Drie Rood eri Wit sterren. Rood en Wit jubileert. L.(adé) van Gogh, het geboren crickettalent, houder van de recordscore C. J. Posthuma, de bowler „par excellence" Mr. A. A. Diemcr Kool, de beste batsman uit een lange thans voorbije periode Thans moge ik eenige vooraanstaande fi- guren uit de jubileerende vereeniging de revue laten passeeren. Als eei'ste komt het is vanzelfsprekend C. J. Posthuma aan de beurt. Een beschrijving van het cricketleven van dezen „Grand Old Man" zou boekdeelen vullen. Hij heeft een geheel aparte plaats in het Nederlandsche cricket wereldje ingenomen en zijn roem gaat tot ver over de grenzen van, ons vaderland. Heeft hij niet een jaar* gespeeld in de London County Cricket Club, het elftal van Dr. W. G. Grace, en op deze wijze het Engel - sc'ne County cricket daadwerkelijk medege maakt? Ook in dit allerbeste cricket was hij een der meest gevreesde bowlers en dit zegt reeds alles over zijn capaciteiten. Als eenige Nederlander komt zijn naam dan ook voor in „Wisden", een zeer groote onderscheiding. Posthuma, die als jongen zijn cricketloop baan begon in „Blauw-Wit", werd in 1884 lid var. de vereeniging, waarvan hij thans als eerelid deel uitmaakt en voor welke hij enkele jaren geleden en met groot succes - nog in de competitiewedstrijden uitkwam. Hij was de eerste Nederlander, die na het bezoek van een Engelsch team het toen maals gebruikelijke „underhand" bowlen verwisselde met „overhand". De hoogte die hij iii dezen tak van het spel bereikte, was fabuleus en geen enkele Nederlandsche bowler heeft hem geëvenaard. In zijn jonge jaren, bowlende met een aanloop van zes tien pas, was hij ongeveer zoo snel als Rincker, waarbij hij den bal nog een be hoorlijk stuk legbreak wist te geven. De be roemde groote offbreak, die met een scher pen hoek wel een halven meter kon inko men, was zelfs voor tal van geroutineerde bats onbespeelbaar, ook al was aan de hou ding der hand te zien, dat die gevreesde bal op komst was. Zoo herinner ik mij een ver makelijk voorval op een wedstrijd in Bilt- hoven. Gedurende de „thee" hoorde Posthu ma eenige spelers van de tegenpartij, die aan een naburig tafeltje gezeten waren, zijn bowlen bespreken. Een. van hen beweerde dat men nooit op die beroemde offbreak be hoefde uit te gaan. „Je ziet hem toch aan komen en dan ga je maar voor je wicket staan. Knap, als hij je dan nog uitkrijgt". De Haarlemsche crack keek tersluiks om, wie deze bewering ten beste gaf; het bleek een jongmensch te zijn dat nog moest in komen. Inderdaad, na de pauze kwam hij al gauw aan de beurt. Posthuma keek hem eens aan, nam zijn aanloop en bowlde den bewusten bal, duidelijk aan zijn hand te zien. De optimistische batsman sprong, zoo als hij gezegd had, voor zijn wicket en achter zijn beenen om verdween de bal in de palen! Het batten heeft Posthuma helaas veron achtzaamd. Dit neemt niet weg dat hij tal van hooge scores, waaronder eenige centu ries, gemaakt heeft. Als hij het oog er in had, vlogen de ballen naar alle kanten van het veld en het Haarlemsche publiek genoot als de „Leeuw van Bentveld" met zessen en vie ren de score omhoog joeg. Zijn beste innings was misschien de 95 not out uit een totaal van 129 voor Noord-Holland tegen een Engelsche club. Zeer veel moeite heeft hij zich gegeven voor de verbetering der terreinen. Een jaar of twintig geleden waren deze in tal van plaatsen van ons land, en vooral in Am sterdam, werkelijk beneden alle kritiek en het is ongetwijfeld grootendeels aan zijn rusteloos werken te danken geweest, dat hierin groote verbetering is gekomen. In de negentiger jaren was Posthuma's bowlingpartner P. Tromp de Haas en deze aanval is waarschijnlijk de beste, die er ooit in ons land geweest is. Tromp de Haas, lange lenige jongen, was als