Amsterdamsche Stadsbeelden. vx\y^ UIT DE CROOTE STAD. Om den Westertoren. 'vVvVvVv KUNSTVEILING. DE VROOLIJKE KANT Biographieen in een notedop. door A. HEEROMA. Mogen de musea, 'de dierentuin, hdfc Paleis, het Kolkje desnoods, de attractie-punten voor vreemdelingen zijn en de Westertoren alleen in 't voorbijgaan een blik waardig worden ge keurd, ofschoon de man, die, staande in den groofcen toerauto, zijn plaatselijke en (histo- rische kennis in een .spreektrompet blaast, niet zal verzuimen hoogte en ouderdom te vermelden, voor den Amsterdammer is de Westertoren geen bezienswaardigheid, maar jDe vertegenwoordiger zijner stad. •de vertegenwoordiger zijner stad. Draagt hij niet de keizerskroon en weet ieder Jordaan- jongsko, ln zijn schaduw geboren, niet 'te vertellen, dat het de allerhoogste toren is, «ooit iemand, die er wat van bemerkt heeft, ouder zijnde zal hij weten dat dit niet zoo ïs, maar het summum van hoogte is dan: hooger dan de Westertoren. 't Is deze toren, die onze ligging op den aardbol bepaalt, want de meridiaan gaat door zijn voet. Zoo'n meridiaan is wel on zichtbaar, maar niettemin bestaat hij en lcomt, in dat opzicht overeen met de bezuini- gingslljn, die het gemeentebestuur thans dooi de administratie heeft getrokken en is er oclt Iemand, die er wat van bemerkt heeft, ofschoon men in elke raadszitting kan ver nemen dat hij bestaat? Een gemoedelijk vriend zei, dat het er net mee was als met zijn salaris, wanneer hij dat plichtmatig in de handen zijner levensge zellin had doen overgaan: dat het bestond betwijfelde hij niet, maar hij zag er nooit meer wat van torug. Wat bekommeren we ons bij feestelijke gelegenheden om de toren van Oude- en Zuiderkerk. schoon die het in ouderdom en architectonisch schoon van Hum slanken col lega winnen? Neen, de Westertoren is het troetelkind: bij groote gelegenheden trekken handige en klautergragc werklieden d'raden langs zijn contoeren en steken er duizen den lampjes in; 's avonds worden dit licht strepen en bogen en teekent onze boren zich Schitterend tegen den donkeren hemel af. Dan stroomt heel Amsterdam naar Prinsen, en'Keizersgracht en dromt men samen op de bruggen om te zien, hoe het licht langzaam verflauwt, zoodat het geel vervaagt tot een rossigen schijn om dan geheel te dooven maar even later weer op te gloeien langs lijst en kroon. Met moeite banen zich, met iheele families beladen groente-auto's, achter groote Lissonewagens, oude Fordjes, nieuwe glan zende wagens en vergeten gewaande rijtuigjes een weg door de opgepropte menigte, die blijft om van het schouwspel te genieten. Uit alle ramen steken hoofden, overal rekken zich "de halzen en kinderen worden op vader's '««Ijjji op vaders schouder* geheven. 't Is hier het land van de Pietje Pucks, de jongens met een springlok uit de pet, die bij de draaiorgels dansten, die altijd bereid waren een geschil uit te vechten, waarbij kopstooten en duiken buitengewoon gewild waren en waar overigens de vuisten het moesten uitmaken; messen en dergelijke voorwerpen, zoo onontbeerlijk bij onze broe ders in de zuidelijke provinciën, zijn bij den Amsterdammer niet in «tel, hij vecht met zijn natuurlijke wapens en kan er ook zeker van zijn, dat een strijder, die een mes zou trek ken, meteen de heele Jordaan tegen zich zou hebben, terwijl anders de omstanders, die veel voelen voor een vechtpartij, neutraal blijven. Dat de afkeer van messen .groot is, blijkt wel hieruit dat egn man, die als kleine jongen eens een kameraadje met een mes onbeduidend had geprikt, na dien door ieder een Appie de moordenaar werd geheeten en tot