LETTEREN EN KUNST
Radiomaziek der week.
EEN VOORBESPREKING
KINADRUPPEL5
BIOSCOOP
HAARLEM'S DAGBLAD
DERDE
ZATERDAC
BLAD
13 JUNI 1931
door KAREL DE JONG.
In aansluiting met wat ik in een vorig
artikel schreef over het concert voor een
solo-instrument met orkest wil ik ditmaal
beginnen met de aandacht te vestigen op de
uitvoering door leerlingen van het Muziek-
Lyceum te Amsterdam, die door de VARA
a.s. Maandagavond zal uitgezonden worden.
Het is wel voor 't eerst dat ik een uitvoering
van leerlingen in de kolommen der radio
programma's aangekondigd zie en ik denk.
of eigenlijk ik vrees, dat het voorbeeld wel
navolging zal vinden, en waar zou dan een
grens ie trekken zijn? De maatschappelijke
omstandigheden der musici zijn al genoeg
verslechterd om de proefneming niet onge
vaarlijk te achten Het is echter niet om
deze reden dat ik op die uitvoering wil
wijzen, maar wèl omdat het programma, lang
en overladen als alle programma's van eind
uitvoeringen een uitstekende gelegenheid
biedt om verschillende fasen in de ontwikke
ling van het instrumentale concert na te
gaan. In het eerste hoofddeel van Mozart's
vioolconcert, welks solopartij door een 14-
jarig veelbelovend violistje vertolkt zal wor
den, zal men, als in alle concerten van Mozart
den vorm terugvinden, dien ik de vorige maal
besprak. Mozart schreef al zijn vioolconcerten
een zestal, op 18 a 19-jarigen leeftijd, en het
is opmerkelijk dat hij, bij al zijn. verknocht
heid aan. den vorm. toch in alle kleinere of
grootere onderlinge afwijkingen heeft aan
gebracht. Bij zijn tijdgenooten en ook daarna
bleven de vorm-principes bewaard. Ook in het
eerste allegro en het Rondo van Beethovens
vioolconcert vindt men ze, zij het ook in
grootere afmetingen, terug. Mendelssohn
(18091347) bracht evenwel niet onaan
zienlijke veranderingen aan. Hij liet het lange
orkestvoorspel weg, en deed den solist ter
stond het hoofdthema inzetten. Nu had
Beethoven in zijn 4de pianoconcert dat ook
reeds gedaan, doch daar beperkt de inzet zich
tot één enkelen zin; het groote tutti volgt
onmiddellijk daarna en vervolgens heeft alles
het gebruikelijke verloop. En in zijn 5de
pianoconcert brengt de beroemde triomfan
telijke eerste inzet van het klavier een quasi-
improviseerende inleiding; het hoofdthema
wordt pas daarna door het orkest gebracht
en dit eerste tutti doet in aard en uitgebreid
heid niet voor vroegere onder. In Men
delssohn's vioolconcert voert ons de solist
terstond in medias res en Ihij geeft zijn
leidende rol niet meer prijs. Een
andere eigenaardigheid, die ook navolging
gevonden heeft is, dat Mendelssohn de
cadens van het slot van het eerste hoofd
deel verplaatst heeft naar het midden waar
zij, aan het einde der doorwerking, de reprise
van het hoofdthema inleidt. Deze cadens is
echter evenmin als in Beethoven's 5de piano
concert een vrije, doch door den componist
voorgeschreven. De wijze waarop de cadens
in een fijne sproeiregen van. accoordtonen
overgaat, waartegen het orkest dan, aanvan
kelijk zeer zacht, het hoofdthema doet
hoor en, is geniaal gevonden en natuurlijk
door verschillende anderen, als b.v. door den
beroemden navolger GernSheim, in hun
vioolconcerten toegepast. Het eerste Allegro
gaat zonder onderbreking in het Andante
over: weer een afwijking van de traditie,
echter een procédé dat Mendelssohn zelf
reeds in zijn pianoconcerten had toegepast.
Het Andante sluit af; het korte Allegro ma
non troppo dient slechts tot inleiding der
meer in sonate- dan in rondo-vorm geschre
ven, van geest tintelende finale. Men
delssohn's vioolconcert neemt nevens dat van
Beethoven een allereerste plaats in;
symphonische bouw, voortreffelijke wijze
waarop met de techniek en de klank van het
solo-instrument rekening- is gehouden en
melodische schoonheid zijn eigenlijk in geen
ander concert op zoo ideale wijze vereenigd.
