XX HET WONDERLIJKE VAN HET ZEVENDE WERELDWONDER. r X /f f Voor uw Tuin HAARLEM'S DAGBLAD VIERDE VRIJDAG BLAD 29 MEI 1931 De Historische Wet van Brück en de theorie Van Lagrange. De geschiedenis der menschlieid in de Pyramide van Khufu? in 1859 versoheen het eerste deel en in 1863 het tweede deel van een groot aantal diepgaande studies van John Tayler, naar aanleiding van de ontgravingen en zeer nauwkeurige opmetingen door Howard Byse en den Duitschen wiskundige, historicus en bouwingenieur Lepsius in 18361837. De studies van Tayler werden in 1863 met groote voortvar endheid voortgezet door Piazzi Smyth, Staatsastronoom van Schot land, van 1863—1865, door persoonlijke op= metingen ter plaatse. In 1883 werden wederom opmetingen ver richt door Prof. Flinders Petrie. Dat het zuiver opmeten onder bepaalde omstandig heden niet zoo eenvoudig is, blijkt uit het feit, dat do granieten sarcophaag sinds 1553 door 25 verschillende geleerden werd opge meten en alle 25 opgaven verschillen. Om een voorbeeld te noemen: de opgaven over de breedte van den voet der pyramide schom melden tusschen 763.62 (Fransch) en 764.00. (Engelsch), Smith nam het gemiddelde, dus 763.81 Engelsche voet. De hellingshoek, door het ontbreken der ommanteling, was moei lijk te bepalen, doch men had het geluk nog drie nauwkeurig bewerkte steenen te vinden en na verschillende controlemethoden, kon de hellingshoek, zoo zuiver als mogelijk was. bepaald worden op 51 gr. 51' 51", waardoor weer de hoogte der pyramide berekend kon worden. Hiermede kwam het eerste feit aan den dag, waardoor Tayler zijn verdere studies voortzette, n.l. in de verhouding van den omvang tot de dubbele hoogte vond men het getal 'Pi en wel in 5 decimalen, de quadra- tuur van den cirkel, vastgelegd in de pyra mide!, terwijl 1500 jaar later de Joden het setal 3 zonder decimalen kenden en 2000 jaar later de Grieken ook niet nauwkeuriger. Een cirkel, waarvan de middellijn gelijk is aan de hoogte der pyramide werd verdeeld in een aantal deelen gelijk aan het aantal dagen van het zonnejaar, één zoo'n deel noemt Smith de Pyramidemeter (63cM.) de Egyptische standaardmaat en hij twijfelt hieraan niet, daar in alle maten van gangen en kamers deze maateenheid is terug te vinden. Daar verder een 5-tallig stelsel in deze pyramide duidelijk spreekt, geeft dit systeem op de .pyramidemeter toegepast 65.5 x 5) is 2.54, de Pyramideduim. Als op alle twijfel op te heffen, is deze laatste maat op een granie ten steen in de voorhal door een onver klaarbare knop aangegeven deze heeft 'n dikte van een P.duim en een doorsnede van precies 5 duim. De Pyramidemeter blijkt dan het 20.000.000 deel van de poolas te zijn, voor zoover die bekend is door moderne berekeningen van Duitschers, Franschen, Engelsehen en Amerikanen. Als men bedenkt dat de Fransche geleerden de Meter als het 40.000.000e deel van de meridiaan van Parijs berekenden, waarvan men tot op heden nog niet weet, of dit een cirkel, een ellips of een onregelmatige kromme is, hoeveel nauw keuriger moet dan de Egyptische maat zijn, als deel van een rechte lijn (poolas). Verder was zeer opmerkelijk, dait de Engelsche inch slechts één duizendste deel kleiner bleek te zijn dan de Pyramideduim, hierover later meer. Het is hier niet de plaats alle berekeningen op te sommen, slechts in het kort zij aangestipt, dat de hoogte der pyramide afgeleid kan worden uit den zon- ne-afstand; de zijden