zijn dood zal hij Appie de Moordenaar blijven, terwijl z'n zoon Jopie blij mag zijn, als hij den titel niet erft. Vraag je hoe hij eigenlijk heet, dan weet niemand dat, want zoo gaat het in de Jordaan: heb je een bij naam, en dat hebben er velen, dan word je meteen geroyeerd in de registers van den burgerlijken stand. Bijzonder talrijk zijn hier do tantes, maar ook personen, die zich in de publieke belangstelling verheugen, ontko men aan een bijnaam niet; zijn de lui je welgezind en beschouwen ze je als onge vaarlijk, dan is er iets vriendelijks in; zoo wist ieder wie het kleine agentje was, maar hebben ze 't niet erg op je begrepen, dan wordt dit ook tot uiting .gebracht; de agent dien men kende als „bord zure pap" kan daarvan getuigen. Revenons a nos pigeons, zeg Uk met een variant op een bekende spreekwijze. De duivenhouderij is iets, waar je ln opge groeid moot zijn om daar 't ware plezier va-n te ibeseffen, maar zoo gaat 't met alle lief hebberijen. Zoo'n duivenhouder timmert zich, zonder zich aan het oordeel van den huis eigenaar veel gelegen te laten liggen, op het dak een gevaarte, dat or uit ziet als een soort uitkijktoren en dat is dan voor een deel duivenhok. Don heelcn lieven dag houdt dat er uitziet als een uitkijktoren hij zich in die regionen op en dan heeft hij voor gezelschap een duif, die met een poot aan een touw vastzit. Zoo nu en dan «geeft hij een ruk aan dat touw en dan gaat het beest met de vleugels slaan, hetgeen in verband staat met het uitvliegen van andere «duiven, want de duivenhouder heeft er'meer dan die eene. maar die vliegen uit. Het dool van zijn verblijf in den toren is eigenlijk een anders duiven .te gappen, wat men duivenmelkers noemt en als een zeer geoorloofd bedrijf wordt beschouwd; het kan namelijk gebeuren dat een duif van een collega tus- schen zijn vlucht verdwaalt of op de flad derende duif afkomt en dan komt het er op aan te zorgen, dat die vreemde binnen het hok geloodst wordt. Die binnen binnen, binnen binnen. Ook zijn er, die postduiven houden, die aan wedvluchten mee doen en dan is er een heel andere sensatie. Tegen den tijd, dat de duiven terug verwacht worden, staat men op het dak en tuurt in de lucht. Daar komt er een! Met wat voer en gefluit wordt de vogel, die veelal eerst op een naburig dak gaat zitten, gelokt en eenmaal binnen wordt hij in een mandje gezet en dan is 't loopen wat je kan om de plaats te bereiken, waar de controle-commissie zitting houdt, om toch maar de eerste te wezen; nadert dan van andere zijde ook een met een mandje, dan krijg je een spurt te zien, waarbij alle re cords geslagen worden. Het spreekt dat een goed duivenhouder lid is van een duivencollege, dat in een of andere Jordaankroeg, waar Oome Piet in al schouder geheven om te kunnen zien. De lichtende toren verschijnt en verdwijnt, om weer te verschijnen en opnieuw te verdwij nen, symbool van hett up and down in het leven. Maar ook op andere tijden is de toren het punt, waar aller belangstelling zich op richt, dan dromt men samen, aan zijn voet en tuurt naar boven; wijst elkander; men leeft dan mee in een strijd, die «daarboven wordt uitgestreden. Ieder Amsterdammer weet, wat er aan 'de lhand is: de jacht van een roof vogel op duiven, die in den toren huizen of zich daar hadden neergezet. De toren toch is altijd een uitverkoren verblijfplaats ge weest van sperwers misschien zijn 't geen sperwers, maar andere roofvogels, doch bij ons is er maar één soort roofvogel: een sper wer. zooals alles wat in grootte met een musch overeenkomt een vinkie is. Hoe is dan aller aandacht gespannen, als