Het veelgespeelde tweede pianoconcert van
Saint-Saëns begint met een langzame in*
leiding, die eenigszins door Bach's orgelwer
ken beïnvloed schijnt (Saint-Saëns was even
eminent organist als pianist, en langen tijd
organist der Madeleine te Parijs)deze in
leiding lost zich echter spoedig in een dialoog
tusschen piano en orkest op, waarbij de her
innering aan Bach voor die aan Mendelsshon
wijkt; even nog keert het begin terug. Het
geestigste deel uit dit concert is het Allegro
scherzando; de tarantelle-achtige finale is
arm aan gedachten en in het midden met al
haar trillers niet vrij van eentonigheid.
Het eerste pianoconcert van Tsjaikofski
(wanneer krijgen we eens een uniforme spel
ling van de Russische namen?) behoort tot
de meest geliefde en gespeelde werken van
de betreffende litteratuur. Het is brillant,
rijk aan pianistische en orkestrale effecten,
op verschillen plaatsen spannend, doch de
thematiek is hier en daar op den grens van
't banale. De pompeuze inleiding in Des met
de geweldige klavier-accoorden, doet groote
dingen verwachten; in het daaropvolgend
Allegro keert echter geen spoor van het wer
kelijk bruikbare en schijnbaar belangrijke
inleidingsthema terug. Het Allegro is in So
natevorm geschreven; de doorwerking bevat
de voor Tsj. karakteristieke orgelpunt (lig
gende bastoon) en sequenzen (trapsgewijze,
al of niet moduleerende herhalingen van een
figuur of motief). Het Andante heeft een
mooie hoofdmelodie, die echter door een zeer
triviaal walsje onderbroken wordt. De finale
is Russische salade en biefstuk a la Tartare
in rondo-vorm, ruw en rauw, met een beetje
westersche mayonnaise bedekt. We zullen dit
zelfde concert Donderdagavond door Alex.
Brailowski op het concert der A.V.R.O. kun
nen hooren voordragen. Brailowski speelt
het zeer goed en klaar, naar mijn smaak
echter een beetje te geciviliseerd.
In de Variations symphoniques van César
Franck, eveneens een der meest geliefde wer
ken voor piano en orkest, is de traditioneele
concertvorm natuurlijk niet aanwezig. Twee
thema's a. en b. zullen we ze noemen, vor
men de kiemen, waaruit dit prachtige werk
je is opgegroeid. De inleiding (fis. min. 4 4)
is uit a, een viertal noten van de dalende
harmonische mineurtoonladder, ontwikkeld.
De eigenlijke variaties (fis min. 3.4) zijn op
het langere en meer samengestelde thema b.
gebouwd. Dit thema wordt harmonisch or
namenteel gewijzigd en omspoeld; bijzonder
mooi is de langzame variatie in Fis maj.
waar het thema in de celli door sierlijke
guirlandes in het klavier omrankt wordt. Na
deze variatie treedt een toestand van har
monische rust in; lange liggende accoorden,
slechts door de breking in de pianopartij
even gerimpeld. Maar dan doet a. zich weer
hooren, aanvankelijk schoorvoetend; de har
monieën stijgen tot de hoogste regionen om
te eindigen op het dominant-septime-accoord
van Fis; de piano daalt chromatisch uit de
hooge sferen tot een triller op cis en nu con
solideert a. zich tot he£ hoofdthema der fi
nale, in Fis maj. 4.4. Da.irbij wordt b. niet ge
heel vergeten: in de bassen, doch eenigszins
overstemd door tegenmo-tieven komt het nog
tweemaal te voorschijn. In de finale is weer
de sonatevorm toegepast.
Hiermee stappen we nu van deze solower-
ken af.
Betreffende de 5de Syrrcphonie van Tsjai
kofski wil ik nog eens er op wijzen dat dit
werk een cyclischen bouw vertoont door een
soort van leidmotief, dat terstond in den
aanvang zich (in e min.) doet hooren. Dit
motief, of beter gezegd: thema, interrum
peert ook in de volgende hoofddeelen den
gang van zaken, treedt nu eens in sombere,
dan weer in. lichtere kleuren op en groeit in
de finale tot een zegezang in E. maj.
Vrijdagavond zal door de V.P.R.O. o.a. het
Trio op. 70 no. 1 van Beethoven worden uit
gezonden. Den bijnaam „Gespenster-Trio"
heeft dit werk te danken aan het tweede
hoofddeel, het Largo assai, dat door zijn
toonsoort Cd. min.) en door zijn chromatid?
een spookachtigen indruk maakt tusschen
de opgewekte hoekdeelen in D. Maj. In Beet
hoven's oeuvre neemt dit Largo een geheel
bijzondere plaats in.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cfs. per regel.
