REVOLUTIE IN THEATERLAND.
HET GEVAAR VOOR EUROPA.
Het afgeloopen Tooneelseizoen
Het Tooneel te Haarlem.
Is de opera een anachronisme?
Het tooneel en de nieuwe generatie
door Jacques Rouché (Manager van de Parijsche Opera).
Wat is de toekomst van de opera en de
muziek?
De hedendaagsche Bossuets zeggen: „La
musique est meurt, la musique est morte.
(„De muziek sterft van honger; de muziek
is dood".)
Gedurende alle tijden scheen de kunst
te sterven voor de ouderen en met een onge-
wonen glans te schitteren voor de jongeren.
Zelden waren er wijzen, die voorspellen kon
den in welke school de fakkel van de kunst
eerbiedig brandende zou worden gehouden.
De muziek onderging altijd den invloed
van ieder tijdperk. Dat is een natuurlijke
wet. Maar ik wil alleen als directeur oordee-
len.
Dikwijls vragen de geregelde bezoekers
mij: „Waarom geeft gij niet zooals eertijds,
Saint-Saëns en Massenet, om slechts deze
twee musici uit onze omgeving te noemen,
zooals uw voorgangers deden, waar blijft het
verwachte j aarlijksche groote nieuwe werk,
dat voor uw onderneming noodig is? Zijn
enkele componisten niet door het publiek
uitverkoren door de nauwgezetheid waarmee
zij hun ware innerlijke inspiratie volgen,
met veronachtzaming van alle gebeurlijk
heden om hen heen?"
Op ieder gebied van de kunst brengt de
tegenzin in wat voor de hand ligt, en
het uiterste zoeken naar innerlijke hoeda
nigheden aan de scheppers een zekere on
rust, die niet met luiheid verward mag wor
den. In het bijzonder in de muziek heeft
deze karakteristieke moeilijkheid, uit de
evolutie van de kunst geboren, en uit de le
vensomstandigheden, een onrustwekkenden
invloed op wat voortgebracht wordt.
Waarlijk, het tegenwoordige theater
schijnt niet meer overeen te komen met de
kunst van onzen tijd. Om de oorzaken te
zoeken voor deze onverschilligheid voor het
theater, die zich zoowel bij de jonge schrij
vers als bij de jonge toehoorders openbaart,
is een studie die mij te ver zou voeren, ik
geef alleen eenige vluchtige indrukken. De
toestanden aan ons tooneel, de lengte van
de stukken, niets is meer van onzen tijd. Wij
hebben dit alles geërfd zonder er iets aan te
veranderen.
Velen bezoeken de theaters niet, maar
luisteren wel naar de gramofoon, of de radio
of de theatrofoon. Gewend als zij zijn aan
een voorstelling in een music-hall of aan de
cinema met variété, beginnend op een laat
uur, schijnen zij het tooneel te beschouwen
als de ontspanning, die zich het minst
aansluit bij hun gewoonten.
Welke auteurs putten een les uit de andere
soort theaters? Waarom denken ze er niet
over na? Moest niet alles veranderd worden:
het werk, de artiest, de regie, de voorwaar
den van opvoering?
Het klopt niet, dat zooveel mensc/helijke
wezens, wat ook hun leeftijd is, of wat hun
omstandigheden zijn, een onbegrensde be
langstelling voor de mechanische muziek
toonen; dat zij luisteren naar een middel
matige weergave en dat toch, het aantal
toeschouwers in de theaters niet toeneemt.
Nu de oude generatie van toeschouwers
aan het verdwijnen is en vervangen wordt
door anderen, die niet die bewondering voor
de muziek hebben, die ons in onze jeugd
kenmerkte, nu moeten wij allen auteurs,
artiesten, directeuren, ons rekenschap geven
van de zeden en gewoonten van deze nieu
we toeschouwers, van hun zwakheden, in het
bijzonder van hun smaak voor sport, die aan
hun bestaan nieuwe vormen geeft, aan hun
geest andere denkwijzen en aan hun ziel
nieuwe gevoelsinhoud schonk.
