Amsterdamsche Stadsbeelden.
vx\y^
UIT DE CROOTE STAD.
Om den Westertoren.
'vVvVvVv
KUNSTVEILING.
DE VROOLIJKE KANT
Biographieen in
een notedop.
door A. HEEROMA.
Mogen de musea, 'de dierentuin, hdfc Paleis,
het Kolkje desnoods, de attractie-punten voor
vreemdelingen zijn en de Westertoren alleen
in 't voorbijgaan een blik waardig worden ge
keurd, ofschoon de man, die, staande in den
groofcen toerauto, zijn plaatselijke en (histo-
rische kennis in een .spreektrompet blaast,
niet zal verzuimen hoogte en ouderdom te
vermelden, voor den Amsterdammer is de
Westertoren geen bezienswaardigheid, maar
jDe vertegenwoordiger zijner stad.
•de vertegenwoordiger zijner stad. Draagt hij
niet de keizerskroon en weet ieder Jordaan-
jongsko, ln zijn schaduw geboren, niet 'te
vertellen, dat het de allerhoogste toren is,
«ooit iemand, die er wat van bemerkt heeft,
ouder zijnde zal hij weten dat dit niet zoo
ïs, maar het summum van hoogte is dan:
hooger dan de Westertoren.
't Is deze toren, die onze ligging op den
aardbol bepaalt, want de meridiaan gaat
door zijn voet. Zoo'n meridiaan is wel on
zichtbaar, maar niettemin bestaat hij en
lcomt, in dat opzicht overeen met de bezuini-
gingslljn, die het gemeentebestuur thans dooi
de administratie heeft getrokken en is er
oclt Iemand, die er wat van bemerkt heeft,
ofschoon men in elke raadszitting kan ver
nemen dat hij bestaat?
Een gemoedelijk vriend zei, dat het er net
mee was als met zijn salaris, wanneer hij dat
plichtmatig in de handen zijner levensge
zellin had doen overgaan: dat het bestond
betwijfelde hij niet, maar hij zag er nooit
meer wat van torug.
Wat bekommeren we ons bij feestelijke
gelegenheden om de toren van Oude- en
Zuiderkerk. schoon die het in ouderdom en
architectonisch schoon van Hum slanken col
lega winnen? Neen, de Westertoren is het
troetelkind: bij groote gelegenheden trekken
handige en klautergragc werklieden d'raden
langs zijn contoeren en steken er duizen
den lampjes in; 's avonds worden dit licht
strepen en bogen en teekent onze boren zich
Schitterend tegen den donkeren hemel af.
Dan stroomt heel Amsterdam naar Prinsen,
en'Keizersgracht en dromt men samen op de
bruggen om te zien, hoe het licht langzaam
verflauwt, zoodat het geel vervaagt tot een
rossigen schijn om dan geheel te dooven
maar even later weer op te gloeien langs lijst
en kroon. Met moeite banen zich, met iheele
families beladen groente-auto's, achter groote
Lissonewagens, oude Fordjes, nieuwe glan
zende wagens en vergeten gewaande rijtuigjes
een weg door de opgepropte menigte, die
blijft om van het schouwspel te genieten. Uit
alle ramen steken hoofden, overal rekken zich
"de halzen en kinderen worden op vader's
'««Ijjji
op vaders schouder* geheven.