Dr H.NANNING'S
EETLU51-0PWEKKENP. 130 p, ft
KUNSTZAAL REEKER.
En zestal Haarlerasche schilderessen en
schilders, overigens geen onbekenden op K. z.
o .D. tentoonstellingen en elders, hebben een
vereeniging gesticht, haar de benaming „De
Spaak"' gegeven en zijn nu in de bovenzaal
bij Reeker met een expositie van wal gesto
ken. Een heel aardige en bezienswaardige
expositielaten wij beginnen met dat te
boekstaven, waarop elk der zes exposanten op
zijn of haar voordeeligst uitkomt. Een
gemeenschappelijk iets, positief of negatief,
waardoor deze collectieve afzondering, artis
tiek gesproken, gemotiveerd wordt zie ik niet,
noch begrijp, als buitenstaander, de beteeke-
nis van den naam, dien het sextet zich geko
zen heeft. Wil men iemand of iets anders de
Spaak in het wiel steken, loopt het ergens
spaak of zijn de leden even zoovele spaken
die het rollend wiel der Schoone kunst kracht
moeten verleenen? Het is alles nog al ver ge
zocht en misschien door een schoolmeester
uitgevonden, maar wat doet het er eigenlijk
verder toe. Als het kind maar een naam
heeft. En als men zich voorloopig tot de zes
exposeerende leden beperkt, dan kan ieder
van de zes een plaats in het bestuur bezetten,
en zijn er ook te dien opzichte geen moeilijk
heden, als in groote vereenigingen.
Nu dan, het begint dus onder de beste
voorteekenen. En we zeiden reeds dat het
zestal voor een goede vertegenwoordiging ge
zorgd heeft. Daar is mevrouw Wóutersen
van Doesburgh, wier miniatuurportretjes ge
waardeerd en gezocht zijn. en die hier boven
dien met een paar gewone peintures uitkomt
die van haar uitgebreide potenties getuigen.
De portretschets naar wijlen, den ouden heer
Blom, de karakteristieke theatrale behande
ling van dat van mevr. Couperus, de ouder-
wetsch-geestige wijze waarop het portret van
den heer met het hoog opstaand jaskraag je
behandeld is en het charmeerende van het
jonge meisje met de kooltjes-oogen, ziet hier
even zooveel bewijzen dat deze schilderes
haar métier door en door verstaat en in de
geschiedenis van het portret thuis is.
Grootens is ook zeer gelukkig in het en
semble dat hij zien laat. Tusschen het heel
beschaafd geschilderde, vermoedelijk zeer
goed .gelijkende, jongensportret, de reisher
inneringen uit Salers, het groote bergland
schap en het (naar ik meen al eens vroeger
door mij geroemde) Stilleven is een harmoni
sche verwantschap opvallend, waardoor het
kijken naar dien wand een rustig en veilig
genot wordt.
Geert Huysser deed wederom een keuze uit
zijn voorraad aan gegevens in Tunis en Al
giers verzameld. Veel daarvan is als directe
notitie ter plaatse ontstaan en uit alles wordt
men gewaar, dat de maker een echt schilder
is, als schilder voelt en denkt. Vaak mist zoo
iets echter een „pointe" waardoor het geen
afzonderlijkheid, geen gesloten kunst
werk wordt en naar links of rechts, naar
boven of benêe ad libitum verlengbaar
schijnt. Coloristisch zijn er heel sterke,
warm-aandoende stukjes bij.
Cor Dik heeft zich snel bijna onrust
barend snel ontwikkeld. Bedriegen wij ons
niet, dan is hij eerst eenige jaren geleden
serieus begonnen te werken en hij beschikt
thans over een respectabele hoeveelheid fac-
tische kennis, van het vak, zoowel als mis
schien van de foefjes die een handig experi
mentator in toepassing kan brengen. Die
kruik bijvoorbeeld, is uitmuntend van kleur
zoowel als van materie, zoo dun in de olie gc-
schildert, als een stilleven schilder van tach
tig jaar geleden Herviel' bijvoorbeeld
dat klaar speelt. Uitmuntend en heel aan
trekkelijk wat de kleur aangaat is het petro-
leum-lampje; en wat de straffe, nuchter-
zuivere visie betreft zijn dat de beide teeke-
ningen van de Spoorbrug en de brug bij
Knollendam. Een Mankes-achtig sentiment
spreekt dan weer uit een andere zeer ge
slaagde teekening waar men een doorkijk in
de vlakte van een gang eener boerenwoning
uit, te zien krijgt.
