Rood en Wit 50 not out.
De invoering van de
competitie.
De tegenwoordige ploeg der jubilaresse. Staande v. I. n. r. Kruyt, Schmeink, v. d. Togt,
v. Baasbank Jr., Hagenaar, v. Baasbank Sr. Zittend Lammerts v. Bueren, Swens, v. Eeghen
Bruin en Posthuma Jr. Deze ploeg zorgde door een mooie overwinning op H. C. C. II Zon
dag voor een prachtig jubileumsgeschenk.
De Kinderjaren.
De oudste Haarlemsche Cricketclub, Rood
lèn Wit, viert op 22 Juni a.s. haar vijftig
jarig bestaan. De oudste Haarlemsche cricket
club doch niet de eerste. De vraag, welke
club het eerst te Haarlem de wickets heeft
geplant, zullen we maar onbeantwoord laten
waarmede we een lastige klip omzeilen, daar
omtrent de eerste Haarlemsche cricketge-
beurtenissen slechts bij overlevering enkele
dingen bekend zijn.
Een feit is het echter, dat in 1881, toen
Rood en Wit werd opgericht, te Haarlem
reeds een betrekkelijk groot aantal clubs be
stonden, waarvan twee Progress en Rood en
Zwart, met elkaar om de cricket-lbegemonie
,van Haarlem streden.
In den boezem dier clubs was er echter
'eveneens strijd; het gevolg daarvan was, dat
G. Kriiseman het initiatief nam voor het
vormen van een derde club: Rood en Wit.
Met zeven jongens uit de derde klas van
de H.B.S. nam men het gewichtige besluit
tot oprichting van de club, die thans haar
yijftig-jarig bestaan zal gaan vieren.
Het plan viel in goede aarde; reeds spoe
dig traden nieuwe leden tot de club toe. Daar
onder behoorden ook C. M. Pleyte d' Ailly,
die thans nog lid van de club is en A. Beets,
die in de eerste jaren van Rood en Wit, door
zijn spel, de groote man in de club was. Hij
bowlde underhandsche legbreaks, waarmede
hij veel succes had.
Opmerkelijk is het, dat Beets het spel ge
leerd had op een kostschool te Oirschot, waar
leeds in 1878 cricket druk werd beoefend.
In de eerste jaren van haar bestaan, wer
den door Rood en Wit uitsluitend onderlinge
wedstrijden en wedstrijden tegen combinaties
van andere Haarlemsche clubs gehouden.
De eerste eigenlijke wedstrijd van Rood en
Wit, dat langzamerhand zich al aardig had
ontwikkeld, werd gespeeld op 19 Augustus
1893 te Hilversum.
De eerste wedstrijd.
Deze wedstrijd was, voor zoover mij be
kend ook de eerste, waarvan in de pers mel
ding werd gemaakt. In het toen ter tijd ver
schijnend sportblad De Nederlandsche Sport,
heb ik dat verslag gevonden. Daaruit bleek
wel, dat men in die dagen een cricketwed
strijd als een gebeurtenis van beteekenls
beschouwde. Er was voor dezen wedstrijd op
het terrein een ruime tribune opgericht.
Voorts werd Rood en Wit in optocht met
muziek van het station gehaald en naar het
feestelijk met vlaggen versierde terrein ge
bracht, waar een talrijk publiek wachtte.
Na eenige officieele toespraken begon de
wedstrijd. Rood en Wit maakte 62 runs waar
van Pleyte 12, Arriens 0, Ch. Eyken 0, H.
Westerveld 7, Mentel 0, H. W. Westerveld' 0,
Beets 5, Sandberg 17, W. du Rieu 3, W.
Roc.hell 10 niet uit en Rljfsnijder 1.
Hilversum maakte hierna 25.
Na een uur pauze begon de tweede innings,
waarin Rood en Wit 76 en Hilversum 27
maakte. Rood en Wit won hiermede de voor
J. van Eeglien, die Rood en Wit in het veld
aanvoert en de verantwoordelijke plaats
-achter de palen" inneemt.
den wedstrijd uitgeloofde zilveren medaille.