geschapen voor fastbowler en hij maakte hiervan een dank baar gebruik. Groote successen boekte hij o.a. op een tour van het Nederlandsch Elf tal in Engeland, waar hij de bijzondere aan dacht van „Ranji" trok. Helaas ging hij al gauw naar Indië en hierdoor werd zijn cricketloopbaan voor goed afgesneden. iederen speler was iets toepasselijks ge schreven) „In standing up to Mr. Kool's „donkey drops" he must not mind being killed now and then by the batsman". In W. van Waver en had het elftal zijn besten „all-rounder". Jaren lang steunde hij op uitmuntende wijze Posthuma aan het andere wicket. Daarbij een geboren batsman en in het veld werkende als het spreekwoor delijke scheermes. Adé van Gogh was een cricketwonder. Als jongen van een jaar of zestien scoorde hij al 72 voor het Nederlandsch Elftal tegen de Belgen. Als men hem zag batten, leek hel zoo doodeenvoudig. Hij gaf den indruk met een zekere nonchalance te spelen, maar elke bal kwam vol op zijn bat. Zijn spel in zijn beste jaren 1911 en 1912 is in ons land nooit overtroffen. Vele jaren stond de hoog ste persoonlijke score 209 tegen „Haar lem" op zijn naam. Vijf centuries scoor de hij in eerste-klas cricket, waarvan drie in Augustus 1912. Helaas, ook hem heeft Indië voor „Rood en Wit" verloren doen gaan. Jhr. A. v. d. Poll was 20 jaar geleden ook een van R, en W.'s sterkste bats. Een heel ander type speler was Jhr. A. van de Poll. Zijn batten was minder veel zijdig, maar zijn oog op den bal was ge weldig en zijn voetwerk razend vlug. Hij kon verbazend hard slaan, meestal vooruit, maar nooit zal ik de twee zessen vergeten, die hij in zijn hoogste score 177 uit een totaal van 461 voor 9 tegen Victoria in 1905 rechts achteruit langs de ooren van den ont hutsten wicketkeeper sloeg! In van Manen heeft „Rood en Wit" een van haar trouwste spelers gehad. Ofschoon reeds lang niet meer in Haarlem woonachtig heeft hij zijn oude club nooit willen verla ten. Hij is de laatste van de oude garde Swens uitgezonderd die ook nu nog van tijd tot tijd, als een bede om hulp hem be reikt, zijn medewerking vei'leent, en dan meestal nog met succes. Als openingsbat heeft hij aan heel wat groote eerste-wicket- standen meegewerkt. Hoeveel slachtoffers het spel zelf. De Engelschen, die het cricket als zooveel andere sporten, uitvonden en over de wereld verspreidden, hebben de uitdrukking: „this is not cricket" om aan te geven ,dat iets naar hun meening niet geheel in den haak is. Het cricketspel ontleent zijn naam niet aan dit gezegde, doch omgekeerd is het gezegde ont staan op grond van de tradities van de hoog ste sportiviteit, die het cricketspel regeeren. Rood «en Wit heeft haar sport thans vijftig jaar lang naar deze tradities beoefend en wij wenselien de club niet alleen van harte geluk met haar jubileum, doch hopen, dat zij ia goede gezondheid en met handhaving van dezelfde principes van sportiviteit tot in lengte van jaren haar voorname rol zal blijven spelen in het edele spel van bat en bal. Om in de termen der cricketvcrslagcn te blijven. Bij de 7feest)lunch is Rood en Wit 50 not out. Het ziet ernaar uit, dat zij de century zal halen. Moge het zoo zijn tot heil van de reputatie van Haarlem als sportstad. hij verder achter de palen gemaakt heeft door vangen, stumpen een bezigheid die hij op uiterst vlugge wijze verrichtte of run out. durf ik zelfs niet bij benadering gissen. Als zeer verdiende onderscheiding werd hem vijf jaar geleden het Eerelid maatschap aangeboden. Van de gebroeders Holdert was de oudste ongetwijfeld de beste. Zeer betrouwbaar batsman, nuttig wisselbowler (rechts rond) en uiterst veilig fielder, heeft hij een kleine twintig jaar tot dc beste spelers der club behoord. Ik herinner mij van hem een aar dige anecdote. Het was op een wedstrijd