Veringa studeert met succes aan groote
figuurteekeningen en laat tegelijkertijd zijn
door het publiek zoo gunstig ontvangen
beestjes niet in den steek. Die aardige kui
kens op japaniseerende wijs tegen goud
achtig fond geplaatst zijn altüd aantrekke
lijk.
Mevrouw Julia Giesbers ten slotte is mis
schien het best in het portret van den jongen
man met. uilenbril. En in een krabbeltje van
Zeeuwsche menschjes op een dijk, en in een
schetsje van Zoutelande.
In de gehcele bened.enzaaï is een Amster -
damsche schilderes, mejuffrouw H. Paehlig
aan het woord. Naar mij gezegd werd, een
leerlinge van de Haarlemsche artiste Coba
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct«. per regel.
Ritsema. In ieder geval is in haar werk de
Amsterdamsche sfeer, van de vrouwelijke af-
deeling uit den Allebé-krlng wel weer te her
kennen. Al is van deze dames de ééne pictu
raal wat sterker dan de andere, deze wat
geestiger, gene wat ingetogener, bij allen
vindt ge een prettig beschaafde sfeer, bij de
meeste bovendien een x-espectabele onder
legdheid. Ook mej. Paehlig heeft deel aan die
sfeer. Al is het eene werk sterker dan het
andere de geheele verzameling doet aange
naam aan door de bescheiden distinctie die
er van uitgaat. Wie, binnentredend, voor het
midden van den linkerwand gaat staan ziet
daar een paar vain de gelukkigste resultaten
van haar arbeid. Het donkertonige stilleven
(nr 22) met de iiamaakflesschen, de tomaat
en de peperbus, alles tegen paarsen ach
tergrond is al heel gelukkig, gaaf en van een
zekere houding. Daarnaast het wit-Engelsche
porceleinen schaaltje tegen de licht-mokka
fond met de kleine gele en dofroode repous-
soirs, eveneens zee): te apprecieeren. In
sommige stillevens (nr 18 en 19 b.v.) doet ze
aan de fijne ingetogenheid van een Piet
Meiners even denken; soms zijn haar bloe
men prachtig (21) maar is de rest wat on
verantwoord. Doch, als ensemble, een serieuze
en bezienswaardige verzameling werk.
J. H. DE BOIS.
LUXOR-THEATER.
Het 10-jarig bestaan.
Wat Luxor brengt, is altijd goed, zei Coos
Speenhoff jr. en hij haalde hiermede het
devies van het theater aan. Hij zeide dit in
zijn openingsspeech, die hij hield omdat het
Luxor-theater zijn 10-jarig bestaan herdenkt.
Hij sprak meer als bezoeker dan als artist en
als zoodanig dankte hij den directeur, den
heer Hartman, uit naam van alle bezoekers
voor de deskundige en energieke wijze, waar
op deze altijd voor het beste zorgde, zoowel
uit amusements- als artistiek oogpunt. Dat
de Luxor nog geen geluidsfilminstallatie be
zit ligt aan het nog steecis niet volmaakt zijn
der talkies. Zoodra dat gekomen is, zal ook
de heer Hartman voor „sprekende" films
zorgdragen.
Wat nu het feestprogramma deze week
betreft, dit mag er zijn. Allereerst krijgen we
een zeer interessant en fraai opgenomen
natuurfilmpje te aanschouwen, waarin de
bouwkunst der dieren wordt weergegeven. Het
is leerrijk te zien, hoe visschen, waterspin
nen, zijderupsen o.a. hun nesten maken, zich
tot poppen vervormen en de schade aan hun
huisjes toegebracht herstellen.
Hierop volgt een komische film, de Club
der Athleten genaamd. Jeugdige rolprent-
artisten geven een aaneenschakeling van
dolle situaties te genieten in een kunstig in
elkaar gezet schoenpoetsersbedrijf.
Vervolgens komen op het tooneel Coos
Speenhoff jr. en zijn vrouw. Goede wijn be
hoeft geen krans, en daarom wil ik er niet
veel over zeggen. Zij hielden het publiek op
aangename wijze bezig" met grollen en grap
pen en vroolijke liedjes bij de piano. En dat
een ernstig liedje ook op prijs gesteld werd,
bleek uit het applaus na het Aan het Weste
lijk front geen nieuws. Ze moesten nog een
„toetje" geven.
