BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
HOE MEN IN AMSTERDAM SNERT EET,
lIlMllinilMllillllWIilWIliii
ZATERDAG 13 JUNI 1931
VIJFDE BLAD
door
A. HEEROMA, Oud-Commissaris van Politie te Amsterdam.
Er heb të Antwerpen "een vriend wonen,
die aan hetzelfde euvel mank gaat als ik,
dat is: het bestudeeren van de deugden en
gebreken zijner medemenschen en hij gaat
zelfs zoo ver, dat hij zijn beschouwingen aan
de drukpers toevertrouwt die ze daarna als
een soort realistische romans de wereld in
zendt, hetgeen uiterst gewaagd is. Zelfs ver
beeldt hij zich, kinderlijk van ziel als hij is,
dat hij met zijn geschrijf de menschen van
ontucht en misdaad terug houdt. Maar met
dat al bevatten zijn boekjes toch tal van we
tenswaardigheden, vooral voor den niet-Ant-
werpenaar en dat is de reden, dat ik zoo nu
en dan zijn nieuwste letterkundige produc
ten in ontvangst ga nemen en zoodoende
.verbleef ik enkele dagen in de Scheldestad.
..aangezien ik de eenige persoon was..„.
Ik maakte van die gelegenheid gebruik om
het museum te bezoeken, waarbij ik de sen
satie smaakte een lijfwacht van acht perso
nen te hebben, aangezien ik op een gegeven
oogenblik de eenige persoon was, wiens stap
door de zalen weergalmde tout comme
chez nous. Maar daarover wil ik het niet
hebben, want ik moet bij de Amsterdamsche
snert terechtkomen en dat gaat moeilijk via
Rubens en van Dijk. Ik wou dan zeggen, dat
ik zoo nu en dan verplicht was een diner tot
me te nemen en behoorende tot de categorie
van 12 francs 50 en daaromtrent moest ik
ervaren, dat na het gebruik van dit overvloe
dig maal de leegte (binnenin nog scheen toe
genomen. De gewoonte van het land volgen
de, dat mij gastvrijheid verleende, vulde ik
de leegte met gerstenat en aangezien dit de
eigenschap bezat van dorstverwekkend te
zijn, was ik verplicht steeds nieuwe halve
liters te laten aanrukken, hetgeen niet be
vorderlijk bleek voor de helderheid van geest.
Hieraan is het wellicht toe te schrijven, dat
ik 's avonds op de gedachte kwam mij voor
een nieuwe 12 francs 50 een portie gebakken
paling aan te schaffen, dwazelijk meenende
het tekort aan vet op die wijze te kunnen
aanvullen. En zoo verscheen voor mij een
versteend voorwerp in den vorm van een 8,
een palingmummie een opgraving uit Pom-
peï, een soort geweldige roestige kram en ik
zat daar peinzend voor het bord met het ver
steend gedierte. Nu is het wat mal om aan
den kellner te vragen of het de bedoeling is,
dat men ook het verharde palingvel eet en
een versteend voorwerp
omdat ik in Holland de palingvellen immer
ter zijde had gelegd, begon ik het granieten
omhulsel weg te bikken, dat een formida
bele dikte bezat, maar mij ten slotte eenig
eetbaar palingvleesch overliet, na verwijde
ring van de graat een desertlepel nauw vul
lende. 't Vetgehalte werd dus niet noemens
waardig vergroot, maar ik was zoo dom om
het voorbeeld mijner landgenooten niet na
te volgen, die 's avonds stapels belegen brood
jes meevoerden naar het hotel, over welke
nalatigheid mijn maag later luide haar on
genoegen te kennen gaf. Is het wonder, dat
toen mijn verbeelding mij terugvoerde naar
de Hollandsche spijs, waarvan de naam
prijkt aan het hoofd van dit artikel en dat
ik, weer binnen de landspalen teruggekeerd,
mij neerzette om uit mijn verzameling van
belevenissen datgene te nemen, waarin de
snert een hoofdrol speelde. Ik vond dit noo-
dig te vermelden omdat bij de intrede van
den zomer mijn verhaal anders wat vreemd
zou aandoen.
