BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD HOE MEN IN AMSTERDAM SNERT EET, lIlMllinilMllillllWIilWIliii ZATERDAG 13 JUNI 1931 VIJFDE BLAD door A. HEEROMA, Oud-Commissaris van Politie te Amsterdam. Er heb të Antwerpen "een vriend wonen, die aan hetzelfde euvel mank gaat als ik, dat is: het bestudeeren van de deugden en gebreken zijner medemenschen en hij gaat zelfs zoo ver, dat hij zijn beschouwingen aan de drukpers toevertrouwt die ze daarna als een soort realistische romans de wereld in zendt, hetgeen uiterst gewaagd is. Zelfs ver beeldt hij zich, kinderlijk van ziel als hij is, dat hij met zijn geschrijf de menschen van ontucht en misdaad terug houdt. Maar met dat al bevatten zijn boekjes toch tal van we tenswaardigheden, vooral voor den niet-Ant- werpenaar en dat is de reden, dat ik zoo nu en dan zijn nieuwste letterkundige produc ten in ontvangst ga nemen en zoodoende .verbleef ik enkele dagen in de Scheldestad. ..aangezien ik de eenige persoon was..„. Ik maakte van die gelegenheid gebruik om het museum te bezoeken, waarbij ik de sen satie smaakte een lijfwacht van acht perso nen te hebben, aangezien ik op een gegeven oogenblik de eenige persoon was, wiens stap door de zalen weergalmde tout comme chez nous. Maar daarover wil ik het niet hebben, want ik moet bij de Amsterdamsche snert terechtkomen en dat gaat moeilijk via Rubens en van Dijk. Ik wou dan zeggen, dat ik zoo nu en dan verplicht was een diner tot me te nemen en behoorende tot de categorie van 12 francs 50 en daaromtrent moest ik ervaren, dat na het gebruik van dit overvloe dig maal de leegte (binnenin nog scheen toe genomen. De gewoonte van het land volgen de, dat mij gastvrijheid verleende, vulde ik de leegte met gerstenat en aangezien dit de eigenschap bezat van dorstverwekkend te zijn, was ik verplicht steeds nieuwe halve liters te laten aanrukken, hetgeen niet be vorderlijk bleek voor de helderheid van geest. Hieraan is het wellicht toe te schrijven, dat ik 's avonds op de gedachte kwam mij voor een nieuwe 12 francs 50 een portie gebakken paling aan te schaffen, dwazelijk meenende het tekort aan vet op die wijze te kunnen aanvullen. En zoo verscheen voor mij een versteend voorwerp in den vorm van een 8, een palingmummie een opgraving uit Pom- peï, een soort geweldige roestige kram en ik zat daar peinzend voor het bord met het ver steend gedierte. Nu is het wat mal om aan den kellner te vragen of het de bedoeling is, dat men ook het verharde palingvel eet en een versteend voorwerp omdat ik in Holland de palingvellen immer ter zijde had gelegd, begon ik het granieten omhulsel weg te bikken, dat een formida bele dikte bezat, maar mij ten slotte eenig eetbaar palingvleesch overliet, na verwijde ring van de graat een desertlepel nauw vul lende. 't Vetgehalte werd dus niet noemens waardig vergroot, maar ik was zoo dom om het voorbeeld mijner landgenooten niet na te volgen, die 's avonds stapels belegen brood jes meevoerden naar het hotel, over welke nalatigheid mijn maag later luide haar on genoegen te kennen gaf. Is het wonder, dat toen mijn verbeelding mij terugvoerde naar de Hollandsche spijs, waarvan de naam prijkt aan het hoofd van dit artikel en dat ik, weer binnen de landspalen teruggekeerd, mij neerzette om uit mijn verzameling van belevenissen datgene te nemen, waarin de snert een hoofdrol speelde. Ik vond dit noo- dig te vermelden omdat bij de intrede van den zomer mijn verhaal anders wat vreemd zou aandoen. Ik zou haast zeggen, dat snert een speciaal Amsterdamsch gerecht is, want niet zoodra is de winter in aantocht of voor de ramen van café's, zelfs daar waar men gewoonlijk niet eet, verschijnen kaarten met het op schrift: „Erwtensoep met worst en kluif" en daaronder een prijsbepaling, welke het voor de bezitters van schrale beurzen mogelijk maakt zich het genot van èen