een vlucht duiven om den «toren jaagt in zoo kort mege- 1 ij ken draai met het roofdier achter zich, dat poogt er een te grijpen, maar dit niet kan, zoolang de groep bij elkaar en dicht bij den toren blijft! Soms geeft do roover het op en men hoort een zucht van verlichting uit de toeschouwers opgaan, maar ook ge beurt het, dat 'hij een afgedwaalde duif kan «bemachtigen en dan vliegt hij met zijn buit naar een nis en ziet men beneden, hoe het slachtoffer de veeren worden uitgerukt, die wegdrijven op den wind of naar beneden dwarrelen, waar jongens ze elkaar betwisten. Er gaat dreiging uit van de toeschouwers naar het roofdier daar boven, want de Amster damsche jongen hoeft zijn duiven lief en wie weet of het niet een der zijne is. die ten offer is gevallen. Want weet. de Westertoren is de sluitsteen van dc Jordaan en de Jor daan is altijd dc buurt geweest, waar de duivenhouderij welig tierde. Men kent het beroemde lied: Wie heeft het mooiste duivenplat ln heel de Leidschcbuurt'? Da's onze Pnekie, da's onze Pietje Puck. Een groote bovenkamer, laag van verdie ping, in een hoog huis aan een der Amster damsche grachten. Veel schilderijen aan den wand, groote en kleine, alle voorzien van nummers op een rechthoekig stukje papier. Electrische zolderlampen verspreiden een helder licht. In het midden van de kafrier een paar lange tafels, waaraan een vijf en twintig menschen, vogels van diverse plui mage; er zijn ook enkele dames bij. Aan den raamkant van het vertrek weer een lange tafel, rechthoekig op de richting van de andere staand. Aan het middenge deelte van die tafel zit, als gastheer, de vei linghouder. de „afslager", als u hem zoo noemen wilt. Maar een afslager van een bij zonder soort: man van groote ontwikkeling, met academischen titel, doorkneed in zijn vak. „nourri dans le sérail", want in het zelfde huis vroeger in een perceel in een nóg ouder stadsgedeelte hield zijn vader ook reeds aucties, die liefhebbers trokken tot zelfs uit het buitenland. Deze academisch gevormde acht het niet beneden zich, zelf zijn veilingen te leiden, zelf „afslager" te zijn: ..Tien gulden gebo den. Wie meer? Elf. Twaalf. Dertien Veer tien. Biedt u nog, meneer X? Vijftien. Wie meer dan vijftien? Niemand? Voor me neer X!" Rechts en links van hem zi'tten eenige beambten, die de veiling adminlstreeren, koopers en prijzen notecrcn; een ander haalt voortdurend tockcnlngcn en etsen uit groote, dik-gevuldc portefeuilles op schra gen en geeft ze aan den leider der veiling, als zc voor verkoop aan de beurt komen. Nu cn dan houdt hij ccn teekening of ets in dc zijn waardigheid in hemdsmouwen achter het buffet troont, z'n vergaderingen houdt cn waar een levendige handel gedreven wordt, terwijl, als vanzelf spreekt, zoo nu cn dan feesttvergaderingen plaats vinden ter viering van het zooveel-jarig bestaan en waar dan een harmonica de stemming er in moet houden; harmonica's toch zijn de meest ge liefde instrumenten en er zijn Jordaanbe- woners, die daarop een groote vaardigheid hebben verkregen. die daarop een groote vaardigheid hebben verkregen. De hooge toren ziet neer op de nauwe straatjes van den Jordaan, op zijn vele hofjes nauw gekend bij anderen dan de bewoners verborgen als ze zijn. Hij schouwt op de oude huizen met smalle, steile trappen cn be krompen, lucht en licht ontberende kamers, waar de moderne mcnsch zich bedreigd ge voelt door infectueuze vijanden; waar in donkere bedsteden heele gezinnen een nach telijk onderkomen moeten vinden, waar zelfs op stoffige zolders onder pannen daken, kamertjes zijn getimmerd voor een ouden enkeling, die daar zijn primitief bestaan leidt. 