't Is hier het land van de Pietje Pucks,
de jongens met een springlok uit de pet, die
bij de draaiorgels dansten, die altijd bereid
waren een geschil uit te vechten, waarbij
kopstooten en duiken buitengewoon gewild
waren en waar overigens de vuisten het
moesten uitmaken; messen en dergelijke
voorwerpen, zoo onontbeerlijk bij onze broe
ders in de zuidelijke provinciën, zijn bij den
Amsterdammer niet in «tel, hij vecht met zijn
natuurlijke wapens en kan er ook zeker van
zijn, dat een strijder, die een mes zou trek
ken, meteen de heele Jordaan tegen zich
zou hebben, terwijl anders de omstanders, die
veel voelen voor een vechtpartij, neutraal
blijven. Dat de afkeer van messen .groot is,
blijkt wel hieruit dat egn man, die als kleine
jongen eens een kameraadje met een mes
onbeduidend had geprikt, na dien door ieder
een Appie de moordenaar werd geheeten en
tot zijn dood zal hij Appie de Moordenaar
blijven, terwijl z'n zoon Jopie blij mag zijn,
als hij den titel niet erft. Vraag je hoe hij
eigenlijk heet, dan weet niemand dat, want
zoo gaat het in de Jordaan: heb je een bij
naam, en dat hebben er velen, dan word je
meteen geroyeerd in de registers van den
burgerlijken stand. Bijzonder talrijk zijn hier
do tantes, maar ook personen, die zich in
de publieke belangstelling verheugen, ontko
men aan een bijnaam niet; zijn de lui je
welgezind en beschouwen ze je als onge
vaarlijk, dan is er iets vriendelijks in; zoo
wist ieder wie het kleine agentje was, maar
hebben ze 't niet erg op je begrepen, dan
wordt dit ook tot uiting .gebracht; de agent
dien men kende als „bord zure pap" kan
daarvan getuigen.
Revenons a nos pigeons, zeg Uk met een
variant op een bekende spreekwijze.
De duivenhouderij is iets, waar je ln opge
groeid moot zijn om daar 't ware plezier va-n
te ibeseffen, maar zoo gaat 't met alle lief
hebberijen. Zoo'n duivenhouder timmert zich,
zonder zich aan het oordeel van den huis
eigenaar veel gelegen te laten liggen, op het
dak een gevaarte, dat or uit ziet als een
soort uitkijktoren en dat is dan voor een
deel duivenhok. Don heelcn lieven dag houdt
dat er uitziet als een uitkijktoren
hij zich in die regionen op en dan heeft hij
voor gezelschap een duif, die met een poot
aan een touw vastzit. Zoo nu en dan «geeft hij
een ruk aan dat touw en dan gaat het beest
met de vleugels slaan, hetgeen in verband
staat met het uitvliegen van andere «duiven,
want de duivenhouder heeft er'meer dan die
eene. maar die vliegen uit. Het dool van zijn
verblijf in den toren is eigenlijk een anders
duiven .te gappen, wat men duivenmelkers
noemt en als een zeer geoorloofd bedrijf
wordt beschouwd; het kan namelijk gebeuren
dat een duif van een collega tus-
schen zijn vlucht verdwaalt of op de flad
derende duif afkomt en dan komt het er op
aan te zorgen, dat die vreemde binnen het
hok geloodst wordt. Die binnen binnen, binnen
binnen. Ook zijn er, die postduiven houden,
die aan wedvluchten mee doen en dan is er
een heel andere sensatie. Tegen den tijd, dat
de duiven terug verwacht worden, staat men
op het dak en tuurt in de lucht. Daar komt
er een! Met wat voer en gefluit wordt de
vogel, die veelal eerst op een naburig dak
gaat zitten, gelokt en eenmaal binnen wordt
hij in een mandje gezet en dan is 't loopen
wat je kan om de plaats te bereiken, waar
de controle-commissie zitting houdt, om toch
maar de eerste te wezen; nadert dan van
andere zijde ook een met een mandje, dan
krijg je een spurt te zien, waarbij alle re
cords geslagen worden.
Het spreekt dat een goed duivenhouder
lid is van een duivencollege, dat in een of
andere Jordaankroeg, waar Oome Piet in al
schouder geheven om te kunnen zien. De
lichtende toren verschijnt en verdwijnt, om
weer te verschijnen en opnieuw te verdwij
nen, symbool van hett up and down in het
leven.
Maar ook op andere tijden is de toren het
punt, waar aller belangstelling zich op richt,
dan dromt men samen, aan zijn voet en
tuurt naar boven; wijst elkander; men leeft
dan mee in een strijd, die «daarboven wordt
uitgestreden. Ieder Amsterdammer weet, wat
er aan 'de lhand is: de jacht van een roof
vogel op duiven, die in den toren huizen of
zich daar hadden neergezet. De toren toch
is altijd een uitverkoren verblijfplaats ge
weest van sperwers misschien zijn 't geen
sperwers, maar andere roofvogels, doch bij
ons is er maar één soort roofvogel: een sper
wer. zooals alles wat in grootte met een
musch overeenkomt een vinkie is. Hoe is
dan aller aandacht gespannen, als een vlucht
duiven om den «toren jaagt in zoo kort mege-
1 ij ken draai met het roofdier achter zich,
dat poogt er een te grijpen, maar dit niet
kan, zoolang de groep bij elkaar en dicht bij
den toren blijft! Soms geeft do roover het
op en men hoort een zucht van verlichting
uit de toeschouwers opgaan, maar ook ge
beurt het, dat 'hij een afgedwaalde duif kan
«bemachtigen en dan vliegt hij met zijn buit
naar een nis en ziet men beneden, hoe het
slachtoffer de veeren worden uitgerukt, die
wegdrijven op den wind of naar beneden
dwarrelen, waar jongens ze elkaar betwisten.
