REVOLUTIE IN THEATERLAND. HET GEVAAR VOOR EUROPA. Het afgeloopen Tooneelseizoen Het Tooneel te Haarlem. Is de opera een anachronisme? Het tooneel en de nieuwe generatie door Jacques Rouché (Manager van de Parijsche Opera). Wat is de toekomst van de opera en de muziek? De hedendaagsche Bossuets zeggen: „La musique est meurt, la musique est morte. („De muziek sterft van honger; de muziek is dood".) Gedurende alle tijden scheen de kunst te sterven voor de ouderen en met een onge- wonen glans te schitteren voor de jongeren. Zelden waren er wijzen, die voorspellen kon den in welke school de fakkel van de kunst eerbiedig brandende zou worden gehouden. De muziek onderging altijd den invloed van ieder tijdperk. Dat is een natuurlijke wet. Maar ik wil alleen als directeur oordee- len. Dikwijls vragen de geregelde bezoekers mij: „Waarom geeft gij niet zooals eertijds, Saint-Saëns en Massenet, om slechts deze twee musici uit onze omgeving te noemen, zooals uw voorgangers deden, waar blijft het verwachte j aarlijksche groote nieuwe werk, dat voor uw onderneming noodig is? Zijn enkele componisten niet door het publiek uitverkoren door de nauwgezetheid waarmee zij hun ware innerlijke inspiratie volgen, met veronachtzaming van alle gebeurlijk heden om hen heen?" Op ieder gebied van de kunst brengt de tegenzin in wat voor de hand ligt, en het uiterste zoeken naar innerlijke hoeda nigheden aan de scheppers een zekere on rust, die niet met luiheid verward mag wor den. In het bijzonder in de muziek heeft deze karakteristieke moeilijkheid, uit de evolutie van de kunst geboren, en uit de le vensomstandigheden, een onrustwekkenden invloed op wat voortgebracht wordt. Waarlijk, het tegenwoordige theater schijnt niet meer overeen te komen met de kunst van onzen tijd. Om de oorzaken te zoeken voor deze onverschilligheid voor het theater, die zich zoowel bij de jonge schrij vers als bij de jonge toehoorders openbaart, is een studie die mij te ver zou voeren, ik geef alleen eenige vluchtige indrukken. De toestanden aan ons tooneel, de lengte van de stukken, niets is meer van onzen tijd. Wij hebben dit alles geërfd zonder er iets aan te veranderen. Velen bezoeken de theaters niet, maar luisteren wel naar de gramofoon, of de radio of de theatrofoon. Gewend als zij zijn aan een voorstelling in een music-hall of aan de cinema met variété, beginnend op een laat uur, schijnen zij het tooneel te beschouwen als de ontspanning, die zich het minst aansluit bij hun gewoonten. Welke auteurs putten een les uit de andere soort theaters? Waarom denken ze er niet over na? Moest niet alles veranderd worden: het werk, de artiest, de regie, de voorwaar den van opvoering? Het klopt niet, dat zooveel mensc/helijke wezens, wat ook hun leeftijd is, of wat hun omstandigheden zijn, een onbegrensde be langstelling voor de mechanische muziek toonen; dat zij luisteren naar een middel matige weergave en dat toch, het aantal toeschouwers in de theaters niet toeneemt. Nu de oude generatie van toeschouwers aan het verdwijnen is en vervangen wordt door anderen, die niet die bewondering voor de muziek hebben, die ons in onze jeugd kenmerkte, nu moeten wij allen auteurs, artiesten, directeuren, ons rekenschap geven van de zeden en gewoonten van deze nieu we toeschouwers, van hun zwakheden, in het bijzonder van hun smaak voor sport, die aan hun bestaan nieuwe vormen geeft, aan hun geest andere denkwijzen en aan hun ziel nieuwe gevoelsinhoud schonk. Moet ik nog zeggen, dat het theater ook „sportief" moet worden, waarbij onder dit woord te verstaan is, de behoefte aan krachtprestaties inhaerent aan de jeugd van een minder abstracte opvoeding, en dat wij aan het theater iets van die krachts uitbeelding moeten toevoegen? Het theater moet iets overnemen van de music-hall, van de cinema, en van al derge lijke instellingen. Het moet overnemen, dat gene waarvoor het publiek gemakkelijk toe gankelijk is en dan zal het opvoeringen ge ven, die een gelijkwaardig