in Amsterdam, dat de stockbowlers geen suc ces hadden. Aanvoerder Koolhoven het is dus al heel lang geleden is ten einde raad. Plotseling komt een vogel aangevlo gen en deze laat en passant een souvenirtje achter op het hoofd van Eddy Holdert. De captain ziet het en komt verheugd op hem af met de woorden: „Jongen, dat brengt ge luk aan, jij moet bowlen", Aldus geschiedt en in een minimum van tijd vallen er drie wickets! Zijn helaas overleden en nog steeds be treurde jongere broeder trad voornamelijk als bowler op den voorgrond. Hij was links en had een gemakkelijke actie met een langen aanloop. Vermakelijk is het volgende voorval dat hem overkwam in Antwerpen voor het Nederlandsch Elftal uitkomende. Hij had reeds eenige overs gebowld op een der weinige Belgen van het Belgisch Elftal, toen deze plotseling Holdert. die al weer aan zijn aanloop bezig was, stopte en hem vroeg- „I beg you pardon Sir, but do you bowl with the right or with the left hand?" Nog tal van spelers zou ik kunnen bespre ken, ah, Jhr. W. van Spengler, C. Mesman, den slowbowler, die den bal van achter uit zijn broekzak scheen op te diepen. L. Rey- don, E. F. Wackwitz, een der sierlijkste bats om te zien, J. J. Swens, den huidigen voor zitter, den „skipper" van Eeghen, II. Kruse- man, P. Lammerts van Bueren, het beste bat van de laatste tien jaren en gevreesd cover-point fielder, maar ik durf geen ver der misbruik maken van de mij zoo wel willend toegestane plaatsruimte. Laat mij dus eindigen met den wensch uit te spreken, dat „Rood en Wit" na op zoo roemrijke wijze de eerste halve eeuw te heb ben doorgemaakt, een even glansrijke perio de moge tegemoet gaan. C. L. VAN LENNEP. Het is mij natuurlijk niet mogelijk alle goede spelers, die „Rood en Wit" in deze 50 jaren gehad heeft, te memoreeren. Ik zal dus een greep doen en neem het beroemdste team var. 1911, dat ik reeds hierboven noem de. Wij stuiten dan op namen als Mr. A. A. Diemer Kool, W. van Waveren, L. van Gogh. W. H, R. van Manen, Jhr. A. van de Poll, de beide Holderts e.a., die ieder een beschrij ving van kolommen voor zich zouden kun nen opeischen. Eerstgenoemde is de beste batsman van de oude Haarlemsche club geweest. Zeven cen tauries staan op zijn naam geboekt. Zijn scoringstrokes bestreken alle zijden van het wicket en de moeilijke late-cut beheerschte j hij tot in de perfectie. Bovendien was hij I een prima slowbowler. De leg-theorie die hij toepaste was verleidelijk voor den batsman en gevaarlijk voor den wicketkeeper. Van I dit laatste kan schrijver dezes meepraten en I teekenend zijn dan ook de woorden, ver- Een blik op het overbekende „mooiste cricketterrein van Nederland" aan de Span- meld op zijn menu van een feestmaaltijd ter jaardslaan. 1 eere van het'succesrijke jaar 1911 (voor De roemruchte Rood en Wit ploeg van het seizoen 1911. Staande v. 1. n. r. Julian (groundsman), „Eddy" Holdert. Jhr. W. van Spengler, Posthuma, F. Holdert, Jhr. A. van Spengler, Diemer Kool, Pleyte d'Ailly. Zittend: van Manen, Swens L(Adc) van Gogh, W. van Waveren en Jhr. A. v. d. Poll. De Haarlemsche Cricketclub Rood cn Wit Bestrikte kunstlievende leden. Van land- huur en reuzel. De duik in de Ringvaart. Het glorie jaar 1911. Latere magere jaren. Posthuma's offbreaks. Diemer Kool crack batsman. W. v. Waveren en Adé v. Gogh, Van Manen, openingsbat en keeper. De jongeren. viert op 22 Juni haar gouden bestaansjubi- I leum. Hierachter vindt de lezer in een twee- lal artikelen tal van interessante bijzonder- I heden uit de geschiedenis van deze belang- -rijke Haarlemsche sportvereeniging. I Rood en Wit vertegenwoordigt een tak van 1 port, die niet populair is, in den zin, ge meenlijk aan dit veel gebruikte woord gege ven. Dat wil zeggen, cricket heeft niet do eigenschappen, die