Na afloop werd een schitterende maaltijd
gegeven, waarbij men overeen kwam, voor
taan elk jaar twee maal tegen elkaar te
spelen.
In het verslag van dien wedstrijd komen
nog een paar eigenaardige opmerkingen voor.
Zoo wordt gezegd: „De Haarlemmers gaven
blijk uitstekende batsmen te zijn, vooral in
het blocken!" Verder wordt verteld, dat twee
Hilversummers het „overhanden" goed mach
tig waren en dat de Haarlemmers slechts
„onderhandden". Het resultaat was echter
blijkbaar nog geen reclame voor het over-
handsch bowlen.
Op 14 October van hetzelfde jaar speel
de Rood en Wit een tweeden wedstrijd en
wel tegen Sport te Amsterdam. Ook deze
wedstrijd werd door Rood en Wit gewonnen.
Pleyte bij Rood en Wit en J. C. Schroder bij
Sport, waren de eenige namen, die in de
ooren der tegenwoordige cricketgeneratie nog
een bekenden klank hebben.
1884 Eerste optreden
van C. J. Posthuma.
Het jaar 1884 is een groot jaar voor Rood
en Wit geweest. Immers in dat jaar trad C.
J. Posthuma als lid toe en weird de eerste
wedstrijd tegen een Engelse he club gespeeld.
De gasten speelden onder den naam Ton-
bridge Rovers; ze wonnen van Rood en Wit
met innings en 78 runs. Ze maakten 170,
tegen Rood en Wit 22 en 70. Omstreeks den
zelfden tijd kwam de Dalston en Albert C. C.
in ons land spelen. De wedstrijd tegen Rood
en Wit kon door regen niet uitgespeeld
worden. De wedstrijden gaven C. J. Posthuma
gelegenheid z'n eerste internationale succes
te boeken. Z'n cijfers in den eersten wed
strijd zijn mij niet bekend, in den tweeden
wedstrijd wist hij 7 Engelsche wickets te
nemen voor 43 runs. De Engelschen waren
vol lof over zijn bowlen en beweerden, dat
hij voor de toekomst wel wat beloofde. Een
bewering, die ook inderdaad in vervulling
gegaan is.
De inmiddels opgerichte Nederlandsche
Cricket Bond begon in 1884 teekenen van
leven te geven door het organiseeren van een
z.g. bondswedstrijd, waarbij volgens beker
systeem, naar ik meen in een viertal dagen
om het kampioenschap van den N.C.B. werd
gespeeld. In dien eersten bondenwedstrijd
wérd Rood en Wit door Hilversum geslagen,
echter was dat blijkbaar buiten mededin
ging.
In het voorjaar 1885 ging Rood en Wit en
een aantal Amsterdamsche spelers een pro-
pagandawedstrijd te Arnhem spelen. Posthu
ma .moet er in dien wedstrijd geweldig op los
geslagen hebben. Hij sloeg tenminste den bal
ettelijke keeren uit het veld. In de dagbla
den kwamen groote stukken over dezen wed
strijd en reeds toen begreep men niets van
de „effectballen aan de offside" van Posthu
ma.
De merkwaardigste wedstrijd, dien ik op het
terrein te Heemstede heb bijgewoond, was
die op 4 en 5 September 1905 tegen Mr.
Weigall's XI, waarin o.a. meespeelde Hornby,
destijds de aanvoerder van Lancashire. De
Engelschen hadden in hun eerste innings 137
gemaakt, waarbij Posthuma 4 wickets voor
45 had genomen. All Holland antwoordde
met slechts 71.
Er was toen nog drie kwartier te spelen.
Posthuma en Hlsgen gingen voor de tweede
maal bowlen. Wat nu volgde, was een Engel
sche colappse, zooals men nog nooit (had ge
zien en tot dusver ook nog niet in ons land is
herhaald. Reeds op 6 viel het eerste wicket.
Raphael de aanvoerder van Surrey werd
op hetzelfde 'totaal door Hisgen gebowld.