resultaat zullen opleveren. De noodzakelijkheid doet zich gevoelen van een eenvoudige handeling, snel verloo pend, die de toeschouwer zonder ophouden, houdt in een bepaalde emotie, zooals hij verondersteld wordt reeds te bezitten in overeenstemming met den tegenwoordigen gevoelstoon. De scènes zullen tegelijkertijd beknopter en talrijker moeten zijn. De si tuaties zullen zich snel moeten afwikkelen. De artisten zullen geïnspireerd door het in nerlijk leven van de personages, die ze voor stellen, hun mimiek moeten wijzigen. Is het niet de taak van de auteurs ons de middelen te geven dit te veranderen? Wat zouden we zonder hen kunnen begin nen. Ik hoop, dat een componist ons bin nenkort een origineel werk zal brengen, waar het publiek op wacht en dat naast de vor men van blijvende waarde, dingen bevat die nog niet genoeg beoefend zijn om ze te kun nen bewonderen. Het publiek zal dan niet laten uit instinct naar het theater te loo- pen. Wij moeten de regels wijzigen van de gewone mise en scène, die in de opera niet meer in overeenstemming schijnt te zijn met de ontwikkeling van de wetenschap en de kunst van onzen tijd, ondanks alle vin dingrijke pogingen. Men houdt de opera in eere zooals eertijds maar men laat de attributen weg voor de naturalistische uitbeelding rondom de per- sonnages en geeft om het publiek te boeien alleen een meer schilderachtige, dan gevoelige uitbeelding van de plaats en de handeling, terwijl toch de voornaamste taak blijft, de zielstoestand van den held weer te geven. Het decor geeft zonder twijfel een beeld. Maar een beeld met een veranderlijk voor komen, dat volgt op een vorig en door een derde gevolgd wordt. De indruk hiervan is even krachtig wanneer 't tooneel niet bestaat uit een samenvoeging van beelden, maar wanneer één essentieel detail genomen wordt dat hiertoe is uitgezocht uit de meest geschikte. De opeenvolging van de decors en costuums gehoorzaamt, door haar rythme aan dezelfde regels als de orchestratie van een symphonie. Bij een nieuw gesohreven stuk behooren ook passende décors aan te sluiten. Na het regelen der décors volgt de con structie van het geheel. Wanneer een drama een streng decor vraagt of een verdeeling van de ruimte door vlakken, dan moeten eenvoudige decoratieve middelen, de han deling ondersteuuen en de omgeving vor men voor de acteurs, die door hun groepee ring het plastisch rythme van de handeling completeeren. De nieuwe werken zullen zelf hun tooneeltechniek moeten scheppen. Zoo zullen wij in een gemeenschappelijk pogen een talrijker publiek naar onze schouw burgen trekken door de merkwaardige ver- eeniging van de muziek met alle mogelijke» mechanische middelen, zoodat we den toe schouwer geven, wat hij verwacht, n.l. uit beelding van zijn eigen tijd. Helaas, voorloopig bevinden we ons te genover twee moeilijkheden: de moeilijkheid genoeg „sterren" te vinden en te behouden om een uitstekenden, permanenten troep te vormen, èn de moeilijkheid om moderne werken te vinden, waarvoor het publiek be langstelling en nieuwsgierigheid zal toorien en die bovendien voldoende rendement ople veren, zooals de groote opera's aan het einde" der vorige eeuw. Men zal dus eerst moeten trachten, goede artiesten aan te werven. Vroeger werden leer lingen gevormd in de zangvereenigingen en in de' muziekscholen voor de koorknapen van de kerken. De conservatorium-opleiding was niet duur en daardoor voor velen bereik baar. Er waren uitstekende muziekleeraren en men zag bij de jonge kunstenaars artis tieke nauwgezetheid en het geduld, noodig voor de voorbereiding van hun carrière. Tegenwoordig, wanneer we een stem ont dekt of een talent gevormd hebben in ons theater, verlaat .de kunstenaar ons om een internationale grootheid te worden, d.w.z. te gelijkertijd een glorie en een verlies voor de kunst. Hij reist het heele jaar rond van schouwburg naar schouwburg in Europa en Amerika, hij speelt tien rollen waarin hij ge waardeerd wordt, leert er geen nieuwe bij, en