Moet ik nog zeggen, dat het theater ook
„sportief" moet worden, waarbij onder dit
woord te verstaan is, de behoefte aan
krachtprestaties inhaerent aan de jeugd
van een minder abstracte opvoeding, en
dat wij aan het theater iets van die krachts
uitbeelding moeten toevoegen?
Het theater moet iets overnemen van de
music-hall, van de cinema, en van al derge
lijke instellingen. Het moet overnemen, dat
gene waarvoor het publiek gemakkelijk toe
gankelijk is en dan zal het opvoeringen ge
ven, die een gelijkwaardig resultaat zullen
opleveren.
De noodzakelijkheid doet zich gevoelen
van een eenvoudige handeling, snel verloo
pend, die de toeschouwer zonder ophouden,
houdt in een bepaalde emotie, zooals hij
verondersteld wordt reeds te bezitten in
overeenstemming met den tegenwoordigen
gevoelstoon. De scènes zullen tegelijkertijd
beknopter en talrijker moeten zijn. De si
tuaties zullen zich snel moeten afwikkelen.
De artisten zullen geïnspireerd door het in
nerlijk leven van de personages, die ze voor
stellen, hun mimiek moeten wijzigen. Is het
niet de taak van de auteurs ons de middelen
te geven dit te veranderen?
Wat zouden we zonder hen kunnen begin
nen. Ik hoop, dat een componist ons bin
nenkort een origineel werk zal brengen, waar
het publiek op wacht en dat naast de vor
men van blijvende waarde, dingen bevat die
nog niet genoeg beoefend zijn om ze te kun
nen bewonderen. Het publiek zal dan niet
laten uit instinct naar het theater te loo-
pen.
Wij moeten de regels wijzigen van de
gewone mise en scène, die in de opera niet
meer in overeenstemming schijnt te zijn
met de ontwikkeling van de wetenschap en
de kunst van onzen tijd, ondanks alle vin
dingrijke pogingen.
Men houdt de opera in eere zooals eertijds
maar men laat de attributen weg voor de
naturalistische uitbeelding rondom de per-
sonnages en geeft om het publiek te
boeien alleen een meer schilderachtige, dan
gevoelige uitbeelding van de plaats en de
handeling, terwijl toch de voornaamste taak
blijft, de zielstoestand van den held weer te
geven.
Het decor geeft zonder twijfel een beeld.
Maar een beeld met een veranderlijk voor
komen, dat volgt op een vorig en door een
derde gevolgd wordt. De indruk hiervan is
even krachtig wanneer 't tooneel niet bestaat
uit een samenvoeging van beelden, maar
wanneer één essentieel detail genomen
wordt dat hiertoe is uitgezocht uit de meest
geschikte. De opeenvolging van de decors en
costuums gehoorzaamt, door haar rythme
aan dezelfde regels als de orchestratie van
een symphonie. Bij een nieuw gesohreven
stuk behooren ook passende décors aan te
sluiten.
Na het regelen der décors volgt de con
structie van het geheel. Wanneer een drama
een streng decor vraagt of een verdeeling
van de ruimte door vlakken, dan moeten
eenvoudige decoratieve middelen, de han
deling ondersteuuen en de omgeving vor
men voor de acteurs, die door hun groepee
ring het plastisch rythme van de handeling
completeeren. De nieuwe werken zullen zelf
hun tooneeltechniek moeten scheppen.
Zoo zullen wij in een gemeenschappelijk
pogen een talrijker publiek naar onze schouw
burgen trekken door de merkwaardige ver-
eeniging van de muziek met alle mogelijke»
mechanische middelen, zoodat we den toe
schouwer geven, wat hij verwacht, n.l. uit
beelding van zijn eigen tijd.
Helaas, voorloopig bevinden we ons te
genover twee moeilijkheden: de moeilijkheid
genoeg „sterren" te vinden en te behouden
om een uitstekenden, permanenten troep te
vormen, èn de moeilijkheid om moderne
werken te vinden, waarvoor het publiek be
langstelling en nieuwsgierigheid zal toorien
en die bovendien voldoende rendement ople
veren, zooals de groote opera's aan het einde"
der vorige eeuw.
