Zuinigheid en
bouwt huizen
als kaste elen
LETTEREN EN KUNST
HAARLEM'S
DAGBLAD
VIERDE
DINSDAC
BLAD
19 MEI 1931
Hef Tooneel te Amsterdam.
Kon. Ver. „Het Nederlandsch Tooneel"
HET MEI-REPERTOIRE.
Tempo-Tempo. Bekentenis.
Terwijl de afdeeling De Meester de serie
opvoeringen van het succes-stuk „Menschen
in 't Hotel-' op het Leidsche Plein onafge
broken voortzet, bespelen andere af deelingen
van de Kon. Ver. Het Nederlandsch Tooneel
eiken avond den Hollandschen Schouwburg
en het Rika Hopper-Theater, zoodat er in
de hoofdstad in deze Meimaand nog genoeg
van tooneel te genieten valt.
In het Rika Hopper-Theater zijn het Cees
Laseur en Magda Janssens, die in Tempo-
Tempo door knap en boeiend spel de aan
dacht gespannen houden en de opvoering
van dit goed geschreven en amusante blij
spel tot een succes weten te maken. Laseur
speelt er met veel verve en met een ver
bluffend entrain een brutalen avonturier in.
die kans ziet in 24 uur tijd zijn tegoed op de
bank van 37 francs tot 250.0C0 dollar te ver
meerderen en Magda Janssens toont weer
eens in de rol van de zangeres La Soria,
die door één kus de koersen van den jongen
man zoo buitensporig doet rijzen, welk een
temperamentrïjk, vol-bloed actrice zij is.
Het stuk begint met een knal-effect, wan
neer Jean Berry de plechtige stilte van een
concert in een hotel verbreekt door bij zijn
entree midden op een ballon te trappen en
heel het tooneel plots met zijn drukke per
soonlijkheid te vullen. Niemand kent dezen
vreemden gast, die de allures heeft van een
Vanderbilt en het aplomb van een Pierpont
Morgan. Als hij dan nog onverstoord tegen
den Amerikaanschen archi-millionnair
Gould durft op te bieden om een kus van
La Soria, de beroemde La Soria, die ten
behoeve van de arme weeskinderen deze kus
aan den meestbiedende verkoopt en hij ten
slotte a raison van 100.000 francs overwin
naar blijft, is hij het midddpunt van aller
belangstelling en heeft hij met die kus La
Soria. het heele gezelschap, ja, zelfs Parijs
veroverd. Want al is het een kus op crediet,
den volgenden morgen staat hij toch maar
naast de beroemde La Soria in alle geïl
lustreerde bladen en is Jean Berry de meest
besproken man in de Parijsche salons. Om
te betalen bezit hij niet meer dan 37 francs,
maar wat nood, als je jong en brutaal bent
en durf hebt! Wanneer een avonturier geluk
heeft, is hij een Napoleon, faalt hij, dan is
hij een flesschentrekker. Met veine komt hij
in een paleis, zonder veine in de gevangenis.
Wat zou er van Napoleon Bonaparte gewor
den zijn, als hij op 18 Brumaire de partij
verloren had?
De kus van 100.000 francs is de coup d'état
van Jean Berry. Die kus opent alle poorten
voor hem. Den multi-millionnair Gould, weet
hij door zijn bluf te overrompelen en tot
zijn „compagnon'' te maken, de beroemde La
Soria schenkt hem na de kus ook nog heel
haar hart en wanneer de wissel gehonoreerd
moet worden, staat er zooveel op zijn bank-
conto, dat die 100.000 francs maar een peule
schilletje is en heeft Jean Berry zijn zolder
kamertje verwisseld met een apartement in
het Hotel Ritz.
