LETTEREN EN KUNST Radiomaziek der week. EEN VOORBESPREKING KINADRUPPEL5 BIOSCOOP HAARLEM'S DAGBLAD DERDE ZATERDAC BLAD 13 JUNI 1931 door KAREL DE JONG. In aansluiting met wat ik in een vorig artikel schreef over het concert voor een solo-instrument met orkest wil ik ditmaal beginnen met de aandacht te vestigen op de uitvoering door leerlingen van het Muziek- Lyceum te Amsterdam, die door de VARA a.s. Maandagavond zal uitgezonden worden. Het is wel voor 't eerst dat ik een uitvoering van leerlingen in de kolommen der radio programma's aangekondigd zie en ik denk. of eigenlijk ik vrees, dat het voorbeeld wel navolging zal vinden, en waar zou dan een grens ie trekken zijn? De maatschappelijke omstandigheden der musici zijn al genoeg verslechterd om de proefneming niet onge vaarlijk te achten Het is echter niet om deze reden dat ik op die uitvoering wil wijzen, maar wèl omdat het programma, lang en overladen als alle programma's van eind uitvoeringen een uitstekende gelegenheid biedt om verschillende fasen in de ontwikke ling van het instrumentale concert na te gaan. In het eerste hoofddeel van Mozart's vioolconcert, welks solopartij door een 14- jarig veelbelovend violistje vertolkt zal wor den, zal men, als in alle concerten van Mozart den vorm terugvinden, dien ik de vorige maal besprak. Mozart schreef al zijn vioolconcerten een zestal, op 18 a 19-jarigen leeftijd, en het is opmerkelijk dat hij, bij al zijn. verknocht heid aan. den vorm. toch in alle kleinere of grootere onderlinge afwijkingen heeft aan gebracht. Bij zijn tijdgenooten en ook daarna bleven de vorm-principes bewaard. Ook in het eerste allegro en het Rondo van Beethovens vioolconcert vindt men ze, zij het ook in grootere afmetingen, terug. Mendelssohn (18091347) bracht evenwel niet onaan zienlijke veranderingen aan. Hij liet het lange orkestvoorspel weg, en deed den solist ter stond het hoofdthema inzetten. Nu had Beethoven in zijn 4de pianoconcert dat ook reeds gedaan, doch daar beperkt de inzet zich tot één enkelen zin; het groote tutti volgt onmiddellijk daarna en vervolgens heeft alles het gebruikelijke verloop. En in zijn 5de pianoconcert brengt de beroemde triomfan telijke eerste inzet van het klavier een quasi- improviseerende inleiding; het hoofdthema wordt pas daarna door het orkest gebracht en dit eerste tutti doet in aard en uitgebreid heid niet voor vroegere onder. In Men delssohn's vioolconcert voert ons de solist terstond in medias res en Ihij geeft zijn leidende rol niet meer prijs. Een andere eigenaardigheid, die ook navolging gevonden heeft is, dat Mendelssohn de cadens van het slot van het eerste hoofd deel verplaatst heeft naar het midden waar zij, aan het einde der doorwerking, de reprise van het hoofdthema inleidt. Deze cadens is echter evenmin als in Beethoven's 5de piano concert een vrije, doch door den componist voorgeschreven. De wijze waarop de cadens in een fijne sproeiregen van. accoordtonen overgaat, waartegen het orkest dan, aanvan kelijk zeer zacht, het hoofdthema doet hoor en, is geniaal gevonden en natuurlijk door verschillende anderen, als b.v. door den beroemden navolger GernSheim, in hun vioolconcerten toegepast. Het eerste Allegro gaat zonder onderbreking in het Andante over: weer een afwijking van de traditie, echter een procédé dat Mendelssohn zelf reeds in zijn pianoconcerten had toegepast. Het Andante sluit af; het korte Allegro ma non troppo dient slechts tot inleiding der meer in sonate- dan in rondo-vorm geschre ven, van geest tintelende finale. Men delssohn's vioolconcert neemt nevens dat van Beethoven een allereerste plaats in; symphonische bouw, voortreffelijke wijze waarop met de techniek en de klank van het solo-instrument rekening- is gehouden en melodische schoonheid zijn eigenlijk in geen ander concert op zoo ideale wijze vereenigd. Het