Ik zou haast zeggen, dat snert een speciaal
Amsterdamsch gerecht is, want niet zoodra
is de winter in aantocht of voor de ramen
van café's, zelfs daar waar men gewoonlijk
niet eet, verschijnen kaarten met het op
schrift: „Erwtensoep met worst en kluif" en
daaronder een prijsbepaling, welke het voor
de bezitters van schrale beurzen mogelijk
maakt zich het genot van èen portie te ver
schaffen.
Ja, was er niet een beroemde Amsterdamsch
zanger, dien ik een „Ode aan de Snert" heb
hooren voordragen, een eigen fabrikaat, 't Is
waar, toen hij het lied zong, waarvan ik
helaas alleen den aanhef heb onthouden:
„O Snert, o Snert, O Erwtensoep!" was hij in
zijn nadagen en in zoodanige stemming, dat
ik reden heb te veronderstellen, dat hij iets
anders dan het bezongen gerecht had ge
bruikt, maar is dat juist geen bewijs, dat de
snert door hem boven alles gesteld werd,
want het had meer voor de hand gelegen,
dat hij een loflied op den wijn had aange
heven.
De gedachte aan erwtensoep heeft evenals
de geur iets uitnoodigends, iets bemoedigends
want laat er bij je binnen komen wie wil, als
de pot te vuur staat, snuift de bezoeker en
het klinkt als een onuitgesproken vraag:
Hè, snert! Heb je ooit iemand ontmoet, die
neen zei, als je hem vroeg of hij zin had in
een bordje?
Het kan dus geen verwondering baren, dat
....Hè, snert
toen Gerrit, die waarom weet ik niet
den bijnaam van de Reep droeg, na een lang
durig verblijf in een tapperij op den Haar
lemmerdijk, als eiken Zondag gebruikelijk
was, tegen zijn kroeggenoot Oude Piet zei:
„ga mee naar huis, snert eten", dit den an
der als muziek in de ooren klonk, schoon
zijn geest voor mededeelingen van anderen
aard wellicht minder ontvankelijk was ge
weest. „Snert met kluif!" zei Gerrit met na
druk en gaf Piet een klap op den schouder,
die in andere, minder vriendschappelijke
omstandigheden wellicht als mishandeling
ware gekwalificeerd. „Met kluif!" echode
Piet en gaf den klap terug, waarop beiden,
lichtelijk onvast ter been naar Gerrits wo
ning in de Engelsche steeg stevenden. Lang
durige oefening had hun geleerd ook als de
stabiliteit niet te groot was, de steile uitge
sleten trappen te beklimmen, al ging dat nu
juist niet geruischloos en het tweetal kwam
heelhuids in de woonkamer, waar ze zonder
verder commentaar ieder op een stoel neer
vielen.
„Piet komt snert met kluif eten", was vol
doende verklaring omtrent de aanwezigheid
van den vreemde en de vrouw, die wist hoe
Gerrit Zondags was, zei niets, maar dekte
de tafel. „Is de jongen er niet?" vroeg Gerrit,
die zijn zoon niet ontdekte. „Op zolder", ant
woordde de vrouw. Wat op zolder? Hier mot
ie wezen als 't vreten is. Ik zeg orde moet er
wezen en meteen zwaaide hij naar de deur
en riep met geweldige stem naar boven:
Vreten!
De zoon, die begreep
kwam vlug naar be
neden en zette zich
aan tafel.
Zie je, Piet, ik zeg
maar: orde moet er
wezen!
De vrouw zette een
groote pan op tafel en
nam zwijgend plaats,
nadat ze haar zoon en
zich zelf had opge
schept.