Ook de drie Didemas oogstten verdiend
succes. Zoowel in het equilibristlsche genre
als in zijn dansen en lenigheidsproeven is het
een troepje, waarmee de Luxor een goede
keus heeft gedaan.
En dan de hoofdfilm, Kemphanen der
Liefde. Victor Maclaglen en Edmund Lowe,
beiden bekend uit een vroegere film, waarin
ze elkaar hetzelfde meisje telkens af kapen,
spelen hierin de hoofdrollen, op keurige wijze
bijgestaan door Lily Damita. Ook deze film is
opgebouwd op datzelfde thema: zij gaan tel
kens weer op een en hetzelfde meisje af.
Draad zit er eigenlijk niet in deze film. Het
is meer een aaneengevoegde serie grappige
voorvallen en ontknoopingen. De twee mili
tairen, Flagg en Quirt geheeten, als steeds
gevoelig voor vrouwelijk schoon ontmoeten
elkaar in de dwaaste omstandigheden. En
die ontmoetingen draaien immer op ruzie uit.
Maar in hun hart zijn het de beste vrien
den, wat tot uiting komt zoodra het meisje
weer achtergelaten is.
Inderdaad, wat Luxor brengt is altijd goed!
REMBRANDT-THEATER.
„Liefde op bevel". Op het too
neel Lilliputters.
Van het bijprogramma vermelden wij al-
lereerst de geluidsteekenfilm i een screen
song van Max Fleischer, ..Any little girl
is a nice little girl", een voortreffelijke ver
tegenwoordiger uit de wereldberoemde reeks.
Na de vertooning van de journaals, geluid
journaal van Paramount en Hollandsch
nieuws van Polygoon, en de bovengenoemde
toonfilm, betreden de lilliputters het tooneel,
vereenigd onder den naam „Troupe Katia" en
als leden van het bekende „Casino de Pa
ris", op reis.
De „Troupe Katia" bestaat uit een gezel
schap dwergmenschen, die een uitstekend
verzorgd variété-programma, gewijd aan
dans en zang, opvoeren. Deze lilliputters
werken zeer fraai en gedisciplineerd en met
bijzonder veel succes. De prestaties van deze
kleine heeren en dames leggen getuigenis af
van bijzondere training en groot artistiek
inzicht.. Het publiek was er opgetogen over.
Na de pauze draait het satyrieke filmwerk
„Liefde op bevel", een zeer ingewikkelde ge
schiedenis, die grootendeeis in het gezant-
schapspaleis van een denkbeeldigen staat en
de particuliere vertrekken van een bijzon
der schrander attaché, speelt. Ook uit deze
film blijkt al weer dat de begrippen diploma
tie en „vrouw" ten nauwste met elkander
verbonden zijnen in dit geval is het na
tuurlijk juist deze omstandigheid die de sce
narioschrijver zich ten nutte heeft gemaakt.
Genoemde attaché (Hanns Riemann) is
een voortreffelijk diplomaat en behartigt de
belangen van den staat (op hoog bevel) zoo
op zijn kluchtige manier.
Zijn talent redt hem uit alle netelige en
compromittante kwesties, maar als alle
moeilijkheden op diplomatieke wijze zijn op
gelost verlangt hij toch naar rust, die hij
krijgt- door overplaatsing naar een oord,
waar de echtgenooten van 's lands regeer
ders het hem hopelijk minder lastig zullen
maken. Behalve Johannes Riemann spelen
in deze klucht Olga Tsechowa en Ta!a Byrell
mede. De laatste verwierf vooral bekendheid
door haar rol in Dupont's film „Gekooide
Mexischcn".
CINEMA PAL ACE
De Blauwe Expresse, een machtig
Russisch filmwerk.
In Haarl. Dagblad van Vrijdagavond heeft
men reeds een uitvoerige, zeer waardeerende
critiek kunnen lezen over „De Blauwe Ex
presse". Hoe men ook tegenover de film staat,
of men ernstige kunst wil of alleen maar
luchtig amusement, deze film doet iedereen
gevoelen, dat men hier tegenover een kunst
werk staat, dat de regisseur een groot kun
stenaar Is, die zeer suggestief werkt met zijn
beelden.
Het geheele drama speelt zich af in een
rijdenden expressetrein. die een Chineeschr
stad met de grens verbindt, honderden beel
den trekken aan ons oog voorbij, soms van
een adembenemende beklemming.
We kunnen deze film niet warm genoeg
aanbevelen om te genieten als een kunst
werk van zeer groote waarde.