Er gaat dreiging uit van de toeschouwers naar
het roofdier daar boven, want de Amster
damsche jongen hoeft zijn duiven lief en wie
weet of het niet een der zijne is. die ten
offer is gevallen. Want weet. de Westertoren
is de sluitsteen van dc Jordaan en de Jor
daan is altijd dc buurt geweest, waar de
duivenhouderij welig tierde. Men kent het
beroemde lied:
Wie heeft het mooiste duivenplat
ln heel de Leidschcbuurt'?
Da's onze Pnekie, da's onze Pietje Puck.
Een groote bovenkamer, laag van verdie
ping, in een hoog huis aan een der Amster
damsche grachten. Veel schilderijen aan den
wand, groote en kleine, alle voorzien van
nummers op een rechthoekig stukje papier.
Electrische zolderlampen verspreiden een
helder licht. In het midden van de kafrier
een paar lange tafels, waaraan een vijf en
twintig menschen, vogels van diverse plui
mage; er zijn ook enkele dames bij.
Aan den raamkant van het vertrek weer
een lange tafel, rechthoekig op de richting
van de andere staand. Aan het middenge
deelte van die tafel zit, als gastheer, de vei
linghouder. de „afslager", als u hem zoo
noemen wilt. Maar een afslager van een bij
zonder soort: man van groote ontwikkeling,
met academischen titel, doorkneed in zijn
vak. „nourri dans le sérail", want in het
zelfde huis vroeger in een perceel in een
nóg ouder stadsgedeelte hield zijn vader
ook reeds aucties, die liefhebbers trokken tot
zelfs uit het buitenland.
Deze academisch gevormde acht het niet
beneden zich, zelf zijn veilingen te leiden,
zelf „afslager" te zijn: ..Tien gulden gebo
den. Wie meer? Elf. Twaalf. Dertien Veer
tien. Biedt u nog, meneer X? Vijftien. Wie
meer dan vijftien? Niemand? Voor me
neer X!"
Rechts en links van hem zi'tten eenige
beambten, die de veiling adminlstreeren,
koopers en prijzen notecrcn; een ander
haalt voortdurend tockcnlngcn en etsen uit
groote, dik-gevuldc portefeuilles op schra
gen en geeft ze aan den leider der veiling,
als zc voor verkoop aan de beurt komen. Nu
cn dan houdt hij ccn teekening of ets in dc
zijn waardigheid in hemdsmouwen achter het
buffet troont, z'n vergaderingen houdt cn
waar een levendige handel gedreven wordt,
terwijl, als vanzelf spreekt, zoo nu cn dan
feesttvergaderingen plaats vinden ter viering
van het zooveel-jarig bestaan en waar dan
een harmonica de stemming er in moet
houden; harmonica's toch zijn de meest ge
liefde instrumenten en er zijn Jordaanbe-
woners, die daarop een groote vaardigheid
hebben verkregen.
die daarop een groote vaardigheid hebben
verkregen.
De hooge toren ziet neer op de nauwe
straatjes van den Jordaan, op zijn vele hofjes
nauw gekend bij anderen dan de bewoners
verborgen als ze zijn. Hij schouwt op de oude
huizen met smalle, steile trappen cn be
krompen, lucht en licht ontberende kamers,
waar de moderne mcnsch zich bedreigd ge
voelt door infectueuze vijanden; waar in
donkere bedsteden heele gezinnen een nach
telijk onderkomen moeten vinden, waar zelfs
op stoffige zolders onder pannen daken,
kamertjes zijn getimmerd voor een ouden
enkeling, die daar zijn primitief bestaan
leidt.