Het motief van Tempo-Tempo is allerminst
nieuw. In Le Danseur inconnu van Tristan
Bernard wandelde ook reeds zoo'n Jean Berry
over het tooneel en Drégély bewees in zijn
blijspel In Rok, dat een goed zittende rok
mits hij om het juiste lichaam zit voldoen
de is om de wereld te veroveren. Franz Cam-
merlohr heeft aan dit motief een modern
tintje gegeven en zijn spelers sterker spel-
mogelijkheden geboden dan zijn voorgangers
deden. Vooral in het derde bedrijf, wanneer
Jean Berry bij La Soria is en hij in de mee
ning het spel verloren te hebben, haar op
biecht, dat hij niets is dan een „faiseur", een
avonturier, die alles op één kus heeft gezet,
heeft de schrijver spanning weten te brengen
en de onophoudelijk en snel wisselende situ
aties maken, dat Cees Laseur en Magda
Janssens alle registers van hun talent kun
nen uittrekken en ons een acte van boeiend,
steeds varieerend, sterk spel kunnen toonen.
Zeer knap gevonden bijvoorbeeld is het van
den auteur La Soria na haar diepe veront
waardiging over de vernedering, door Berry
enkel als sport van zijn geluksladder gebruikt
te zijn, plots weer in de armen van den jon
gen man te voeren, zoodra het hem gelukt is
haar in den waan te brengen, dat liefde enkel
de drijfveer van zijn handeling was en zij de
illusie van werkelijkheid accepteert! En een
niet alledaagsch tooneelschrijver toont Cam-
merlohr zich in de wijze, waarop hij het tele
foontoestel dat Jean Berry het bericht van
zijn overwinning of zijn nederlaag moet
brengen een plaats als „levend element" in
deze virtuoos geschreven scène weet te geven.
Boeiend als het stuk is ook de vertooning,
die dank zij het spel van Laseur en Magda
Janssens Laseur fascineerend en van een
rijke fantasie, Magda Janssens, vol gloed en
temperament en de drastische uitbeelding
van een Amerikaansch zakenman door Jules
Verstraete tot een succes wordt. Tempo-
Tempo zal zeker de Meimaand overleven en
ook in het volgend Sfeizoen wel weer op het
repertoire verschijnen,
In den Hollandschen Schouwburg valt
evenzeer van voortreffelijk spel in het bij
zonder van Vera Bondam en Cruys Voorbergh
te genieten.
Bekentenis The Letter heet het stuk in
het Engelsch begint evenals Tempo-Tempo
met een knaleffect. En wat voor 'n knaleffect!
Wij hooren de schoten zelfs reeds knallen, als
wij nog tegen het gesloten gordijn zitten aan
te kijken en wanneer het doek opgaat, ligt er
al een doode op den vloer Gauwer kan het
dus moeilijk en Somerset Maugham, die het
doorgaans meer om spannend tooneel met
zijn effecten dan om het werkelijke leven te
doen is, zorgt er voor, dat wij ook verder
niets te kort komen.
Leslie Crosbie heeft Geoffrey Niccolson ver
moord, voordat wij hem nog in levenden lijve
hebben gezien. Waarom zij dat gedaan heeft,
hooren wij in de eerste „bekentenis" wij
krijgen later nog een tweede die zij aan
haar man en den advocaat Howard Joyce
doet. Deze bekentenis is op zichzelf reeds een
bewonderenswaardige prestatie van Vera
Bondam, die kleur en spanning in het ver
haal weet te brengen. Niccolson zou van de
afwezigheid van Leslie's man gebruik hebben
gemaakt om haar vernederende voorstellen
te doen en daarbij zoo ver zijn gegaan, dat
zij ter zelfverdediging hem ten slotte zou
hebben neergeschoten. Maar omdat een stuk
meestal niet met het slot aanvangt en ze
ker niet bij een zoo geroutineerden tooneel-
rot als Somerset Maugham vermoeden wij
al dadelijk, dat Leslie niet de waarheid heeft
gesproken al zou men er bijna ook op zwe
ren en dat er nog een staartje aan dit