portie te ver schaffen. Ja, was er niet een beroemde Amsterdamsch zanger, dien ik een „Ode aan de Snert" heb hooren voordragen, een eigen fabrikaat, 't Is waar, toen hij het lied zong, waarvan ik helaas alleen den aanhef heb onthouden: „O Snert, o Snert, O Erwtensoep!" was hij in zijn nadagen en in zoodanige stemming, dat ik reden heb te veronderstellen, dat hij iets anders dan het bezongen gerecht had ge bruikt, maar is dat juist geen bewijs, dat de snert door hem boven alles gesteld werd, want het had meer voor de hand gelegen, dat hij een loflied op den wijn had aange heven. De gedachte aan erwtensoep heeft evenals de geur iets uitnoodigends, iets bemoedigends want laat er bij je binnen komen wie wil, als de pot te vuur staat, snuift de bezoeker en het klinkt als een onuitgesproken vraag: Hè, snert! Heb je ooit iemand ontmoet, die neen zei, als je hem vroeg of hij zin had in een bordje? Het kan dus geen verwondering baren, dat ....Hè, snert toen Gerrit, die waarom weet ik niet den bijnaam van de Reep droeg, na een lang durig verblijf in een tapperij op den Haar lemmerdijk, als eiken Zondag gebruikelijk was, tegen zijn kroeggenoot Oude Piet zei: „ga mee naar huis, snert eten", dit den an der als muziek in de ooren klonk, schoon zijn geest voor mededeelingen van anderen aard wellicht minder ontvankelijk was ge weest. „Snert met kluif!" zei Gerrit met na druk en gaf Piet een klap op den schouder, die in andere, minder vriendschappelijke omstandigheden wellicht als mishandeling ware gekwalificeerd. „Met kluif!" echode Piet en gaf den klap terug, waarop beiden, lichtelijk onvast ter been naar Gerrits wo ning in de Engelsche steeg stevenden. Lang durige oefening had hun geleerd ook als de stabiliteit niet te groot was, de steile uitge sleten trappen te beklimmen, al ging dat nu juist niet geruischloos en het tweetal kwam heelhuids in de woonkamer, waar ze zonder verder commentaar ieder op een stoel neer vielen. „Piet komt snert met kluif eten", was vol doende verklaring omtrent de aanwezigheid van den vreemde en de vrouw, die wist hoe Gerrit Zondags was, zei niets, maar dekte de tafel. „Is de jongen er niet?" vroeg Gerrit, die zijn zoon niet ontdekte. „Op zolder", ant woordde de vrouw. Wat op zolder? Hier mot ie wezen als 't vreten is. Ik zeg orde moet er wezen en meteen zwaaide hij naar de deur en riep met geweldige stem naar boven: Vreten! De zoon, die begreep kwam vlug naar be neden en zette zich aan tafel. Zie je, Piet, ik zeg maar: orde moet er wezen! De vrouw zette een groote pan op tafel en nam zwijgend plaats, nadat ze haar zoon en zich zelf had opge schept. '„En nou Piet, snert met kluif en een klei nigheidje erbij", lachte Gerrit, terwijl hij een flesch jenever uit den zak haalde en tus- schen hen inzette. Daarna greep hij met de hand in de heete soep, vischte er een kluif uit op en deponeerde die op Piet's bord, waarna hij voor zichzelf ook zoo'n varkens onderdeel uit de pan opdiepte. Toen stak hij de gloeiende kluif naar den mond, terwijl de andere hand de flesch uitnoodigend aan Piet Vreten! voorhield. Piet liet zich niet bidden en zoo kloven en dronken beiden afwisselend, ter wijl de vrouw en de zoon dit spel met eenige ongerustheid aanzagen. De vrouw, die wist, dat Gerrit een min of meer kwaden dronk over zich had, dacht aan het drinken een einde te kunnen maken door hen te bewegen soep te gaan eten, maar Gerrit vatte dit an ders op. „Gun je me de kluif niet, wijf? Daar heb je ze dan, jij mag ook wat hebben" en meteen gooide hij het half afgekloven been de vrouw in 't gezicht, waarna het in haar bord viel, zoodat de soep alle kanten heen- spatte. „Waarom vang je hem niet?" lachte Ger rit, „kijk me dat wijf een smeerboel maken!" Mèt graaide hij weer in de pan, maar geen kluif meer vindende, goot hij zijn bord vol en dat van Piet en beiden lepelden, dat