreft een goudlading ten bedrage van
5.200.000 dollar, die, verzonden aan het adres
van twee bankinstellingen op 21 Maart 1923
in de haven van New-York aankwam. Enkele
dagen later eischte de Banque de France de
inbeslagneming van het goud, bij welke gele
genheid de Fransche gezant te Washington
het Statesdepartment er mede in kennis
stelde, dat de Banque de France niet in op
dracht van de regeering, maar als particu
liere instelling zich gerechtigd achtte, een
klacht in te dienen, wegens het uitgeven
van het goud. De Banque de France ver
wierf namelijk in de jaren 1915/17 Russisch
goud ten bedrage van 5 millioen dollar, dat
bij de Russische staatsbank werd gedepo
neerd en daar bleef liggen tot de Bolsjewis
tische staatsgreep: nu echter weigerden de
Bolsjewisten dat depót af te geven. Een
moeilijk, in juridisch opzicht evenwel bij
zonder interessant geval vloeit nu voort uit
de omstandigheid, dat de Banque de France
de bij de Amerikaansche gerechtshoven in
gediende civiele klacht niet aldus motiveert.
- dat het te New-York ingevoerde goud het
zelfde zou zijn dat bij de Russische staats
bank te haren name was gedeponeerd. De
Fransche bank is echter van meening, dat de
weigering van de bolsjewistische regeering,
het goud af te geven, een bijzonderf recht
ten gunste van de Banque de France op het
Russische goudfonds in het algemeen en op
het in Amerika ingevoerde goud in het bij
zonder heeft gecreëerd. Terstond na de in
diening van deze klacht verklaarde nu echter
de Moskousche regeering, bij monde van den
toenmaligen president van de sovjetstaats
bank, dat deze bank een volmaakt nieuwe
financieele instelling was, die voor de vroe
gere Russische staatsbank in geen enkel op
zicht aansprakelijk kon worden gemaakt en
Tsjitsjerin wendde zich tegelijkertijd met
een protestnota tot de Fransche regeering,
waarin de tusschenkomst van den Fran
schen gezant te Washington als een schen
ding van het Russisch-Fransche verdrag
bekend, wie de ware auteur was, een Jongen
van 21 jaar, zonder eenigen naam en on
middellijk keerden critiek en publieke opinie
zich tegen hem. Het was een groote teleur
stelling te meer, maar het leerde Disraeli om
aan anderen geen geheimen toe te vertrou
wen.
En in stede van hem te verslaan plaatste
de publieke afkeuring Disraeli geestelijk hoo-
ger. Hij steeg uit boven het hechten van
waarde aan de publieke meening. Meer en
meer groeit in Disraeli de eigen persoon
lijkheid. Ook uiterlijk is het te bemerken.
Hij is een perfecte dandy, die opvalt in Klee
ding en manieren.
Intusschen was het noodlg den terugweg
te aanvaarden, naar de maatschappij, die
hem verstooten had. Met groote zelfverzeke
ring bakende de nu 25-jarige dien weg af.
Vurig bewonderaar van Byron, vatte hij het
plan op van een reis naar het land zijner
voorvaderen, Palestina, en de landen om de
Middellandsche Zee, Griekenland. Het ont
staan van twee boeken is aan die reis te
danken, „Alroy" en „Contarini Fleming".
Het eerste is een Joodsche roman, het tweede
draagt de kenmerken van zijn verlangen
naar het dochterschap. Beide hadden niet
zooveel beteekenis als „Vivian Grey".
Op reis over zijn toekomst denkende had
het hem toegeschenen, dat "deze voor hem in
het staatsmanschap zou liggen. De gedachte
was voor Disraeli genoeg om zijn leven doel
bewust te richten op de vervulling van die
toekomst. Waarin hij zich dan ook voorgeno
men had, het hoogste te bereiken van wat
deze slechts kon inhouden. Het eerste minis
terschap. De letterkunde stelde hij op dé
tweede plaats.
De omstandigheden waren voor een Jong
politicus niet ongunstig. Engeland beleefde
den grooten strijd tussehen protectionisten
en vrijhandelaars, het land te kiezen
tussehen de zorg voor het opkomende fa-
brieksproletariaat, dat honger leed en de be
langen der graan-verbouwende boeren. De
vereenlging tegen de korenwetten en haar
bestrijders gaven op zich zelf genoeg stof voor
politieke propaganda. De hervorming van
het kiesrecht van 1832 bood Disraeli een
kans. Hij koos de zijde der vrijzinnigen en
stelde zich candidaat in het district Wycom
be, gelegen naast de buitenplaats van zijn
vader, Bradenham. Persoonlijk bezocht hij
zijn kiezers. Hij was een merkwaardige ver
schijning. Hij droeg kanten manchetten en
een wandelstok met een groote gouden knop,
zijn gezicht was strak bleek en beheerscht.
Er was groot enthousiasme onder de kiezers,
maar de uitslag van de stembus daarmee niet
in overeenstemming. De „Whlgs" hadden
hem verslagen. Aanvankelijk ontmoedigd,
verzuimde hij ook hier niet een les uit de
omstandigheden te trekken, hij ging over
naar het conservatisme. De Tories stonden
onder leiding van Sir Robert Peel.