Hornby wordt onmiddellijk daarna door
Posthuma voor 0 gebowld toen hij overmoedig
op een off-break uitliep.
Voor slechts 7 runs waren reeds 7 wickets
neer. Toen de laatste man in kwam, was
het totaal 12. Toen begingen de Nederlanders
hun eenige fout: Van Booven miste Mac
Arthur van een gemakkelijken vang. Deze
sloeg daarop een 4 op Posthuma doch op 18
was ook het laatste wicket gevallen. In
ruim een half uur was dit drama voltrok
ken! Posthuma had 6 wickets genomen voor
15 runs en Hisgen de 4 andere voor 3 runs.
Nederland won tenslotte met 7 wickets, al
weer dank zij Posthuma, die een zijner fraai
ste innings speelde. Hij sloeg Weigall drie
maal voor zes, waarvan twee maal op opeen
volgende ballen. Hij bleef tenslotte met 58 niet
.uit.
Het jaar 1891 zag de invoering van het
competitie-systeem. Dat liep aanvankelijk
niet bepaald op rolletjes. De competitie kon
dan ook niet uitgespeeld worden. Rood en
Wit speelde 3 wedstrijden en verloor ze alle
drie.
In 1892 ging het beter. Toen werd Rood en
Wit kampioen door van de 6 wedstrijden er
5 te winnen, wat al weer hoofdzakelijk het
werk was van de Haas, die 63 wickets nam
en Posthuma, die er 58 deed vallen. Posthuma
sloeg verder 166 runs bij elkaar.
Het jaar 1893 was voor Rood en Wit bij
zonder goed. Met 14 punten uit 8 wedstrij
den werd het kampioenschap gewonnen,
waarbij de 's Gr. C. en F. C. de lastigste
tegenstander was geweest: Posthuma eindig
de als eerste op de battingslijst met een totaal
van 322 runs en een gemiddelde van 23,
bovendien nam hij het grootste aantal
wickets en wel 76 voor 4.70 runs per stuk.
Het koperen feest kon dus op 22 December in
opgewektheid gevierd worden.
De eerste honderd
van Posthuma.
Het volgend jaar is gedenkwaardig voor
de Roodwitten, daar Posthuma er voor de
eerste maal in slaagt een 100 te maken, wat
ook de eerste honderd voor Rood en Wit
was. Op 3 Juni maakte hij tegen de Haag-
sche een kanslooze 120 niet uit, die hij op
9 September door 125 tegen Hercules liet vol
gen.
Weer wordt Rood en Wit kampioen en weer
staat Posthuma aan het hoofd van de Ne
derlandsche battinggemiddelden, ditmaal met
een totaal van 391 runs en een gemiddelde
van 43,44. Het goede veld te Heemstede zal
wel veel tot die mooie cijfers hebben mee
gewerkt. Ook nam Posthuma bovendien dat
jaar weer het grootste aantal wickets, 56
voor ruim 6 runs per stuk.
Het jaar 1895 was voor Rood en Wit min
der gunstig; het ledental was sterk achter
uit geloopen, zoodat men slechts met moeite
een elftal op de been kon brengen. A. A.
Kool en W. H. R. van Manen die in 1892
voor Rood en Wit debuteerde zijn inmid
dels krachten van beteekenls geworden,
iets wat ze nog langen tijd ook zouden blij
ven. In de competitie eindigt Rood en Wit
op de laatste plaats. Van Manen neemt
met ruim 25 een goede plaats op de batting
gemiddelden in.
Een jaar later heeft Rood en Wit zich
herstelt, het deelt met A. C. C. de eer van de
eerste plaats. W. H. R. van Manen is de
batsman van het seizoen. Hij neemt met een
gemiddelde van 31.25 de eerste plaats in.
Posthuma staat aan het hoofd van de
bowlinggemiddelden. In 1897 moet Rood en
Wit de eerste plaats aan het Leidsche Ajax
afstaan doch in 1898 wordt Rood en Wit
ongeslagen kampioen.
Een ongeslagen kampioenschap.