't Is echter niet altijd armoede, die in dit stuk Amsterdam leeft; voor velen is de strijd om het bestaan niet zwaarder dan voor hen, die ondergebracht zijn in huizen met modem comfort, maar van ouder tot voorouder (heb ben die families daar gewoond; zij kennen elkaar, ze hebben hun lief en leed .met elkander gedeeld en ze kruipen even welge moed in hun donkere bedsteden als anderen in hun van licht omstraalde ledikanten. Ze hijschen zich bij het vette touw langs de enge, uitgesleten en steile trappen op, het geen een vreemde als een waagstuk zou be schouwen, maar wat hun door jarenlange oefening tot een gewoonte Is geworden. En zelfs de heeren der samenleving, clie zich bij "hun bezoek aan hun stamcafé niet aan de maat hebben weten te houden en dit door een onvasten gang verraden, zij moeten al heel ver weg zijn, als de trap voor hen een beletsel is om de woning te bereiken. Familie- en vriendschapsbanden hebben al die bewoners van een, twee en drie hoog vereenigd; hun gevoel van saamhioorigheid is sterk ontwikkeld; zij verraden elkander niet helpen elkaar en kunnen elkaar veel ver geven. Soms beleeft een paar het, vijftig- jaar tezamen in hun primitief verblijf te hebben geleefd, alle hygiëne ten spijt en dan viert de heele straat feest, slingeren groen papieren borden in gouden letters en bloemen over de straat en langs de gevels en verkondigen papieren borden in gouden letteren die heuglijke gebeurtenis. En nu, oude-Westertoren, zal Öat alles ver dwijnen; menschen met nieuwe ideeën zijn gekomen en gaan saneeren, wat hun niets kost en zoo zal straat na straat vallen en zullen er andere huizen verrijzen langs breede straten en plantsoenen. «Dan zal weer een stuk typisch Amsterdamsch volksleven verloren zijn gegaan. hoogte', om allen de gelegenheid te geven, er nog eens een blik op te werpen, vóórdat het bieden begint. Ik ben hier eens binnengeloopen om te zien of het op zulke veilingen nog gaat als vroeger. Tref ik het niet, van avond? Of is ook op verkoopingen van kunst de verandering der tijden merkbaar? Ik heb heugenis aan veilingen uit vroeger jaren, gedeeltelijk uit eigen waarneming, 'gedeeltelijk uit overleve ring' en ik meen op te merken, dat de ge weldige spanning, de soms zwaar geladen atmospheer, er niet meer zijn. Die tijden, waarvan ik spreek, dat waren de dagen, waarin Amsterdam vele verwoede verzamelaars onder zijn inwoners telde, die de geschiedenis van hun stad kenden als weinigen vooral de geschiedenis zooals die was vastgelegd, door grootere en kleinere kunstenaars, in teekening' en prent en die trotsch waren op hun met veel moeite en speuren en kosten verkregen bezit: de „Atlas van Amsterdam"! Wanneer die collcctionneurs van den ouden stempel kunstveilingen bijwoonden en op wélke auctie in Amsterdam waren zij niet aanwezig? dan kwamen er vaak oogenblikken van groote bewogenheid voor in de kleine zaaltjes, waar liet soms blauw van den rook zag. Fel en verbeten werd er dan gestreden om het bezit van een stuk Amsterdamsche gescliledenis-in-becld, tot er nog slechts twee waren overgebleven, die geen kamp wilden geven cn van wie einde lijk één als overwinnaar uit het strijdperk trad. Meestal betaalde hij dan veel te voel. maar hij had wat hij hebben wilde en aan niemand anders gunde. 