slot zal komen. En het blijkt al spoedig een
heel leelijke staart te zijn, want in het vol
gende bedrijf komt een Chinees het stuk
speelt op Malakka met een voor Leslie zeer
compromitteerenden brief, waaruitblijkt, dat
zij Niccolson eenige jaren vóór den moord
heeft gesmeekt bij haar te komen en wij krij
gen dus even erge vermoedens als haar ad
vocaat tegen de jonge vrouw, welke vermoe
dens zekerheid worden, wanneer Leslie na
het lezen van dien brief haar zelfverzekerd
heid verliest en op den grond flauw valt
Haar advocaat weet den brief tegen een
hooge som uit de handen van den Chinees
te krijgen een kostelijk Oostersch too-
neeltje en daardoor Leslie van een zekere
veroordeeling door haar rechters te redden,
maar aan de tweede „bekentenis" waarom
heel dit stuk feitelijk geschreven is ont
komt zij niet. Want als zij na haar vrijspraak
in haar huis is teruggekeerd, biecht zij haar
man de volle waarheid en omdat twee
moordverhalen op een avond wat al te veel
van het goede zouden zijn, laat de schrijver
voor de eigenlijke, de ware bekentenis het
licht een oogenblik uitgaan en krijgen wij
den moord met zijn voorspel, zooals die wer
kelijk is gebeurd, op het tooneel „in effigie"
te zien. Wanneer Leslie Niccolson voor de
tweede maal en nu bij open gordijn
heeft doodgeschoten, heeft zij heel wat van
onze sympathie en ons medelijden verbeurd.
Maar dat laat Somerset Maugham natuurlijk
onverschillig. Hem is het alleen maar te
doen om den truc en het effect.
Bekentenis is een gedramatiseerde magazine
verhaal van het genre „Chineesche Landhuis",
boeiend geschreven en handig uitgewerkt,
maar dat artistiek niet meer waarde heeft
dan onderhoudende treinlectuur. Men moet
het nemen voor wat het is: 'n gecamoufleerd
draakje, waar het succes van Het Chi
neesche Landhuis is daar om het te bewijzen
een groot deel van het publiek altijd nog
„dol" op is.
En laat ik er dadelijk bij mogen zeggen,
dat er ook in Bekentenis voortreffelijk spel
wordt geleverd. Vera Bondam is als de ge
martelde Leslie in haar volle kracht. Met een
andere actrice in deze hoofdrol zou allicht
de figuur van Leslie minder menschelijk
schijnen dan zij in het stuk feitelijk is. Vera
Bondam doet ons door haar warm natuurlijk
spel nu en dan vergeten, dat Leslie feitelijk 'n
minderwaardig, vulgair vrouwspersoon is.
Ook in de andere rollen is dit stuk zeer goed
bezet. Cruys Voorbergh maakt iets prachtigs
van den Chinees Ong Chi Seng. De Ooster
ling. die met een zoeten glimlach het ge
meenste verraad pleegt en achter wiens
spleetoogen een voor ons onbegrepen en be
angstigende wereld verborgen ligt. is kortweg
een meesterlijke creatie van dezen jongen
acteur, voor wien elke nieuwe rol een over
winning beteekent. Ook Sternheim gaf 'n zeer
rake typeering van een Chinees. Trouwens
heel dat tafereel in de woning van den Chi
nees Ching Hin was een merkwaardig' goed
staaltje van regie, dat zeker een ieder, die
het Oosten van nabij kent. moet treffen. Een
woord van warme hulde aan mevrouw Ra-
nucciBeekman
Dirk Verbeek als de rustige, Engelsche ad
vocaat, Henri Eerens als de goedhartige, brave
man. Hamburger in de rol van den ongeluk-
kigen tot twee maal doorzeefden minnaar,
Ben Royaards als de controleur zorgden voor
den juisten achtergrond waartegen het spel
van Vera Bondam relief kreeg. De Kon Ver.
Het Nederlandsch Tooneel zal ook van dit
speelstuk nog wel plezier beleven, omdat de
smaak van een groot deel van het publiek nu
eenmaal in de richting van het magazine-
verhaal gaat.