onontbeerlijk zijn, wan neer men het doel beoogt, duizenden en tien duizenden naar het sportterrein te lokken, om de sportieve verrichtingen te aanschouwen. Het Is geen spel, dat vermag, dc groote massa op tc winden, eer, als het gezegd moet wor den, is deze massa in staat erbij in slaap tc vallen. Cricket is een spel voor fijnproevers en het is een feit, dat de kleine groep, die hiertoe gerekend mag worden, dan ook van eenige andere sport eigenlijk niet in ernst wil hooren. Rood en Wit heeft de .cricketsport in de 50 jaar van haar bestaan met zeer afwisselend succes beoefend, maar vette of magere jaren, veel of weinig runs, er leefde bij haar leden een steeds gelijkblijvend enthousiasme, want juist bij cricket komt het enthousiasme niet voort uit het succes, maar uit de attractie van Nog geen twee jaar na het op waarlijk grootsche en luisterrijke wijze gevierde gou den feest van H. F. C. komt thans „Rood en Wit", de cricketclub, die door zoo vele en hartelijke banden met die roemruchte oude voetbalvereeniging gelieerd is, op haar beurt de aandacht voor zich vragen. Op 22 Juni a.s. zal het n.l. 50 jaar geleden zijn, dat hier ter stede „Rood en Wit" werd opgericht. De menschen, of laat ik liever zeggen: jengens, die het initiatief tot deze oprich ting namen, waren: G. Kruseman, F. L. en J. G. Heil, Tasman, van der Willigen, Duy- vesteyn, André de la Porte en du Rieu. Jongenswerk was het inderdaad; de leeftijd der deelnemers varieerde van 14 tot 17 jaar. Als men de reglementen, notulen- en kas boeken uit die dagen doorleest, kan men een glimlach moeilijk onderdrukken om de thans bespottelijk klinkende bepalingen en boete stelsels en de ruzietjes in vergaderingen, waardoor om de drie maanden van voorzit ter gewisseld werd! Iets wat direct opvalt, is dat cricket, die zomersport bij uitnemend heid, in dien oertijd 's winters boef end werd. In de ledenlijsten zien wij tal van namen van personen, die in September lid werden, om in Maart d.a.v. te bedanken. Het spelen in de sneeuw en het missen van een vang met verkleumde vingers moet de animo niet bevorderd hebben!. bij dc Fonteinlaan. Vervolgens kwam de Koekamp aan de beurt, maar hier vormden de drie beroemde populieren, aan alle oude Haarlemmers nog welbekend, een groot obstakel. Er werd dus naar een ander wel land omgezien en dit werd gevonden bij de ruïne van het Huis ter Kleef, alwaar gedu rende een lange reeks van jaren de wedstrij den werden gespeeld, slechts onderbroken door een kortstondig verblijf in Velsen, op een teirein, welwillend aangeboden door Jhr. Mr. J. W. G. Boreel van Hogelanden, en in Wijk aan Zee. Het laat zich begrijpen dat een vergelij king met de tegenwoordige terreinen zelfs met de slechte zeer in het nadeel van die vroegere velden uitloopt. De pitches waren hoogst onbetrouwbaar, het gras slecht gemaaid en de grond ongelijk. Een zeer groote verbetering was het dan ook, toen „Rood en Wit" naar het uitmuntende terrein aan den Meerweg in Heemstede verhuisde. Deze trek naar het Zuiden is de spelkwali- teit ongetwijfeld ten goede gekomen: hier zijn de spelers opgekweekt, die later alom va:; zich zouden doen. spreken door hun ge weldige prestaties. En was de omgeving er niet ideaal landelijk en was de duik in de Ringvaart niet een vast punt op het pro gramma? De vrij groote afstand van de stad belette echter een sterke toename van nieu we leden en dit was wel een der voornaam ste redenen voor de laatste verhuizing, in 1908, naar het H. F. C.