de soep hen langs de kin droop. De soep en de jenever schenen te zamen een kalmeerenden invloed uit te oefenen, want Gerrit begon over zijn bord te knikke bollen. ,,'k Ga maffen, Piet!" was 't kort be scheid en Gerrit schoof zijn stoel weg, suk kelde naar de alcoof en liet zich op bed val- 1 len. Piet, die dat voorbeeld niet kon volgen, lei de armen op tafel en liet het hoofd er op rusten waarbij zijn pet in de pan met soep viel, want onder die heeren is 't niet gebrui kelijk onder 't eten de pet af te zetten. Toen Piet een uurtje later, wat uitgesuft was, loosde de vrouw hem de deur uit en Piet overdacht op weg naar huis welke voor- deelen de opvoedingsmethode van Gerrit had. Bij hem thuis hadden ze allemaal een even grooten mond, dat moest veranderen en hij zou ze thuis leeren, dat hij snert wou eten, zooals hij verkoos. Piet was in zijn gewone doen bevelhebber op een stoombootje of een motorschuit, net naar 't uitkwam en bracht zijn vrachtjes over de Zuiderzee, daarin (bijgestaan door een machinist en een jongen, voor wie hij geen gemakkelijke baas was, want als hij 't in zijn hoofd kreeg voer hij bij nacht en on tij, weinig rekening houdend met de behoef te aan slaap, doch als je hem gelooven mocht was tijdens de vaart de jenever uitgebannen. Dit was echter niet het geval, als hij voet aan wal had gezet, hetgeen hij toeschreef aan de omstandigheid, dat hij voor bevrach ting altijd in kroegen terecht moest komen. Zijn familie genoot dus niet het voorrecht van de droge perioden en zoodoende zag men met zekere vreeze de terugkomst van den schipper tegemoet, temeer daar Piet van nature al wat eigenzinnig en twistziek was. Er deden zich dan ook nog al eens kleine fa milietaf reeltj es voor, vooral toen de kinde ren ,die groot waren geworden, de partij der moeder kozen en niet duldden, dat Piet haar, als ware zij de scheepsjongen, bij tegen spraak op een paar opstoppers trakteerde. Zoodoende voelde Piet zich in de minder heid komen en dit was hem zeer duidelijk geworden, nadat hij gezien had, hoe Gerrit de Reep thuis de alleenheerschappij voerde. Hij zou trachten het verloren terrein te her winnen en dat zou beginnen bij de snert. Hij commandeerde dus, thuis gekomen, dat er den volgenden dag snert gegeten zou wor den en wel met kluif. Zijn vrouw, die de stille hoop had, dat Piet Dinsdags wel weer zou afreizen, meende aan het bevel te moeten voldoen en zoodoende vond Piet, die een al lesbehalve drogen middag had gehad, thuis gekomen de pan met erwtensoep op tafel staan. „Is er kluif in?" informeerde Piet en het bleek, dat er kluif in was. Het voorbeeld van Gerrit volgende, plonste hij met de hand in de pan en vischte er een kluif uit op, maar toen ervoer hij direct, dat de vrouw het met die handeling niet eens was, want ze zei, dat hij met zijn vuile pooten uit de soep. moest blijven. Toen herinnerde Piet zich, wat Ger rit op een opmerking van zijn vrouw had ge daan en dat illustre voorbeeld volgende slin gerde hij de kluif naar het hoofd van zijn vrouw en verkondigde voorts: zal ik met mijn pooten uit de soep blijven? waarop hij een geduchte vuistslag in de pan gaf, zoodat de snert ten zolder spatte en alle aanwezigen met haar golven overgoot. Maar als hij ge meend had hiermee zijn gezag te handha ven, vergiste hij zich geducht, want de vrouw wie het vet langs 't gezicht droop, nam haar bord, dat reeds gevuld was en sloeg dit Piet op het hoofd in stukken, zoodat hij rijkelijk zijn deel van 't maal kreeg, al was 't dan ook aan den buitenkant. De scherven had den hem bovendien gewond, en rood en groen mengde zich dooreen, hoe tegenge stelde kleuren het anders ook zijn. Piet was een oogenblik van zijn stuk, maar toen nam hij de heele pan en slingerde die door de rui ten, daarbij kort en goed een einde aan het diner makende, terwijl hij aanstalten maak te om het