Rood en Wit 50 not out. De invoering van de competitie. De tegenwoordige ploeg der jubilaresse. Staande v. I. n. r. Kruyt, Schmeink, v. d. Togt, v. Baasbank Jr., Hagenaar, v. Baasbank Sr. Zittend Lammerts v. Bueren, Swens, v. Eeghen Bruin en Posthuma Jr. Deze ploeg zorgde door een mooie overwinning op H. C. C. II Zon dag voor een prachtig jubileumsgeschenk. De Kinderjaren. De oudste Haarlemsche Cricketclub, Rood lèn Wit, viert op 22 Juni a.s. haar vijftig jarig bestaan. De oudste Haarlemsche cricket club doch niet de eerste. De vraag, welke club het eerst te Haarlem de wickets heeft geplant, zullen we maar onbeantwoord laten waarmede we een lastige klip omzeilen, daar omtrent de eerste Haarlemsche cricketge- beurtenissen slechts bij overlevering enkele dingen bekend zijn. Een feit is het echter, dat in 1881, toen Rood en Wit werd opgericht, te Haarlem reeds een betrekkelijk groot aantal clubs be stonden, waarvan twee Progress en Rood en Zwart, met elkaar om de cricket-lbegemonie ,van Haarlem streden. In den boezem dier clubs was er echter 'eveneens strijd; het gevolg daarvan was, dat G. Kriiseman het initiatief nam voor het vormen van een derde club: Rood en Wit. Met zeven jongens uit de derde klas van de H.B.S. nam men het gewichtige besluit tot oprichting van de club, die thans haar yijftig-jarig bestaan zal gaan vieren. Het plan viel in goede aarde; reeds spoe dig traden nieuwe leden tot de club toe. Daar onder behoorden ook C. M. Pleyte d' Ailly, die thans nog lid van de club is en A. Beets, die in de eerste jaren van Rood en Wit, door zijn spel, de groote man in de club was. Hij bowlde underhandsche legbreaks, waarmede hij veel succes had. Opmerkelijk is het, dat Beets het spel ge leerd had op een kostschool te Oirschot, waar leeds in 1878 cricket druk werd beoefend. In de eerste jaren van haar bestaan, wer den door Rood en Wit uitsluitend onderlinge wedstrijden en wedstrijden tegen combinaties van andere Haarlemsche clubs gehouden. De eerste eigenlijke wedstrijd van Rood en Wit, dat langzamerhand zich al aardig had ontwikkeld, werd gespeeld op 19 Augustus 1893 te Hilversum. De eerste wedstrijd. Deze wedstrijd was, voor zoover mij be kend ook de eerste, waarvan in de pers mel ding werd gemaakt. In het toen ter tijd ver schijnend sportblad De Nederlandsche Sport, heb ik dat verslag gevonden. Daaruit bleek wel, dat men in die dagen een cricketwed strijd als een gebeurtenis van beteekenls beschouwde. Er was voor dezen wedstrijd op het terrein een ruime tribune opgericht. Voorts werd Rood en Wit in optocht met muziek van het station gehaald en naar het feestelijk met vlaggen versierde terrein ge bracht, waar een talrijk publiek wachtte. Na eenige officieele toespraken begon de wedstrijd. Rood en Wit maakte 62 runs waar van Pleyte 12, Arriens 0, Ch. Eyken 0, H. Westerveld 7, Mentel 0, H. W. Westerveld' 0, Beets 5, Sandberg 17, W. du Rieu 3, W. Roc.hell 10 niet uit en Rljfsnijder 1. Hilversum maakte hierna 25. Na een uur pauze begon de tweede innings, waarin Rood en Wit 76 en Hilversum 27 maakte. Rood en Wit won hiermede de voor J. van Eeglien, die Rood en Wit in het veld aanvoert en de verantwoordelijke plaats -achter de palen" inneemt. den wedstrijd uitgeloofde zilveren medaille. Na