't Is echter niet altijd armoede, die in dit
stuk Amsterdam leeft; voor velen is de strijd
om het bestaan niet zwaarder dan voor hen,
die ondergebracht zijn in huizen met modem
comfort, maar van ouder tot voorouder (heb
ben die families daar gewoond; zij kennen
elkaar, ze hebben hun lief en leed .met
elkander gedeeld en ze kruipen even welge
moed in hun donkere bedsteden als anderen
in hun van licht omstraalde ledikanten. Ze
hijschen zich bij het vette touw langs de
enge, uitgesleten en steile trappen op, het
geen een vreemde als een waagstuk zou be
schouwen, maar wat hun door jarenlange
oefening tot een gewoonte Is geworden. En
zelfs de heeren der samenleving, clie zich
bij "hun bezoek aan hun stamcafé niet aan
de maat hebben weten te houden en dit door
een onvasten gang verraden, zij moeten al
heel ver weg zijn, als de trap voor hen een
beletsel is om de woning te bereiken.
Familie- en vriendschapsbanden hebben
al die bewoners van een, twee en drie hoog
vereenigd; hun gevoel van saamhioorigheid
is sterk ontwikkeld; zij verraden elkander niet
helpen elkaar en kunnen elkaar veel ver
geven. Soms beleeft een paar het, vijftig-
jaar tezamen in hun primitief verblijf te
hebben geleefd, alle hygiëne ten spijt en dan
viert de heele straat feest, slingeren groen
papieren borden in gouden letters
en bloemen over de straat en langs de gevels
en verkondigen papieren borden in gouden
letteren die heuglijke gebeurtenis.
En nu, oude-Westertoren, zal Öat alles ver
dwijnen; menschen met nieuwe ideeën zijn
gekomen en gaan saneeren, wat hun niets
kost en zoo zal straat na straat vallen en
zullen er andere huizen verrijzen langs
breede straten en plantsoenen. «Dan zal weer
een stuk typisch Amsterdamsch volksleven
verloren zijn gegaan.
hoogte', om allen de gelegenheid te geven, er
nog eens een blik op te werpen, vóórdat het
bieden begint.
Ik ben hier eens binnengeloopen om te
zien of het op zulke veilingen nog gaat als
vroeger. Tref ik het niet, van avond? Of is
ook op verkoopingen van kunst de verandering
der tijden merkbaar? Ik heb heugenis aan
veilingen uit vroeger jaren, gedeeltelijk uit
eigen waarneming, 'gedeeltelijk uit overleve
ring' en ik meen op te merken, dat de ge
weldige spanning, de soms zwaar geladen
atmospheer, er niet meer zijn.
Die tijden, waarvan ik spreek, dat waren
de dagen, waarin Amsterdam vele verwoede
verzamelaars onder zijn inwoners telde, die
de geschiedenis van hun stad kenden als
weinigen vooral de geschiedenis zooals die
was vastgelegd, door grootere en kleinere
kunstenaars, in teekening' en prent en die
trotsch waren op hun met veel moeite en
speuren en kosten verkregen bezit: de „Atlas
van Amsterdam"!
Wanneer die collcctionneurs van den
ouden stempel kunstveilingen bijwoonden
en op wélke auctie in Amsterdam waren zij
niet aanwezig? dan kwamen er vaak
oogenblikken van groote bewogenheid voor
in de kleine zaaltjes, waar liet soms blauw
van den rook zag. Fel en verbeten werd er
dan gestreden om het bezit van een stuk
Amsterdamsche gescliledenis-in-becld, tot er
nog slechts twee waren overgebleven, die
geen kamp wilden geven cn van wie einde
lijk één als overwinnaar uit het strijdperk
trad. Meestal betaalde hij dan veel te voel.
maar hij had wat hij hebben wilde en aan
niemand anders gunde. 1-Iij was er in ge-
In een tijdschrift viel mijn oog dezer dagen
op dezen titel van een artikel: Microben in
tranen.
Ik had toen geen tijd het artikel te lezen,
maar vraag mij nu voortdurend af, wat deze
blijkbaar gevoelige diertjes zoo ongelukkig
had gemaakt.
Ik lees dat een natuurhlstoricus een blaf
fende vischsoort heeft-ontdekt.