der pyramide geven met de slechts geringe afwijking van 4' 30" de Vier kompasstreken aan; door den hellingshoek van de N. luchtgang, kan deze als telescoop gebruikt worden en treft precies het onder ste culminatiepunt van de tegenwoordige poolster, volgens astronomische berekeningen duidt dit op het jaar 2160 vóór Chr. en daal de geleerden iedere 25 jaar een andere Egyp tische tijdrekening gaven, waarbij de periode der 4e Dynastie schommelt tusschen 4950, 3125, 2440 en 2228 v. Chr. staat volgens Smyth de tijd onomstootelijk vast op 2160 v. Chr. Wat de sarcophaag betreft, bleek de kubieke inhoud van de 'groote kamer 50 maal de in houd van de sarcophaag te zijn en daar alle maten, gezien de vorige opmerkelijke feiten, volgens Smyth, een bedoeling moeten gehad hebben, zocht hij gedurende 10 jaren onaf gebroken verder, waardoor bleek: dat de af metingen van den binnenkant va nde sarco phaag verschillende malen in andere ge deelten der.'pyramide terug te vinden waren, zoodat al was de sarcophaag verwoest, deze afmetingen toch niet verloren zouden gaan en alle genoemde en nog volgende veronderstel lingen kunnen door Sony bh met becijferingen bewezen worden. De inhoud van de sarcophaag noemt hij Pyramideton, het blijkt een korenmaat ge weest te zijn, deze Ton verdeeld in 100 x 5 x 5 x 5 geeft 5.7. Het S. G. van den aardbol werd in 1772 berekend op 4.8. Na 1855 experimenteerden verschillende andere geleerden en schommel den de uitkomsten tusschen 5.135, 6.565 en 5.675, volgens Smyth is het exacte S. G. dus 5.7 en daar de Pyramideton ook weer terug te vinden is in het gewicht van de geheele pyramide, staat ook dit dus weer in verband met het gewicht van den aarbol. Weer komt hier iets wonderlijks aan het licht en wel dat de oudste en grootste Angel saksische maateenheid: de Quarter, sinds menschenheugenis nooit daadwerkelijk ge bruikt, hier weer gevonden wordt, want de Pyramideton bleek precies 4 Quarters te kun nen bevatten. De Duitsche ingenieur Max Eydt, die deze verbluffende theorie van Smyth in Duitsch- land bekend maakte en Smyth in 1865 in Egypte leerde kennen, heeft de opgegeven maten gecontroleerd en juist bevonden, hij is echter geneigd, gezien zijn woorden, veel aan het wonderlijk toeval toe te schrijven, wie zal die bewijzen? Smyth was nu eenmaal Engelschman en Engelsche maten in een Egyptische pyramide? men voelt het: hier komt iets van twijfel. Maar hoe het zij, Smyth blijft in zijn conclusies, voor hem ge grond op zuiver wiskunstige feiten, zuiver wetenschappelijk, daar zij geen streep verder gaat, dan hij zelf bewijzen kan, hij trekt geen verdere conclusies en tracht dus niet te ver klaren wat de oorzaken van die gelijkheid van maten kan zijn. Men voelt het echter, wij zijn hier aan de uiterste wetenschappelijke grenzen en vragen we verder, dan overschrij den wij de grenzen tusschen het exacte en het abstracte en komen dus op zeer gevaar lijk terrein. Het abstracte kan nu eenmaal INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. niet anders dan in hooge mate subjectief zijn, het exacte objectief; het objectieve moet door allen aanvaard worden, het subjectieve kan slechts door een speciale groep aanvaard worden. Doch daar alle kunstwaardeerimg nu eenmaal subjectief is, d.w.z. persoonlijk, is het toch steeds interessant te weten hoe anderen dan wij een kunstwerk genieten, het objectieve is onver anderlij k, het subjectieve wordt