meubilair denzelfden weg op te zenden. De zonen en dochteren bleven niet werke loos en Piet moest ondervinden, dat veel honden der hazen dood zijn, want hij kwam in een hoek terecht te midden van gebro ken borden en stoelen. Een der dochters was inmiddels gillende het huis uitgeloopen, wat voor de omwonenden het sein was om ter hulp te snellen, omdat men moord en dood slag vermoedde. Gelukkig bereikte de gillen de juffer dra een paar agenten, die zich haastten Piet in bescherming te nemen, wat zij het best konden doen door hem in 't po litiebureau in een hok te stoppen. Toen de bevelhebber van de motorboot den anderen morgen de echtelijke woning weer betrad, vond hij nog wel een gebroken stoel en wat potscherven, maar voor 't overige was er niets te zien, want vrouw en kroost hadden hun .boeltje gepakt en een andere woning betrokken, waar Piet geen toegang kon krij gen, zoodat hij op zijn motorboot er over kon nadenken, dat als twee hetzelfde doen, dit nog niet hetzelfde is Gun je me de kluif niet, wijf?.. .hij kwam in een hoek terecht. Ik geloof hiermee duidelijk te hebben ge maakt, dat in Amsterdam wel eens op zon derlinge wijze snert wordt gegeten en die snert heeft Piet tenslotte nog in 't gevang gebracht, want nadien liep hij met revolvers rond om zijn nederlaag te wreken en dat is geen snert. DE ONTDEKKING VAN DE „GROEI-STRALEN". Onlangs zijn nauwkeurige proefnemingen gehouden, die er op wijzen, dat het eene levende orgaan op een ander invloed kan uitoefenen zonder dat ze elkaar aanraken. Dat er dus stralen aan het werk zijn, van welker bestaan men vroeger onkundig was. De onderzoekingen zijn begonnen met uien. Men ontdekte, dat de wortel van een bepaalde ui veel sneller groeide als er een andere ui naast lag, dan als de ui zich in volslagen eenzaamheid bevond. Plaatste men een kwartsplaatje tusschen de uien, of wa ter, dan bleek de groeisnelheid grooter. Een dun plaatje gewoon glas of gelatine deed echter den normalen groei weer intreden. Dit opmerkelijk verschijnsel kan alleen verklaard worden uit de aanwezigheid van stralen, die wel door kwarts en water kun nen gaan, maar niet door gewoon glas ver mogen te dringen. In de laatste 40 jaar heeft men geconsta teerd, dat er zeer veel aetherische stralen zijn van verschillende lengten. We hebben de betrekkelijk lange golven, waarmee le zingen en muziek door de radio worden uit gezonden en we hebben de korte van rood licht, van de X-stralen en de ultraviolette. We kunnen ons echter voorstellen dat er nog veel en veel meer zijn, die we nog niet ontdekt hebben. Maar dit aantal kan nu ver minderd worden met de „groeistralen", zoo als we ze kunnen noemen. De proefnemingen zijn voortgezet op don- derpadden e.d. en vermoedelijk zal later blijken, dat ieder levend ding den invloed ondervindt van de uitstralingen van een ander. Verscheidene mysteries in de wetenschap zijn door de ontdekking van deze stralen op gehelderd. Zoo denkt men dat sommige vlie gen zich niet voortplanten als ze niet in groot aantal bij elkaar zijn door het ontbre ken dier stralen. En zoo zou het ook kunnen bestaan bij de millioenen cellen in het men- schelijk lichaam. Als wij een behoorlijken overbrenger van die stralen kunnen ontdekken, met erbij een controle-methode, dan zouden we den groei van kinderen kunnen bevorderen. We zou den reusachtige aardappels en kooien kun nen kweeken en den omvang van schapen en vee vergrooten, zoodat er volop en goedkoo- per voedsel zou zijn. En eens komt de tijd, dat een vermoeid denker, die nog veel .te doen heeft, even aan een knopje draait en stralen op zijn herse nen laat inwerken die hem tot frisschen ar beid inspireeren. Verloofde paren zouden in de toekomst naar een deskundige kunnen gaan, die hun beider stralen meet, of ze wel gelijke lengte hebben! En liefde en haat zouden misschien uit soortgelijke