Hengelaars blijven de bijtende soort prefe-
reeren.
In sommige deelen van Engeland wordt
het als ongelukkig beschouwd om op een
kakkerlak te trappen.
Vooral voor de kakkerlak zou ik zeggen.
Het volgende verhaal wordt als historisch
verteld.
Een dagblad te Nice bevatte onlangs de
navolgende advertentie:
.Tong milllonair, knap uiterlijk, wenscht
kennismaking, teneinde een huwelijk aan te
gaan met jong meisje, dat gelijkt op de hel
din in M's laatsten roman.
Binnen vierentwintig uur was dc gchccle
oplaag van het bedoelde boek uitverkocht.
Is dit niets voor onze uitgevers?
DE NIEUWE 75 KILOWATT
ZENDER LANGENBERG.
Aan het gebouw van den nieuwen Lan-
genberger zender wordt met koortsachtigen
ijver gewerkt om op den vastgestelden tijd
klaar te zijn.
Het uitbreidingsplan van den zender Lan-
genberg- tot 75 Kilowatt antenne-energie,
dwong de D.R.P. een overeenkomstig groote
ruimte ter beschikking te stellen. Het' oude
zendergebouw was niet meer geschikt, terwijl
de uitzendingen niet mochten worden ge
staakt. Vandaar de directe uitbreiding van
liet oude gebouw. Het nieuwe gebouw met
680 M2. oppervlakte, wordt Noordoostelijk
van het oude gebouw, op een afstand van 9
M. daarvan opgetrokken. Het is een verdie
ping hoog en heeft een ruimen kelder. Door
een gesloten gang is het met het oude ge
bouw verbonden. Hierdoor is het mogelijk de
twee gebouwen tegelijkertijd te gebruiken.
In de kelderverdieping van het nieuwe ge
bouw worden de koelapparaten en de bijna
3 M. hooge condensatorengroepen (zeefkring)
der hoofdzendertrappen ingebouwd.
Op de parterre verdieping bevinden zich de
zenderruimte, de machinekamer en de trans
formatoren- en olieschakelaarcel, die ex-
plosievrij is geconstrueerd en alleen toegan
kelijk van buiten af. Alle ruimten zijn een
voudig doch practisch ingericht en in de
eerste plaats berekend op geluidsdichtheid.
De zend- en machinekamers van het oude
gebouw, moeten, in zooverre zij vrij zijn, voor
andere doeleinden dienen.
Het nieuwe gebouw met ruim 23.5 M. front
lengte en 28 M. breedte wordt als massief
bouwwerk overeenkomstig het doel in zeer
eenvoudige lijnen gebouwd en geeft reeds
van buitenaf den indruk, dat men hier met
een gebouw te doen heeft, dat bestemd is
voor buitengewone technische doeleinden. De
horizontale gevellijnen van het oude gebouw
zijn bij het nieuwe gebouw, dat een meer vier
kante indruk maakt, veel verzacht, hetgeen
nog versterkt wordt, door de beide uitge
bouwde hoeken aan den gevel, die veel ge
lijkenis vertoonen met torens. Het te gebrui
ken materiaal zal het evenwicht tusschen
liet oude en het nieuwe gebouw herstellen.
De hoofdkleur wordt zilvergrijs. Het dak be
staat uit een ijzerconstructie met drie groote
hoogspanners van 10 ton eigengewicht. Het
is met koper bedekt en vormt zoo de bedek
king van drie ruimten, zonder dat er pijlers
noodig zijn om het dak te steunen. De koper
bedekking is verbonden met een koperdraad-
net in het binnenwerk van de zijwanden en
zoodoende wordt een electrische bescherming
van de zenderruimten verkregen.
Het werk is 9 April begonnen en zal begin
Augustus voltooid zijn. De ter beschikking
staande bouwtijd, is dus zoo krap genomen,
als maar mogelijk is. Wanneer men bedenkt,
dat het nieuwe bouwwerk 135 M. boven Lan-
genberg, op den Hordtberg is gelegen, het
geen groote moeilijkheden geeft bij het bou
wen, dan is deze tijd wel uiterst kort! Alle
bouwmaterialen moeten langs een 6 Kilome
ter langen, onvoldoend onderhouden straat
weg in kleine hoeveelheden vervoerd worden.