Zijn relatie met Bulwer Lytton, de gunst
der dames brachten „Dizzy" allengs in krin
gen, die hem een introductie konden zijn
voor het kamerlidmaatschap.
Toen hij 33 was koos het district Maidstone
hem in het Lagerhuis. In de eerste zitting, die
hij bijwoonde, hield hij zijn „Maiden Speech",
waarin hij den Ier O'Connell bestreed in
vlammende bewoordingen. Men beschouwde
deze rede als een volslaeen fiasco, men lachte
hem openlijk uit en dikwijls was hij onver
staanbaar door het lawaai. Ieder ander zou
zich verslagen gevoeld hebben, doch het is
kenmerkend voor Disraeli, dat hij zich van de
ontvangst niets aantrok en besloot met dc
woorden: „Er zal een tijd komen, dat ge naar
mil zult luisteren". En die tijd kwam eerder,
dan men gedacht had. Spoedig ontving hij,
ook van tegenstanders toch blijken van
waardeering voor zijn enthousiaste rede en
binnen weinige zittingen had hij het gehoor
van de Kamer. Dank zij de mate van zelf-
critiek, welke Disraeli opnieuw had aange
legd. Hij stelde als zijn houding vast. dat hij
in den beginne niet te veel zou zeggen, en
daar hield hij zich aan.
Kort na zijn intrede in de Kamer huwde hij
de weduwe van zijn vriend Wyndham Lewis.
Het huwelijk van Dizzy met Mary-Ann is
heel gelukkig geweest. Zij was twaalf jaar
ouder dan hij, en vooral, toen beiden op leef
tijd kwamen, is zij zijn zeer toegewijde ver
zorgster geweest.
De consequentie van de politieke loopbaan
was voor Disraeli nu allereerst het streven
naar het ministerschap. Einddoel, het ambt
van Eerste Minister. En daarmee was zijn lot
natuurlijk ten zeerste afhankelijk van de
wisselvalligheden der politiek.
In 1841 nadat de Whigs verslagen waren,
kreeg Sir Robert Peel de opdracht tot kabi
netsformatie. Disraeli had verwacht in het
kabinet te zullen worden opgenomen, doch
de beslissing van Peel was teleurstellend voor
hem. Zich in het parlement thans achteraf
werd beoordeeld, welke de onderhandelingen
betreffende de terugbetaling van de Russi
sche schulden aan Frankrijk aanmerkelijk
zou kunnen bemoeilijken.
Intusschen vond de Banque de France
voor het overige aanleiding voor de sovjet
staatsbank een nieuwen beklaagde in de
plaats te stellen, namelijk in verband met
een van de maatregelene die voor de nieuwe
Russische begrippen van trouw en geloof
waardigheid bijzonder karakteristiek waren.
Zoodra de Russische autoriteiten van het be
sluit der Banque de France de lucht kre
gen lieten zij de lading goud onmiddellijk
weer vervoeren, hetgeen geschiedde op de
meest geheimzinnige wijze, zoodanig dat al
lereerst de kostbare vracht in de New-York-
sche haven op een Duitsch schip, de „Dres
den" geladen en pas later, in volle zee, op
een Russisch schip, de „Karn" werd overgela
den en ln veiligheid gebracht. De Banque de
France zag zich nu genoodzaakt tegen de
belde Amerikaansche particuliere banken in
rechten op te treden, die, ofschoon zij van
de Fransche eisch op de hoogte waren, het
goudfonds toch hebben uitgegeven. Levert
reeds de persoon van den beklaagde in ieder
geval een niet gewone rechtsquaestie op. in
het bijzonder doet zich de eisch tot uitleve
ring van het goud, waarvan de aanklager in
het geheel niet beweert, dat het hetzelfde zou
zijn, dat hij destijds te Petersburg had ge
deponeerd. De Banque de France beroept
zich in dit opzicht echter op eeni°re prece
denten uit de praktijk der Amerikaansche
rechtbanken en haar standpunt vindt steun
bij den als haar deskundige naar New-York
vertrokken Professor Baron Nelde, een auto
riteit op het gebied van het volkenrecht, die
als Rus het bewijs wil leveren van de door de
sovjets betwiste continuïteit tussehen haar
nieuwe staatsbank en de staatsbank van de
vroegere R issische regeering. De afloop van
dit proces zal vermoedelijk ook politieke ge
volgen hebben, namelijk zoowel met betrek
king tot de verhouding tussehen Rusland en
Frankrijk als op de betrekkingen tussehen de
sovjets en de Vereenigde Staten.
DR. A. CHARASCEL
gezet en als eenigszins overbodig beschou
wend, vertrok Disraeli naar Parijs, waar hfj
met zijn nieuwe vrienden Lord John Manners
George Smythe en Cochrane de plannen uit
werkte voor de „Jong-Engelsche" groep. In
Engeland terug gekomen begon hij onmiddel
lijk stelling te nemen tegen Peel, die het vrij
handelsstelsel verdedigde. Disraeli, met Lord
George Bentink, verklaarde zich voor pro
tectie.