Het geheele programma, dat in een pret
tig vlot tempo wordt afgewerkt, bevat alles
wat den veeleischenden bioscoopbezoeker kan
tevreden stellen.
Het uitstekende orkest draagt prettig tot
de aangename stemming bij. het is altijd weer
een genoegen dit orkest te hooren.
Op het tooneel voeren „The Athas" hun
moeilijke feillooze nummers uit, zeer tot ge
noegen van hun publiek, dat herhaaldelijk
daarvan blijk gaf.
De muziek bij „de Blauwe Expresse"
Extra maken wij hier nog melding van de
zeer suggestieve muziek van Edmund Meisel
bij ..De Blauwe Expresse".
Deze is een allermerkwaardigst voorbeeld
van volmaakte begeleiding en een typisch
staal van moderne orchestratie.
INGEZONDEN
Voor den inhoud dezer rubriek stelt do Re
dactie zich niet verantwoordelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst of niet
geplaatst, wordt do kopij den Inzender niet te
ruggegeven.
DE DWAZE SITUATIE IN DE
ORANJE NASSAULAAN TE
OVERVEEN.
Op Uw wandeling zult gij, lezer, wel eens,
komende van de Julianalaan, de eerste zij
laan rechts zijn ingeslagen. Gij kwaamt dan
in de Oranje Nassaulaan, waarin Gij. voort-
wandelende, bemerkte niet verder te kunnen,
omdat de doorgang U belet werd door een
sloot zonder overbrugging. Gij moest dan op
Uwe schreden terugkeeren en de Julianalaan
weder opzoeken. Automobilisten, die, niet
wetende, dat deze Oranje Nassaulaan dood
loopt, hun weg daardoor willen nemen, moe
ten in de niet breede laan keeren en bij die
manoeuvre op de voetpaden terecht komen,
een zeer ongewenschte toestand!
Zeven jaar geleden, in 1924. vestigden de
bewoners zich in deze laan; de bouwers-ver-
koopers der huizen verzekerden dat een ver
binding met de overzijde tot stand zou ko
men, hetgeen men gereedelijk mocht ver
wachten. Wij schrijven thans 1931 en nog
altijd zuchten diezelfde bewoners onder het
feit, dat hun laan afgesloten is en blijft.
Hoe komt het dan toch, dat die toestand
blijft bestaan en zoovele jaren ongewijzigd
heeft kunnen voortduren? zult Gij vragen.
De feitelijke oorzaak ligt bij de Gemeente
Bloemendaal. Eén harer functionarissen
heeft met den oorspronkelijkcn eigenaar van
de gronden een overeenkomst gesloten,
waarin de clausule voorkomt, dat deze de
gronden kan overdragen aan de Gemeente
Bloemendaal op een bepaald tijdstip. Aan
dezen eigenaar kan niet de imperatieve vcr-
plichtin gworden opgelegd dat op een bepaal
den tijd te moeten doen. De Gemeente
Bloemendaal is aansprakelijk te stellen voor
die gemaakte fout. Dat zou waarschijnlijk op
zich zelf niet zoo onoverkomelijk zijn, indien
niet diezelfde oorspronkelijke eigenaar het
met de Gemeente Bloemendaal aan den stok
had over andere aangelegenheden, waarin de
Gemeente hem niet wil tegemoet komen. Als
rancune-maatregel weigert die eigenaar de
laan aan de Gemeente Bloemendaal over te
dragen en een verbinding met het andere
deel van de Oranje Nassaulaan toe te laten.
Het Bestuur van de Gemeente Bloemen
daal heeft meermalen erkend, dat dit een
malle situatie is. Meermalen is ook die zaak
in den Gemeenteraad ter sprake gekomen,
echter nog altijd zonder het gewenschte ge
volg. De gemeente Bloemendaal moet het
blijkbaar blijven tolereeren. dat, naast haar
uitvoerende macht in de Gemeente, een in
vloed blijft bestaan, die het in zijn hand blijft
houden om de Gemeente te beletten te doen
wat de taak der Gemeente is, namelijk een
geordenden toestand scheppen in de Oranje
Nassaulaan. De Gemeente was niet onge
neigd een verbinding van beide doelen der
Oranje Nassaulaan te bevorderen. Zij stelde
de bewoners zelfs in April 1928 1) voor, een
brug uitsluitend voor voetverkeer over de
sloot te leggen, hetgeen natuurlijk gaarne
werd aanvaard. Werklieden van de Gemeente
kwamen daartoe in de laan; de oorspronke
lijke eigenaar der gronden kwam evenwel
tusschenbeide. verzette zich tegen het leggen
van die voetbrug en de Gemeente-werklie
den keerden onverrichterzake terug. Het is
zóó ver moeten komen, dat de Gemeente is
overgegaan tot Indiening van een ontelge-
ningsaanvrage van de stukjes grond, welke
noodig zijn om de verbinding tot stand te
brengen. De Kroon heeft in de onteigening
bewilligd, waarvan in de plaatselijke bladen
bij groote advertenties is kennis gegeven.