veelgespeelde tweede pianoconcert van Saint-Saëns begint met een langzame in* leiding, die eenigszins door Bach's orgelwer ken beïnvloed schijnt (Saint-Saëns was even eminent organist als pianist, en langen tijd organist der Madeleine te Parijs)deze in leiding lost zich echter spoedig in een dialoog tusschen piano en orkest op, waarbij de her innering aan Bach voor die aan Mendelsshon wijkt; even nog keert het begin terug. Het geestigste deel uit dit concert is het Allegro scherzando; de tarantelle-achtige finale is arm aan gedachten en in het midden met al haar trillers niet vrij van eentonigheid. Het eerste pianoconcert van Tsjaikofski (wanneer krijgen we eens een uniforme spel ling van de Russische namen?) behoort tot de meest geliefde en gespeelde werken van de betreffende litteratuur. Het is brillant, rijk aan pianistische en orkestrale effecten, op verschillen plaatsen spannend, doch de thematiek is hier en daar op den grens van 't banale. De pompeuze inleiding in Des met de geweldige klavier-accoorden, doet groote dingen verwachten; in het daaropvolgend Allegro keert echter geen spoor van het wer kelijk bruikbare en schijnbaar belangrijke inleidingsthema terug. Het Allegro is in So natevorm geschreven; de doorwerking bevat de voor Tsj. karakteristieke orgelpunt (lig gende bastoon) en sequenzen (trapsgewijze, al of niet moduleerende herhalingen van een figuur of motief). Het Andante heeft een mooie hoofdmelodie, die echter door een zeer triviaal walsje onderbroken wordt. De finale is Russische salade en biefstuk a la Tartare in rondo-vorm, ruw en rauw, met een beetje westersche mayonnaise bedekt. We zullen dit zelfde concert Donderdagavond door Alex. Brailowski op het concert der A.V.R.O. kun nen hooren voordragen. Brailowski speelt het zeer goed en klaar, naar mijn smaak echter een beetje te geciviliseerd. In de Variations symphoniques van César Franck, eveneens een der meest geliefde wer ken voor piano en orkest, is de traditioneele concertvorm natuurlijk niet aanwezig. Twee thema's a. en b. zullen we ze noemen, vor men de kiemen, waaruit dit prachtige werk je is opgegroeid. De inleiding (fis. min. 4 4) is uit a, een viertal noten van de dalende harmonische mineurtoonladder, ontwikkeld. De eigenlijke variaties (fis min. 3.4) zijn op het langere en meer samengestelde thema b. gebouwd. Dit thema wordt harmonisch or namenteel gewijzigd en omspoeld; bijzonder mooi is de langzame variatie in Fis maj. waar het thema in de celli door sierlijke guirlandes in het klavier omrankt wordt. Na deze variatie treedt een toestand van har monische rust in; lange liggende accoorden, slechts door de breking in de pianopartij even gerimpeld. Maar dan doet a. zich weer hooren, aanvankelijk schoorvoetend; de har monieën stijgen tot de hoogste regionen om te eindigen op het dominant-septime-accoord van Fis; de piano daalt chromatisch uit de hooge sferen tot een triller op cis en nu con solideert a. zich tot he£ hoofdthema der fi nale, in Fis maj. 4.4. Da.irbij wordt b. niet ge heel vergeten: in de bassen, doch eenigszins overstemd door tegenmo-tieven komt het nog tweemaal te voorschijn. In de finale is weer de sonatevorm toegepast. Hiermee stappen we nu van deze solower- ken af. Betreffende de 5de Syrrcphonie van Tsjai kofski wil ik nog eens er op wijzen dat dit werk een cyclischen bouw vertoont door een soort van leidmotief, dat terstond in den aanvang zich (in e min.) doet hooren. Dit motief, of beter gezegd: thema, interrum peert ook in de volgende hoofddeelen den gang van zaken, treedt nu eens in sombere, dan weer in. lichtere kleuren op en groeit in de finale tot een zegezang in E. maj. Vrijdagavond zal door de V.P.R.O. o.a. het Trio op. 70 no. 1 van Beethoven worden uit gezonden. Den bijnaam „Gespenster-Trio" heeft dit werk te danken aan het tweede hoofddeel, het Largo assai, dat door zijn toonsoort Cd. min.) en door zijn chromatid? een spookachtigen indruk maakt tusschen de opgewekte hoekdeelen in D. Maj. In Beet hoven's oeuvre neemt dit Largo een geheel bijzondere plaats in. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cfs. per regel. Dr H.NANNING'S EETLU51-0PWEKKENP. 130 p, ft KUNSTZAAL REEKER. En zestal Haarlerasche schilderessen en schilders, overigens geen onbekenden op K. z. o .D. tentoonstellingen en elders, hebben een vereeniging gesticht, haar de benaming „De Spaak"' gegeven en zijn nu in de bovenzaal bij Reeker met een expositie van wal gesto ken. Een heel aardige en bezienswaardige expositielaten wij beginnen met dat te boekstaven, waarop elk der zes exposanten op zijn of haar voordeeligst uitkomt. Een gemeenschappelijk iets, positief of negatief, waardoor deze collectieve afzondering, artis tiek gesproken, gemotiveerd wordt zie ik niet, noch begrijp, als buitenstaander, de beteeke- nis van den naam, dien het sextet zich geko zen heeft. Wil men iemand of iets anders de Spaak in het wiel steken, loopt het ergens spaak of zijn de leden even zoovele spaken die het rollend wiel der Schoone kunst kracht moeten verleenen? Het is alles nog al ver ge zocht en misschien door een schoolmeester uitgevonden, maar wat doet het er eigenlijk verder toe. Als het kind maar een naam heeft. En als men zich voorloopig tot de zes exposeerende leden beperkt, dan kan ieder van de zes een plaats in het bestuur bezetten, en zijn er ook te dien opzichte geen moeilijk heden, als in groote vereenigingen. Nu dan, het begint dus onder de beste voorteekenen. En we zeiden reeds dat het zestal voor een goede vertegenwoordiging ge zorgd heeft. Daar is mevrouw Wóutersen van Doesburgh, wier miniatuurportretjes ge waardeerd en gezocht zijn. en die hier boven dien met een paar gewone peintures uitkomt die van haar uitgebreide potenties getuigen. De portretschets naar wijlen, den ouden heer Blom, de karakteristieke theatrale behande ling van dat van mevr. Couperus, de ouder- wetsch-geestige wijze waarop het portret van den heer met het hoog opstaand jaskraag je behandeld is en het charmeerende van het jonge meisje met de kooltjes-oogen, ziet hier even zooveel bewijzen dat deze schilderes haar métier door en door verstaat en in de geschiedenis van het portret thuis is. Grootens is ook zeer gelukkig in het en semble dat hij zien laat. Tusschen het heel beschaafd geschilderde, vermoedelijk zeer goed .gelijkende, jongensportret, de reisher inneringen uit Salers, het groote bergland schap en het (naar ik meen al eens vroeger door mij geroemde) Stilleven is een harmoni sche verwantschap opvallend, waardoor het kijken naar dien wand een rustig en veilig genot wordt. Geert Huysser deed wederom een keuze uit zijn voorraad aan gegevens in Tunis en Al giers verzameld. Veel daarvan is als directe notitie ter plaatse ontstaan en uit alles wordt men gewaar, dat de maker een echt schilder is, als schilder voelt en denkt. Vaak mist zoo iets echter een „pointe" waardoor het geen afzonderlijkheid, geen gesloten kunst werk wordt en naar links of rechts, naar boven of benêe ad libitum verlengbaar schijnt. Coloristisch zijn er heel sterke, warm-aandoende stukjes bij. Cor Dik heeft zich snel bijna onrust barend snel ontwikkeld. Bedriegen wij ons niet, dan is hij eerst eenige jaren geleden serieus begonnen te werken en hij beschikt thans over een respectabele hoeveelheid fac- tische kennis, van het vak, zoowel als mis schien van de foefjes die een handig experi mentator in toepassing kan brengen. Die kruik bijvoorbeeld, is uitmuntend van kleur zoowel als van materie, zoo dun in de olie gc- schildert, als een stilleven schilder van tach tig jaar geleden Herviel' bijvoorbeeld dat klaar speelt. Uitmuntend en heel aan trekkelijk wat de