Men zal dus eerst moeten trachten, goede
artiesten aan te werven. Vroeger werden leer
lingen gevormd in de zangvereenigingen en
in de' muziekscholen voor de koorknapen
van de kerken. De conservatorium-opleiding
was niet duur en daardoor voor velen bereik
baar. Er waren uitstekende muziekleeraren
en men zag bij de jonge kunstenaars artis
tieke nauwgezetheid en het geduld, noodig
voor de voorbereiding van hun carrière.
Tegenwoordig, wanneer we een stem ont
dekt of een talent gevormd hebben in ons
theater, verlaat .de kunstenaar ons om een
internationale grootheid te worden, d.w.z. te
gelijkertijd een glorie en een verlies voor de
kunst. Hij reist het heele jaar rond van
schouwburg naar schouwburg in Europa en
Amerika, hij speelt tien rollen waarin hij ge
waardeerd wordt, leert er geen nieuwe bij,
en vindt het niet noodig te werken, totdat zijn
orgaan achteruit begint te gaan en het
einde van zijn carrière komt spoedig door
het vele gebruik van zijn stem. Met dergelijke
„sterren" zijn nieuwe creaties onmogelijk of,
doordat ze hun rollen in den steek laten,
wordt het succes van een nieuw stuk beperkt
tot enkele opvoeringen.
Alles tezamen genomen, moet de artistieke
opleiding van het begin af aan herzien en
van de zangleeraren geëischt worden, dat zij
van hun roep partij trekken als kunstenaars
en niet als kooplieden, in de dorpen moeten
naast de sportvereenigingen zangvereenigin
gen worden gesticht, de leerlingen van de
conservatoria bezoldigd, belangrijke subsidies
van staat, gemeente en pax*ticulieren verkre
gen worden; aan het theater moeten verbon
den worden de sprekende film, gramofoon-
muziek, de radio. En verder moeten de zan
gers ruim gesalarieerd worden in het betaal
middel van het eigen land.
Internationaal beschouwd kunnen weer an
dere plannen in studie worden genomen, bij
voorbeeld groote werken, waarvan het suc
ces evident is en die niet zuiver inheemsch
zijn, maar overal kunnen slagen.
Waarom moeten alle theaters van de hoofd
steden van elk land of de voornaamste thea
ters in de provincie deze werken elk voor zich
in scène zetten? De tegenwoordige hooge on
kosten staan een dergelijke verspilling niet
toe, want zulke belangrijke uitvoeringen
eischen enorme bedragen.
Waarom niet getracht, tournées te organi-
seeren, met gemeenschappelijke décors, cos
tumes en artiesten? Het zou dan noodig zijn
zich met elkander te verstaan om tot een
onderlinge regeling of een internationaal ver
bond van de groote Europeesche operaonder
nemingen te komen.
Het jaarlijksche programma van elk theater
zal voor een deel internationaal moeten zijn.
Dit moet geregeld worden in een algemeene
vergadering van de directeuren, waar men
de data vaststelt, de troepen samenstelt en
de salarieering der artiesten met een veran
derlijke coëfficiënt, in overeenstemming met
de landen en theaters, vaststelt.
,jDat is een skelet, Jimmy. Zoo zie je er
van binnen uit".
;!f (Life).
Amerika geeft ons een waarschuwend voorbeeld.
De Bedreiging door de Machine
door GEORGES DUHAMEL.
Georges Duhamel, de groote figuur van
de Fransche literatuur van onzen tijd,
is een krachtige persoonlijkheid, die veel
invloed uitoefent op de jongere Fransche
schrijvers.