Men zou zeggen, dat toen spoedig een eind
aan dien dwazen toestand had kunnen ko
men. Het Is nu echter reeds weder meer dan
een jaar geleden. Wat is thans gebleken?
Dat de oorspronkelijke eigenaar voor de ont
eigening van die kleine stukjes grond een
vrij belangrijk bedrag eischt. De Gemeente
Bloemendaal heeft nu de zaak weder bij den
Rechter aanhangig gemaakt, omdat zij dat
bedrag niet wil betalen. Gevolg: opnieuw en
eindeloos wachten voor de bewoners der
Oranje Nassaulaan.
Op deze wijze kent men in de welvarende
Gemeente Bloemendaal de dwaze situatie,
dat bona fide bewoners het zich, tengevolge
van een onvergefelijk abuis in een overeen
komst en verder tengevolge van contro
versen tusschen een oorspronkelijken .eige
naar en ddTremeente moeten laten welgeval
len, dat hun laan niet wordt opgenomen in
het doorgaand verkeer en zij opgesloten blij
ven zitten in een soort hofje. Daarmede zijn
echter die ingezetenen der Gemeente niet ge
holpen. Ieder individu moet de consequenties
van zijn daden aanvaarden. Zoo ook de ge
meente. Wanneer dan de Gemeente Bloemen
daal door toedoen van één harer functiona
rissen een domheid heeft begaan, dragc zij
ook de consequenties daarvan. Zij betale dan
aan den oorspronkelijken eigenaar de door
hem gevraagde som. opdat zij in staat zal
zijn de gewenschte verbinding te doen aan
brengen en dit deel van hare ingezetenen te
doen deelen in de faciliteit van doorgaand
verkeer. Het is voor de Gemeente Bloemen
daal niet zoo bezwaarlijk om daaraan gevolg
te geven; de Gemeente heeft juist diverse
medevallcrs gehad ln den vorm van opcenten
uit Personeele Belasting, inkomstenbelasting,
gasbedrijf, waterleiding, terwij! de Gemeente
zóó ruim van kasmiddelen Is voorzien, dat zij
zelfs kan voorstellen het restant van oen
leening van 1925 af te lossen. Het geld is dus
beschikbaar.
De Oranje Nassaulaan loopt parallel met de
Julianalaan. De sloot, waarvan hier sprake
is, loopt ook door onder de Julianalaan. die
daar ter plaatse is overbrugd. De Gemeente
Bloemendaal overbrugge dan ook ten spoe
digste de sloot aan het eind van de thans
nog afgesloten Oranje Nassaulaan. Het zal
gewenscht zijn die sloot te laten bestaan en
niet te dempen, omdat die sloot belangrijke
diensten verricht bij de afwatering van de
omringende gronden, die aanmerkelijk lager
liggen dan de Bloemendaalschestraatweg. Er
zal ook in het geheel geen bezwaar tegen
bestaan, dat dit water, mits goed schoon ge
houden. blijft bestaan, en op die wijze zal
van schending van eenlg vaartrecht waar
van ook reeds sprake was, geen quaestio
zijn.
9 Juni 1931. A. H. BAKKER.
1) Schrijven van Burgemeester en Wet
houders van Bloemendaal dato 26 April 1928,
NO. 676.
(Wij hebben naar aanleiding van dit stuk
nader geïnformeerd bij den Dienst van
Openbare Werken te Bloemendaal, waar de
waarnemende directeur ons het volgende
„Al moet toegegeven worden dat indertijd
bij het sluiten van de overeenkomst een fout
is gemaakt. Is dat nu een reden om den eige
naar van de gronden, die de gemeenschap
dupeert en eerst aan al die terreinen daar
zijn geld verdiend heeft maar to geven wat
hij vraagt, welk geld toch tenslotte uit de
zakken van de belastingbetalers moet komen?
Indertijd hebben wij gemeend, to doen te
hebben met een bona-ftde persoon.