kleur aangaat is het petro- leum-lampje; en wat de straffe, nuchter- zuivere visie betreft zijn dat de beide teeke- ningen van de Spoorbrug en de brug bij Knollendam. Een Mankes-achtig sentiment spreekt dan weer uit een andere zeer ge slaagde teekening waar men een doorkijk in de vlakte van een gang eener boerenwoning uit, te zien krijgt. Veringa studeert met succes aan groote figuurteekeningen en laat tegelijkertijd zijn door het publiek zoo gunstig ontvangen beestjes niet in den steek. Die aardige kui kens op japaniseerende wijs tegen goud achtig fond geplaatst zijn altüd aantrekke lijk. Mevrouw Julia Giesbers ten slotte is mis schien het best in het portret van den jongen man met. uilenbril. En in een krabbeltje van Zeeuwsche menschjes op een dijk, en in een schetsje van Zoutelande. In de gehcele bened.enzaaï is een Amster - damsche schilderes, mejuffrouw H. Paehlig aan het woord. Naar mij gezegd werd, een leerlinge van de Haarlemsche artiste Coba INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct«. per regel. Ritsema. In ieder geval is in haar werk de Amsterdamsche sfeer, van de vrouwelijke af- deeling uit den Allebé-krlng wel weer te her kennen. Al is van deze dames de ééne pictu raal wat sterker dan de andere, deze wat geestiger, gene wat ingetogener, bij allen vindt ge een prettig beschaafde sfeer, bij de meeste bovendien een x-espectabele onder legdheid. Ook mej. Paehlig heeft deel aan die sfeer. Al is het eene werk sterker dan het andere de geheele verzameling doet aange naam aan door de bescheiden distinctie die er van uitgaat. Wie, binnentredend, voor het midden van den linkerwand gaat staan ziet daar een paar vain de gelukkigste resultaten van haar arbeid. Het donkertonige stilleven (nr 22) met de iiamaakflesschen, de tomaat en de peperbus, alles tegen paarsen ach tergrond is al heel gelukkig, gaaf en van een zekere houding. Daarnaast het wit-Engelsche porceleinen schaaltje tegen de licht-mokka fond met de kleine gele en dofroode repous- soirs, eveneens zee): te apprecieeren. In sommige stillevens (nr 18 en 19 b.v.) doet ze aan de fijne ingetogenheid van een Piet Meiners even denken; soms zijn haar bloe men prachtig (21) maar is de rest wat on verantwoord. Doch, als ensemble, een serieuze en bezienswaardige verzameling werk. J. H. DE BOIS. LUXOR-THEATER. Het 10-jarig bestaan. Wat Luxor brengt, is altijd goed, zei Coos Speenhoff jr. en hij haalde hiermede het devies van het theater aan. Hij zeide dit in zijn openingsspeech, die hij hield omdat het Luxor-theater zijn 10-jarig bestaan herdenkt. Hij sprak meer als bezoeker dan als artist en als zoodanig dankte hij den directeur, den heer Hartman, uit naam van alle bezoekers voor de deskundige en energieke wijze, waar op deze altijd voor het beste zorgde, zoowel uit amusements- als artistiek oogpunt. Dat de Luxor nog geen geluidsfilminstallatie be zit ligt aan het nog steecis niet volmaakt zijn der talkies. Zoodra dat gekomen is, zal ook de heer Hartman voor „sprekende" films zorgdragen. Wat nu het feestprogramma deze week betreft, dit mag er zijn. Allereerst krijgen we een zeer interessant en fraai opgenomen natuurfilmpje te aanschouwen, waarin de bouwkunst der dieren wordt weergegeven. Het is leerrijk te zien, hoe visschen, waterspin nen, zijderupsen o.a. hun nesten maken, zich tot poppen vervormen en de schade aan hun huisjes toegebracht herstellen. Hierop volgt een komische film, de Club der Athleten genaamd. Jeugdige rolprent- artisten geven een aaneenschakeling van dolle situaties te genieten in een kunstig in elkaar gezet schoenpoetsersbedrijf. Vervolgens komen op het tooneel Coos Speenhoff jr. en zijn vrouw. Goede wijn be hoeft geen krans, en daarom wil ik er niet veel over zeggen. Zij hielden het publiek op aangename wijze bezig" met grollen en grap pen en vroolijke liedjes