vindt het niet noodig te werken, totdat zijn orgaan achteruit begint te gaan en het einde van zijn carrière komt spoedig door het vele gebruik van zijn stem. Met dergelijke „sterren" zijn nieuwe creaties onmogelijk of, doordat ze hun rollen in den steek laten, wordt het succes van een nieuw stuk beperkt tot enkele opvoeringen. Alles tezamen genomen, moet de artistieke opleiding van het begin af aan herzien en van de zangleeraren geëischt worden, dat zij van hun roep partij trekken als kunstenaars en niet als kooplieden, in de dorpen moeten naast de sportvereenigingen zangvereenigin gen worden gesticht, de leerlingen van de conservatoria bezoldigd, belangrijke subsidies van staat, gemeente en pax*ticulieren verkre gen worden; aan het theater moeten verbon den worden de sprekende film, gramofoon- muziek, de radio. En verder moeten de zan gers ruim gesalarieerd worden in het betaal middel van het eigen land. Internationaal beschouwd kunnen weer an dere plannen in studie worden genomen, bij voorbeeld groote werken, waarvan het suc ces evident is en die niet zuiver inheemsch zijn, maar overal kunnen slagen. Waarom moeten alle theaters van de hoofd steden van elk land of de voornaamste thea ters in de provincie deze werken elk voor zich in scène zetten? De tegenwoordige hooge on kosten staan een dergelijke verspilling niet toe, want zulke belangrijke uitvoeringen eischen enorme bedragen. Waarom niet getracht, tournées te organi- seeren, met gemeenschappelijke décors, cos tumes en artiesten? Het zou dan noodig zijn zich met elkander te verstaan om tot een onderlinge regeling of een internationaal ver bond van de groote Europeesche operaonder nemingen te komen. Het jaarlijksche programma van elk theater zal voor een deel internationaal moeten zijn. Dit moet geregeld worden in een algemeene vergadering van de directeuren, waar men de data vaststelt, de troepen samenstelt en de salarieering der artiesten met een veran derlijke coëfficiënt, in overeenstemming met de landen en theaters, vaststelt. ,jDat is een skelet, Jimmy. Zoo zie je er van binnen uit". ;!f (Life). Amerika geeft ons een waarschuwend voorbeeld. De Bedreiging door de Machine door GEORGES DUHAMEL. Georges Duhamel, de groote figuur van de Fransche literatuur van onzen tijd, is een krachtige persoonlijkheid, die veel invloed uitoefent op de jongere Fransche schrijvers. Zijn werken, waarin hij de verschrik kingen van den oorlog beschrijft, maakte hem korten tijd voor het einde van den wereldoorlog bekend, en deden hem de- belangrijkste belooning krijgendie men in Frankrijk voor litteratuur kan behalen de Prix Goncourt. Men kan zeggen, dat sedert dien tijd ieder nieuw boek van hern, een belangrijke gebeurtenis voor de intellectueele wereld wasZijn laatste werk „Scènes de la vie future" is een krachtige aanval op de volkomen ge mechaniseerde beschaving van de Ver- eenigde Staten, en hierin toont hij aan, hoe een volkomen ontwikkeling in die richting, fataal kan zijn voor de moreele beschaving, welke laatste hij oneindig veel belangrijker acht dan de eerste. Toen ik nog jong was, voelde ik me reeds sterk tot de litteratuur aangetrokken, maar ook toen was ik al besloten niet te gaan pro- beeren mijn geld te verdienen met schrijven. Daarom koos ik een meer practische loop baan, die van dokter, en daar ik arm was, begreep ik, dat ik op eigen beenen zou moe ten staan. Toch kon ik. niet nalaten een doctoraal exa men in de letteren af te leggen, toen mijn medische studie vrijwel ten einde liep. Zoo ging ik dus met twe,e universitaire graden de wereld in, maar den eersten tijd oefende ik geen praktijk uit. Niet voor de wereld oorlog uitbrak, begon ik met mijn eigenlijke medische loopbaan, maar, toen ik eenmaal begonnen was, ging ik er geheel in op. Ge durende den oorlog werd ik aan het hoofd van een ambulance afdeeling geplaatst en als zoodanig verrichtte ik 2300 operaties en behandelde 4000 patiënten. Op deze wijze werd ik wel zeer bekend met