Zijn werken, waarin hij de verschrik
kingen van den oorlog beschrijft, maakte
hem korten tijd voor het einde van den
wereldoorlog bekend, en deden hem de-
belangrijkste belooning krijgendie men
in Frankrijk voor litteratuur kan behalen
de Prix Goncourt. Men kan zeggen, dat
sedert dien tijd ieder nieuw boek van
hern, een belangrijke gebeurtenis voor de
intellectueele wereld wasZijn laatste
werk „Scènes de la vie future" is een
krachtige aanval op de volkomen ge
mechaniseerde beschaving van de Ver-
eenigde Staten, en hierin toont hij aan,
hoe een volkomen ontwikkeling in die
richting, fataal kan zijn voor de moreele
beschaving, welke laatste hij oneindig
veel belangrijker acht dan de eerste.
Toen ik nog jong was, voelde ik me reeds
sterk tot de litteratuur aangetrokken, maar
ook toen was ik al besloten niet te gaan pro-
beeren mijn geld te verdienen met schrijven.
Daarom koos ik een meer practische loop
baan, die van dokter, en daar ik arm was,
begreep ik, dat ik op eigen beenen zou moe
ten staan.
Toch kon ik. niet nalaten een doctoraal exa
men in de letteren af te leggen, toen mijn
medische studie vrijwel ten einde liep. Zoo
ging ik dus met twe,e universitaire graden
de wereld in, maar den eersten tijd oefende
ik geen praktijk uit. Niet voor de wereld
oorlog uitbrak, begon ik met mijn eigenlijke
medische loopbaan, maar, toen ik eenmaal
begonnen was, ging ik er geheel in op. Ge
durende den oorlog werd ik aan het hoofd
van een ambulance afdeeling geplaatst en
als zoodanig verrichtte ik 2300 operaties en
behandelde 4000 patiënten. Op deze wijze
werd ik wel zeer bekend met al de verschrik
kingen van deze slachting. Toen begon ik
te beseffen, welk drama de beschaving ons te
zien gaf, en ik zag den oorlog als het resul
taat van het conflict tusschen materieele en
moreele beschaving. Gedurende mijn medi-
HET TOONEEL.
Abonnements-, Volks- en Schoolvoorstellingen. Het Tooneelverbond.
Toen ik den heer Van Hees onlangs naar
de resultaten van de abonnementsvoorstellin
gen vroeg, zei hij me: „Er is elk jaar veel
animo voor de abonnementen en het is dan
ook zeker, dat wij er mee door zullen gaan.
Ik zou wel graag drie series willen uitgeven,
zooals in het eerste jaar der abonnements
voorstellingen, desnoods nog meer, maar dat
is niet mogelijk, zoo lang het publiek bijna
uitsluitend voor de dure rangen inteekent. In
het afgeloopen seizoen waren maar voor één
serie alle plaatsen genomen; voor de tweede
serie was dit niet eens het geval en bleven
vele amphitheater- en galerij- ja zelfs eenige
parterreplaatsen onverkocht. Voor de dure
rangen is altijd zooveel animo, dat wij, als de
aanvraag der goedkoope plaatsen daaraan
evenredig was, desnoods wel 4 series zouden
kunnen geven. Maar wanneer alleen de stal
les en de balcons en het halve parket bezet
zijn, komen wij er bij de uiterst lage prijzen
van de abonnementen met de kosten niet en
zou de schouwburg op deze voorstellingen
verlies lijden. Dat mag natuurlijk niet, voor
al niet, omdat de abonnementsvoorstellingen
toch reeds aan de gewone voorstellingen
vrij zware concurrentie doen. Het is wel
jammer en eigenlijk ook onbegrijpelijk
dat het publiek niet meer inteekent voor de
goedkoope plaatsen, want nu moeten wij elk
jaar velen, die voor de dure rangen inschrij
ven, teleurstellen. Ik kan verzekeren, ddt
wanneer er meer aanvragen inkomen voor de
goedkoope rangen parterre, amphitheater
en galerij dit komende seizoen een serie
abonnementsvoorstellingen meer zal worden
uitgegeven".