stralen te verklaren zijn. WAAR NACHTEGALEN EEN PLAAG ZIJN. Diegenen, die in een streek wonen, waar de nachtegaal zeldzaam is, zijn over het alge meen heel wat enthousiaster over de vocale prestaties van den beroemden zanger, dan de menschen, die hem dikwijls kunnen hoo ren. Zij, die het gezang des nachts hooren en vroeg op moeten, noemen hem zelfs een In een dorp in het Engelsche district Surrey waren de inwoners zelfs van plan alle nachtegalen, die hen van hun rust beroofden neer te schieten, alshet niet zoo'n kost bare jachtpartij was. Want de nachtegaal is een bij de wet beschermde vogel en ieder, die hem „overlast" bezorgt wordt gestraft met een boete van een pond sterling. Ook Warwichshire is beroemd om zijn nachtegalen en vermoedelijk zijn ook daar heel wat menschen, die deze vogels niet kunnen uitstaan. „Echter, hier is het „lijden" van niet al te langen duur. Na het midden van deze maand hoort men het gezang vrij weinig meer. ZADEN VAN 3000 JAREN OUD. Het doet altijd minder prettig aan als je merkt dat een heel oud verhaal onwaar blijkt te zijn. En toch moeten we constatee- ren dat de meening als zouden zaden gevon den bij mummies in Egyptische graven nog gewassen op kunnen leveren, onjuist is. Zorgvuldige proeven zijn door den Engel- schen Egyptoloog Sir Ernest Budge genomen met tarwe uit een graanschuur van 3000 jaren oud. Maar ondanks de uiterste zorg er gedurende weken aan besteed, kon niet het minste glinmpje leven bespeurd worden: de zaadjes bleken tot stof vergaan te zijn. Hoe komt het dan, dat zelfs deskundigen op dat gebied beweerd hebben koren van dergelijke zaden gekweekt te hebben? Sir LANGS DE STRAAT. Judaspenningen. Waarom vier zeer jeugdige lieden van het mannelijk geslacht juist de even stille als deftige straat tot het uitverkoren veld had den verklaard, waar zij zich konden over geven aan de geneugten des voetbalspels, kon niet met zekerheid worden vastgesteld en daar wij ons alleen bij de feiten willen bepalen deed het er tenslotte ook niet toe. Deze even jeugdige als onbezonnen lieden spéélden in die deftige straat voetbal en daarmee basta. De jongelui hoorden in dit mlllieu geens zins. Hun wigwams stonden zékerlijk op twintig minuten gaans van hier in straten waar eer gootwater dan deftigheid van de huizen droop, en waar bij dag en ontij de stilte en de niet tot wasdom gekomen def tigheid werd verstoord door beschorte moe's, luidruchtige pa's, gillende jonkers en freules kakelende kippen en blèrende geiten. Het ge tuigde niettemin voor de alzijdige opvoeding der jongelieden, dat zij zich zoo volkomen wisten aan te passen, want ondanks hen omringende deftigheid speelden zij hun spel met een ook door deftigheid onaantastbaar vuur. Het getuigde verder van hun edele, spor tieve opvattingen, dat zij den wedstrijd zonder scheidsrechter speelde uitgaande van de premisse, dat tusschen hen nooit oneenigheid ontstaan zoude. Dat er zich toch een wezen als scheidsrech ter opwierp, was niet hun schuld noch ver langen en de consequenties kwamen niet voor hunne rekening. De hond, die zich met het geval bemoeien ging, had alles aan zich zelf te wijten. De korte, dikke, nijdige hond met staart kwam als een meteoor uit een der deftige huizen gesneld, in de deuropening achter zich latend een heer, die eens rechter, of landvoogd, of Nederlandsch gezant in Siam geweest kon zijn, maar die nu in de deur opening stond in geen andere kwaliteit dan eigenaar van het keffertje, dat met doods- vex-achting verder snelde, zich niet storend aan wat de heer hem nariep. Het bleek onmiddellijk, dat de hond had gezien, wat aan een leek was ontgaan. Er werd, blijkbaar ,naar de meening van den hond, niet volgens de regelen van den Ko ninklijken Nederlandsclien Voetbalbond door de jongelieden gespeeld en dies trachtte hij in te grijpen, om hun het vergrijp duidelijk te