afloop werd een schitterende maaltijd gegeven, waarbij men overeen kwam, voor taan elk jaar twee maal tegen elkaar te spelen. In het verslag van dien wedstrijd komen nog een paar eigenaardige opmerkingen voor. Zoo wordt gezegd: „De Haarlemmers gaven blijk uitstekende batsmen te zijn, vooral in het blocken!" Verder wordt verteld, dat twee Hilversummers het „overhanden" goed mach tig waren en dat de Haarlemmers slechts „onderhandden". Het resultaat was echter blijkbaar nog geen reclame voor het over- handsch bowlen. Op 14 October van hetzelfde jaar speel de Rood en Wit een tweeden wedstrijd en wel tegen Sport te Amsterdam. Ook deze wedstrijd werd door Rood en Wit gewonnen. Pleyte bij Rood en Wit en J. C. Schroder bij Sport, waren de eenige namen, die in de ooren der tegenwoordige cricketgeneratie nog een bekenden klank hebben. 1884 Eerste optreden van C. J. Posthuma. Het jaar 1884 is een groot jaar voor Rood en Wit geweest. Immers in dat jaar trad C. J. Posthuma als lid toe en weird de eerste wedstrijd tegen een Engelse he club gespeeld. De gasten speelden onder den naam Ton- bridge Rovers; ze wonnen van Rood en Wit met innings en 78 runs. Ze maakten 170, tegen Rood en Wit 22 en 70. Omstreeks den zelfden tijd kwam de Dalston en Albert C. C. in ons land spelen. De wedstrijd tegen Rood en Wit kon door regen niet uitgespeeld worden. De wedstrijden gaven C. J. Posthuma gelegenheid z'n eerste internationale succes te boeken. Z'n cijfers in den eersten wed strijd zijn mij niet bekend, in den tweeden wedstrijd wist hij 7 Engelsche wickets te nemen voor 43 runs. De Engelschen waren vol lof over zijn bowlen en beweerden, dat hij voor de toekomst wel wat beloofde. Een bewering, die ook inderdaad in vervulling gegaan is. De inmiddels opgerichte Nederlandsche Cricket Bond begon in 1884 teekenen van leven te geven door het organiseeren van een z.g. bondswedstrijd, waarbij volgens beker systeem, naar ik meen in een viertal dagen om het kampioenschap van den N.C.B. werd gespeeld. In dien eersten bondenwedstrijd wérd Rood en Wit door Hilversum geslagen, echter was dat blijkbaar buiten mededin ging. In het voorjaar 1885 ging Rood en Wit en een aantal Amsterdamsche spelers een pro- pagandawedstrijd te Arnhem spelen. Posthu ma .moet er in dien wedstrijd geweldig op los geslagen hebben. Hij sloeg tenminste den bal ettelijke keeren uit het veld. In de dagbla den kwamen groote stukken over dezen wed strijd en reeds toen begreep men niets van de „effectballen aan de offside" van Posthu ma. De merkwaardigste wedstrijd, dien ik op het terrein te Heemstede heb bijgewoond, was die op 4 en 5 September 1905 tegen Mr. Weigall's XI, waarin o.a. meespeelde Hornby, destijds de aanvoerder van Lancashire. De Engelschen hadden in hun eerste innings 137 gemaakt, waarbij Posthuma 4 wickets voor 45 had genomen. All Holland antwoordde met slechts 71. Er was toen nog drie kwartier te spelen. Posthuma en Hlsgen gingen voor de tweede maal bowlen. Wat nu volgde, was een Engel sche colappse, zooals men nog nooit (had ge zien en tot dusver ook nog niet in ons land is herhaald. Reeds op 6 viel het eerste wicket. Raphael de aanvoerder van Surrey werd op hetzelfde 'totaal door Hisgen gebowld. Hornby wordt onmiddellijk daarna door