bij de piano. En dat een ernstig liedje ook op prijs gesteld werd, bleek uit het applaus na het Aan het Weste lijk front geen nieuws. Ze moesten nog een „toetje" geven. Ook de drie Didemas oogstten verdiend succes. Zoowel in het equilibristlsche genre als in zijn dansen en lenigheidsproeven is het een troepje, waarmee de Luxor een goede keus heeft gedaan. En dan de hoofdfilm, Kemphanen der Liefde. Victor Maclaglen en Edmund Lowe, beiden bekend uit een vroegere film, waarin ze elkaar hetzelfde meisje telkens af kapen, spelen hierin de hoofdrollen, op keurige wijze bijgestaan door Lily Damita. Ook deze film is opgebouwd op datzelfde thema: zij gaan tel kens weer op een en hetzelfde meisje af. Draad zit er eigenlijk niet in deze film. Het is meer een aaneengevoegde serie grappige voorvallen en ontknoopingen. De twee mili tairen, Flagg en Quirt geheeten, als steeds gevoelig voor vrouwelijk schoon ontmoeten elkaar in de dwaaste omstandigheden. En die ontmoetingen draaien immer op ruzie uit. Maar in hun hart zijn het de beste vrien den, wat tot uiting komt zoodra het meisje weer achtergelaten is. Inderdaad, wat Luxor brengt is altijd goed! REMBRANDT-THEATER. „Liefde op bevel". Op het too neel Lilliputters. Van het bijprogramma vermelden wij al- lereerst de geluidsteekenfilm i een screen song van Max Fleischer, ..Any little girl is a nice little girl", een voortreffelijke ver tegenwoordiger uit de wereldberoemde reeks. Na de vertooning van de journaals, geluid journaal van Paramount en Hollandsch nieuws van Polygoon, en de bovengenoemde toonfilm, betreden de lilliputters het tooneel, vereenigd onder den naam „Troupe Katia" en als leden van het bekende „Casino de Pa ris", op reis. De „Troupe Katia" bestaat uit een gezel schap dwergmenschen, die een uitstekend verzorgd variété-programma, gewijd aan dans en zang, opvoeren. Deze lilliputters werken zeer fraai en gedisciplineerd en met bijzonder veel succes. De prestaties van deze kleine heeren en dames leggen getuigenis af van bijzondere training en groot artistiek inzicht.. Het publiek was er opgetogen over. Na de pauze draait het satyrieke filmwerk „Liefde op bevel", een zeer ingewikkelde ge schiedenis, die grootendeeis in het gezant- schapspaleis van een denkbeeldigen staat en de particuliere vertrekken van een bijzon der schrander attaché, speelt. Ook uit deze film blijkt al weer dat de begrippen diploma tie en „vrouw" ten nauwste met elkander verbonden zijnen in dit geval is het na tuurlijk juist deze omstandigheid die de sce narioschrijver zich ten nutte heeft gemaakt. Genoemde attaché (Hanns Riemann) is een voortreffelijk diplomaat en behartigt de belangen van den staat (op hoog bevel) zoo op zijn kluchtige manier. Zijn talent redt hem uit alle netelige en compromittante kwesties, maar als alle moeilijkheden op diplomatieke wijze zijn op gelost verlangt hij toch naar rust, die hij krijgt- door overplaatsing naar een oord, waar de echtgenooten van 's lands regeer ders het hem hopelijk minder lastig zullen maken. Behalve Johannes Riemann spelen in deze klucht Olga Tsechowa en Ta!a Byrell mede. De laatste verwierf vooral bekendheid door haar rol in Dupont's film „Gekooide Mexischcn". CINEMA PAL ACE De Blauwe Expresse, een machtig Russisch filmwerk. In Haarl. Dagblad van Vrijdagavond heeft men reeds een uitvoerige, zeer waardeerende critiek kunnen lezen over „De Blauwe Ex presse". Hoe men ook tegenover de film staat, of men ernstige kunst wil of alleen maar luchtig amusement, deze film doet iedereen gevoelen, dat men hier tegenover een kunst werk staat, dat de regisseur een groot kun stenaar Is, die zeer suggestief werkt met zijn beelden. Het geheele drama speelt zich af in een rijdenden expressetrein. die een Chineeschr stad met de grens verbindt, honderden beel den trekken aan ons oog voorbij, soms van