'„En nou Piet, snert met kluif en een klei
nigheidje erbij", lachte Gerrit, terwijl hij een
flesch jenever uit den zak haalde en tus-
schen hen inzette. Daarna greep hij met de
hand in de heete soep, vischte er een kluif
uit op en deponeerde die op Piet's bord,
waarna hij voor zichzelf ook zoo'n varkens
onderdeel uit de pan opdiepte. Toen stak hij
de gloeiende kluif naar den mond, terwijl de
andere hand de flesch uitnoodigend aan Piet
Vreten!
voorhield. Piet liet zich niet bidden en zoo
kloven en dronken beiden afwisselend, ter
wijl de vrouw en de zoon dit spel met eenige
ongerustheid aanzagen. De vrouw, die wist,
dat Gerrit een min of meer kwaden dronk
over zich had, dacht aan het drinken een
einde te kunnen maken door hen te bewegen
soep te gaan eten, maar Gerrit vatte dit an
ders op. „Gun je me de kluif niet, wijf? Daar
heb je ze dan, jij mag ook wat hebben" en
meteen gooide hij het half afgekloven been
de vrouw in 't gezicht, waarna het in haar
bord viel, zoodat de soep alle kanten heen-
spatte.
„Waarom vang je hem niet?" lachte Ger
rit, „kijk me dat wijf een smeerboel maken!"
Mèt graaide hij weer in de pan, maar geen
kluif meer vindende, goot hij zijn bord vol en
dat van Piet en beiden lepelden, dat de soep
hen langs de kin droop.
De soep en de jenever schenen te zamen
een kalmeerenden invloed uit te oefenen,
want Gerrit begon over zijn bord te knikke
bollen. ,,'k Ga maffen, Piet!" was 't kort be
scheid en Gerrit schoof zijn stoel weg, suk
kelde naar de alcoof en liet zich op bed val- 1
len. Piet, die dat voorbeeld niet kon volgen,
lei de armen op tafel en liet het hoofd er op
rusten waarbij zijn pet in de pan met soep
viel, want onder die heeren is 't niet gebrui
kelijk onder 't eten de pet af te zetten.
Toen Piet een uurtje later, wat uitgesuft
was, loosde de vrouw hem de deur uit en
Piet overdacht op weg naar huis welke voor-
deelen de opvoedingsmethode van Gerrit
had. Bij hem thuis hadden ze allemaal een
even grooten mond, dat moest veranderen en
hij zou ze thuis leeren, dat hij snert wou
eten, zooals hij verkoos.
Piet was in zijn gewone doen bevelhebber
op een stoombootje of een motorschuit, net
naar 't uitkwam en bracht zijn vrachtjes
over de Zuiderzee, daarin (bijgestaan door
een machinist en een jongen, voor wie hij
geen gemakkelijke baas was, want als hij 't
in zijn hoofd kreeg voer hij bij nacht en on
tij, weinig rekening houdend met de behoef
te aan slaap, doch als je hem gelooven mocht
was tijdens de vaart de jenever uitgebannen.
Dit was echter niet het geval, als hij voet
aan wal had gezet, hetgeen hij toeschreef
aan de omstandigheid, dat hij voor bevrach
ting altijd in kroegen terecht moest komen.
Zijn familie genoot dus niet het voorrecht
van de droge perioden en zoodoende zag
men met zekere vreeze de terugkomst van
den schipper tegemoet, temeer daar Piet van
nature al wat eigenzinnig en twistziek was.
Er deden zich dan ook nog al eens kleine fa
milietaf reeltj es voor, vooral toen de kinde
ren ,die groot waren geworden, de partij der
moeder kozen en niet duldden, dat Piet haar,
als ware zij de scheepsjongen, bij tegen
spraak op een paar opstoppers trakteerde.
Zoodoende voelde Piet zich in de minder
heid komen en dit was hem zeer duidelijk
geworden, nadat hij gezien had, hoe Gerrit
de Reep thuis de alleenheerschappij voerde.