De keuze der stukken voor de abonne-
mentsvoorstelllngen is voor onzen directeur
lang niet gemakkelijk, omdat de smaken der
bezoekers zoo verschillend zijn. „Wanneer wij
een tooneelspel of een drama op een abon
nementsvoorstelling geven", zei de heer Van
Hees, „dan krijg ik geregeld van eenige men-
schen te hooren: „Waarom toch altijd van
die droevige stukken? Er is al narigheid ge
noeg in de wereld!" en komen wij met een
blijspel, dan is het: „Meneer Van Hees, wan
neer krijgen we nu weer eens 'n ernstig stuk,
'n stuk, waar je wat van mee neemt naar
huis? Nooit maak je het een ieder naar den
zin".
Het is ook een eigenaardig verschijnsel
en dit is een opmerking van mij en niet van
den heer Van Hees, al zal hij het er wel mee
eens zijn dat het publiek der abonne
mentsvoorstellingen niet bepaald den indruk
maakt van het meest selecte te zijn. De be
zoekers van deze voorstellingen reageeren over
het algemeen anders op het spel en het stuk
dan die der gewone- of der volksvoorstellin
gen. Het gebeurt bij abonnementsvoorstel
lingen veel meer dan bij andere voorstellin
gen, dat de zaal verkeerd reageert en er bij
voorbeeld herhaaldelijk wordt gelachen bij
ernstige tooneelen. Heel sterk was dit o.a. het
geval bij de opvoering van Pirandello's
„Beter dan vroeger!" Onnoodig te zeggen,
dat dit hinderlijk om niet te zeggen dom
gelach vele andere bezoekers ergert, Maar
het verschijnsel is onmiddellijk te verklaren
uit den aard der abonnementevoorstellingen.
De liefhebbers van louter vroolijke blij
spelen zouden voor hun uitgang nooit stuk
ken als Beter dan Vroeger en Ik heb 'n
Mensch gedood, uitkiezen. Zij gaan er enkel
en alleen heen, omdatnu ja, omdat ze
eenmaal 'n abonnement hebben. Het is een
nadeel, dat in het tegenwoordige stelsel der
abonnementen gelegen is. Men zou dit alleen
kunnen voorkomen, door goedkoope abonne
ment-coupons bijvoorbeeld in boekjes van
tien beschikbaar te stellen, welke coupons
recht geven tot het bezoeken van de gewone
voorstellingen van alle gezelschappen naar
keuze, zooals in Amsterdam gebruikelijk is
en vroeger vóór den oorlog ook ge
beurde in den Schouwburg aan den Jansiweg
onder de directie van den heer Van Gaste
ren. Een proef in deze richting naast de
gewone altijd nog goedkoopere voor
stellingen zou zeker aanbeveling verdie
nen. Het schouwburgbezoek zou er bijna zeker
door verhoogd worden en men zou er de velen
die nu tevergeefs inschrijven op de gewone
abonnementsvoorstellingen door tegemoet
komen.
Dat intusschen de heer Van Hees bij zijn
keuze voor de abonnementevoorstellingen zoo
veel mogelijk rekening houdt met het ver
schil in smaak van het publiek blijkt wel uit
de stukken, welke dit jaar op die.i voorstellin
gen zijn gegaan. In de eerstie serie zijn ge
speeld: Sherlock Holmes, Zijn Testament,
De 4 Dames Duvernis, De Man die beslag legt,
De Zilveren Bruiloft en Beter dan Vroeger,
en in de tweede serie: Ik heb 'n Mensch ge:
dood, Zijn tweede Ik, De Wonderdoktoor,, Zijn
Testament, Jeugdliefde en De Zilveren
Bruiloft.
In de eerste serie dus 2 blijspelen, 1 detec
tivestuk en 3 tooneelspelen in de 2e serie 2
blijspelen en 4 tooneelspelen; wij kunnen
dus zeggen: „Voor elck wat wils!"
De heer Kaart, die dit jaar eveneens met
veel succes abonnementen heeft uitgegeyen
en hiermee dan ook door zal gaan heeft
niets nagelaten om zijn abonnés tevreden te
stellen. De Man, die zijn naam veranderde.
Vrouwen-Invloed, De Keizer van Amerika,
Voorloopige Hechtenis, Bandenpech en Geld
speelt geen rolweinigen van de vele
bezoekers zullen zich zeker over dit reper
toire beklaagd hebben.