een adembenemende beklemming. We kunnen deze film niet warm genoeg aanbevelen om te genieten als een kunst werk van zeer groote waarde. Het geheele programma, dat in een pret tig vlot tempo wordt afgewerkt, bevat alles wat den veeleischenden bioscoopbezoeker kan tevreden stellen. Het uitstekende orkest draagt prettig tot de aangename stemming bij. het is altijd weer een genoegen dit orkest te hooren. Op het tooneel voeren „The Athas" hun moeilijke feillooze nummers uit, zeer tot ge noegen van hun publiek, dat herhaaldelijk daarvan blijk gaf. De muziek bij „de Blauwe Expresse" Extra maken wij hier nog melding van de zeer suggestieve muziek van Edmund Meisel bij ..De Blauwe Expresse". Deze is een allermerkwaardigst voorbeeld van volmaakte begeleiding en een typisch staal van moderne orchestratie. INGEZONDEN Voor den inhoud dezer rubriek stelt do Re dactie zich niet verantwoordelijk. Van ingezonden stukken, geplaatst of niet geplaatst, wordt do kopij den Inzender niet te ruggegeven. DE DWAZE SITUATIE IN DE ORANJE NASSAULAAN TE OVERVEEN. Op Uw wandeling zult gij, lezer, wel eens, komende van de Julianalaan, de eerste zij laan rechts zijn ingeslagen. Gij kwaamt dan in de Oranje Nassaulaan, waarin Gij. voort- wandelende, bemerkte niet verder te kunnen, omdat de doorgang U belet werd door een sloot zonder overbrugging. Gij moest dan op Uwe schreden terugkeeren en de Julianalaan weder opzoeken. Automobilisten, die, niet wetende, dat deze Oranje Nassaulaan dood loopt, hun weg daardoor willen nemen, moe ten in de niet breede laan keeren en bij die manoeuvre op de voetpaden terecht komen, een zeer ongewenschte toestand! Zeven jaar geleden, in 1924. vestigden de bewoners zich in deze laan; de bouwers-ver- koopers der huizen verzekerden dat een ver binding met de overzijde tot stand zou ko men, hetgeen men gereedelijk mocht ver wachten. Wij schrijven thans 1931 en nog altijd zuchten diezelfde bewoners onder het feit, dat hun laan afgesloten is en blijft. Hoe komt het dan toch, dat die toestand blijft bestaan en zoovele jaren ongewijzigd heeft kunnen voortduren? zult Gij vragen. De feitelijke oorzaak ligt bij de Gemeente Bloemendaal. Eén harer functionarissen heeft met den oorspronkelijkcn eigenaar van de gronden een overeenkomst gesloten, waarin de clausule voorkomt, dat deze de gronden kan overdragen aan de Gemeente Bloemendaal op een bepaald tijdstip. Aan dezen eigenaar kan niet de imperatieve vcr- plichtin gworden opgelegd dat op een bepaal den tijd te moeten doen. De Gemeente Bloemendaal is aansprakelijk te stellen voor die gemaakte fout. Dat zou waarschijnlijk op zich zelf niet zoo onoverkomelijk zijn, indien niet diezelfde oorspronkelijke eigenaar het met de Gemeente Bloemendaal aan den stok had over andere aangelegenheden, waarin de Gemeente hem niet wil tegemoet komen. Als rancune-maatregel weigert die eigenaar de laan aan de Gemeente Bloemendaal over te dragen en een verbinding met het andere deel van de Oranje Nassaulaan toe te laten. Het Bestuur van de Gemeente Bloemen daal heeft meermalen erkend, dat dit een malle situatie is. Meermalen is ook die zaak in den Gemeenteraad ter sprake gekomen, echter nog altijd zonder het gewenschte ge volg. De gemeente Bloemendaal moet het blijkbaar blijven tolereeren. dat, naast haar uitvoerende macht in de Gemeente, een in vloed blijft bestaan, die het in zijn hand blijft houden om de Gemeente te beletten te doen wat de taak der Gemeente is, namelijk een geordenden toestand scheppen in de Oranje Nassaulaan. De Gemeente was niet onge neigd een verbinding van beide doelen der Oranje Nassaulaan te bevorderen. Zij stelde de bewoners zelfs in April 1928 1) voor, een brug uitsluitend voor voetverkeer over de sloot te leggen, hetgeen natuurlijk gaarne werd aanvaard. Werklieden van de Gemeente kwamen daartoe in de