al de verschrik kingen van deze slachting. Toen begon ik te beseffen, welk drama de beschaving ons te zien gaf, en ik zag den oorlog als het resul taat van het conflict tusschen materieele en moreele beschaving. Gedurende mijn medi- HET TOONEEL. Abonnements-, Volks- en Schoolvoorstellingen. Het Tooneelverbond. Toen ik den heer Van Hees onlangs naar de resultaten van de abonnementsvoorstellin gen vroeg, zei hij me: „Er is elk jaar veel animo voor de abonnementen en het is dan ook zeker, dat wij er mee door zullen gaan. Ik zou wel graag drie series willen uitgeven, zooals in het eerste jaar der abonnements voorstellingen, desnoods nog meer, maar dat is niet mogelijk, zoo lang het publiek bijna uitsluitend voor de dure rangen inteekent. In het afgeloopen seizoen waren maar voor één serie alle plaatsen genomen; voor de tweede serie was dit niet eens het geval en bleven vele amphitheater- en galerij- ja zelfs eenige parterreplaatsen onverkocht. Voor de dure rangen is altijd zooveel animo, dat wij, als de aanvraag der goedkoope plaatsen daaraan evenredig was, desnoods wel 4 series zouden kunnen geven. Maar wanneer alleen de stal les en de balcons en het halve parket bezet zijn, komen wij er bij de uiterst lage prijzen van de abonnementen met de kosten niet en zou de schouwburg op deze voorstellingen verlies lijden. Dat mag natuurlijk niet, voor al niet, omdat de abonnementsvoorstellingen toch reeds aan de gewone voorstellingen vrij zware concurrentie doen. Het is wel jammer en eigenlijk ook onbegrijpelijk dat het publiek niet meer inteekent voor de goedkoope plaatsen, want nu moeten wij elk jaar velen, die voor de dure rangen inschrij ven, teleurstellen. Ik kan verzekeren, ddt wanneer er meer aanvragen inkomen voor de goedkoope rangen parterre, amphitheater en galerij dit komende seizoen een serie abonnementsvoorstellingen meer zal worden uitgegeven". De keuze der stukken voor de abonne- mentsvoorstelllngen is voor onzen directeur lang niet gemakkelijk, omdat de smaken der bezoekers zoo verschillend zijn. „Wanneer wij een tooneelspel of een drama op een abon nementsvoorstelling geven", zei de heer Van Hees, „dan krijg ik geregeld van eenige men- schen te hooren: „Waarom toch altijd van die droevige stukken? Er is al narigheid ge noeg in de wereld!" en komen wij met een blijspel, dan is het: „Meneer Van Hees, wan neer krijgen we nu weer eens 'n ernstig stuk, 'n stuk, waar je wat van mee neemt naar huis? Nooit maak je het een ieder naar den zin". Het is ook een eigenaardig verschijnsel en dit is een opmerking van mij en niet van den heer Van Hees, al zal hij het er wel mee eens zijn dat het publiek der abonne mentsvoorstellingen niet bepaald den indruk maakt van het meest selecte te zijn. De be zoekers van deze voorstellingen reageeren over het algemeen anders op het spel en het stuk dan die der gewone- of der volksvoorstellin gen. Het gebeurt bij abonnementsvoorstel lingen veel meer dan bij andere voorstellin gen, dat de zaal verkeerd reageert en er bij voorbeeld herhaaldelijk wordt gelachen bij ernstige tooneelen. Heel sterk was dit o.a. het geval bij de opvoering van Pirandello's „Beter dan vroeger!" Onnoodig te zeggen, dat dit hinderlijk om niet te zeggen dom gelach vele andere bezoekers ergert, Maar het verschijnsel is onmiddellijk te verklaren uit den aard der abonnementevoorstellingen. De liefhebbers van louter vroolijke blij spelen zouden voor hun uitgang nooit stuk ken als Beter dan Vroeger en Ik heb 'n Mensch gedood, uitkiezen. Zij gaan er enkel en alleen heen, omdatnu ja, omdat ze eenmaal 'n abonnement hebben. Het is een nadeel, dat in het tegenwoordige stelsel der abonnementen gelegen is. Men zou dit alleen kunnen voorkomen, door goedkoope abonne ment-coupons bijvoorbeeld in boekjes van tien beschikbaar te stellen, welke coupons recht geven tot het bezoeken van de gewone voorstellingen van alle gezelschappen naar keuze, zooals in Amsterdam gebruikelijk is en vroeger vóór den oorlog