door vele invloeden beheerscht, o.a. niet het minst door den tijd en daarom willen wij trachten, zij het in zeer beknopten vorm, u een beeld te geven van onderzoekingen op dit speciale terrein, waar men dus de tot hiertoe behandelde wetenschappelijke gege vens, langs een anderen weg, verder uitwerkte. Volledigheidshalve moet nog vermeld worden dat Smyth als een geografische merkwaardig heid opmerkt: De pyramide staat op de Zui delijke hoed der Nijldelta, waar drie wereld- deelen (Europa, Azië en Afrika) elkander raken en wel op de 30ste Breedtegraad, welke het gunstigst is voor het normale menschen- Ieven. Het is het eigenlijke zwaartepunt der door menschen bewoonde aarde, want zoo wel de Lengte- als Breedtegraad, door de pyramide getrokken, doorsnijdt meer land dan iedere andere Lengte* of Breedte. In 1866 verscheen een studie van een Majoor der genie van het Belgische leger: R. Brück, over „de Menschheid, haar ont wikkeling en haar duur", een lijvig boekwerk van 1281 pagina's. Hoofdzakelijk trachtte hij hierin te bewij zen, dat de menschheid in haar ontwikkeling en haar beschaving steeds gebonden is aan een bepaalde tijdsperiode. De beschaving, steeds bij een opvolgend volk, beweegt zich over de aarde van het Oosten naar het Westen, om een voorbeeld te noemen: achter eenvolgens Assyriers, Egyptenaren, Israëlieten en KI. Aziaten, Grieken, Romeinen, Franken, enzoovoorts. In de tijdsduur van hun opkomst tot ver val vond Brück telkens een bepaalde periode van, globaal genomen, 5 eeuwen. Daar het natuurlijk niet mogelijk is alle bewijzen hier te citeeren, diene als voorbeeld de Romeinen van de stichting van Rome in 753 v. Chr. tot Constantijn in 330. A. D. een periode van 1083 jaar of 2 maal 541 jaar. Een ander voorbeeld de absolute macht der Pauzen: van Consta/ru tijn (Staatsgodsdienst) in 330 tot de verban ning naar Avignon van 13091370 (gemid delde: 1347) geeft 1010 jaar of 2 maal 505 jaren enz. enz. De hoogtepunten der macht of beschaving liggen dus steeds 1000 jaren van elkander. Deze 500-jarige en 1000-jarige perioden, regel matig terugkeerend als een wet, waaraan de menschheid onderworpen is, duidt men sinds dien wel aan met den naam van: „Historische wet van Brück". Gedeeltelijk, voorzoover hij dit voor zijn studie noodig had, vond Brück deze perioden ook in den Bijbel. Deze resultaten trokken o.a. de aandacht van een astronoom van het Belgisch obser vatorium Ch. Lagrange en deze deelt mede dat hij in 1871 voor het eerst het werk van Brück leerde kennen en dat de conclusies hierin, hem ondanks drukke bezigheden, niet meer uit de gedachten igingen. Al spoedig trof hem, dat deze historische wet geheel van toepassing was op alle Hebreeuwsche teksten van het Oude Testament. Het moge ons vaderlandsche hart goeddoen te hooren dat Brück de vertaling gebruikte van David Martin in 1722 uitgegeven te Amsterdam. Het wonderlijk systeem van maten en getallen, gevonden in de pyramide, in 1865 door P. Smyth geopenbaard, werd in 1884 nog ver sterkt door de resultaten van nieuwe opmetin gen door Flinders Petrie. Alles in de Schepping is gebonden aan wetten- de loop der hemellichamen, groei en bouw in de natuur, de mensch zelf is ge bonden aan natuurwetten, religieus ge sproken dus Goddelijke wetten. Wonder is het dus niet, dat men op reli gieus gebied de mensch gedacht als werktuig in God's hand, verwachtte deze heilige wét ten ook in de pyramide terug te