-terrein aan de Span jaardslaan, dat thans onbetwist als het beste cricketveld in Nederland bekend staat. C. M. Pleyte d'Ailly, de leider der eerste Rood en Wit jaren, thans eerelid. Hét' mag 'dan ook verwondering wekken, 'da*; „Rood en Wit" deze eerste jaren heel huids doorgekomen is. Al haar mededingers, en dat waren er heel wat in onze goede stad, zooals Rood-Zwart, Excelsior, Blauw-Wit, Volharding, bezweken na korten of langeren tijd of losten zich op in „Rood en Wit", zoo als in 1886 met Volharding het geval was. Naast v e rwondering past hier echter een woord van b ewondering voor den man, die de vereeniging veilig door die eerste moeilij ke jaren wist te leiden en haar ook daarna steeds met raad en daad tot grooten steun is geweest: C. M. Pleyte d'Ailly. Lange jaren was hij voorzitter en thans toont hij als Eerelid nog steeds op daadwerkelijke wijze zijn groote belangstelling voor de club, die hem zoo na aan het hart ligt. Alvorens over te gaan tot een korte be spreking van de andere vooraanstaande fi guren in de historie der club, wil ik nog even terugkomen op de eerste reglementen. Het clubcostuum bestond uit een pet met afwisselend roode en witte vakken, een in dezelfde kleuren gestreept tricot met korte mouwtjes en een witte linnen broek met roode bies. Het merkwaardigste was, dat dit zonderlinge costuum niet alleen bij het spe len gedragen werd, maar ook op tochten en uitstapjes die bij feestelijke gelegenheden gemaakt werden! Voorzitter, matchcaptain en veldkapitein (het verschil tusschen laatst genoemde functies heb ik nooit kunnen ont dekken) droegen petten met gouden biezen en andere distinctieven en de „kunstlievende leden" hadden op iederen schouder een strikje, hetgeen hen op Paaschossen moet hebben doen gelijken. Op te laat komen en te vroeg weggaan stond boete evenals op het vloeken. In het eerste kasboek vinden wij hoogst merkwaardige posten. Na een wedstrijd zien wij b.v. vermeld: „Landhuur van 16 leden a 0.050.80. Of wel: „Reuzel om een bal in te smeren 0.05". Deze uitgave was mogelijk gemaakt door een gift van ll/2 cent, bijeengebracht door drie leden! De terreinkwestie leverde natuurlijk de grootste moeilijkheden op. Begonnen werd op een klein stukje gras in den Hout, dicht Een groot aantal kampioenschappen is door „Rood en Wit" in deze halve eeuw be haald en ook werd eenige malen de eerste plaats met H. C. C. gedeeld. Het beste jaar was zonder twijfel 1911, toen op waarlijk schitterende wijze ongeslagen het kampioen schap en de Telegraafbeker in de wacht werden gesleept. Het elftal uit die dagen zou zeker niet onderdoen voor een combinatie van de sterkste spelers uit het huidige H. C. C. I en H. Het laatste kracht jaar was 1918. toen met de hulp van de Engelsche officieren Gaye, Piatt, Moore e. a. direct na de A-team van de 'Prisoners of War de tweede plaats werd bezet. Heerschte er ooit meer spanning aan de zomersche Span jaardslaan dan in den wedstrijd tegen deze geweldige ploeg op 7 Augustus 1918? P. O. W.-A had 304 gemaakt voor het verlies van 6 wickets, waarna „Rood en Wit" ging batten. Met het totaal op 299 voor 6 begon de laat ste over van de match en hierin wist Capt. Gaye met een glorieuze zes ver in den Hout ond.-r onbeschrijfelijk enthousiasme de win ning hit te slaan! W. v. Waveren, een geducht bat uit een afgesloten periode Na den oorlog heeft „Rood en Wit" nooit meer die hoogte van vroeger tijden kunnen bereiken en geen enkel kampioenschap valt uit deze periode te vermelden; het is het tijdvak van de Haagsche suprematie. Echter ook zonder kampioenschap bloeit in de Spanjaardslaanclub een opgewekt cricket leven. En, zooals het bij „The King of Games" behoort, wordt meer waarde ge hecht aan sportiviteit dan aan een gewon nen wedstrijd. De groote opvoedende kracht van cricket, waarbij den jongeren leden deze sportiviteit als allereerste vereischte voor oogen moet worden gesteld, wordt bij „Rood en Wit" en gelukkig ook bij de andere vereenigingen, zeer wel ingezien.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 13