Voor de volksvoorstellingen waarvan er
dit seizoen negen zijn gegeven dat is min
der dan andere jaren heeft de heer Van
Hees voornamelijk een keuze gedaan uit be
proefde meest oude successtukken. De
titels Het Chineesche Landhuis, Elias weet
het beter, Blanke Ballast, Nathan heeft
Mazzel, De Wonderdoktoor, Zijn tweede Ik,
Familie Stastok, Oud Heidelberg en Als de
ster bleef stille staan spreken voor zich
zelf. Veel risico was er aan de volksvoorstel
lingen bij de keuze van deze stukken voor
den stadsschouwburg niet verbonden. Het
bezoek per volksvoorstelling bedroeg dit
1 seizoen naar de heer Van Hees mij mee-
I deel de 671 dat is 125 per avond meer dan
verleden jaar, waaruit wel blijkt, dat onze di
recteur den smaak van 't pugliek goed gepeild
heeft. Alleen Blanke Ballast bleek „uitge
keken", maar bij de andere volksvoorstel
lingen was de schouwburg telkens stamp
vol.
Wanneer wij enkel letten op de financieele
resultaten, dan kunnen wij de keuze der
stukken niet anders dan prijzen, maar toch
meen ik, dat bij de volksvoorstellingen ook
nog een ander element en wel het cultu-
reele moet gelden. Hierop toch werd bij
,de( instelling van dit instituutvooral dooi
de' warmste voorstanders van kunst vooi; het
volk bij voorkeur de nadruk gelegd en
men zal moeilijk kunnen volhouden, dat
stukken als Het Chineesche Landhuis, Elias
weet het beter, Blanke Ballast, Nathan heeft
Mazzel, Zijn tweede Ik, De Familie Stastok
en het oude afgespeelde Heidelberg bijzon
dere cultureele waarde bezitten. Niet, dat ik
dit soort uit de serie der volksvoorstellingen
zou willen bannen, allerminst, maar ik zou
er toch ook gaarne opvoeringen van Liefde's
Lief en Leed en De Koopman van Venetië
van Shakespeare, den Gysbreght en Beter
dan Vroeger bij hebben gezien, ook al zou
den ze de gemeente misschien geld hebben
gekost. Want niet alleen de financieele re
sultaten mogen bij een zoo belangrijk insti
tuut als de volksvoorstellingen in de keuze
der stukken den doorslag geven.
De jeugd Is ër in het afgeloopen seizoen
wat „kaaltjes" afgekomen. Alleen maar een
voordracht van Dickens' Christmas Carol
door Dr. Van Amerongen en een opvoering
van Gysbreght van Aemstel door Het Neder-
landsch Tooneel. De voordracht-matinée
werd door de jeugd en blijkbaar ook door
vele leeraren en leeraressen niet geheel
voor ,vol" gerekend. Geheel ten onrechte,
want het was een middag, die artistiek
zoowel als cultureel volkomen in de serie
schoolvoorstellingen paste, al zal de heer
Van Hees na zijn teleurstellende ondervin
ding met deze matinée wel niet spoedig weer
tot een dergelijk experiment overgaan. Over
de keuze van den Gysbreght dat hulde
aan Van Hees! voor het eerst op een
schoolmatinée ging zal wel geen verschil
van meening bestaan. Het plan om ook nog
De Vrek van Molière met Jan Musch in de
titelrol voor de schoolgaande jeugd te doen
geven, heeft onze directeur om redenen bui
ten zijn wil moeten opgeven. Dat men bij de
keuze der stukken voor schoolvoorstellingen
niet uitsluitend bij de„klassieken" behoeft
te blijven, behoeft eigenlijk geen betoog. Ik
voor mij zou bijvoorbeeld het vermakelijke,
onschuldige blijspel De Wonderdoktoor, dat
zoo'n aardigen kijk geeft op Vlaamsche tóe
standen, gaarne op een schoolmatinée
hebben gezien En zou Heijermans' De Wijze
Kater niet nog eens voor de jeugd kunnen
worden gegeven?