vinden als een Goddelijke openbaring. In 1893 verscheen dan ook het resultaat van deze gedachtengang van Lagrange in zijn boek, getiteld: „Over de overeenstemming van de historische wet v. Brück met de tijdrekening in den Bijbel en die van de pyramide van Cheops". Het werk is ver lucht met doorsneden van de pyramide en ik behoef u zeker niet te zeggen dat het niet direct „lichte lectuur" is. De conclusies echter waartoe Lagrange komt zijn o.a. dat de pyra mide een Hebreeuwsch monument is en even als de Bijbel een werk van Goddelijke in geving; dat de voorspellingen hierin vastge* legd met de voorspellingen in de Apocalypse, de geheele geschiedenis der menschheid om vatten van de Zondvloed tot de toekomstige tijden; vervolgens dat de Angel-Saksen af stammelingen zijn van één der tien ver strooide stammen van Israel. Dit laatste zou dus verklaren de overeenkomst van de Pyra mideduim met de Engelsche inch en de Engel sche Quarter als vierde deel der Pyramideton. Ik herhaal het: we zijn op gevaarlijker ter rein, vooral wanneer leeken dergelijke con clusies verder gaan trekken! Zoo verraste ons eenige jaren geleden de verbluffende mede- deeling in sommige bladen, dat een dame aan het Engelsche hof had uitgevonden, dat de tegenwoordige Prins van Wales in a-echte lijn een afstammeling is van Koning David! De prins wordt dan ook door zijn omgeving David genoemd; of Lagrange zelf echter tot deze conclusie zou gekomen zijn is denkelijk nog wel zeer twijfelachtig. Fio.i» YB .v TERUG UIT INDIë MET RHEUMATIEK. Een lijden van 7 jaar nu geëindigd. EEN HEER TE HILVERSUM WIST RAAD. Begint U met te lezen wat de Heer W. P. te Hilversum ondervond en volgt U daarna gerust zijn voorbeeld. U zult er versteld van staan hoe spoedig ook U de zoo vurig be geerde verlichting van Uw rheumatische kwellingen zult ondervinden. „Ruim 7 jaar leed ik aan rheumatiek, heb vele medicijnen aangewend, doch alle met weinig of geen resultaat. Uit Indië hier aan gekomen hoorde ik over Kruschen Salts en ten einde raad ging ik dit gebruiken. Ik kan niet anders zeggen, dan dat Kruschen het eenige middel is, waaraan ik tot- nu toe te danken heb, dat mijn rheumatiek langzaam maar zeker uit mijn lichaam verdwijnt. Ik ben pas kort bezig, Kruschen Salts te ge bruiken. Overal en ieder zal ik dit middel aanbevelen als het beste, dat ik ooit heb kunnen vinden tegen de zoo gevreesde rheu matiek. U kunt van dezen brief naar goed dunken gebruik maken, teneinde Kruschen Salts zooveel mogelijk bekend te maken". W. P. te Hilversum. Wanneer U voor de rest van Uw leven ver lost wilt zijn van de vlijmscherpe urinezuur - kristallen (de oorzaak van Uw rheumatiek), die zich in Uw gewrichten en weefsels nes telen, begin dan morgenochtend voor het ontbijt een halven theelepel Kruschen op een glas warm water of in een kop thee te nemen. Vergeet niet dit geregeld iederen dag te doen en houdt dit eenige maanden lang vol. Dan zult U beseffen, waarom Kruschen het zich vastzetten van het overtollige urine zuur in Uw gewrichten verhindert en U be hoedt voor de ketenen der rheumatiek. Kru schen is een combinatie van zes levenwek kende zouten, die ons lichaam eiken dag noodig heeft en die ook Uw lichaamskracht en energie doen toenemen. Kruschen Salts is verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten a f 0.90 en f l.