Posthuma voor 0 gebowld toen hij overmoedig op een off-break uitliep. Voor slechts 7 runs waren reeds 7 wickets neer. Toen de laatste man in kwam, was het totaal 12. Toen begingen de Nederlanders hun eenige fout: Van Booven miste Mac Arthur van een gemakkelijken vang. Deze sloeg daarop een 4 op Posthuma doch op 18 was ook het laatste wicket gevallen. In ruim een half uur was dit drama voltrok ken! Posthuma had 6 wickets genomen voor 15 runs en Hisgen de 4 andere voor 3 runs. Nederland won tenslotte met 7 wickets, al weer dank zij Posthuma, die een zijner fraai ste innings speelde. Hij sloeg Weigall drie maal voor zes, waarvan twee maal op opeen volgende ballen. Hij bleef tenslotte met 58 niet .uit. Het jaar 1891 zag de invoering van het competitie-systeem. Dat liep aanvankelijk niet bepaald op rolletjes. De competitie kon dan ook niet uitgespeeld worden. Rood en Wit speelde 3 wedstrijden en verloor ze alle drie. In 1892 ging het beter. Toen werd Rood en Wit kampioen door van de 6 wedstrijden er 5 te winnen, wat al weer hoofdzakelijk het werk was van de Haas, die 63 wickets nam en Posthuma, die er 58 deed vallen. Posthuma sloeg verder 166 runs bij elkaar. Het jaar 1893 was voor Rood en Wit bij zonder goed. Met 14 punten uit 8 wedstrij den werd het kampioenschap gewonnen, waarbij de 's Gr. C. en F. C. de lastigste tegenstander was geweest: Posthuma eindig de als eerste op de battingslijst met een totaal van 322 runs en een gemiddelde van 23, bovendien nam hij het grootste aantal wickets en wel 76 voor 4.70 runs per stuk. Het koperen feest kon dus op 22 December in opgewektheid gevierd worden. De eerste honderd van Posthuma. Het volgend jaar is gedenkwaardig voor de Roodwitten, daar Posthuma er voor de eerste maal in slaagt een 100 te maken, wat ook de eerste honderd voor Rood en Wit was. Op 3 Juni maakte hij tegen de Haag- sche een kanslooze 120 niet uit, die hij op 9 September door 125 tegen Hercules liet vol gen. Weer wordt Rood en Wit kampioen en weer staat Posthuma aan het hoofd van de Ne derlandsche battinggemiddelden, ditmaal met een totaal van 391 runs en een gemiddelde van 43,44. Het goede veld te Heemstede zal wel veel tot die mooie cijfers hebben mee gewerkt. Ook nam Posthuma bovendien dat jaar weer het grootste aantal wickets, 56 voor ruim 6 runs per stuk. Het jaar 1895 was voor Rood en Wit min der gunstig; het ledental was sterk achter uit geloopen, zoodat men slechts met moeite een elftal op de been kon brengen. A. A. Kool en W. H. R. van Manen die in 1892 voor Rood en Wit debuteerde zijn inmid dels krachten van beteekenls geworden, iets wat ze nog langen tijd ook zouden blij ven. In de competitie eindigt Rood en Wit op de laatste plaats. Van Manen neemt met ruim 25 een goede plaats op de batting gemiddelden in. Een jaar later heeft Rood en Wit zich herstelt, het deelt met A. C. C. de eer van de eerste plaats. W. H. R. van Manen is de batsman van het seizoen. Hij neemt met een gemiddelde van 31.25 de eerste plaats in. Posthuma staat aan het hoofd van de bowlinggemiddelden. In 1897 moet Rood en Wit de eerste plaats aan het Leidsche Ajax afstaan doch in 1898 wordt Rood en Wit ongeslagen kampioen. Een ongeslagen kampioenschap. Als een merkwaardig heid dient aan de ver= getelheid