laan; de oorspronke lijke eigenaar der gronden kwam evenwel tusschenbeide. verzette zich tegen het leggen van die voetbrug en de Gemeente-werklie den keerden onverrichterzake terug. Het is zóó ver moeten komen, dat de Gemeente is overgegaan tot Indiening van een ontelge- ningsaanvrage van de stukjes grond, welke noodig zijn om de verbinding tot stand te brengen. De Kroon heeft in de onteigening bewilligd, waarvan in de plaatselijke bladen bij groote advertenties is kennis gegeven. Men zou zeggen, dat toen spoedig een eind aan dien dwazen toestand had kunnen ko men. Het Is nu echter reeds weder meer dan een jaar geleden. Wat is thans gebleken? Dat de oorspronkelijke eigenaar voor de ont eigening van die kleine stukjes grond een vrij belangrijk bedrag eischt. De Gemeente Bloemendaal heeft nu de zaak weder bij den Rechter aanhangig gemaakt, omdat zij dat bedrag niet wil betalen. Gevolg: opnieuw en eindeloos wachten voor de bewoners der Oranje Nassaulaan. Op deze wijze kent men in de welvarende Gemeente Bloemendaal de dwaze situatie, dat bona fide bewoners het zich, tengevolge van een onvergefelijk abuis in een overeen komst en verder tengevolge van contro versen tusschen een oorspronkelijken .eige naar en ddTremeente moeten laten welgeval len, dat hun laan niet wordt opgenomen in het doorgaand verkeer en zij opgesloten blij ven zitten in een soort hofje. Daarmede zijn echter die ingezetenen der Gemeente niet ge holpen. Ieder individu moet de consequenties van zijn daden aanvaarden. Zoo ook de ge meente. Wanneer dan de Gemeente Bloemen daal door toedoen van één harer functiona rissen een domheid heeft begaan, dragc zij ook de consequenties daarvan. Zij betale dan aan den oorspronkelijken eigenaar de door hem gevraagde som. opdat zij in staat zal zijn de gewenschte verbinding te doen aan brengen en dit deel van hare ingezetenen te doen deelen in de faciliteit van doorgaand verkeer. Het is voor de Gemeente Bloemen daal niet zoo bezwaarlijk om daaraan gevolg te geven; de Gemeente heeft juist diverse medevallcrs gehad ln den vorm van opcenten uit Personeele Belasting, inkomstenbelasting, gasbedrijf, waterleiding, terwij! de Gemeente zóó ruim van kasmiddelen Is voorzien, dat zij zelfs kan voorstellen het restant van oen leening van 1925 af te lossen. Het geld is dus beschikbaar. De Oranje Nassaulaan loopt parallel met de Julianalaan. De sloot, waarvan hier sprake is, loopt ook door onder de Julianalaan. die daar ter plaatse is overbrugd. De Gemeente Bloemendaal overbrugge dan ook ten spoe digste de sloot aan het eind van de thans nog afgesloten Oranje Nassaulaan. Het zal gewenscht zijn die sloot te laten bestaan en niet te dempen, omdat die sloot belangrijke diensten verricht bij de afwatering van de omringende gronden, die aanmerkelijk lager liggen dan de Bloemendaalschestraatweg. Er zal ook in het geheel geen bezwaar tegen bestaan, dat dit water, mits goed schoon ge houden. blijft bestaan, en op die wijze zal van schending van eenlg vaartrecht waar van ook reeds sprake was, geen quaestio zijn. 9 Juni 1931. A. H. BAKKER. 1) Schrijven van Burgemeester en Wet houders van Bloemendaal dato 26 April 1928, NO. 676. (Wij hebben naar aanleiding van dit stuk nader geïnformeerd bij den Dienst van Openbare Werken te Bloemendaal, waar de waarnemende directeur ons het volgende „Al moet toegegeven worden dat indertijd bij het sluiten van de overeenkomst een fout is gemaakt. Is dat nu een reden om den eige naar van de gronden, die de gemeenschap dupeert en eerst aan al die terreinen daar zijn geld verdiend heeft maar to geven wat hij vraagt, welk geld toch tenslotte uit de zakken van de belastingbetalers moet komen? Indertijd hebben wij gemeend, to doen te hebben met een bona-ftde persoon. Gezegd moet overigens worden, dat de ge meente alle mogelijke moeite deed en doet, om