In een volgend artikel zal ik nog schrijven
over het derde stuk De Oplichters dat in
deze Meimaand naast Menschen in 't Hotel
door Het Nederlandsch Tooneel wordt ge
speeld.
J. B. SCHUIL.
Speeltuinver. „Het Oosterkwarfier"
DE KATJANGS.
Ten voordeele van het nieuw te stichten
clubgebouw voor de jeugd in het „Ooster
kwartier" hebben Zaterdagavond eenige jon
gelui onder leiding van den heer Dammiaans
in de tooneelzaal van St. Bavo De Katjangs
gespeeld, het tooneelstuk, dat Dom de Gruy-
ter indertijd uit mijn jongensboek heeft „ge-
tx-okkenToen ik mijn Katjangs schreef, ver
moedde ik allerminst, dat ik mijn vrinden
Tom en Thijs Reedijk nog eens 20 jaar later
op de planken zou terugzien. Zij hebben in
die bewerking en vooral in de „plastische
verbeelding" wel eenige veranderingen onder
gaan en ik zou de waarheid te kort doen,
wanneer ik hier niet bekende, dat ik soms
moeite had mijn jongens, mitsgaders de
tantes Fokeliene en Koosje Moorman, Bet,
dokter Blommers en hoe mijn geesteskinde
ren verder mogen heeten, Zaterdag te her
kennen. Maar één ding hadden Tom en
Thijs met de oorspronkelijke modellen ge
meen en wel, dat onder hun vervaarlijk
zwarte krullebollen harten van goud klopten.
Dat bewezen zij reeds door hun krachten met
zoo'n vreugde te geven ten bate van een
clubgebouw voor de jeugd van het Ooster
kwartier. En zij hebben er veel pleizier van
gehad, want er is hartelijk om hen en hun
kwajongensgrappen gelachen. Zij haalden
binnen een uur meer uit dan andere jongens
in een jaar, waarover ik mij. als hun geeste
lijke vader, die er toch zedelijk verantwoorde
lijk voor was, niet zuinig schaamde! Ik
schudde zelfs nu en dan mijn grijzend hoofd
en bromde in mijn baard: „Jongens, jongens,
't kan wel een beetje minder". Eén oogenblik,
toen zij het wat al te bar maakten, was ik op
het punt op te staan en hun bestraffend toe
te roepen: „Ik erken jullie niet meer als
bloed van mijn bloed! Jullie bent ontaarde
kinderen!", toen ik een jongetje achter mij
met wien ik vriendschap had gesloten, om
dat hij mij verteld had alle boeken van Schuil
te hebben gelezen kirrend van pleizier
hoorde zeggen, dat hij het „reuze" vond.
Toen gaf ik mij gewonnen. Want voor de
jeugd traden zij ten slotte toch op. deze Tom
en Thijs Reedijk en bij hen behaalden zij de
overwinning. Het grootste succes was voor
Bet, de oude gedienstige van de dames Moor
man. die altijd maar weer het mikpunt van
de Katjangs was en het alles onderging met
een opgewektheid, welke voorbeeldig genoemd
INGEZONDEN MEDEDEEI.INGEN k 60 Cu. per regel.
DE NIEUWE MARGARINE
mag worden. Waar vind je tegenwoordig nog
zulke exempels van dienstboden?
Ik hoop zeer, dat deze opvoering weer eenige
stoelen en tafels aan het clubgebouw heeft
bezorgd, want hiervoor hebben de heer Dam
miaans en zijn clubje toch in de eerste plaats
zich zooveel moeite gegeven. En dat zij een
zaal, voornamelijk gevuld met jeugd, zoo
hartelijk hebben doen lachen, zal hun ook
zeker groote voldoening hebben geschonken.
J. B. SCHUIL.
MUZIEK.
Weldadigheidsuitvoering in den
Schouwburg Jansweg.