1-Iij was er in ge- In een tijdschrift viel mijn oog dezer dagen op dezen titel van een artikel: Microben in tranen. Ik had toen geen tijd het artikel te lezen, maar vraag mij nu voortdurend af, wat deze blijkbaar gevoelige diertjes zoo ongelukkig had gemaakt. Ik lees dat een natuurhlstoricus een blaf fende vischsoort heeft-ontdekt. Hengelaars blijven de bijtende soort prefe- reeren. In sommige deelen van Engeland wordt het als ongelukkig beschouwd om op een kakkerlak te trappen. Vooral voor de kakkerlak zou ik zeggen. Het volgende verhaal wordt als historisch verteld. Een dagblad te Nice bevatte onlangs de navolgende advertentie: .Tong milllonair, knap uiterlijk, wenscht kennismaking, teneinde een huwelijk aan te gaan met jong meisje, dat gelijkt op de hel din in M's laatsten roman. Binnen vierentwintig uur was dc gchccle oplaag van het bedoelde boek uitverkocht. Is dit niets voor onze uitgevers? DE NIEUWE 75 KILOWATT ZENDER LANGENBERG. Aan het gebouw van den nieuwen Lan- genberger zender wordt met koortsachtigen ijver gewerkt om op den vastgestelden tijd klaar te zijn. Het uitbreidingsplan van den zender Lan- genberg- tot 75 Kilowatt antenne-energie, dwong de D.R.P. een overeenkomstig groote ruimte ter beschikking te stellen. Het' oude zendergebouw was niet meer geschikt, terwijl de uitzendingen niet mochten worden ge staakt. Vandaar de directe uitbreiding van liet oude gebouw. Het nieuwe gebouw met 680 M2. oppervlakte, wordt Noordoostelijk van het oude gebouw, op een afstand van 9 M. daarvan opgetrokken. Het is een verdie ping hoog en heeft een ruimen kelder. Door een gesloten gang is het met het oude ge bouw verbonden. Hierdoor is het mogelijk de twee gebouwen tegelijkertijd te gebruiken. In de kelderverdieping van het nieuwe ge bouw worden de koelapparaten en de bijna 3 M. hooge condensatorengroepen (zeefkring) der hoofdzendertrappen ingebouwd. Op de parterre verdieping bevinden zich de zenderruimte, de machinekamer en de trans formatoren- en olieschakelaarcel, die ex- plosievrij is geconstrueerd en alleen toegan kelijk van buiten af. Alle ruimten zijn een voudig doch practisch ingericht en in de eerste plaats berekend op geluidsdichtheid. De zend- en machinekamers van het oude gebouw, moeten, in zooverre zij vrij zijn, voor andere doeleinden dienen. Het nieuwe gebouw met ruim 23.5 M. front lengte en 28 M. breedte wordt als massief bouwwerk overeenkomstig het doel in zeer eenvoudige lijnen gebouwd en geeft reeds van buitenaf den indruk, dat men hier met een gebouw te doen heeft, dat bestemd is voor buitengewone technische doeleinden. De horizontale gevellijnen van het oude gebouw zijn bij het nieuwe gebouw, dat een meer vier kante indruk maakt, veel verzacht, hetgeen nog versterkt wordt, door de beide uitge bouwde hoeken aan den gevel, die veel ge lijkenis vertoonen met torens. Het te gebrui ken materiaal zal het evenwicht tusschen liet oude en het nieuwe gebouw herstellen. De hoofdkleur wordt zilvergrijs. Het dak be staat uit een ijzerconstructie met drie groote hoogspanners van 10 ton eigengewicht. Het is met koper bedekt en vormt zoo de bedek king van drie ruimten, zonder dat er pijlers noodig zijn om het dak te steunen. De koper bedekking is verbonden met een koperdraad- net in het binnenwerk van de zijwanden en zoodoende wordt een electrische bescherming van de zenderruimten verkregen. Het werk is 9 April begonnen en zal begin Augustus voltooid zijn. De ter beschikking staande bouwtijd, is dus zoo krap genomen, als maar mogelijk is. Wanneer men bedenkt, dat het nieuwe bouwwerk 135 M. boven Lan- genberg, op den Hordtberg is gelegen, het geen groote moeilijkheden geeft bij het bou wen, dan is deze tijd wel uiterst kort! Alle bouwmaterialen moeten langs een 6 Kilome ter langen, onvoldoend onderhouden straat weg in kleine hoeveelheden vervoerd worden. Bovendien moet men bij het uitgraven van