èo per flacon. Importeurs: N.V. Rowntree Handels Mij., Keizersgracht 124, Amsterdam C. Figuur 4 zal u hoop ik £et systeem van Lagrange op de pyramide toegepast in hoofd zaak eenigszins duidelijk maken: van I (Zondvloed-Genesis) daalt de gang tot E. waar een steen de toegang tot dei gang EC afsluit. Het Israelietische volk in E (Exodus) door God met de Wet 'begiftigd, volgt de stijgende gang tot C. Overige volkeren gaan in dalende lijn tot de z.g. Valsche Kalmte K. die in V. in Algeheele Ondergang eindigt. Voor hen echter, die niet meer terug kunnen en zich bezinnen is in W. (Openbaring IH 8) een mogelijkheid tot verlossing. Lagrange ziet hierin gesymboliseerd de Reformatie met de geboorte van Wicliff. Deze opgaande gang voert tot R. dat op hetzelfde niveau ligt als de Exodus, (R. symboliseert de Denkbeel dige Geestelijke Rust) en zij, die op dit niveau in R. zijn kunnen zonder hulp echter niet de opgaande gang verder bestijgen tot C. Daar C. echter de periode aangeeft van geboorte en dood van Christus, kunnen zij in R. het Licht ziende tot C. opgeheven wor den. De hooge gang CB, symboliseert het Hernieuwde Verbond met God door Christus' geboorte en dood gerealiseerd. Het punt B. geeft Lagrange (1893!) als een toekomstige datum. T. is dus ook toekomstig en symboli seert Openbaring III. 10, hetgeen wonderwel klopt als men de daarin genoemde „ure der verzoeking" wil beschouwen als de periode van den wereldoorlog en gevolgen waaronder de menschheid nog gebukt gaat. Ik gaf hier slechts een klein schema om eenigszins de gedachte, die Lagrange's werk beheerscht weer te geven, Lagrange is zeer uitgebreid in zijn opgaven, maar behalve enlkele groote historische feiten blijft hij meer algemeen geestelijk. Voornamelijk vormen voor hem Genesis en de Openbaring een aaneengeslo ten geheel: van den beginne tot de Vervul ling der tijden. Deze ontwikkeling geldt zoo wel voor de volkeren als voor het geestes leven van den afzonderlijken mensch. De theorie van Lagrange, eenmaal als zoo danig aangenomen, werd later door anderen verder uitgewerkt, want terugwerkend met de vele historische feiten, nadien nog bekend geworden, moesten deze dus sluiten in het systeem. U zult opgemerkt hebben, dat Lagrange in zijn theorie ongeveer komt even onder het niveau, waarop de groote graf kamer is gelegen; de hooge gang, die het heilig verbond zou symboliseeren eindigt hier plotseling en een zeer nauwe doorgang leidt tot de antichambre T. der groote kamer: ook dit moet dus een bedoeling hebben. Nu is sedert Lagrange, die geen Egyptoloog was, de kennis van den Egyptischen godsdienst veel grondiger geworden. Alle religieuze tek sten, die betrekking hebben op den dood en het leven hiernamaals verzameld, welke ver zameling men wel het Doodenboek noemt, geven een tamelijk duidelijk beeld van de Egyptische godsdienst. Het is niet toevallig dat de Egyptenaren der eerste eeuw onzer jaartelling zoo snel en algemeen tot het Christendom overgingen, want de meeste Oud-Egyptische teksten toch, mits symbolisch gelezen, dekken volkomen zuiver Christelijke begrippen. Dood en wederopstanding en zelfs de Messiasgedachte. Het Christelijk evangelie moest ook voor den Egyptenaar wel beteeke- nen: „oude wijn in nieuwe zakken". Alle profetieën uit het Doodenboek zijn even eens in de pyramide te vinden, zoodat zelfs de bekende Egyptoloog Gaston Maspero, Direc teur-Generaal van den Oudheidkundigen Dienst in Egypte, reeds opmerkte: „de Pyra mide en het Doodenboek geven één zelfde getuigenis, de