Hij zou trachten het verloren terrein te her
winnen en dat zou beginnen bij de snert. Hij
commandeerde dus, thuis gekomen, dat er
den volgenden dag snert gegeten zou wor
den en wel met kluif. Zijn vrouw, die de stille
hoop had, dat Piet Dinsdags wel weer zou
afreizen, meende aan het bevel te moeten
voldoen en zoodoende vond Piet, die een al
lesbehalve drogen middag had gehad, thuis
gekomen de pan met erwtensoep op tafel
staan. „Is er kluif in?" informeerde Piet en
het bleek, dat er kluif in was. Het voorbeeld
van Gerrit volgende, plonste hij met de hand
in de pan en vischte er een kluif uit op, maar
toen ervoer hij direct, dat de vrouw het met
die handeling niet eens was, want ze zei, dat
hij met zijn vuile pooten uit de soep. moest
blijven. Toen herinnerde Piet zich, wat Ger
rit op een opmerking van zijn vrouw had ge
daan en dat illustre voorbeeld volgende slin
gerde hij de kluif naar het hoofd van zijn
vrouw en verkondigde voorts: zal ik met mijn
pooten uit de soep blijven? waarop hij een
geduchte vuistslag in de pan gaf, zoodat de
snert ten zolder spatte en alle aanwezigen
met haar golven overgoot. Maar als hij ge
meend had hiermee zijn gezag te handha
ven, vergiste hij zich geducht, want de vrouw
wie het vet langs 't gezicht droop, nam haar
bord, dat reeds gevuld was en sloeg dit Piet
op het hoofd in stukken, zoodat hij rijkelijk
zijn deel van 't maal kreeg, al was 't dan
ook aan den buitenkant. De scherven had
den hem bovendien gewond, en rood en
groen mengde zich dooreen, hoe tegenge
stelde kleuren het anders ook zijn. Piet was
een oogenblik van zijn stuk, maar toen nam
hij de heele pan en slingerde die door de rui
ten, daarbij kort en goed een einde aan het
diner makende, terwijl hij aanstalten maak
te om het meubilair denzelfden weg op te
zenden.
De zonen en dochteren bleven niet werke
loos en Piet moest ondervinden, dat veel
honden der hazen dood zijn, want hij kwam
in een hoek terecht te midden van gebro
ken borden en stoelen. Een der dochters was
inmiddels gillende het huis uitgeloopen, wat
voor de omwonenden het sein was om ter
hulp te snellen, omdat men moord en dood
slag vermoedde. Gelukkig bereikte de gillen
de juffer dra een paar agenten, die zich
haastten Piet in bescherming te nemen, wat
zij het best konden doen door hem in 't po
litiebureau in een hok te stoppen. Toen de
bevelhebber van de motorboot den anderen
morgen de echtelijke woning weer betrad,
vond hij nog wel een gebroken stoel en wat
potscherven, maar voor 't overige was er
niets te zien, want vrouw en kroost hadden
hun .boeltje gepakt en een andere woning
betrokken, waar Piet geen toegang kon krij
gen, zoodat hij op zijn motorboot er over
kon nadenken, dat als twee hetzelfde doen,
dit nog niet hetzelfde is
Gun je me de kluif niet, wijf?..
.hij kwam in een hoek terecht.
Ik geloof hiermee duidelijk te hebben ge
maakt, dat in Amsterdam wel eens op zon
derlinge wijze snert wordt gegeten en die
snert heeft Piet tenslotte nog in 't gevang
gebracht, want nadien liep hij met revolvers
rond om zijn nederlaag te wreken en dat is
geen snert.
DE ONTDEKKING VAN DE
„GROEI-STRALEN".
Onlangs zijn nauwkeurige proefnemingen
gehouden, die er op wijzen, dat het eene
levende orgaan op een ander invloed kan
uitoefenen zonder dat ze elkaar aanraken.