De moeders, in Haarlem-Noord kunnen
niet alle met een gerust hart haar woning
verlaten om, een vollen dag soms, door werk
buintenshuis te voorzien in de nooden die
door werkloosheid, lage loonen of anders
zins zijn ontstaan. Kunnen zij hun kinderen
toevertrouwen aan anderen, dan is haar dit
een fortuin. Aan andeïen veelal die in de
zelfde omstandigheden verkeeren. 't Is dui
delijk, de klip is alleen te omzeilen, wanneer
de kinderen worden ondergebracht, door wie
geen tegendienst vraagt. Hier brengt alleen
het Kinderhuis uitkomst. Reikhalzend zien
de moeders uit naar het oogenblik, dat de
deuren van dit zegenrijk oord zich zullen
openen. Dit oogenblik nader tot haar te
brengen, beoogde de uitvoering in den
schouwburg Jansweg, die wij tot in de boven
ste rijen bezet zagen.
De beste herinnering aan dezen avond
heeft men aan de na de pauze gegeven
Danspantomime, het „Sprookje van Sneeuw
witje". Daar was zóóveel moois dat wij veel
van wat vooraf was gegaan totaal vergaten.
Toch hadden we alreeds een twaalftal pro
gramnummers zien afgewerkt, waarbij meer
dere twee- tot drievoudig onderverdeeld. Al
leraardigst was het jagerslied „Laat ons
vroolijk zijn". Dat was een uiting van echte
jongenspret, en als zij in hun zingen af en
toe al een beetje derailleerden, dan was dit
heel niet erg. want het gaf ons het genoe
gen te zien hoe jongens een geheugen-foutje
of een verkeerde wending in de melodie, die
henzelf evenzoo verrast als ons, weer goed
maken met een leuk snoet. En dan dat an
dere jongenslied, „de Verkeersagent". Dit lag
blijkbaar beter in het geheugen bij de jon
gens, al wat er moeilijk was werd hier met
hetzelfde gemak overwonnen, waarmee onze
verkeersagenten tot zelfs de grootste ver
keersobstakels als 't. ware wegblazen. Men
voelde zich veilig bij die breed uitgestoken
„verkeersmouwen", veilig bij die achter
waarts over den schouder wijzende duim-
hand. veilig bij „de stoof". Dit waren pittige
jongens en daar op het tooneel: verkeers
agent spelen kunnen geen suffers en geen
duimzuigers.
De jongens zongen en speelden ook: de
holle boom, en het leuke lied „Vliegen", waar
in de spoortrein wegens zijn slakkengang een
leelijke veeg uit de pan kreeg. „Oudeheeren-
dans" was ook een succesnummer van je
welste, en verdiende het ook niet minder dan
„jongensdans", dat oorspronkelijk bedoeld
was als „Indianendans", maar een beetje
moest gewijzigd worden omdat de tijd te kort
bleek, prairie en wigwam zóó op het tooneel
te brengen, dat het den leider voldoening
gaf.
De meisjes bleven natuurlijk niet achter.
Zoo'n „Zeeuwsche reidans" kunnen alleen
maar meisjes, en speelliedjes als „Sneeuw
klokjes". of „Met. de vleugels" zijn voor jon
gens onbereikbaar, om van „Dansles" of
„Liesje en haar popje" maar niet eens te
spreken. Men ziet, er was veel en nog eens
veel. De danspantomime van Anna Helms
„Sneeuwwitje" zette den kroon op het werk.
Hier beleefde de heer H. J. v. d. Wateren
successen die hem geheel en al toekomen.
Want al is het waar dat een zoo sprookjes
achtige lieftallige verschijning als Sneeuw
witje het stu\ als 't ware „droeg", al waren
de kaboutermanieren der jongens, de manie
ren der hovelingen en van den prins als aan
geboren. zoo kon dit alles pas uitkomen bij
een met zakenkennis en smaak geleide re
gie. De taak van mej. Coi Teves, die hier de
muziek van Weber, en niet meer of minder
dan de heele „Aufforderung zum Tanz" had
te spelen, was ook waarlijk geen kleinigheid.