maken, Scheidsrechters moet zulks wel eens doen. want waax-voor zouden zij anders scheidsrechters zijn? Helaas, de jongelui miskenden zijn goede bedoelingen. Zij begrepen hem niet: zij pleegden insubordinatie en weigerden zich te onderwerpen aan het gezag van dien hond. Nog erger: zij gingen van lijdelijk tot lijfelijk verzet over, ja, zij molesteerden dien scheidsrechterenden hond en poogden met vex-eende macht hem te overwinnen. Van dezen stonde af aan werd er door dc jongelieden evenzeer naar dien hond als naar den bal geschopt, met wisselend suc ces. Somwijlen troffen zij den bal, een ander maal hadden zij den hond te pakken, ton derden male had de hond hen. Onderwijl liet de heer, die elke liooge betrekking bekleed kon hebben, niet af van zijn standplaats uit den hond tot zich terug te roepen, te fluiten, te bevelen, maar zijn succes was schraal. Hoogstens blafte de hond even, hoogstens riep een der jongelui, dattie 't vertikte en dattet 'n béést was. maar zulks mocht geen succes worden genoemd, eerder het tegendeel. Toen verliet de heer zijn deftige behuizing en hij begaf zich met afgepasten pas naar het veld van eer. Ophouden, jongelui, vórt. Jongens, gilde zijn hooge stem. Hier wórdt niet gevoetbald. Ophouden, zeg ik. Alles is mogelijk en daarom zou hij mis schien een succes hebben geboekt, hadde hij niet die hooge dwaze stem bezeten. Nu oogstte hij slechts een lachsalvo en de jongelui speelden door, als stond hij daar niet foeterend, zwaaiend, nadrukkelijk gebax-end. Ze namen er geen nota van, ze hoorden noch zagen het en even veelvuldig bleven hun uitvallen naar bal en naar hond. De ge volgen waren verschrikkelijk. Het gezicht van den heer zwol op. Het werd angstwekkend. Het verkleurde in snel- wisselend gamma van wit tot knalrood, van blauw tot paars en dit bleef het, maar zelfs hiervan zagen de jongens niets. Ze speelden en voor méér hadden ze nu geen tijd. De heer keek om naar politie, maar de straat was er te stil en te deftig voor .In zulk een straat komt geen dienaar Herman- dads. Wat zou hij er doen? En dus deed de heer zélf verscheidene wanhopige pogingen zijn hond te bemachtigen, maar in dien keffer moest iets schuilen van den wilden aard zijner voorvaderen, want hij liet zich niet grijpen, liet zich zijn vrijheid niet ont- rooven. Het was een duur betaalde vx-fjheid, soit. Zij rechterpoot was gekneusd, zijn maag was niet meer in orde exx zijn linkei-oog zag sterren, maar hij was vrij, vrij en nogmaals vrij. Op dit oogenblik deed de rechter, of land voogd, of Nederlandsch gezant in Siam of elders, iets, waartoe hij zich in zijn geheele leven nog niet had verlaagd. Het was niet minder dan omkoopex-ij. Hij bood een dub beltje, tien centen geld. Dan moest onmid dellijk het spel worden gestaakt en niet eer worden hervat, dan minstens drie straten verder. Na de preliminalren volede bijna onmid dellijk de staking der vijandelijkheden. Deze jongens zouden het in China, als generaals, ver hebben gebracht. Het aanbod van een dubbeltje werd door hen aanvaard. Weer even stil en rustig als immer lag daar de deftige straat, ontdaan van het ru moer. dat een korte wijle de rust en de deftigheid had geschaad. Met hangende ooren sloon de verkochte hond achter zijn zegevierenden baas de deftige behuizing binnen. TON RUYGROK. Budge geeft hiervoor twee plausibele ver klaringen. De eerste is, dat die oude graven zoo dikwijls geplunderd zijn en nadex-hand vaak als korenschuren gebezigd werden. In vele gevallen waren de gevonden zaden dan slechts vijf of 10 jaren oud. En de tweede verklaring is deze. Geweten- looze handelaren in oudheden verkoopen aan toeristen zoo vaak curiositeiten, in dit geval dan tarwe of gerst, die niet stammen uit den tijd van Toetankhamen, maar uit des verkoopers eigen laatsten oogst

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 15