ook ge beurde in den Schouwburg aan den Jansiweg onder de directie van den heer Van Gaste ren. Een proef in deze richting naast de gewone altijd nog goedkoopere voor stellingen zou zeker aanbeveling verdie nen. Het schouwburgbezoek zou er bijna zeker door verhoogd worden en men zou er de velen die nu tevergeefs inschrijven op de gewone abonnementsvoorstellingen door tegemoet komen. Dat intusschen de heer Van Hees bij zijn keuze voor de abonnementevoorstellingen zoo veel mogelijk rekening houdt met het ver schil in smaak van het publiek blijkt wel uit de stukken, welke dit jaar op die.i voorstellin gen zijn gegaan. In de eerstie serie zijn ge speeld: Sherlock Holmes, Zijn Testament, De 4 Dames Duvernis, De Man die beslag legt, De Zilveren Bruiloft en Beter dan Vroeger, en in de tweede serie: Ik heb 'n Mensch ge: dood, Zijn tweede Ik, De Wonderdoktoor,, Zijn Testament, Jeugdliefde en De Zilveren Bruiloft. In de eerste serie dus 2 blijspelen, 1 detec tivestuk en 3 tooneelspelen in de 2e serie 2 blijspelen en 4 tooneelspelen; wij kunnen dus zeggen: „Voor elck wat wils!" De heer Kaart, die dit jaar eveneens met veel succes abonnementen heeft uitgegeyen en hiermee dan ook door zal gaan heeft niets nagelaten om zijn abonnés tevreden te stellen. De Man, die zijn naam veranderde. Vrouwen-Invloed, De Keizer van Amerika, Voorloopige Hechtenis, Bandenpech en Geld speelt geen rolweinigen van de vele bezoekers zullen zich zeker over dit reper toire beklaagd hebben. Voor de volksvoorstellingen waarvan er dit seizoen negen zijn gegeven dat is min der dan andere jaren heeft de heer Van Hees voornamelijk een keuze gedaan uit be proefde meest oude successtukken. De titels Het Chineesche Landhuis, Elias weet het beter, Blanke Ballast, Nathan heeft Mazzel, De Wonderdoktoor, Zijn tweede Ik, Familie Stastok, Oud Heidelberg en Als de ster bleef stille staan spreken voor zich zelf. Veel risico was er aan de volksvoorstel lingen bij de keuze van deze stukken voor den stadsschouwburg niet verbonden. Het bezoek per volksvoorstelling bedroeg dit 1 seizoen naar de heer Van Hees mij mee- I deel de 671 dat is 125 per avond meer dan verleden jaar, waaruit wel blijkt, dat onze di recteur den smaak van 't pugliek goed gepeild heeft. Alleen Blanke Ballast bleek „uitge keken", maar bij de andere volksvoorstel lingen was de schouwburg telkens stamp vol. Wanneer wij enkel letten op de financieele resultaten, dan kunnen wij de keuze der stukken niet anders dan prijzen, maar toch meen ik, dat bij de volksvoorstellingen ook nog een ander element en wel het cultu- reele moet gelden. Hierop toch werd bij ,de( instelling van dit instituutvooral dooi de' warmste voorstanders van kunst vooi; het volk bij voorkeur de nadruk gelegd en men zal moeilijk kunnen volhouden, dat stukken als Het Chineesche Landhuis, Elias weet het beter, Blanke Ballast, Nathan heeft Mazzel, Zijn tweede Ik, De Familie Stastok en het oude afgespeelde Heidelberg bijzon dere cultureele waarde bezitten. Niet, dat ik dit soort uit de serie der volksvoorstellingen zou willen bannen, allerminst, maar ik zou er toch ook gaarne opvoeringen van Liefde's Lief en Leed en De Koopman van Venetië van Shakespeare, den Gysbreght en Beter dan Vroeger bij hebben gezien, ook al zou den ze de gemeente misschien geld hebben gekost. Want niet alleen de financieele re sultaten mogen bij een zoo belangrijk insti tuut als de volksvoorstellingen in de keuze der stukken den doorslag geven. De jeugd Is ër in het afgeloopen seizoen wat „kaaltjes" afgekomen. Alleen maar een voordracht van Dickens' Christmas Carol door Dr. Van Amerongen en een opvoering van Gysbreght van Aemstel door Het Neder- landsch Tooneel. De voordracht-matinée werd door de jeugd en blijkbaar ook door vele leeraren en leeraressen niet geheel voor ,vol" gerekend. Geheel ten onrechte, want het was een middag, die artistiek zoowel als cultureel volkomen in de serie schoolvoorstellingen paste, al zal de heer Van Hees na zijn