ontrukt te worden, dat W. H. R. van Manen in dat jaar de eenige honderd maakte en wel met een elftal van Posthuma tegen de Castle Cary C. C. Hij maakte 112 niet uit. Van Manen heeft nog wel eens meer een honderd gemaakt; in 1916 tegen P. W. (112) Hij was echter niet alleen als batsman doch ook als wicketkeeper een groote kracht voor Rood en Wit. In 1899 zakt Rood en Wit weer wat af, doch dat was sledhts het „reculer pour mieux sauter" want in 1900 werd Rood en Wit kampioen en het bleef dat ook in de twee volgende jaren Telkens was de Haag- sche tweede. Dat waren de goede jaren van A A. Diemer Kool, die in beide jaren honderd maakte Het jaar 1900 was voor Rood en Wit van belang door een 105 van Posthuma voor Rood en Wit tegen de Haagsche. Hij sloeg in deze honderd 7 zessen en 7 vieren, der halve alleen reeds 70 runs aan boundaries! Het jaar 1903 stond Rood en Wit op de tweede plaats en in 1904 en 1905 bracht de club het telkens tot de derde plaats, ondanks het goede batten van Jhr. A. van de Poll. In 1905 kreeg men het tot dusver niet voor gekomen feit, dat in een enkelen wedstrijd tusschen Rood en Wit en de Haagsche door beide partijen een honderd werd gemaakt. M E. Schroder deed het voor de Hagenaars en Diemer Kool (138) voor Rood en Wit. In datzelfde jaar kreeg men nog iets merk waardigs: Mr. C. Feith maakte n.l. een hon derd voorRood en Wit. De Haagsche aanvoerder had dat jaar niet voor den Haagsche gespeeld. In zijn vacan- tle kwam hij echter een enkele maal voor Rood en Wit uit en wel tegen Ajax waarbij hij 117 maakte. Posthuma, Diemer Kool, van Gogh en van de Poll waren inmiddels met de bat de groo te krachten van Rood en Wit geworden. Voor al in 1905 was v. d. Poll prachtig op dreef. Hij maakte toen scores van 89, 98, 140 en 177. Ook van Gogh scoorde in 1905 2eer constant. Rood cn Wit tegen het einde van den oorlog, met een sterk Engelsche „inschiet". Vooraan geheel rechts Eddy Holdert, verder W. v. Waveren, v. Maney en Posthuma. Links ach ter dezen Jhr. W. v. Spengel, geheel links middenrij ten Bruggencate. Het gouden feest van de oudste Haarlemsche cricketclub. Enkele grepen uit de geschie denis. De beteekenis van C. J. Posthuma voor de club. Het èenlge bezwaar van het veld te Heem stede was. dat het wat veraf gelegen was. Later is men dan ook verhuisd naar het veld aan de Spanjaardslaan in samenwerking met H.F.C. welk terrein Rood en Wit nog steeds bespeelt en vermoedelijk ook nog wel langen tijd bespelen zal. Verder gaande met de geschiedenis van Rood en Wit, valt er in 1884 en 1885 om trent de club 'betrekkelijk weinig te vertellen Alleen vermeld ik, dat Rood en Wit op 29 Juli 1885 de Koninklijke goedkeuring op haar statuten krec-g, waarmede zij de eerste Koninklijk goedgekeurde cricketclub was. Rood en Wit besloot in 1886 zich bij den N.C.B aan te sluiten. Rood en Wit gaat dan meer en meer een leidende positie in de Nederlandsche cricket wereld Innemen. Het bowlen van C. J. Postihu- ma heeft zich, dank zij gestadige oefening, regelmatig ontwikkeld. Voorts heeft men in Pleyte den man gevonden, die verder de zaak in de goede richting weet te sturen. In 1888 speelde Rood en Wit in de bondswedstrijden in Den Haag een bijzonder spannenden strijd tegen Olympia. De Haagsche