Gezegd moet overigens worden, dat de ge
meente alle mogelijke moeite deed en doet,
om aan den inderdaad onhoudbaren toe
stand een einde te maken; daar is al heel wat
arbeid voor verricht. Wat de quaestie van de
voetbrug betreft: het was noodig. dat de ge
meente eerst belet werd in het maken van
de overbrugging, anders kon de gemeente de
zaak niet „hooger op" brengen."
UIT DE PERS.
Amsterdam als „economische
gruwelkamer".
Onder het hoofd ..Potverteren" levert het
Algemeen Handelsblad lib.) een
bestrijding van de financieelc politiek van
het college van E. en W. te Amsterdam.
Het blad spreekt van Amsterdam als van
de ..economische gruwelkamer" en crltlseert
in het bijzonder de woningbouwpolltiek,
waarvoor credlcten gevraagd worden, hoewel
het verkrijgen van RIJkssteun voor de helft
van die credieten geenszins zeker schijnt.
Het blad vervolgt;
Ook andere punten, al of niet uitgevoerd of
deels verwezenlijkt, drijven dc kosten van de
gemeentehuishouding noodeloos op. Daar is
o.m. het befaamd geworden clubgebouw voor
sportvereenlgingen ten koste van een Ion;
het onzinnige raadsbesluit eveneens, van ver
leden jaar, om een open zweminrichting voor
ver over het milllocn gulden te bouwen; het
gruwelkamerbcsluit tot een ongeveer f 60.000
a f 80.000 kostende transactie met aardap
pelen .voorgesteld als prijsregelend optreden
in een tijd waarin de handel als geheel aan
prijsverlagingen dood dreigt te bloeden; het
dezer dagen genomen bouwbesluit voor een
markthal ln de Indische Buurt, een ding van
een kwart mlllloen bij wijze van proef, en
van een zeer twijfelachtig nut; het is alles
volgens het concentratieprogram. Maar met
geen woord wordt in het program van het
financieren van deze uitgaven melding ge
maakt; het wordt aan de toekomst-van-na-
de-verkiezingen overgelaten. Welke toekomst
er nu meer dan donker is gaan uit zien. En
niet door de malaise alleen.
Omdat al deze moedwillig opgedreven uit
gaven bij verre niet door gewone inkomsten
uit belastinggeld gedekt konden worden, heeft
men andere middelen to baat moeten nemen.
Het geluk was in zooverre met den luchthar-
tigen Raad, dat 1931 extra-inkomsten gaf.
drie en een half millioen wegens de nieuwe
wet; dat er nog meevallers van vroeger wa
ren, en vooral het Reservefonds; niet min
der dan 6.3 millioen wordt uit deze reserve
voor 1931 gehaald. Een verminderde afschrij
ving op dc bedrijven, ingevoerd tegen het
einde van 1929. heeft het hare nog tot dit
resultaat bijgedragen. Zoo kon men het pro
gram uitvoeren cn de belasting nog iets ver
lagen er bij.
Wij hebben dit potverteren genoemd. De
stemming, die op een dergelijk genoegen moet
volgen, zal ook in de politiek niet uit kun
nen blijven; zij wacht ons tegen het eind van
dit jaar. En zij zal zich voortzetten en ac-
centueercn in het volgende jaar en daarna,
wanneer blijkt dat nieuwe enorme uitgaven
geheel of grootendeeis onvermijdelijk zijn.
De kosten worden geraamd van:
participatie Rijn-kanaal 16 millioen
ld. Noordzeekanaal 15
verkeerswegenplan 75
saneering en grmeentobouw 55
nieuwe waterleiding 49
tunnel N. Zeekanaal en brug over
het IJ 37
spoorwegen in Oost 9?
boschplan 15?
Wij tollen deze bedragen niet op, omdat ze
ongelijksoortig zijn (eenige deels productief,
.sommige over langen tijd te verdeelen, etc.)
Maar in één opzicht zijn zij wel homogeen: in
onafwijsbaarheid. Het mag waar zijn, dat
over de redelijkheid van sommige to twisten
valt. wij bedoelen de gedwongen participa
ties in groote nationale werken als de kana
len maar de werkelijkheid is dan even goed,
dat Amsterdam er niet af zal komen. Het
staat vast. dat honderden millioenen nog ge
voteerd moeten worden, binnen niet langen
lijd, en dat er geen geld ook voor eenige mil
lioenen zal zijn. Zoo gaat het in een sociaal
paradijs!
Dat noemen wij geen richtig beleid, al zal
het pas goed zichtbaar worden als de pot
is verteerd.