Dat er dus stralen aan het werk zijn, van
welker bestaan men vroeger onkundig was.
De onderzoekingen zijn begonnen met
uien. Men ontdekte, dat de wortel van een
bepaalde ui veel sneller groeide als er een
andere ui naast lag, dan als de ui zich in
volslagen eenzaamheid bevond. Plaatste men
een kwartsplaatje tusschen de uien, of wa
ter, dan bleek de groeisnelheid grooter. Een
dun plaatje gewoon glas of gelatine deed
echter den normalen groei weer intreden.
Dit opmerkelijk verschijnsel kan alleen
verklaard worden uit de aanwezigheid van
stralen, die wel door kwarts en water kun
nen gaan, maar niet door gewoon glas ver
mogen te dringen.
In de laatste 40 jaar heeft men geconsta
teerd, dat er zeer veel aetherische stralen
zijn van verschillende lengten. We hebben
de betrekkelijk lange golven, waarmee le
zingen en muziek door de radio worden uit
gezonden en we hebben de korte van rood
licht, van de X-stralen en de ultraviolette.
We kunnen ons echter voorstellen dat er
nog veel en veel meer zijn, die we nog niet
ontdekt hebben. Maar dit aantal kan nu ver
minderd worden met de „groeistralen", zoo
als we ze kunnen noemen.
De proefnemingen zijn voortgezet op don-
derpadden e.d. en vermoedelijk zal later
blijken, dat ieder levend ding den invloed
ondervindt van de uitstralingen van een
ander.
Verscheidene mysteries in de wetenschap
zijn door de ontdekking van deze stralen op
gehelderd. Zoo denkt men dat sommige vlie
gen zich niet voortplanten als ze niet in
groot aantal bij elkaar zijn door het ontbre
ken dier stralen. En zoo zou het ook kunnen
bestaan bij de millioenen cellen in het men-
schelijk lichaam.
Als wij een behoorlijken overbrenger van
die stralen kunnen ontdekken, met erbij een
controle-methode, dan zouden we den groei
van kinderen kunnen bevorderen. We zou
den reusachtige aardappels en kooien kun
nen kweeken en den omvang van schapen en
vee vergrooten, zoodat er volop en goedkoo-
per voedsel zou zijn.
En eens komt de tijd, dat een vermoeid
denker, die nog veel .te doen heeft, even aan
een knopje draait en stralen op zijn herse
nen laat inwerken die hem tot frisschen ar
beid inspireeren.
Verloofde paren zouden in de toekomst
naar een deskundige kunnen gaan, die hun
beider stralen meet, of ze wel gelijke lengte
hebben!
En liefde en haat zouden misschien uit
soortgelijke stralen te verklaren zijn.
WAAR NACHTEGALEN EEN
PLAAG ZIJN.
Diegenen, die in een streek wonen, waar de
nachtegaal zeldzaam is, zijn over het alge
meen heel wat enthousiaster over de vocale
prestaties van den beroemden zanger, dan
de menschen, die hem dikwijls kunnen hoo
ren. Zij, die het gezang des nachts hooren en
vroeg op moeten, noemen hem zelfs een
In een dorp in het Engelsche district
Surrey waren de inwoners zelfs van plan alle
nachtegalen, die hen van hun rust beroofden
neer te schieten, alshet niet zoo'n kost
bare jachtpartij was. Want de nachtegaal is
een bij de wet beschermde vogel en ieder, die
hem „overlast" bezorgt wordt gestraft met
een boete van een pond sterling.
Ook Warwichshire is beroemd om zijn
nachtegalen en vermoedelijk zijn ook daar
heel wat menschen, die deze vogels niet
kunnen uitstaan. „Echter, hier is het „lijden"
van niet al te langen duur. Na het midden
van deze maand hoort men het gezang vrij
weinig meer.
ZADEN VAN 3000 JAREN OUD.