ploeg won, dank zij het bowlen van Isbrücker, den tegenwoordigen bondsvoorzitter, die 9 wickets nam voor 19 runs. Maar Posthuma deed nog beter, die nam 8 wickets voor 18 runs. Dank zij de overkomst van den Engel schen prof Bentley, die veel goeds voor het Nederlandsche cricket heeft gedaan, ging het spel regelmatig vooruit. Rood en Wit had in die dagen een goed stel bowlers in Posthuma en de Haas. In 1889 nam Posthuma in 193 overs 51 wickets met een gemiddelde van 4.15 De Haas nam in 68 overs 27 wickets met een gemiddelde van 2.80. In 1890 speelde Rood en Wit 7 wedstrijden waarvan het er 5 won. Een aardig resultaat derhalve. C. J. Posthuma nam in dat jaar 90 wickets voor gemiddeld 2.75 runs per stuk; de Haas veroverde er 63 voor 3.79 runs per stuk. Wat het batten betreft stond de Leidenaar de Groot bovenaan met een totaal van 137 runs in 11 uitgespeelde innings. Posöhuma stond op de derde plaats met 197 runs in 19 uitgespeelde innings. J. J. Swens, een der beproefdste krachten van Rood en Wit, nog steeds actief speler en thans voorzitter Het jaar 1906 zag Rood en Wit gelijk met H.C.C. op de eerste plaats. A. van Waveren maakte in dat seizoen in een wedstrijd te gen de Frogs 135 en Posthuma sloeg op een Zaterdagmiddag tegen een Amsterdamsch elftal binnen het uur een honderd. Vooral van Waveren maakte dat seizoen veel runs. Onnoodig te zeggen, dat in vrij wel al die jaren Posthuma regelmatig de meeste wickets voor Rood en Wit nam. In 1907 werd Rood en Wit opnieuw kam pioen. Diemer Kool was weer de batsman van het seizoen. Hij maakte een 119 en eenmaal 91. Van Waveren scoorde wel regelmatig doch niet hoog. Zijn eenig hoog totaal maak te hij in den wedstrijd NederlandBelgië nl. 116 niet uit. Posthuma nam in dat sei zoen 102 wickets! Een seizoen later nam Posthuma 80 wic kets en maakte hij 300 runs, wat wel z'n groote beteekenis voor Rood en Wit illustreert Een 75 niet uit van Van Manen was echter dat jaar de hoogste persoonlijke score voor de Haarlemsche club, die op de tweede plaats eindigde. Het jaar 1909 was een mager jaar. Een 51 van Job Swens was de hoogste score. Als Posthuma niet 63 wickets had genomen, zou het er voor Rood en Wit somber uitge zien hebben. Het kwam op de derde plaats. Het jaar 1910 zag een herleving. Kool, Eddy Holdert, Van Waveren, Posthuma en Swens maken heel wat runs en daar Posthuma in de 90 wickets neemt, eindigt men op de eer ste plaats, die men echter met de Haagsche moet deelen. Ook 1911 bracht Rood en Wit weer het kampioenschap. Diemer Kool maakte 547 runs. Hij opende het seizoen met een 125. Van Waveren, die beide Holderts, Swens en Posthuma stonden hem krachtig ter zijde. Posthuma kreeg nu als bowler steun van F. Holdert. In 1912 scoren L. van Gogh, die om 203 en 130 niet uitmaakte van Waveren, F. Holdert en Swens er lustig op los. Kool speelt slechts enkele wedstrijden mee. Posthuma, F, Holdert en van Waveren nemen de wic kets en weer bezetten Rood en Wit en 's-Gr. C. C. samen de eerste plaats. Ditmaal werd er een beslissingswedstrijd gespeeld, die door de Hagenaars werd gewonnen. In 1913 kon de competitie niet worden uit gespeeld. Rood en Wit stond te slotte aan het hoofd. Kool die 109 maakte tegen de Haagsche L. van Gogh 'met 163 niet uit tegen Hermes