teleurstellende ondervin ding met deze matinée wel niet spoedig weer tot een dergelijk experiment overgaan. Over de keuze van den Gysbreght dat hulde aan Van Hees! voor het eerst op een schoolmatinée ging zal wel geen verschil van meening bestaan. Het plan om ook nog De Vrek van Molière met Jan Musch in de titelrol voor de schoolgaande jeugd te doen geven, heeft onze directeur om redenen bui ten zijn wil moeten opgeven. Dat men bij de keuze der stukken voor schoolvoorstellingen niet uitsluitend bij de„klassieken" behoeft te blijven, behoeft eigenlijk geen betoog. Ik voor mij zou bijvoorbeeld het vermakelijke, onschuldige blijspel De Wonderdoktoor, dat zoo'n aardigen kijk geeft op Vlaamsche tóe standen, gaarne op een schoolmatinée hebben gezien En zou Heijermans' De Wijze Kater niet nog eens voor de jeugd kunnen worden gegeven? Het Tooneelverbond heeft dit j aar te Haar lem niet veel van zich laten hooren. Geen cabaret-avonden met dansen na nog wel! geen gratis-voorstelling, enkel twee zoo genaamde „twee guldensvoorstellingen" en dan nog wel zeer ongelukkige van „Hoe zorg ik voor m'n man?" en Eugène, Eugène en EugènieHet is waar, dat Hoe zorg ik voor m'n man? wegens ziekte in de plaats kwam van het oorspronkelijk geannonceerde Be linda, maar ook dit laatste blijspelletje zou de tooneelverbonders nu niet bepaald tot enthousiasme hebben opgevoerd. Waar is de tijd, toen stukken als De Man. die de klappen krijgt, St. Joan, Als de ster bleef stille staan om. er slechts enkele te noemen als „eerste voorstelling" voor het tooneelverbond te Haarlem gingen? Is de animo er bij het bestuur 'n beetje uit of is er geen geld in de kas? En tochwil men weer een bloeiende afdeeling van het tooneelverbond in Haarlem hebben dan zal men tot de be proefde, oude methode terug moeten keeren. Doet men dat niet. dan wordt het met het tooneelverbond in Haarlem zooals in alle andere steden de dood in den pot, wat ook om het goede doel van deze instelling jammer zou zijn. J. B. SCHUIL. sche werkzaamheden schreef ik vier boeken, allen met hetzelfde doel. Ik wilde de wereld de resultaten van de eenzijdige ontwikkeling van het materieele deel der beschaving laten zien lijden en zelfvernietiging. Na den oorlog was ik mij bewust van de taak, die voor mij was weggelegd en ik be sloot al mijn tijd en energie aan de pro blemen der beschaving te wijden. Haast al mijn boeken uit deze periode geven een soort analyse van het drama dat zich af speelt in onze mentaliteit. Ik begon te reizen, of beter gezegd: ik hervatte mijn voor- oorlogsche reizen en wandelde met een knap zak op mijn rug door Duitschland, Oosten rijk, Italië, België en het grootste deel van Europa. Het doel van mijn na-oorlogsche reizen was voor mij nieuw. Ik wilde de Wes- tersche beschaving in al haar geledingen bestudeeren en met andere beschavingen vergelijken. Dit gebeurde toen ik van het eene land naar het andere, van het eene continent naar het andere trok. Ik bezocht Afrika, het verre Oosten, Rusland en Ame rika. Iedere nieuwe reis voorzag mij van nieuw materiaal voor een boek en versterkte mijn overtuiging van de noodzaak van den vrede. Niet uit idealistische overwegingen, maar uit practiische; want vrede is een essen- tieele eisch voor de toekomst van onze be schaving. Alle Europeanen beseffen de waarheid van deze bewering, zoodra zij in een ander werelddeel komen. De conflicten tusschen Europeesche landen schijnen dan minder intens te zijn. lederen Europeaan, dien liij ontmoet beschouwt hij min of meer als een broer, welke taal hij ook spreekt en hoe groot de animositeit tusschen hun beider landen, ook mag zijn. Wij voelen een soort broederschap voor den ander, wij begrijpen, dat wij strijders zijn voor dezelfde beschaving, philosophie, wetenschap en kunst. Wij voelen zeer dui delijk, dat wij één gemeenschap vormen met de andere Europeanen en dat er een groote afgrond ligt tusschen ons en de kinderen van een andere beschaving. Het is een feit, dat