Als een merkwaardig heid dient aan de ver=
getelheid ontrukt te worden, dat W. H. R. van
Manen in dat jaar de eenige honderd maakte
en wel met een elftal van Posthuma tegen
de Castle Cary C. C. Hij maakte 112 niet uit.
Van Manen heeft nog wel eens meer een
honderd gemaakt; in 1916 tegen P. W. (112)
Hij was echter niet alleen als batsman doch
ook als wicketkeeper een groote kracht voor
Rood en Wit. In 1899 zakt Rood en Wit weer
wat af, doch dat was sledhts het „reculer
pour mieux sauter" want in 1900 werd Rood
en Wit kampioen en het bleef dat ook in de
twee volgende jaren Telkens was de Haag-
sche tweede. Dat waren de goede jaren van
A A. Diemer Kool, die in beide jaren honderd
maakte
Het jaar 1900 was voor Rood en Wit van
belang door een 105 van Posthuma voor
Rood en Wit tegen de Haagsche. Hij sloeg
in deze honderd 7 zessen en 7 vieren, der
halve alleen reeds 70 runs aan boundaries!
Het jaar 1903 stond Rood en Wit op de
tweede plaats en in 1904 en 1905 bracht de
club het telkens tot de derde plaats, ondanks
het goede batten van Jhr. A. van de Poll.
In 1905 kreeg men het tot dusver niet voor
gekomen feit, dat in een enkelen wedstrijd
tusschen Rood en Wit en de Haagsche door
beide partijen een honderd werd gemaakt.
M E. Schroder deed het voor de Hagenaars
en Diemer Kool (138) voor Rood en Wit. In
datzelfde jaar kreeg men nog iets merk
waardigs: Mr. C. Feith maakte n.l. een hon
derd voorRood en Wit.
De Haagsche aanvoerder had dat jaar niet
voor den Haagsche gespeeld. In zijn vacan-
tle kwam hij echter een enkele maal voor
Rood en Wit uit en wel tegen Ajax waarbij
hij 117 maakte.
Posthuma, Diemer Kool, van Gogh en van
de Poll waren inmiddels met de bat de groo
te krachten van Rood en Wit geworden. Voor
al in 1905 was v. d. Poll prachtig op dreef.
Hij maakte toen scores van 89, 98, 140 en 177.
Ook van Gogh scoorde in 1905 2eer constant.
Rood cn Wit tegen het einde van den oorlog, met een sterk Engelsche „inschiet". Vooraan
geheel rechts Eddy Holdert, verder W. v. Waveren, v. Maney en Posthuma. Links ach
ter dezen Jhr. W. v. Spengel, geheel links middenrij ten Bruggencate.
Het gouden feest van de oudste Haarlemsche
cricketclub. Enkele grepen uit de geschie
denis. De beteekenis van C. J. Posthuma
voor de club.
Het èenlge bezwaar van het veld te Heem
stede was. dat het wat veraf gelegen was.
Later is men dan ook verhuisd naar het veld
aan de Spanjaardslaan in samenwerking met
H.F.C. welk terrein Rood en Wit nog steeds
bespeelt en vermoedelijk ook nog wel langen
tijd bespelen zal.
Verder gaande met de geschiedenis van
Rood en Wit, valt er in 1884 en 1885 om
trent de club 'betrekkelijk weinig te vertellen
Alleen vermeld ik, dat Rood en Wit op 29
Juli 1885 de Koninklijke goedkeuring op haar
statuten krec-g, waarmede zij de eerste
Koninklijk goedgekeurde cricketclub was.
Rood en Wit besloot in 1886 zich bij den N.C.B
aan te sluiten.
Rood en Wit gaat dan meer en meer een
leidende positie in de Nederlandsche cricket
wereld Innemen. Het bowlen van C. J. Postihu-
ma heeft zich, dank zij gestadige oefening,
regelmatig ontwikkeld. Voorts heeft men in
Pleyte den man gevonden, die verder de zaak
in de goede richting weet te sturen. In 1888
speelde Rood en Wit in de bondswedstrijden
in Den Haag een bijzonder spannenden strijd
tegen Olympia. De Haagsche ploeg won,
dank zij het bowlen van Isbrücker, den
tegenwoordigen bondsvoorzitter, die 9 wickets
nam voor 19 runs. Maar Posthuma deed nog
beter, die nam 8 wickets voor 18 runs.