Bovendien moet men bij het uitgraven van
de kelderputten zeer voorzichtig te werk gaan
wil men niet aan de uitzendingen van den
ouden zender ernstige storing berokkenen.
In ieder geval denkt men, bij gunstige weers
omstandigheden tijdig klaar te komen om de
machines en toestellen te kunnen plaatsen.
slaagd, weer een stuk toe te voegen aan zijn
„Atlas": soms was het een waardevolle tee
kening of ets, soms ookeen kermisprent.
Van zulk een verbetenheid, van zulk een
spanning, was op deze veiling weinig of
niets te bemerken. Natuurlijk waren er
oogenblikken van oplevende belangstelling,
als een beroemde naam werd genoemd, als
een bijzonder fraai of zeldzaam „blad"
eerst bij de aanwezigen rondging vóór het
bieden begon, maar al kondigde de veiling
directeur, na eerst een nieuw nummer met
kennersblik gemonsterd te hebben, dit ook
aan als „een mooie litho", „een prachtig stel
etsen", „een fijn teekeningetje", „een zeld
zaam blad", „een mooi drukje", al zei hij
ironisch: „Kijk 's, wat 'n prachtige lijst er
om zit: die kost alleen al vijf en twintig 'gul
den!" echt warm werden de menschen niet.
Tusschenbeide stond er iemand op en ver
liet de zaal; anderen kwamen binnenloopen,
openden hun catalogus, waarin verschillende
nummers waren aangestreept en vroegen,
hoe ver de veiling gevorderd was. Dan
gingen ze meebieden, met even een hoofd
knik, of een nauw merkbare handbeweging'.
Nauw merkbaar, maar toch zeer duidelijk
voor den leider van de veiling, die behalve
zijn vak ook zijn Pappenheimers kent (be
hoort dit trouwens óók niet tot zijn vak?)
cn precies weet, waarvoor zijn klanten zich
in 't bijzonder interesseeren. Want den een
is het te doen om de teekening of de ets
zelf, den ander om den naam van den ma
ker: een derde stelt belang in „mooie, oude
lijstjes".
„Twintig gulden geboden. Vijf en twintig.
Wie meer? Dertig. Dat is iets voor u, dokter,
daar hebt u er al een van! Vijf en dertig.
Veertig. Gaat u daarboven? Néén? Niemand
meer dan véër-tig gulden
Zoo ging het door.
Het was genoegelijk op deze veiling, waar
een oud-gediende thee ronddiende, maar
spannend was het niet!
Ach, die goede, oude tijd!
J. C. E.
SIGMUND FREUD.
1856—1931.
Freud werd Woensdag jongstleden 75 jaar.
Zijn naam is wereldberoemd geworden om-
dat hij verbonden is met de wordingsgeschie
denis van de psycho-analyse, een weten
schappelijke geneesmethode, die duizenden
en nog eens duizenden geleerde aanhangers
heeft verworven, doch ook ontelbare adepten
uit het leekenpubliek en dit is misschien wel
de voornaamste reden voor het feit dat Freud
even heftig' bestreden als vereerd Is geworden,
Sigmund Freud voltooide zijn medische
studiën in Weenen. In 1885 ging hij naar
Parijs waar hij leerling werd van Charcot en
onder wiens leiding hij neurosen bestudeerde
Daarna keerde hij naar Oostenrijk terug om
zich in Weenen als specialist in zenuwziekten
te vestigen.
Daar raakte hij bevriend met Dr. Jozef
Breucr, wie geen gering deel van de eer van
Freud's successen toekomt. Hij toch was heti
die den jongen zenuwspecialist opmerkzaam
maakte op een typisch geval van genezing
van een zielsziekte. Dit geval had Breuer ge
leerde dat het mogelijk was een bepaald psy
chisch ziekteverschijnsel te laten verdwijnen,
door den patient uith et onderbewustzijn
alle gebeurtenissen te laten vertellen, die in
den loop der tijden hadden bijgedragen tot
de vorming van het ziekelijke symptoom
Freud was ten zeerste getroffen door de
ervaring van Breuer. 1-Iij vond dat de methode
van groot wetenschappelijk belang was en
besloot haar in het vervolg toe te passen.