W. van Spengler met 101 niet uit tegen Volharding en verder Van Waveren, Van Manen en E. Holdert zorgden weer voor de runs, Posthuma, Van Waveren en Kool voor de wickets. In 1914 kwam de oorlog het cricketseizoen verstoren. W. van Spengler maakte nog een 108 en Eddy Holdert 115 niet uit. Mobilisatie-cricket. Ondanks de mobilisatie werd er in 1915 lustig gecricket. Rood en Wit werd weer kampioen. Van Manen, W. van Spengler (107 tegen VRA) en Mesman (170 niet uit tegen Hermes) waren de productiefste batslui, Posthuma nam weer als gewoonlijk, het grootste aantal wickets. Helaas was dat het laatste kampioenschap van Rood en Wit. Ondanks de assistentie van Capt. Gaye, die 433 runs maakte en het goede spel van Van Manen, die met 394 runs op hem volgde, moest Rood en Wit in 1916 de eerste plaats aan de 's-Gr. C. C. afstaan. In 1917 kreeg men nog meer assistentie van de Engelsche geïnterneerden. Williamson vooral heeft schitterend cricket laten zien, waarvan voor de jongere Rood en Wit-spelers veel te leeren viel. Hij sloeg in totaal voor Rood en Wit 604 runs bij elkaar. Holdert, L. van Gogh, Swens en Van Manen kwamen boven de 200. Zooals gewoonlijk nam Posthuma de meeste wickets, ditmaal waren het er echter slechts 33. In 1918 slaat Capt. Gaye in 7 innings 442 runs en daar hij vier maal niet uit bleef, had hij een gemiddelde van ruim 147. Jhr v. d. Poll speelt verder een paar goede innings, van Manen maakt in de 200 runs en Posthu ma neemt weer de meeste wickets, ditmaal 41. Dè niëuwë generatie. In 1919 zijn de Engelschen verdwenen. De jonge krachten van Rood en Wit moeten nu laten zien, wat ze geleerd hebben. Van Bue ren toont zich een veelbelovend batsman, doch overigens heeft de jonge garde nog heel wat te leeren. Posthuma, die aanvankelijk van een welverdiende rust als cricketer zou gaan genieten, verleende in den loop van het seizoen nog eenige malen z'n medewerking. Rood en Wit eindigt tenslotte achter H.C.C. en VEA, op de derde plaats. I In 1920 is van Manen weer buitengewoon actief. Hij opent het seizoen met een bril doch laat zich niet ontmoedigen en smaakt het genoegen het grootste aantal runs te maken nl. 372. Het bowlen komt nu geheel in handen van de jongere spelers. Dat is wel het zwakke punt. Rood en Wit eindigt dan ook als nummer laatst. Het seizoen 1921 brengt niet veel verbe tering. Rood en Wit laat alleen HDVS ach ter zich. Vooral van Bueren doet zich ken nen als een uitstekend batsman; hij maakt 415 runs. Ook Van Eeghen, Wackwitz en Mesman scoren regelmatig. Het jaar 1922 is een herhaling van het voorafgaande. Weer eindigt men vóór HDVS op de voorlaatste plaats. Van Bueren, Wack witz en Faber scoren vrij regelmatig. Het bowlen blijft zwak. Men zou de hulp van C. J. Posthuma nog best kunnen gebruiken, want als hij nog eens in het veld komt, te gen Engelschen, neemt hij 13 wickets voor nog geen 10 runs per stuk. 1923 is een goed jaar voor Wackwitz. Hij maakt 316 runs. Op hem volgt van Bueren. met 267 doch ook van Manen en Swens ko men in de 200. Reydon neemt weer de meeste wickets. Het volgend seizoen staat Rood en Wit weer op de laatste plaats. Wackwitz en Van Eeghen zijn de steunpilaren wat het batten betreft. Reydon, de Jong en S. Posthu ma zijn de bowlers. Ook het