Het doet altijd minder prettig aan als je
merkt dat een heel oud verhaal onwaar
blijkt te zijn. En toch moeten we constatee-
ren dat de meening als zouden zaden gevon
den bij mummies in Egyptische graven nog
gewassen op kunnen leveren, onjuist is.
Zorgvuldige proeven zijn door den Engel-
schen Egyptoloog Sir Ernest Budge genomen
met tarwe uit een graanschuur van 3000
jaren oud. Maar ondanks de uiterste zorg
er gedurende weken aan besteed, kon niet
het minste glinmpje leven bespeurd worden:
de zaadjes bleken tot stof vergaan te zijn.
Hoe komt het dan, dat zelfs deskundigen
op dat gebied beweerd hebben koren van
dergelijke zaden gekweekt te hebben? Sir
LANGS DE STRAAT.
Judaspenningen.
Waarom vier zeer jeugdige lieden van het
mannelijk geslacht juist de even stille als
deftige straat tot het uitverkoren veld had
den verklaard, waar zij zich konden over
geven aan de geneugten des voetbalspels,
kon niet met zekerheid worden vastgesteld
en daar wij ons alleen bij de feiten willen
bepalen deed het er tenslotte ook niet toe.
Deze even jeugdige als onbezonnen lieden
spéélden in die deftige straat voetbal en
daarmee basta.
De jongelui hoorden in dit mlllieu geens
zins. Hun wigwams stonden zékerlijk op
twintig minuten gaans van hier in straten
waar eer gootwater dan deftigheid van de
huizen droop, en waar bij dag en ontij de
stilte en de niet tot wasdom gekomen def
tigheid werd verstoord door beschorte moe's,
luidruchtige pa's, gillende jonkers en freules
kakelende kippen en blèrende geiten. Het ge
tuigde niettemin voor de alzijdige opvoeding
der jongelieden, dat zij zich zoo volkomen
wisten aan te passen, want ondanks hen
omringende deftigheid speelden zij hun spel
met een ook door deftigheid onaantastbaar
vuur.
Het getuigde verder van hun edele, spor
tieve opvattingen, dat zij den wedstrijd
zonder scheidsrechter speelde uitgaande
van de premisse, dat tusschen hen
nooit oneenigheid ontstaan zoude.
Dat er zich toch een wezen als scheidsrech
ter opwierp, was niet hun schuld noch ver
langen en de consequenties kwamen niet
voor hunne rekening. De hond, die zich met
het geval bemoeien ging, had alles aan zich
zelf te wijten.
De korte, dikke, nijdige hond met staart
kwam als een meteoor uit een der deftige
huizen gesneld, in de deuropening achter
zich latend een heer, die eens rechter, of
landvoogd, of Nederlandsch gezant in Siam
geweest kon zijn, maar die nu in de deur
opening stond in geen andere kwaliteit dan
eigenaar van het keffertje, dat met doods-
vex-achting verder snelde, zich niet storend
aan wat de heer hem nariep.
Het bleek onmiddellijk, dat de hond had
gezien, wat aan een leek was ontgaan. Er
werd, blijkbaar ,naar de meening van den
hond, niet volgens de regelen van den Ko
ninklijken Nederlandsclien Voetbalbond door
de jongelieden gespeeld en dies trachtte hij
in te grijpen, om hun het vergrijp duidelijk
te maken, Scheidsrechters moet zulks wel
eens doen. want waax-voor zouden zij anders
scheidsrechters zijn?
Helaas, de jongelui miskenden zijn goede
bedoelingen. Zij begrepen hem niet: zij
pleegden insubordinatie en weigerden zich
te onderwerpen aan het gezag van dien
hond. Nog erger: zij gingen van lijdelijk tot
lijfelijk verzet over, ja, zij molesteerden
dien scheidsrechterenden hond en poogden
met vex-eende macht hem te overwinnen.