Dank zij de overkomst van den Engel
schen prof Bentley, die veel goeds voor het
Nederlandsche cricket heeft gedaan, ging het
spel regelmatig vooruit. Rood en Wit had in
die dagen een goed stel bowlers in Posthuma
en de Haas. In 1889 nam Posthuma in 193
overs 51 wickets met een gemiddelde van 4.15
De Haas nam in 68 overs 27 wickets met een
gemiddelde van 2.80.
In 1890 speelde Rood en Wit 7 wedstrijden
waarvan het er 5 won. Een aardig resultaat
derhalve. C. J. Posthuma nam in dat jaar
90 wickets voor gemiddeld 2.75 runs per stuk;
de Haas veroverde er 63 voor 3.79 runs per
stuk.
Wat het batten betreft stond de Leidenaar
de Groot bovenaan met een totaal van 137
runs in 11 uitgespeelde innings. Posöhuma
stond op de derde plaats met 197 runs in
19 uitgespeelde innings.
J. J. Swens, een der beproefdste krachten
van Rood en Wit, nog steeds actief speler en
thans voorzitter
Het jaar 1906 zag Rood en Wit gelijk met
H.C.C. op de eerste plaats. A. van Waveren
maakte in dat seizoen in een wedstrijd te
gen de Frogs 135 en Posthuma sloeg op een
Zaterdagmiddag tegen een Amsterdamsch
elftal binnen het uur een honderd.
Vooral van Waveren maakte dat seizoen
veel runs. Onnoodig te zeggen, dat in vrij
wel al die jaren Posthuma regelmatig de
meeste wickets voor Rood en Wit nam.
In 1907 werd Rood en Wit opnieuw kam
pioen. Diemer Kool was weer de batsman van
het seizoen. Hij maakte een 119 en eenmaal
91. Van Waveren scoorde wel regelmatig
doch niet hoog. Zijn eenig hoog totaal maak
te hij in den wedstrijd NederlandBelgië
nl. 116 niet uit. Posthuma nam in dat sei
zoen 102 wickets!
Een seizoen later nam Posthuma 80 wic
kets en maakte hij 300 runs, wat wel z'n
groote beteekenis voor Rood en Wit illustreert
Een 75 niet uit van Van Manen was echter
dat jaar de hoogste persoonlijke score voor
de Haarlemsche club, die op de tweede plaats
eindigde. Het jaar 1909 was een mager jaar.
Een 51 van Job Swens was de hoogste score.
Als Posthuma niet 63 wickets had genomen,
zou het er voor Rood en Wit somber uitge
zien hebben. Het kwam op de derde plaats.
Het jaar 1910 zag een herleving. Kool, Eddy
Holdert, Van Waveren, Posthuma en Swens
maken heel wat runs en daar Posthuma in
de 90 wickets neemt, eindigt men op de eer
ste plaats, die men echter met de Haagsche
moet deelen.
Ook 1911 bracht Rood en Wit weer het
kampioenschap. Diemer Kool maakte 547
runs. Hij opende het seizoen met een 125.
Van Waveren, die beide Holderts, Swens en
Posthuma stonden hem krachtig ter zijde.
Posthuma kreeg nu als bowler steun van F.
Holdert.
In 1912 scoren L. van Gogh, die om 203
en 130 niet uitmaakte van Waveren, F.
Holdert en Swens er lustig op los. Kool speelt
slechts enkele wedstrijden mee. Posthuma,
F, Holdert en van Waveren nemen de wic
kets en weer bezetten Rood en Wit en 's-Gr.
C. C. samen de eerste plaats. Ditmaal werd
er een beslissingswedstrijd gespeeld, die door
de Hagenaars werd gewonnen.