de kelderputten zeer voorzichtig te werk gaan wil men niet aan de uitzendingen van den ouden zender ernstige storing berokkenen. In ieder geval denkt men, bij gunstige weers omstandigheden tijdig klaar te komen om de machines en toestellen te kunnen plaatsen. slaagd, weer een stuk toe te voegen aan zijn „Atlas": soms was het een waardevolle tee kening of ets, soms ookeen kermisprent. Van zulk een verbetenheid, van zulk een spanning, was op deze veiling weinig of niets te bemerken. Natuurlijk waren er oogenblikken van oplevende belangstelling, als een beroemde naam werd genoemd, als een bijzonder fraai of zeldzaam „blad" eerst bij de aanwezigen rondging vóór het bieden begon, maar al kondigde de veiling directeur, na eerst een nieuw nummer met kennersblik gemonsterd te hebben, dit ook aan als „een mooie litho", „een prachtig stel etsen", „een fijn teekeningetje", „een zeld zaam blad", „een mooi drukje", al zei hij ironisch: „Kijk 's, wat 'n prachtige lijst er om zit: die kost alleen al vijf en twintig 'gul den!" echt warm werden de menschen niet. Tusschenbeide stond er iemand op en ver liet de zaal; anderen kwamen binnenloopen, openden hun catalogus, waarin verschillende nummers waren aangestreept en vroegen, hoe ver de veiling gevorderd was. Dan gingen ze meebieden, met even een hoofd knik, of een nauw merkbare handbeweging'. Nauw merkbaar, maar toch zeer duidelijk voor den leider van de veiling, die behalve zijn vak ook zijn Pappenheimers kent (be hoort dit trouwens óók niet tot zijn vak?) cn precies weet, waarvoor zijn klanten zich in 't bijzonder interesseeren. Want den een is het te doen om de teekening of de ets zelf, den ander om den naam van den ma ker: een derde stelt belang in „mooie, oude lijstjes". „Twintig gulden geboden. Vijf en twintig. Wie meer? Dertig. Dat is iets voor u, dokter, daar hebt u er al een van! Vijf en dertig. Veertig. Gaat u daarboven? Néén? Niemand meer dan véër-tig gulden Zoo ging het door. Het was genoegelijk op deze veiling, waar een oud-gediende thee ronddiende, maar spannend was het niet! Ach, die goede, oude tijd! J. C. E. SIGMUND FREUD. 1856—1931. Freud werd Woensdag jongstleden 75 jaar. Zijn naam is wereldberoemd geworden om- dat hij verbonden is met de wordingsgeschie denis van de psycho-analyse, een weten schappelijke geneesmethode, die duizenden en nog eens duizenden geleerde aanhangers heeft verworven, doch ook ontelbare adepten uit het leekenpubliek en dit is misschien wel de voornaamste reden voor het feit dat Freud even heftig' bestreden als vereerd Is geworden, Sigmund Freud voltooide zijn medische studiën in Weenen. In 1885 ging hij naar Parijs waar hij leerling werd van Charcot en onder wiens leiding hij neurosen bestudeerde Daarna keerde hij naar Oostenrijk terug om zich in Weenen als specialist in zenuwziekten te vestigen. Daar raakte hij bevriend met Dr. Jozef Breucr, wie geen gering deel van de eer van Freud's successen toekomt. Hij toch was heti die den jongen zenuwspecialist opmerkzaam maakte op een typisch geval van genezing van een zielsziekte. Dit geval had Breuer ge leerde dat het mogelijk was een bepaald psy chisch ziekteverschijnsel te laten verdwijnen, door den patient uith et onderbewustzijn alle gebeurtenissen te laten vertellen, die in den loop der tijden hadden bijgedragen tot de vorming van het ziekelijke symptoom Freud was ten zeerste getroffen door de ervaring van Breuer. 