onze Europeesche be schaving ernstig bedreigd wordt! Het groot ste gevaar is zelfvernietiging. Een der fac toren van de beschaving, de ontwikkeling der techniek, die ons reeds lang te veel naar macht deed haken en die de wereld leidt naar een catastrophe, bedreigt de an dere factor ,die veel kostbaarder is: de mo reele. I In Amerika, waar de techniek het hoogst is opgevoerd, is het gevaar van het ont breken van deze factor het grootst. Het Oosten, dat niets van onze beschaving heeft»-' overgenomen, dan oppervlakkige dingen, zooals wetenschap, technische kennis, strijd- methoden, zal deze eens gebruiken ter ver dediging van zijn eeuwen oude opvattingen. Wanneer Europa zijn misdadige ruzies voortzet, zal het omkomen misschien zijn naties, zeker zijn beschaving. De internatio nale en sociale tweedracht en twisten kan men rangschikken bij de dwalingen der be schaving. Eén man alleen kan niet vechten' tegen gebeurtenissen en tegen de mentali teit van de massa. Niettegenstaande dit, be schouwde ik het als mijn plicht en mijn recht om een ander boek uit te geven, met het doel Europa te waarschuwen tegen de uitwassen en gevaren van de gemechani seerde beschaving. Dit boek, genaamd: „Scènes de la vie future", heeft in mijn eiger$ land veel belangstelling gewekt. Ik wil er meteen even op wijzen, dat na mijn leven aan de vredes-idee te hebben gewijd, het natuurlijk niet mijn bedoeling was, een groote natie zooals de Vereenigde Staten be spottelijk te maken. Ik ben niettemin ver plicht te zeggen, dat het leven in dat land een ernstige waarschuwing voor ons is. In dustrialisatie kan alleen dan heilzaam voor ons zijn, als zij onderworpen blijft aan onze moraal. Ik geloof dat de economische crisis niet kwaad is voor de bewoners van de Nieuwe Wereld. Zij hebben nu tijd eens te denken over de dogma's van hun sociaal systeem: standaardizeering en massapro ductie. Dank zij de crisis kunnen zij nu de onvolmaaktheden van hun materieele be schaving eens realiseeren. Eens, misschien, zal Amerika verstandiger- menschen hebben, die teruggetrokken van de wereld en zijn ploeterende menschen, in een zaamheid den werkelijken geest van hun volk zullen terug vinden. Europa moet zich vereenigen, speciaal uit een intellectueel oogpunt beschouwd, om de schatten van zijn beschaving te redden. Bo ven de speciale interessen en gevoelens van patriotisme moet een Europeesche geest ko men een doorgangshuis naar den inter nationalen geest. De eeuwig-durende oorlogen tusschen Oost en West moeten gestaakt worden door mid del van blijvende vriendschappelijke be trekkingen en eerlijke onderhandelingen. Ik zinspel hierbij niet op officieele onderhan delingen, want wij mogen er op rekenen, dat de diplomaten ons kunnen behoeden voor het gevaar, dat ons bedreigt, maar op de goede verstandhouding van de intellec- tueelen die het doel moeten beoogen, de ergste oorzaken van misverstand weg te nemen. Wij moeten een verzoening tot stand bren gen tusschen de Europeesche wetenschap, de moeder van de mechanische beschaving, en de Oostérsche wijsheid. Terwijl wijsheid en geest samen de ziel vormen van iedere be- i schaving, bevat het laatste nog een ander element, namelijk het loslaten van allerlei verlangens. Indien deze niet bevredigd wor- 4 den, of begrensd, dan zijn nieuwe oorlogen en verwoestingen onvermijdelijk. Ik ben nu op het punt een nieuw boek uit te geven, getiteld; „Een vernieuwde aard rijkskunde voor Europa". Het zal voorloopig slechts vier landen be handelen, maar zij zijn de centra van de cultuur. Het is, alsof ik een beschrijving van Parijs uitgeef, de Place de la Republique, Place de la Bastille, Place de la Nation, Place de la Concorde. Het is natuurlijk niet alles, maar we moe ten ergens beginnen. In dit werk en de daaropvolgende hoop ik aan te toonen, dat de landen van Europa verbonden zijn door een gemeenschappelijke beschaving, die zij moeten eerbiedigen en bestendigen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 16