Het Tooneelverbond heeft dit j aar te Haar
lem niet veel van zich laten hooren. Geen
cabaret-avonden met dansen na nog wel!
geen gratis-voorstelling, enkel twee zoo
genaamde „twee guldensvoorstellingen" en
dan nog wel zeer ongelukkige van „Hoe
zorg ik voor m'n man?" en Eugène, Eugène
en EugènieHet is waar, dat Hoe zorg ik voor
m'n man? wegens ziekte in de plaats kwam
van het oorspronkelijk geannonceerde Be
linda, maar ook dit laatste blijspelletje zou
de tooneelverbonders nu niet bepaald tot
enthousiasme hebben opgevoerd. Waar is de
tijd, toen stukken als De Man. die de klappen
krijgt, St. Joan, Als de ster bleef stille staan
om. er slechts enkele te noemen als
„eerste voorstelling" voor het tooneelverbond
te Haarlem gingen? Is de animo er bij het
bestuur 'n beetje uit of is er geen geld in
de kas? En tochwil men weer een
bloeiende afdeeling van het tooneelverbond
in Haarlem hebben dan zal men tot de be
proefde, oude methode terug moeten keeren.
Doet men dat niet. dan wordt het met het
tooneelverbond in Haarlem zooals in alle
andere steden de dood in den pot, wat
ook om het goede doel van deze instelling
jammer zou zijn.
J. B. SCHUIL.
sche werkzaamheden schreef ik vier boeken,
allen met hetzelfde doel.
Ik wilde de wereld de resultaten van de
eenzijdige ontwikkeling van het materieele
deel der beschaving laten zien lijden en
zelfvernietiging.
Na den oorlog was ik mij bewust van de
taak, die voor mij was weggelegd en ik be
sloot al mijn tijd en energie aan de pro
blemen der beschaving te wijden. Haast al
mijn boeken uit deze periode geven een
soort analyse van het drama dat zich af
speelt in onze mentaliteit. Ik begon te reizen,
of beter gezegd: ik hervatte mijn voor-
oorlogsche reizen en wandelde met een knap
zak op mijn rug door Duitschland, Oosten
rijk, Italië, België en het grootste deel van
Europa. Het doel van mijn na-oorlogsche
reizen was voor mij nieuw. Ik wilde de Wes-
tersche beschaving in al haar geledingen
bestudeeren en met andere beschavingen
vergelijken. Dit gebeurde toen ik van het
eene land naar het andere, van het eene
continent naar het andere trok. Ik bezocht
Afrika, het verre Oosten, Rusland en Ame
rika. Iedere nieuwe reis voorzag mij van
nieuw materiaal voor een boek en versterkte
mijn overtuiging van de noodzaak van den
vrede.
Niet uit idealistische overwegingen, maar
uit practiische; want vrede is een essen-
tieele eisch voor de toekomst van onze be
schaving.
Alle Europeanen beseffen de waarheid van
deze bewering, zoodra zij in een ander
werelddeel komen. De conflicten tusschen
Europeesche landen schijnen dan minder
intens te zijn. lederen Europeaan, dien liij
ontmoet beschouwt hij min of meer als een
broer, welke taal hij ook spreekt en hoe
groot de animositeit tusschen hun beider
landen, ook mag zijn.
Wij voelen een soort broederschap voor
den ander, wij begrijpen, dat wij strijders
zijn voor dezelfde beschaving, philosophie,
wetenschap en kunst. Wij voelen zeer dui
delijk, dat wij één gemeenschap vormen met
de andere Europeanen en dat er een groote
afgrond ligt tusschen ons en de kinderen
van een andere beschaving.
Het is een feit, dat onze Europeesche be
schaving ernstig bedreigd wordt! Het groot
ste gevaar is zelfvernietiging. Een der fac
toren van de beschaving, de ontwikkeling
der techniek, die ons reeds lang te veel
naar macht deed haken en die de wereld
leidt naar een catastrophe, bedreigt de an
dere factor ,die veel kostbaarder is: de mo
reele. I
In Amerika, waar de techniek het hoogst
is opgevoerd, is het gevaar van het ont
breken van deze factor het grootst. Het
Oosten, dat niets van onze beschaving heeft»-'
overgenomen, dan oppervlakkige dingen,
zooals wetenschap, technische kennis, strijd-
methoden, zal deze eens gebruiken ter ver
dediging van zijn eeuwen oude opvattingen.