1-Iij vond dat de methode van groot wetenschappelijk belang was en besloot haar in het vervolg toe te passen. Het is natuurlijk niet mogelijk in deze rubriek een volledige definitie te geven van het begrip psycho-analyse, zooals het is weer gegeven in de talrijke werken van Freud en diens navolgers Stec.kel, Grod.deck en vele anderen. Genoeg zij, dat de Freudiaansche methode der zielsontleding haar doel tracht te bereiken door een zeer diepgaande analyse van gevoelens gedachten, angsten, obsessies, droomen, vergissingen, versprekingen, en an deren symbool-handelingen. Freud heeft ondervonden dat door die analyse is gebleken dat vele reacties zijner patiënten-slechts'ybor een klein deel waren aangeboren^ en voor een belangrijk deel waren ontstaan door be paalde gebeurtenissen, hetzij voorgevallen in den allervroegstcn kindertijd, hetzij later, maar in dat geval onmiddellijk naar het onbewustzijn verdrongen. Het weder opdelven uit het onderbewust zijn van deze incidenten kon volgens Freud de genezing van den patient bewerk stelligen. Door ondervragingen, associaties en desnoods door het verzamelen van onder hyp nose verkregen mededeelingen, kreeg Freud het materiaal bijeen, dat hem op het spoor bracht van de, naar het onderbewustzijn ver drongen oorzaak van het psychische ziekte-» verschijnsel. Freud's successen deden hem er toe be sluiten het gevondene wereldkundig te maken, Ook Breuer verleende daarbij zijn mede werking. In Januari 1893 verschenen de eerste mededeelingen in een wetenschappe lijk tijdschrift. In 1895 beschreef hij de „Angstneurose". Daarna volgden de andere „Studiën" die een revolutionnair succes had den maar ook door de tegenstanders van de nieuwe wetenschap (voor een deel tocli ook weer op oude ervaringen gegrondvest) heftig werden bestreden. Sigmund Freud's „Traumdeutung" is in vele talen overgenomen. Dit werk ontstond in 1900. Later schreef hij nog: „Psychopatholo gie des Alltaglebens" (1904), „Uber Psycho analyse" (1910), „Vorlesungen zur Einführung in die Psychoanalyse" (1917), „Das Ich und das Es" (1923). Eenige tijdschriften (en jaarboeken, alleen' voor dit doel gesticht) zijn aan de Psycho analyse gewijd. Zij heeten o.a. „Imago" eri „Internationale Zeitschrift für Psycho analyse". Zonder Freud, die onlangs den Goethe-prijs verwierf is de. moderne psychologie niet denkbaar. HET WITTE LEGER. Het is geen vijandelijke armee, dit witte leger. Het werkt juist mede aan het behoud van onze gezondheid. Zooals bekend zijn de microben de groot ste vijanden van het menschelijk geslacht; zij veroorzaken de ziekten, waaraan de men schen lijden. Zijdringen in het bloed door en wanneer de omstandigheden gunstig zijn ver menigvuldigen zij zich daar met verbazing wekkende snelheid. Het vergift of toxine dat zij in het bloed brengen veroorzaakt de ziekten. Maar de natuur heeft drie prachtige ver dedigingsmiddelen tegen deze microben. In het bloed bevinden zich tallooze witte lichaampjes, die tezamen „het witte leger" zouden kunnen genoemd worden. Zij vor men onze „lijfwacht". Zoodra microben een inval in ons bloed hebben gedaan, worden zij aangevallen en vernietigd door het witte leger. lederen dag worden wij met allerlei ziekten door microben geïnfecteerd, doch het witte leger neutraliseert hun werking. Vaak komt het voor, dat het invalsleger zoo groot is, dat het witte leger er niet tegen op kan. Dan heeft de natuur een tweede ver dedigingsmiddel temperatuursyerhooging. Vele microben zijn zelfs tegen een geringe temperatuursverhooging niet bestand. Ên dan is er nog een derde middel: de anti-toxine, dat ook door het bloed wordt geproduceerd en niets anders is dan een tegengif tegen de toxipe, clie de microben in het bloed brengen,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 22