Van dezen stonde af aan werd er door dc
jongelieden evenzeer naar dien hond als
naar den bal geschopt, met wisselend suc
ces. Somwijlen troffen zij den bal, een ander
maal hadden zij den hond te pakken, ton
derden male had de hond hen. Onderwijl liet
de heer, die elke liooge betrekking bekleed
kon hebben, niet af van zijn standplaats uit
den hond tot zich terug te roepen, te fluiten,
te bevelen, maar zijn succes was schraal.
Hoogstens blafte de hond even, hoogstens riep
een der jongelui, dattie 't vertikte en dattet
'n béést was. maar zulks mocht geen succes
worden genoemd, eerder het tegendeel.
Toen verliet de heer zijn deftige behuizing
en hij begaf zich met afgepasten pas naar
het veld van eer.
Ophouden, jongelui, vórt. Jongens, gilde
zijn hooge stem. Hier wórdt niet gevoetbald.
Ophouden, zeg ik.
Alles is mogelijk en daarom zou hij mis
schien een succes hebben geboekt, hadde hij
niet die hooge dwaze stem bezeten. Nu
oogstte hij slechts een lachsalvo en de
jongelui speelden door, als stond hij daar niet
foeterend, zwaaiend, nadrukkelijk gebax-end.
Ze namen er geen nota van, ze hoorden noch
zagen het en even veelvuldig bleven hun
uitvallen naar bal en naar hond. De ge
volgen waren verschrikkelijk.
Het gezicht van den heer zwol op. Het
werd angstwekkend. Het verkleurde in snel-
wisselend gamma van wit tot knalrood, van
blauw tot paars en dit bleef het, maar zelfs
hiervan zagen de jongens niets. Ze speelden
en voor méér hadden ze nu geen tijd.
De heer keek om naar politie, maar de
straat was er te stil en te deftig voor .In
zulk een straat komt geen dienaar Herman-
dads. Wat zou hij er doen? En dus deed de
heer zélf verscheidene wanhopige pogingen
zijn hond te bemachtigen, maar in dien
keffer moest iets schuilen van den wilden
aard zijner voorvaderen, want hij liet zich
niet grijpen, liet zich zijn vrijheid niet ont-
rooven. Het was een duur betaalde vx-fjheid,
soit. Zij rechterpoot was gekneusd, zijn maag
was niet meer in orde exx zijn linkei-oog zag
sterren, maar hij was vrij, vrij en nogmaals
vrij.
Op dit oogenblik deed de rechter, of land
voogd, of Nederlandsch gezant in Siam of
elders, iets, waartoe hij zich in zijn geheele
leven nog niet had verlaagd. Het was niet
minder dan omkoopex-ij. Hij bood een dub
beltje, tien centen geld. Dan moest onmid
dellijk het spel worden gestaakt en niet eer
worden hervat, dan minstens drie straten
verder.
Na de preliminalren volede bijna onmid
dellijk de staking der vijandelijkheden. Deze
jongens zouden het in China, als generaals,
ver hebben gebracht. Het aanbod van een
dubbeltje werd door hen aanvaard.
Weer even stil en rustig als immer lag
daar de deftige straat, ontdaan van het ru
moer. dat een korte wijle de rust en de
deftigheid had geschaad. Met hangende
ooren sloon de verkochte hond achter zijn
zegevierenden baas de deftige behuizing
binnen.
TON RUYGROK.
Budge geeft hiervoor twee plausibele ver
klaringen. De eerste is, dat die oude graven
zoo dikwijls geplunderd zijn en nadex-hand
vaak als korenschuren gebezigd werden. In
vele gevallen waren de gevonden zaden dan
slechts vijf of 10 jaren oud.
En de tweede verklaring is deze. Geweten-
looze handelaren in oudheden verkoopen
aan toeristen zoo vaak curiositeiten, in dit
geval dan tarwe of gerst, die niet stammen
uit den tijd van Toetankhamen, maar uit
des verkoopers eigen laatsten oogst