Het is natuurlijk niet mogelijk in deze
rubriek een volledige definitie te geven van
het begrip psycho-analyse, zooals het is weer
gegeven in de talrijke werken van Freud en
diens navolgers Stec.kel, Grod.deck en vele
anderen. Genoeg zij, dat de Freudiaansche
methode der zielsontleding haar doel tracht
te bereiken door een zeer diepgaande analyse
van gevoelens gedachten, angsten, obsessies,
droomen, vergissingen, versprekingen, en an
deren symbool-handelingen. Freud heeft
ondervonden dat door die analyse is gebleken
dat vele reacties zijner patiënten-slechts'ybor
een klein deel waren aangeboren^ en voor
een belangrijk deel waren ontstaan door be
paalde gebeurtenissen, hetzij voorgevallen
in den allervroegstcn kindertijd, hetzij later,
maar in dat geval onmiddellijk naar het
onbewustzijn verdrongen.
Het weder opdelven uit het onderbewust
zijn van deze incidenten kon volgens
Freud de genezing van den patient bewerk
stelligen. Door ondervragingen, associaties en
desnoods door het verzamelen van onder hyp
nose verkregen mededeelingen, kreeg Freud
het materiaal bijeen, dat hem op het spoor
bracht van de, naar het onderbewustzijn ver
drongen oorzaak van het psychische ziekte-»
verschijnsel.
Freud's successen deden hem er toe be
sluiten het gevondene wereldkundig te maken,
Ook Breuer verleende daarbij zijn mede
werking. In Januari 1893 verschenen de
eerste mededeelingen in een wetenschappe
lijk tijdschrift. In 1895 beschreef hij de
„Angstneurose". Daarna volgden de andere
„Studiën" die een revolutionnair succes had
den maar ook door de tegenstanders van de
nieuwe wetenschap (voor een deel tocli ook
weer op oude ervaringen gegrondvest) heftig
werden bestreden.
Sigmund Freud's „Traumdeutung" is in vele
talen overgenomen. Dit werk ontstond in
1900. Later schreef hij nog: „Psychopatholo
gie des Alltaglebens" (1904), „Uber Psycho
analyse" (1910), „Vorlesungen zur Einführung
in die Psychoanalyse" (1917), „Das Ich und
das Es" (1923).
Eenige tijdschriften (en jaarboeken, alleen'
voor dit doel gesticht) zijn aan de Psycho
analyse gewijd. Zij heeten o.a. „Imago" eri
„Internationale Zeitschrift für Psycho
analyse".
Zonder Freud, die onlangs den Goethe-prijs
verwierf is de. moderne psychologie niet
denkbaar.
HET WITTE LEGER.
Het is geen vijandelijke armee, dit witte
leger. Het werkt juist mede aan het behoud
van onze gezondheid.
Zooals bekend zijn de microben de groot
ste vijanden van het menschelijk geslacht;
zij veroorzaken de ziekten, waaraan de men
schen lijden. Zijdringen in het bloed door en
wanneer de omstandigheden gunstig zijn ver
menigvuldigen zij zich daar met verbazing
wekkende snelheid. Het vergift of toxine
dat zij in het bloed brengen veroorzaakt de
ziekten.
Maar de natuur heeft drie prachtige ver
dedigingsmiddelen tegen deze microben. In
het bloed bevinden zich tallooze witte
lichaampjes, die tezamen „het witte leger"
zouden kunnen genoemd worden. Zij vor
men onze „lijfwacht". Zoodra microben een
inval in ons bloed hebben gedaan, worden
zij aangevallen en vernietigd door het witte
leger. lederen dag worden wij met allerlei
ziekten door microben geïnfecteerd, doch het
witte leger neutraliseert hun werking.
Vaak komt het voor, dat het invalsleger
zoo groot is, dat het witte leger er niet tegen
op kan. Dan heeft de natuur een tweede ver
dedigingsmiddel temperatuursyerhooging.
Vele microben zijn zelfs tegen een geringe
temperatuursverhooging niet bestand. Ên dan
is er nog een derde middel: de anti-toxine,
dat ook door het bloed wordt geproduceerd en
niets anders is dan een tegengif tegen de
toxipe, clie de microben in het bloed brengen,