tweede elftal is zwak. In 1925 komt Rood en W. wat hooger op de lijst maar toch waren de prestaties vrij bescheiden. Reydon maakte de meeste runs (274). C. J. Posthuma speelde weer eenige wedstrijden mee, waarin hij 41 wickets ver overde. Verder deed Reydon door 36 wickets te nemen, goed werk met den bal. Het volgend seizoen 1926, brengt weer wat verbetering. Nu eindigt Rood en Wit op het midden van de ranglijst. Wackwitz (314), B. Davidson (290), Swens (201) en Van Bueren (262) komen boven de 200. C. J. Posthuma, die af en toe weer meespeelt heeft weer een goed jaar met bowlen. Hij nam 41 wickets en had een gemiddelde van 8.06. Het seizoen 1927 brengt Rood en Wit op de derde plaats, achter H.C.C. I en H.D.V.S. Ook Rood en wit II neemt een goede positie in, het eindigt als tweede. Vooral Lammerts van Bueren is goed op dreef. Hij maakte o.m. tegenHCC n 132, waar voor hij zijn bat door de innings draagt. Het bowlen van C. J. Posthuma is voorts weer een belangrijke factor in het succes van de oude Haarlemsche club. Voor Rood en Wit was het seizoen 1928 niet gelukkig. Het elftal eindigde op de 11de plaats doch de ploeg was stellig sterk ge noeg voor een veel hoogere positie. Schmeink 1 en Bruin bleken een paar verdienstelijke bowlers te zijn en ook wat het batten be-1 treft, was de ploeg sterker dan men, af gaande op den eindstand, zou denken. Een mooi resultaat was b.v. de aan H.C.C. I toe- gebrachte nederlaag, waarbij Schmeink 101 niet uit maakte en Bruin 6 wickets voor 68 nam. Het tweede elftal werd kampioen van de tweede klasse Noord. De laatste twee jaar zijn voor Rood en Wit minder gunstig geweest. Vooral in het sei zoen 1930 was het vaak sukkelen. Van de 12 wedstrijden werden er slechts 2 gewonnen,! 2 bleven er onbeslist Het eindigde op de voorlaatste plaats voor A.C.C. Het eenige, dat hoopvol stemt, is dat er enkele jonge krach- 1 ten bijgekomen zijn, die voor de toekomst veel beloven. S. Posthuma deed met de bat goede dingen. Hij maakte 402 runs. Van Baasbank volgde op hem met 336 en ook Lammerts van Bueren en Schmeink kwamen in de 200. Schmeink en Bruin waren de beste bowlers. 1 De jubileerende vefeeniglng is het feestjaar vrij goed begonnen, zoodat we er wel op mo- gen rekenen, dat het elftal een behoorlijke plaats op de ranglijst zal weten te bereiken. e Rood en Wit is een club met een schitte rend verleden. Het heeft spelers geleverd als C. J. Posthuma, W. H. R. van Manen, L. van Gogh, Jhr. A. v. d. Poll, Mr. A. A. Diemer Kool, om slechts de meest bekenden te noe men, die niet alleen Rood en Wit doch ook het Nederlandsche cricket onschatbare dien sten hebben bewezen. Wat heeft b.v. Posthu ma niet gestreden voor verbetering van onze terreinen! Dat geleidelijk in den toestand onzer cricketvelden verbetering is gekomen, danken we voor een groot deel aan de actie van Posthuma. De oude garde is langzamer hand geheel verdwenen doch onder de be proefde leiding van v. Eeghen staan thans de jongeren gereed om de prachtige traditie van Rood en Wit voort te zetten. Dat zij daarin mogen slagen, is een wensch waarbij ieder, die het goed meent met het Nederlandsche cricket, gaarne zal instem men. i C. J. GROOTHOFF Bilthoven, Juni 1931,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 14