In 1913 kon de competitie niet worden uit
gespeeld. Rood en Wit stond te slotte aan het
hoofd. Kool die 109 maakte tegen de
Haagsche L. van Gogh 'met 163 niet uit
tegen Hermes W. van Spengler met
101 niet uit tegen Volharding en verder
Van Waveren, Van Manen en E. Holdert
zorgden weer voor de runs, Posthuma, Van
Waveren en Kool voor de wickets.
In 1914 kwam de oorlog het cricketseizoen
verstoren. W. van Spengler maakte nog een
108 en Eddy Holdert 115 niet uit.
Mobilisatie-cricket.
Ondanks de mobilisatie werd er in 1915
lustig gecricket. Rood en Wit werd weer
kampioen. Van Manen, W. van Spengler (107
tegen VRA) en Mesman (170 niet uit tegen
Hermes) waren de productiefste batslui,
Posthuma nam weer als gewoonlijk, het
grootste aantal wickets.
Helaas was dat het laatste kampioenschap
van Rood en Wit. Ondanks de assistentie
van Capt. Gaye, die 433 runs maakte en het
goede spel van Van Manen, die met 394 runs
op hem volgde, moest Rood en Wit in 1916
de eerste plaats aan de 's-Gr. C. C. afstaan.
In 1917 kreeg men nog meer assistentie
van de Engelsche geïnterneerden.
Williamson vooral heeft schitterend cricket
laten zien, waarvan voor de jongere Rood en
Wit-spelers veel te leeren viel. Hij sloeg in
totaal voor Rood en Wit 604 runs bij elkaar.
Holdert, L. van Gogh, Swens en Van Manen
kwamen boven de 200. Zooals gewoonlijk
nam Posthuma de meeste wickets, ditmaal
waren het er echter slechts 33.
In 1918 slaat Capt. Gaye in 7 innings 442
runs en daar hij vier maal niet uit bleef, had
hij een gemiddelde van ruim 147. Jhr v. d.
Poll speelt verder een paar goede innings,
van Manen maakt in de 200 runs en Posthu
ma neemt weer de meeste wickets, ditmaal
41.
Dè niëuwë generatie.
In 1919 zijn de Engelschen verdwenen. De
jonge krachten van Rood en Wit moeten nu
laten zien, wat ze geleerd hebben. Van Bue
ren toont zich een veelbelovend batsman,
doch overigens heeft de jonge garde nog heel
wat te leeren. Posthuma, die aanvankelijk
van een welverdiende rust als cricketer zou
gaan genieten, verleende in den loop van het
seizoen nog eenige malen z'n medewerking.
Rood en Wit eindigt tenslotte achter H.C.C.
en VEA, op de derde plaats. I
In 1920 is van Manen weer buitengewoon
actief. Hij opent het seizoen met een bril
doch laat zich niet ontmoedigen en smaakt
het genoegen het grootste aantal runs te
maken nl. 372. Het bowlen komt nu geheel
in handen van de jongere spelers. Dat is wel
het zwakke punt. Rood en Wit eindigt dan
ook als nummer laatst.
Het seizoen 1921 brengt niet veel verbe
tering. Rood en Wit laat alleen HDVS ach
ter zich. Vooral van Bueren doet zich ken
nen als een uitstekend batsman; hij maakt
415 runs. Ook Van Eeghen, Wackwitz en
Mesman scoren regelmatig.
Het jaar 1922 is een herhaling van het
voorafgaande. Weer eindigt men vóór HDVS
op de voorlaatste plaats. Van Bueren, Wack
witz en Faber scoren vrij regelmatig. Het
bowlen blijft zwak. Men zou de hulp van
C. J. Posthuma nog best kunnen gebruiken,
want als hij nog eens in het veld komt, te
gen Engelschen, neemt hij 13 wickets voor
nog geen 10 runs per stuk.
1923 is een goed jaar voor Wackwitz. Hij
maakt 316 runs. Op hem volgt van Bueren.
met 267 doch ook van Manen en Swens ko
men in de 200. Reydon neemt weer de meeste
wickets. Het volgend seizoen staat Rood en
Wit weer op de laatste plaats. Wackwitz en
Van Eeghen zijn de steunpilaren wat het
batten betreft. Reydon, de Jong en S. Posthu
ma zijn de bowlers. Ook het tweede elftal is
zwak.