In deze jaren publiceerde Dlsraelï de twee
eerste deelen van zijn trilogie „Yong-Eng-
land", namelijk „Coningsby" en „Sybil".
„Coningsby" is de geschiedenis van zijn
vrienden Manners, Smythe en Cochrane, een
satire op de politieke situatie. Disraeli's denk
beelden over de politiek zijn er in neergelegd.
„Sybil of de twee Naties" schetst het leven
van de rAmen in Engeland. Disraeli bereikte
een volgende etappe, toen Peel gevallen was
op de graanwetten, tengevolge van het op
treden van protectionisten in samen werking
met de Whigs. Hij schreef het Leiderschap
der Conservatieve Partij. Stanley, door Ko
ningin Victoria aangezocht om een kabinet
te vormen, wilde er Disraeli in opnemen.
Tegenover de bezwaren van dè Ttoninglö bleëf
hU voor Disraeli garant. Deze verkreeg .de
portefeuille van financiën, hoewel hij ^een
verstand van financiën zeide te hebben. Het
was zulk een vréémd kabinet, met dermate
onbekende leden, dat het den bijnaam Kreeg
van het kabinet „Wie Wie?".
In dezen tijd publiceerde hij zijn mystieken'
roman „Tancred". Nu begint de groote tegen
stelling Disraeli-Gladstone. Gladstone, die
ook in alle opzichten, wat karakter betreft
zijn opponent was, bestreed het kabinet zoo
hevig, dat het spoedig viel. In 1858 na de
nederlaag van Palmerston kwamen de Tories
opnieuw aan het bewind. In 1887, toen de
Reformbeweging zeer sterk was, stelde
Disraeli de Reformbill voor. Eindelijk in 1868
wordt Disraeli eerste minister, als opvolger
van Derby. Doch opnieuw was het Gladstone,
die hem ten val bracht in de kwestie van de
Engelsehe Staatskerk in Ierland. Koningin
Victoria schonk hem den titel van Earl of
Beaconsfield, doch hij aanvaardde dezen
slechts voor zijn echtgenoote.
In 1874 eindelijk zou zijn verlangen naac
Macht bevredigd worden.
Opnieuw aan het hoofd van een Tory-ka-
binet gekomen werd hem de gelegenheid ge
boden om, 70 jaar oud, groote dingen voor
zijn land te doen. In deze laatste jaren krijgt
zijn land reden tot de grootste dankbaarheid,
jegens den tot nu toe in vele kringen mis
kenden staatsman. Meesterlijk was de wijze,
waarop hij in 1875 voor den Engelschen staat
177.000 aandeelen van de Suez-kanaalmaat-
schappij kocht van den Khedive van Egypte.
Door een journalist van de verkoopplannen
van den Khedive op de hoogte gebracht,
moest hij onmiddellijk beslissen over een aan
koop, bedragende vier millioen pond. Er waren
slechts enkele dagen optie en het parlement
was met vacantie. Disraeli liet zijn secretaris
informeeren of Rothschild, met wien hij reeds
lang bevriend was, genegen was het geld te
verstrekken. Rothschild stemde onmiddellijk
toe en Engeland verzekerde zich zijn stem in
den sleutel tot de bezittingen in Indië.
Disraeli is de staatsman, die de beteekenis
heeft begrepen van het Engelsch imoerlura
en die er eenheid in gebracht heeft door te
bewerken, tegen alle conservatisme van de
Engelschen in, dat koningin Victoria den
titel kreeg van „Keizerin van Indië".
Belangrilk was Disraeli's positie in den
Russisch-Turkschen oorlog. Zijn Invloed tegen
Rusland was groot, intusschen voer Engeland
wel bij de bemiddeling, want Disraeli wist
voor het Britsche Rijk het bezit van Cyprus
te verkrijgen.
In 1876 ontmoette hij Bismarck op het Con
gres te Berlijn, beide diplomaten sloten een
goede vriendschap.
Disraeli was deze laatste Jaren ziekelijk
geworden. Zijn vrouw was in '76 gestorven,
hy droeg diepe rouw om haar. Na haar dood
aanvaardde hJj den titel van Graaf van Bea
consfield.
Met de Koningin was de verhouding steeds
beter geworden. De briefwisseling en de con
ferenties waren zeer vertrouwelUk. Na zlln
terugkeer uit Berlijn benoemde zij hem tot
Ridder in Orde van den Kouseband.
In 1880 viel het ministerie. Een jaar later
overleed Beaconsfield. Men had hem de
laatste laren eekend als een vriendlijken
ouden man, het bleeke gelaat Ietwat droef
geestig. Hoewel hil bereikt had. wat hij wilde.
Als letterkundige heeft hij de laatste Jaren
nog veel in het licht gegeven. Behalve zijn
verzamelde redevoeringen de romans „Lothair
en ..Endvmion".
Zijn leven is merkwaardie' gaaf geweest.
Dat van een man van karakter.