Wanneer Europa zijn misdadige ruzies
voortzet, zal het omkomen misschien zijn
naties, zeker zijn beschaving. De internatio
nale en sociale tweedracht en twisten kan
men rangschikken bij de dwalingen der be
schaving. Eén man alleen kan niet vechten'
tegen gebeurtenissen en tegen de mentali
teit van de massa. Niettegenstaande dit, be
schouwde ik het als mijn plicht en mijn
recht om een ander boek uit te geven, met
het doel Europa te waarschuwen tegen de
uitwassen en gevaren van de gemechani
seerde beschaving. Dit boek, genaamd:
„Scènes de la vie future", heeft in mijn eiger$
land veel belangstelling gewekt. Ik wil er
meteen even op wijzen, dat na mijn leven
aan de vredes-idee te hebben gewijd, het
natuurlijk niet mijn bedoeling was, een
groote natie zooals de Vereenigde Staten be
spottelijk te maken. Ik ben niettemin ver
plicht te zeggen, dat het leven in dat land
een ernstige waarschuwing voor ons is. In
dustrialisatie kan alleen dan heilzaam voor
ons zijn, als zij onderworpen blijft aan onze
moraal. Ik geloof dat de economische crisis
niet kwaad is voor de bewoners van de
Nieuwe Wereld. Zij hebben nu tijd eens te
denken over de dogma's van hun sociaal
systeem: standaardizeering en massapro
ductie. Dank zij de crisis kunnen zij nu de
onvolmaaktheden van hun materieele be
schaving eens realiseeren.
Eens, misschien, zal Amerika verstandiger-
menschen hebben, die teruggetrokken van de
wereld en zijn ploeterende menschen, in een
zaamheid den werkelijken geest van hun
volk zullen terug vinden.
Europa moet zich vereenigen, speciaal uit
een intellectueel oogpunt beschouwd, om de
schatten van zijn beschaving te redden. Bo
ven de speciale interessen en gevoelens van
patriotisme moet een Europeesche geest ko
men een doorgangshuis naar den inter
nationalen geest.
De eeuwig-durende oorlogen tusschen Oost
en West moeten gestaakt worden door mid
del van blijvende vriendschappelijke be
trekkingen en eerlijke onderhandelingen. Ik
zinspel hierbij niet op officieele onderhan
delingen, want wij mogen er op rekenen,
dat de diplomaten ons kunnen behoeden
voor het gevaar, dat ons bedreigt, maar op
de goede verstandhouding van de intellec-
tueelen die het doel moeten beoogen, de
ergste oorzaken van misverstand weg te
nemen.
Wij moeten een verzoening tot stand bren
gen tusschen de Europeesche wetenschap, de
moeder van de mechanische beschaving, en
de Oostérsche wijsheid. Terwijl wijsheid en
geest samen de ziel vormen van iedere be-
i schaving, bevat het laatste nog een ander
element, namelijk het loslaten van allerlei
verlangens. Indien deze niet bevredigd wor- 4
den, of begrensd, dan zijn nieuwe oorlogen
en verwoestingen onvermijdelijk.
Ik ben nu op het punt een nieuw boek uit
te geven, getiteld; „Een vernieuwde aard
rijkskunde voor Europa".
Het zal voorloopig slechts vier landen be
handelen, maar zij zijn de centra van de
cultuur. Het is, alsof ik een beschrijving van
Parijs uitgeef, de Place de la Republique,
Place de la Bastille, Place de la Nation,
Place de la Concorde.
Het is natuurlijk niet alles, maar we moe
ten ergens beginnen. In dit werk en de
daaropvolgende hoop ik aan te toonen, dat
de landen van Europa verbonden zijn door
een gemeenschappelijke beschaving, die zij
moeten eerbiedigen en bestendigen.