Zij begeleidde de dansleerlingen van den heer
v. d. Wateren vlot en accuraat en heeft even
als haar mannelijken partner recht op dank
voor het pogen, de voltooiing van het Kin
derhuis in Haarlem-Noord een stap dichter
bij te hebben gebracht.
Ten slotte mag men ook de jonge dames
dank weten en de jongens en meisjes, die
een succesvollen aanval deden op de beurzen
der gasten, die in de pauze in een zichtbaar
goeden luim waren, nu zij hun geofferde gul
dens alreeds zagen rente dragen.
G .J. KALT.
NEDERLANDSCHE TOONEELSrELERS
NAAR RUSLAND.
Woensdag avond vertrekt Charlotte Koh
ier naar Rusland tot het bijwonen van de
Meijerholdfeesten. Zij zal verschillende
schouwburgen in Rusland bezoeken. Albert
van Dalsum en zijn echtgenoote zullen op
dien datum eveneens naar Rusland vertrek
ken. waarna Louis van Gasteren een week
later gaat,
ENGELAND
De Prins en de fabrikanfen.
De doorluchtige aanklager.
Merkwaardige raadgevingen.
(Van onzen Londenschen correspondent.)
nieuwe uitvinding, welke het doel beter
dient.
Alles is veel vergankelijker dan voorheen
en daarom is men niet geneigd een hoogen.
prijs te betalen voor zaken, die al spoedig
verouderd kunnen zijn. „Offer wat op van
de kwaliteit", pleitte de Prins, „en verzorg do
afwerking wat minder gewetensvol". De mo
derne smaak in gebruikszaken en luxe arti
kelen was volgens den Prins in dezen tijd
even grillig als de mode van de vrouw altijd
is geweest. Wat hij had te zeggen over Zuid-
Amerika en over de moeilijkheden, die de
Britsche handel er ontmoet, is van algemeen
praktisch belang. Hij had het b.v. over de
atmosfeer van Argentinië en over de menta
liteit van de bevolking daar. die kleur en
opgewektheid vragen in intieme en ruime
omgeving. De somberheid en de harde prak
tische soliditeit van Britsche fabrikaten
dreigden ze voor de harten van de Zuid-
Amerikanen te sluiten. Deze opmerking was
als een vinger, gelegd op de typische wonde-
plek van Britsche commercleele en in-
dustrieele constitutie ,die nog steeds uit
gaat van de premisse dat wat Engeland
maakt goed genoeg is voor de geheele wereld,
een opvatting welke getuigt van een in-
dustrieele arrogantie, die wellicht meer dan
wat ook verantwoordelijk is voor het verval
in den Britschen exporthandel. Feitelijk wa
ren alle opmerkingen van den Prins terug te
brengen tot verzet tegen die houding van
..take it or leave it", waarin de inccstc fabri
kanten in dit land nog blijven volharden.
De Prins kon uiteraard, uit hoofde van
zijn staat, geen politieke moraal leggen in
zijn woorden. Toch drong zulk een moraal
zich op. De strekking van de speech scheen
zich te verzetten tegen de zuiver politieke
middelen (het gehuil om Protectie). Wat de
Prins zeide is met andere woorden vaak ge
legd door de Vrijhandelaars. die hebben
geroepen om een verandering van geest,
reorganisatie der exportnijverheid, moderner
opvattingen, levendiger activiteit in het bui
tenland. om markten terug te winnen. Het
protectionistisch gezinde blad. de Evening
Standard, heeft den bedenkelijken smaak ge
had uit de rede van den Prins een zinsnede
te lichten en die onvolledig weer te geven,
waardoor bij onoplettende lezers den indruk
werd gewekt dat hij zich ten gunste van
tariefmuren had uitgesproken. Een volledi
ger weergave van de rede in de ochtendbla
den leerde dat de Prins er zich wel voor had
gewacht partij te kiezen in dit heftigste
van alle politieke disputen van Engeland.
ORGANISATIE VAN DEN
ECONOMISCHEN
VOORLICHTINGSDIENST.
Instelling van een
„Economischen Raad".
EEN WETSONTWERP INGEDIEND.