eerste in steen, de laatste in schrift. Den lezer, die hier belang in stelt, zij aan bevolen, de legende van den Egyptischen god Asar of Osiris aandachtig te bestudeeren; Osiris, de Egyptische Messias, zijn leven, dood en wederopstanding. Er bestaat over dit on derwerp zeer veel lectuur, doch voornamelijk de werken van den Franschen egyptoloog Alexander Moret (Goden en Koningen van Egypte) en van de Engelschen: Prof. Breasted Sir Ernest Budge en Marsham Adam zijn in dit opzicht belangrijk en als men leest, wat hier over Osiris en de pyramide geschre ven wordt is het geen wonder, dat men een opmerkelijk verband voelt met de woorden van Jeremia XXXH, 1820 en Jesaia XIX, 19—20. Tot. besluit zij genoemd een werk van D. Davidson en H. Aldersmith, getiteld: „De groote Pyramide: Haar Goddelijke bood schap", dat in 1924 uitkwam en waarvan in '1925 reeds een tweede druk het licht zag. Ik kan er in dit korte bestek slechts de aan dacht op vestigen, want het is een boek van ongeveer 570 pagina's, geïllustreerd met 80 platen en 97 astronomische, historische en archeologische tabellen. Hoe men er na lezing ook tegenover mag staan, het is een werk, dat respect afdwingt en tot nadenken stemt. Met een verbluffende hoeveelheid -astronomisch, historisch, en ar- A X' r' ,y ~sN\ VERV«fli«0 BEU lïor.V. 'G h t ,:ói ♦k 8 0 r,v 1 „srjtft OTvVtorRotaMAiE..— tLJ I I liRAJUE II K 1 EN CINMR DEWEr. j 1 i CttBTlUKt CM.V08. R sf Figuur 5. cheologisch bewijsmateriaal vatten de bewer kers de algeheele wereldgeschiedenis in een greep samen :de Pyramide als een Goddelijke openbaring. Figuur 5 wil slechts een schets geven van de leidende gedachte, die het werk beheerscht De gang B. C. K. L. geeft uitsluitend de ge schiedenis en de data van de evolutie van het Israëlitische volk. Figuur 6 geeft een vereenvoudigd schema van de details der groote grafkamer; het werk zelf geeft natuurlijk veel meer details, doch deze schets zal u bij een korte aanduiding duidelijker zijn. De nauwe dooi'gang O. E. (zie ook fig. 5) geeft de groote oorlogsperiode; E. F. de anti-chambre; F. G. de laatste nauwe doorgang. Het moge velen hoopvol stemmen, dat dus volgens deze theorie in het jaar 1936 een betere tijd aanbreken zal. De tijd zal dus weldra kunnen leeren of deze theorie op waarheid berust, zij is in ieder ge val belangrijk genoeg om er aandacht aan te schenken. Een beknopt resumé van de inhoud van het werk. dat ongeveer 15 gulden kost kan men vinden in een gesschrift getiteld: Talks on the Great Pyramid. No. 3, dat tegen den prijs van 60 cents plus 1) cent porto bij den auteur: D. Davidson, 47 Park Square te Leeds verkrijgbaar is SÖARABAEUS. DooiTONNY SCHELLING, tuinarchitecte. Baksteenen stapelmuurtjes. Mooi beplante en goed gestapelde muurtjes in vollen bloei, zijn vroolijk en aanlokkelijk. Zóó aanlokkelijk, dat men ze overal aange bracht ziet, op plaatsen soms, waar se in het geheel niet op hun plaats zijn, dikwijls slecht gestapeld of veel te vol beplant. Een muur moet een doel hebben. Er kan er b.v. een gebouwd worden, waar men anders een grastalud gemaakt zou hebben. Ze mogen niet te weelderig beplant wor den, het mooiste is te zorgen, dat er flinke stukken steen zichtbaar blijven en, om groo te groepen van één soort planten te maken. Ook houde men, bij het bestellen van de planten, steeds de kleur van de te gebruiken steensoort in gedachte. Veel liefhebbers willen zelf een muurtje maken. Heel