In 1925 komt Rood en W. wat hooger op
de lijst maar toch waren de prestaties vrij
bescheiden. Reydon maakte de meeste runs
(274). C. J. Posthuma speelde weer eenige
wedstrijden mee, waarin hij 41 wickets ver
overde. Verder deed Reydon door 36 wickets
te nemen, goed werk met den bal.
Het volgend seizoen 1926, brengt weer wat
verbetering. Nu eindigt Rood en Wit op het
midden van de ranglijst. Wackwitz (314), B.
Davidson (290), Swens (201) en Van Bueren
(262) komen boven de 200. C. J. Posthuma,
die af en toe weer meespeelt heeft weer een
goed jaar met bowlen. Hij nam 41 wickets en
had een gemiddelde van 8.06.
Het seizoen 1927 brengt Rood en Wit op de
derde plaats, achter H.C.C. I en H.D.V.S. Ook
Rood en wit II neemt een goede positie in,
het eindigt als tweede.
Vooral Lammerts van Bueren is goed op
dreef. Hij maakte o.m. tegenHCC n 132, waar
voor hij zijn bat door de innings draagt. Het
bowlen van C. J. Posthuma is voorts weer een
belangrijke factor in het succes van de oude
Haarlemsche club.
Voor Rood en Wit was het seizoen 1928 niet
gelukkig. Het elftal eindigde op de 11de
plaats doch de ploeg was stellig sterk ge
noeg voor een veel hoogere positie. Schmeink 1
en Bruin bleken een paar verdienstelijke
bowlers te zijn en ook wat het batten be-1
treft, was de ploeg sterker dan men, af
gaande op den eindstand, zou denken. Een
mooi resultaat was b.v. de aan H.C.C. I toe-
gebrachte nederlaag, waarbij Schmeink 101
niet uit maakte en Bruin 6 wickets voor 68
nam. Het tweede elftal werd kampioen van
de tweede klasse Noord.
De laatste twee jaar zijn voor Rood en Wit
minder gunstig geweest. Vooral in het sei
zoen 1930 was het vaak sukkelen. Van de 12
wedstrijden werden er slechts 2 gewonnen,!
2 bleven er onbeslist Het eindigde op de
voorlaatste plaats voor A.C.C. Het eenige, dat
hoopvol stemt, is dat er enkele jonge krach- 1
ten bijgekomen zijn, die voor de toekomst
veel beloven. S. Posthuma deed met de bat
goede dingen. Hij maakte 402 runs. Van
Baasbank volgde op hem met 336 en ook
Lammerts van Bueren en Schmeink kwamen
in de 200. Schmeink en Bruin waren de beste
bowlers. 1
De jubileerende vefeeniglng is het feestjaar
vrij goed begonnen, zoodat we er wel op mo-
gen rekenen, dat het elftal een behoorlijke
plaats op de ranglijst zal weten te bereiken.
e
Rood en Wit is een club met een schitte
rend verleden. Het heeft spelers geleverd als
C. J. Posthuma, W. H. R. van Manen, L. van
Gogh, Jhr. A. v. d. Poll, Mr. A. A. Diemer
Kool, om slechts de meest bekenden te noe
men, die niet alleen Rood en Wit doch ook
het Nederlandsche cricket onschatbare dien
sten hebben bewezen. Wat heeft b.v. Posthu
ma niet gestreden voor verbetering van onze
terreinen! Dat geleidelijk in den toestand
onzer cricketvelden verbetering is gekomen,
danken we voor een groot deel aan de actie
van Posthuma. De oude garde is langzamer
hand geheel verdwenen doch onder de be
proefde leiding van v. Eeghen staan thans de
jongeren gereed om de prachtige traditie
van Rood en Wit voort te zetten.
Dat zij daarin mogen slagen, is een wensch
waarbij ieder, die het goed meent met het
Nederlandsche cricket, gaarne zal instem
men. i
C. J. GROOTHOFF
Bilthoven, Juni 1931,