De Prins van Wales, pas teruggekeerd van
zijn reis naar Zuid-Amerika. heeft een rede
gehouden in de Free Trade Hall te Man
chester, waarin hij de fabrikanten van Lan
cashire in het bijzonder en de Engelsche fa
brikanten in het algemeen, een les heeft ge
geven in productie en omzet van hun goede
ren..
Het is in menig opzicht een merkwaardige
uitlating geworden. In de strekking verschil
den de prinselijke woorden niet van die,
welke men in rapporten van economische
missies lals die van Lord d'Aberdon, die ook
naar Zuid-Amerika is geweest i heeft kunnen
lezen. Overigens golden de woorden van den
Prins allerminst voor hij gebied dat hij zoo
kort geleden heeft bereisd. Zijn adviezen
kunnen gelden voor den ganschen buiten-
landschen handel van Engeland.
De bewonderenswaardige openhartigheid
en rechtstreekschheid, die de woorden van
den doorluchtigen handels bevorderaar ken
merkten, moeten er in hooge mate toe bij
dragen de aandacht van de bevolking samen
te trekken op de ontstellende feiten van het
verval van den Britschen exporthandel en
op de ernstige lessen, die uit dit verschijn
sel moeten worden getrokken. Immers de
woorden van dezen prins krijgen gerucht dat
aan gewone handelsrapporten nimmer ten
deel valt; en ze dragen veel meer over
tuiging in zich dan een gewoon spreker in
zijn hoorders zou kunnen vestigen. Met
„hoorders" worden dan in dit geval niet in
de eerste plaats bedoeld de fabrikanten, die
in de Free Trade Hall aanwezig waren en die
voor zichzelf zullen houden wat ze er van
denken, maar de gansche bevolking, die
geneigd is in hun Prins een soort St.-George
voor den handel te zien, zoodat de kracht
der openbare meening het gewicht der prin
selijke woorden zal vergrooten. Feitelijk staan
de fabrikanten nu voor het forum der open
baarheid aangeklaagd wegens onbekwaam
heid en gebrek aan doortastendheid en in
zicht. Hier stond een prins, van wien niet
kon worden verwacht, dat hij speciale be
langen zou willen dienen, die geheel onpar
tijdig de zaak beschouwde, die slechts werd
gedreven door hetgeen hij zijn plicht en
raadzaam achtte, zijn fabriceerende landge-
nootcn onomwonden te vertellen dat zij niet
zoo'n beetje tekortschieten.
De Zuid-Amerikaansche landen, die de
Prins van Wales tot voorbeeld nam van af
zet gebied waar de Britten waren verdrongen
(door de Amerikanen', zijn kenschetsend
voor de geheele wereldmarkt, die naar de
Prins opmerkte in haar behoeften en
wenschen zeer verschillend is van voor den
oorlog. Dit laatste schijnt de Britsche in
dustrie ook heden nog niet te beseffen,
's Prinsen raad was dat. zijn landgenooten de
leuze „duur cn degelijk", waarnaar zij
klaarblijkelijk steeds hadden gewerkt, zouden
prijsgeven en er „goedkoop en minder de
gelijk" voor in de plaats zouden stellen. Deze
raad. die sommigen wat hachelijk zullen
vinden, is gebaseerd op het feit. dat het
nieuwe publiek en masse van verandering
houdt, om der wille van verandering
alleen.
Het moderne publiek Sn de ontwikkelde
deelen van de wereld koopt geen zaken voor
de eeuwigheid, of zelfs voor langen levens
duur. Het verwacht van dag tot dag iets
nieuws, een verbetering in het artikel, een
Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging
en verhooging van het tiende hoofdstuk der
Rijksbegrooting voor 1931.
In de Memorie van Toelichting wordt naar
het Hbld. meldt, opgemerkt dat de tegen
woordige outillage onvoldoende is geworden
en dat thans er naar moet worden gestreefd
om haar op de hoogte van de omstandig
heden te brengen.