moeilijk is dat ook niet. Het beste en gemakkelijkste is om gelijk met het stapelen te planten. Men ziet dan van zelf, hoe groot de voegen moeten zijn en waar er een stuk van een steen afgeslagen moet worden. Als stapelmateriaal kan men zoowel bak steenen, als klinkersteen en gebruiken. Bak steenen nemen het regenwater meer op, de plant krijgt lang niet alles, maar na een regentijd is er wat vocht als reserve. De klinker is veel harder, neemt weinig water op, zoodat bijna alles tot beschikking van de planten komt, maar de steen houdt geen vocht vast. Van veel belang is dit verschil echter niet. Men begint waar de muur moet komen, een geul te graven; hierin wordt de fundee ring gelegd, gewaterpast en stevig aange stampt. Het stapelen kan op verschillende manie ren geschieden. Lage muurtjes van ongeveer 40 c.M. hoeven niet dikker te zijn dan een halve steen, wel moet er dan hier en daar een steen in de volle lengte naar achter in den grond uitsteken. Een aardige methode is ook altijd het stapelen in z.g. Vlaamsch ver band. (Zie teekening). Men moet er bij het stapelen steeds op be dacht zijn, dat de planten met hun wortels den grond achter den muur kunnen berei ken, Meestal zullen de muurtjes in stads- en villatuinen niet hooger zijn dan 40 c.M. Ze mogen dan nog wel loodrecht gestapeld wor den, beter is het echter ze licht achterover te laten hellen, het regenwater wordt dan natuurlijk beter opgevangen. Als specie gebruikt men klei, met turf molm en veen, of bladgrond, vermengd en met water aangemaakt tot een breiachïige massa. Mest moet liever niet gebruikt wor den, er zijn verschillende muurplanten, die er niet tegen kunnen. De bovenste steenenlaag moet de z.g. rol laag vormen. Wordt een muurtje aangebracht bij een terras, waar veel op geloopen wordt, dan is het beter te metselen met cement of kalk- specie. De muur zal anders misschien na eenige jaren uit elkaar vallen. Voor de plan ten worden dan gaten opengelaten, ter grootte van een halve steen ongeveer. De voegen kunnen uitgekrabd worden, om den muur een ruwer aanzien te geven. Een muur die pas is aangelegd, moet ge regeld besproeid worden. Bij ligging op het Zuiden, blijkt het soms noodig, het heele jaar door water te geven. Men giet of sproeit achter den muur, waar de wortels zitten. Het planten moet zorgvuldig gebeuren. De wortels moeten goed worden uitgespreid en de grond er omheen stevig aangedrukt, er mogen geen leege ruimten om de wortel kluitjes heen blijven. Het beste is planten te koopen die in potjes gekweekt zijn, zij hebben een prachti ge wortelkluit, aan tijd is men dan niet ge bonden, ze kunnen bijna het heele jaar door geplant worden. Er zijn heel wat plantjes, die geschikt zijn voor muurbeplanting en iedereen, die zelf een muur maakt, kent er natuurlijk ver schillende die hij graag wil hebben. Men moet er aan denken wat plantjes te nemen, die den muur vasthouden, doordat ze door de voegen kruipen, b.v. Campanula Portenschlagiana en het muurleeuwen- bekje, Linnaria cimbellaria. Om den muur er in den winter niet te kaal te laten uit zien, neemt men wat anjers of ander groen- blijvend goed. Een aardig plantje daarvoor is ook de goudbonte of zilverbonte variëteit van het herderstaschje. De botanische na men hiervoor zijn: Capsella bursa pastorus fou. aurea en Cap. b.p. fol. Argenta. työf.lykf. i laatste opschorting!» 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 13