aan den inderdaad onhoudbaren toe stand een einde te maken; daar is al heel wat arbeid voor verricht. Wat de quaestie van de voetbrug betreft: het was noodig. dat de ge meente eerst belet werd in het maken van de overbrugging, anders kon de gemeente de zaak niet „hooger op" brengen." UIT DE PERS. Amsterdam als „economische gruwelkamer". Onder het hoofd ..Potverteren" levert het Algemeen Handelsblad lib.) een bestrijding van de financieelc politiek van het college van E. en W. te Amsterdam. Het blad spreekt van Amsterdam als van de ..economische gruwelkamer" en crltlseert in het bijzonder de woningbouwpolltiek, waarvoor credlcten gevraagd worden, hoewel het verkrijgen van RIJkssteun voor de helft van die credieten geenszins zeker schijnt. Het blad vervolgt; Ook andere punten, al of niet uitgevoerd of deels verwezenlijkt, drijven dc kosten van de gemeentehuishouding noodeloos op. Daar is o.m. het befaamd geworden clubgebouw voor sportvereenlgingen ten koste van een Ion; het onzinnige raadsbesluit eveneens, van ver leden jaar, om een open zweminrichting voor ver over het milllocn gulden te bouwen; het gruwelkamerbcsluit tot een ongeveer f 60.000 a f 80.000 kostende transactie met aardap pelen .voorgesteld als prijsregelend optreden in een tijd waarin de handel als geheel aan prijsverlagingen dood dreigt te bloeden; het dezer dagen genomen bouwbesluit voor een markthal ln de Indische Buurt, een ding van een kwart mlllloen bij wijze van proef, en van een zeer twijfelachtig nut; het is alles volgens het concentratieprogram. Maar met geen woord wordt in het program van het financieren van deze uitgaven melding ge maakt; het wordt aan de toekomst-van-na- de-verkiezingen overgelaten. Welke toekomst er nu meer dan donker is gaan uit zien. En niet door de malaise alleen. Omdat al deze moedwillig opgedreven uit gaven bij verre niet door gewone inkomsten uit belastinggeld gedekt konden worden, heeft men andere middelen to baat moeten nemen. Het geluk was in zooverre met den luchthar- tigen Raad, dat 1931 extra-inkomsten gaf. drie en een half millioen wegens de nieuwe wet; dat er nog meevallers van vroeger wa ren, en vooral het Reservefonds; niet min der dan 6.3 millioen wordt uit deze reserve voor 1931 gehaald. Een verminderde afschrij ving op dc bedrijven, ingevoerd tegen het einde van 1929. heeft het hare nog tot dit resultaat bijgedragen. Zoo kon men het pro gram uitvoeren cn de belasting nog iets ver lagen er bij. Wij hebben dit potverteren genoemd. De stemming, die op een dergelijk genoegen moet volgen, zal ook in de politiek niet uit kun nen blijven; zij wacht ons tegen het eind van dit jaar. En zij zal zich voortzetten en ac- centueercn in het volgende jaar en daarna, wanneer blijkt dat nieuwe enorme uitgaven geheel of grootendeeis onvermijdelijk zijn. De kosten worden geraamd van: participatie Rijn-kanaal 16 millioen ld. Noordzeekanaal 15 verkeerswegenplan 75 saneering en grmeentobouw 55 nieuwe waterleiding 49 tunnel N. Zeekanaal en brug over het IJ 37 spoorwegen in Oost 9? boschplan 15? Wij tollen deze bedragen niet op, omdat ze ongelijksoortig zijn (eenige deels productief, .sommige over langen tijd te verdeelen, etc.) Maar in één opzicht zijn zij wel homogeen: in onafwijsbaarheid. Het mag waar zijn, dat over de redelijkheid van sommige to twisten valt. wij bedoelen de gedwongen participa ties in groote nationale werken als de kana len maar de werkelijkheid is dan even goed, dat Amsterdam er niet af zal komen. Het staat vast. dat honderden millioenen nog ge voteerd moeten worden, binnen niet langen lijd, en dat er geen geld ook voor eenige mil lioenen zal zijn. Zoo gaat het in een sociaal paradijs! Dat noemen wij geen richtig beleid, al zal het pas goed zichtbaar worden als de pot is verteerd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 9