Daartoe is in de eerste plaats noodig: con
centratie, zooveel mogelijk, van het werk bij
écn enkele, daarvoor bijzonder ingerichte,
afdeeling van een enkel departement, welk
departement uiteraard dat zal moeten zijn,
waaraan men reeds in de bestaande organi
satie de belangen van handel on nijverheid
heeft toevertrouwd. Gezien de omstandigheid
dat. de zorg voor de belangen van den land
bouw bij een ander departement is onder
gebracht, zal de nieuwe voorlichtingsdienst
niet de landbouwaangelegenhodcn omvatten.
De minister stelt zich voor, dat bij de direc
tie van den Landbouw, gelijk thans, eenige
ambtenaren zich in het bijzonder met de
landbouwvoorlichting zullen blijven bezig
houden, doch dat zij voor vragen van niet
speciaal landbouwtechnischen aard zullen
kunnen gebruik maken van de diensten van
den economischen voorlichtingsdienst in het
algemeen.
De economische belangen van Indlè zullen,
als tot nog toe, voor zoover zij niet overzee
worden behandeld, hun verzorging aan het
daarvoor speciaal ingerichte ministerie van
Koloniën blijven vinden.
Voorts zal de minister van Arbeid, H. en
N. nog in nader overleg treden met zijn ambt
genoot van Buitenlandsche Zaken over de
vraag, in hoever de onder dien minister res-
sorteerende consulaire dienst met het oog op
een goede economische voorlichting hier te
lande zal kunnen worden verbeterd.
Uit hetgeen voorafgaat vloeit voort, dat de
kern van hetgeen als verbetering van den be
st aanden toestand wordt voorgesteld bestaat
in de vervanging van de tegenwoordige af
deeling Handel en Nijverheid van het depar
tement van den minister van Arbeid door een
nieuwe, aanzienlijk uitgebreide afdeeling.
Aan het hoofd daarvan zal moeten staan een
leider, wiens positie overeenkomstig wordt
gedacht met den rang van directeur-generaal
en een wedde van 12.000.
De directeur-generaal zal de leiding hebben
over zijn afdeeling. die naar de minister zich
voorstelt, in wezen uit drie onderdeden zal
bestaan, welke hij voorloopig als volgt zou
willen aanduidenA. Algemeene economische
politiek, in het bijzonder ook de handelspoli
tiek; B. Economische voorlichtingsdienst: C.
Uitvoering van speciale wetten en alle onder
werpen, welke niet onder A en B behooren
'Octrooiwet. Wet Kamers van Koophandel,
Handelsregisterwet. Winkelsluitingswet. Mer-
kenwet, technische voorlichtingsdiensten,
middenstandszorg, etc.).
Er zal naar moeten worden gestreefd, om
tot een nauwe samenwerking met belangheb
bende kringen te komen en van de ervaring
en de speciale deskundigheid dier kringen in
het algemeen belang gebruik te maken. Het
is daarom, dat de minister zich voorstelt, de
instelling te bevorderen van een Economi
schen Raad als adviseerend lichaam. Een
wetsontwerp, gegrond op art 78 der Grondwet,
voor zoodanige instelling hoopt hij spoedig bij
de Staten-Gcneraal aanhangig tc kunnen
maken, nadat het onderhavige ontwerp tot
wet is verheven.
De nieuwe afdeeling zal vermoedelijk per
jaar ongeveer f 200.000 meer dan de tegen
woordige afdeeling vercischen. Doch dit is
een einde, dat niet aanstonds zal worden be
reikt. Om een aanvang te kunnen maken
met de formatie der nieuwe afdeelinrr. meent
de minister, dat dit jaar met 40.000 meer
dan thans voor het nog overblijvende deel
van 1931 kan worden volstaan. Het Js een be
drag. dat thans wordt aangevraagd en dat in
volgende jaren zal stijgen tot het bovenge
noemde maximum.
Bij dit wetsontwerp heeft de minister aan
genomen dat de dienst met 1 Juli zal kunnen
gaan werken,