OUD-HAARLEM. HET RECENT IN ROME. Wat gespaard bleef. Patriciërshuizen en burgerwoningen uit de 17de en 18de eeuw. De artikelen-serie „Oud-Haarlem" zal in boekvorm door ons worden uitge geven. Wij verwijzen naar de aan kondiging daarvan op pagina 1 van het eerste blad. Het huis in de Kruisstraat. Dit gebouw werd eenige jaren geleden eigendom van ons stadsbestuur. Nu zijn er Bouw- en Woningtoezicht in gehuisvest, als ook eenige afdeelïngen van het gasbedrijf. Allan sprak reeds van een prachtige wo ning. Inderdaad het is een patriciërshuis, hoewel het uitwendige (de fraaie deurom lijsting en het beeldhouwwerk om het raam en de goot) meer doet verwachten, dan het inwendige aan bouwkundig schoon in wer kelijkheid biedt. De hal is nog versierd met fraai beeld houwwerk, maar de kamers zelf hebben niet veel bezienswaardigs meer. In 1772 heeft Jacob Cornelis Sylvius van Lennep in dat huis gewoond. Latere bewo ners waren Isaak van de Waereld, mr. Gijs- bert Anaré Vermeulen, Mr. C. Sandenburg Matthiessen (Heer van Petten en Nolher- ban) en mr. C. de Haan. De laatste bewoon ster was de dochter van Mr. de Haan, nog vele oud-Haarlemmers kennen het perceel als „het huis van mejuffrouw de Haan". Vroeger waren de beelden aan den voor gevel onder een dikke gele verflaag bedol ven. Gelukkig is het eerste werk van ons ge meentebestuur na den koop geweest om op dracht te geven die er af te logen. Het huis zal voorloopig nog wel in onge schonden staat de Kruisstraat blijven ver sieren, want op het perceel ligt een servituut dat er geen winkel gevestigd mag worden. Oude gevel aan het Spaarne bij de Hoogstraat. Hierboven een afbeelding van een der mooiste oude gevels, die in onze stad ge spaard gebleven zijn. Het is de Haarlemmer- oliefabriek aan het Spaarne nabij de Hoog straat. Dit perceel is bijna nog in ongeschon den staat. Deuren, ramen en luiken zijn zelfs nog ge heel in oorspronkelijken stijl. C. J. v. T. NUMMERS ALS NAMEN. Het is een eigenaardige gewoonte van de Italiaansche vaders en moeders om hun kin deren nummers als voornamen te geven, wanneer ze niets anders weten te bedenken. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de fa milie Camera. De oudste zoon is de beroemde bokser, Primo, wat „eerste" beteekent. Zijn broer heet Secundo, de tweede. Indien er nog meer zoons waren, zouden die respectievelijk Terzio, Quarto, Quinto, Sexto, Septino, enz. moeten heeten. Ook meisjes krijgen soms cijfers als voor namen, in welk geval de uitgang van den naam op een „a" eindigt. Prima is dus de oudste dochter. De namen „Octavia" (acht) en Decima (tien), afkomstig uit het Latijn, vindt men ook in andere landen terug. Men kan vrijwel altijd aannemen dat een meisje met den naam Decima uit een groot gezin komt, zoodat dit systeem ons heel wat meer van den aard der familie vertelt, dan men zou verwachten. KATTEN. Het lot der katten is zeer verschillend in vele landen. Bij de oude Egyptenaren werden zij als godheden vereerd, na hun dood gebalsemd en in de catacomben begraven. Brak er in het huis van een Egyptenaar brand uit, dan bracht hij eerst zijn katten en daarna zijn vrouw en kinderen in veiligheid. Daarentegen was het in eenige steden van Europa de ge woonte om op Sint Jan eenige katten met al de plechtigheden van een autodafé te ver branden. Buffon zegt: „de kat is een zelf zuchtige, ontrouwe dienaar", terwijl Rousseau daarentegen zegt, dat hij aan katten de voor keur geeft boven honden, omdat de hond zich onder het juk van den mensch heeft moeten krommen, terwijl de kat haar vrijheid heeft weten te handhaven. Petrarca had een groo- te voorliefde voor de katten en Mahomed sneed eens een stuk van zijn mantel af, om zijn kat, die er op lag te slapen, niet wakker te maken, Engelschen en Amerikanen hebben het goed. De straten blinken van de vochtigheid, de huizen hebben vlekken, het water druipt van de daken en alle Romeinen loopen met een paraplu. Er is geen mensch op straat zonder paraplu: mannen en vrouwen, kinde ren, de loopjongens uit de magazijnen, de postbode. Een bundel paraplu's op den rug en een kistje in de hand en een opgestoken paraplu in de andere, wandelen mannetjes door de stad en roepen iets geheimzinnigs, dat op „ombrelli repariiilijkt. Dus ik vermoed dat zij paraplu's repareeren. Zelfs de koetsiers op de carozza's hebben een ge weldige paraplu opgestoken, die de halve koets bedekt. Alléén de militairen hebben geen paraplu. Dezen slaan op antieke manier heden, zooals voor twee duizend jaren Caesar en Sulla dat deden een geweldige cape, maar toch „mantel" genoemd, om hun schouder, die hun gezicht tot aan den neus bedekt. Maar het beste zijn toch de Engelschen en Amerikanen op dit weer Ingesteld. Die loopen allemaal met gummi- en oliejassen rond. een reisgids onder den arm en bekijken „Rome and Environs", als of het mooi weer is. Om vijf uur zitten ze dan bij thee en toast en laten de druppels van hun oliej assen op den grond loopen, die met zaagmeel bestrooid Ls. Dat wordt dan gauw een gele brei, die aan de schoenen blijft hangen. O, het is saai, treurig saai, en vervelend. Rome in den regen. Iedere kleur is verdwenen het mooiste marmer lijkt op niets. De Spaan- En dat. toen lk mij ver, ver weg van Ne derland waande, waar het beeld van donkere grachten en smalle puntige huizen half ver geten achter den St. Gothard, achter de Alpen en een oneindig heuvelland, aan het eind van twee lange, blinkende sporen ver dwijnt, aan het eind van twee sporen, die door dagen en nachten gaan. In de kleine, droge cijfers van mijn spoorboek zie ik werelden van elkaar gescheiden. Deze trein deze wagen, dit hout, dat ik grijp, dit witte bord, dat die verrukkelijke namen draagt, dat alles was gisteren in Rome en is mor gen in Nederland. Dit hout, dit ijzer, dit blik, deze menschen en ik ook. als ik nu gewoon op dies plank zou stappen, ik zou morgen avond in Nederland zijn. Ik denk aan groene weiden, donkere boerenhoeven, slootjes en molens, koeien en bloemenvelden, die nu wel in alle kleuren zullen beginnen te scheme ren, en terwijl ik dit denk, streel ik met mijn vinger het witte bord met die mooie namen, wil met mijn lippen een laatsten, belachelijk weemoedigen groet op het smerige stuk blik drukken Daar grijpt een sterke hand mijn schouder en trekt mij terug. „Doctor, sind Sie des Teufels?!" zou de man gezegd hebben, als hij Duitsch kon spreken en ik Heïnrich Heine geweest was. In plaats daarvan brulde hij: „Perbacco! E lei ammalato?" want de trein gleed uit het station, naar het Noorden. A G A De twee fraaie gevels aan het Korte Spaarne Wij zullen deze serie artikelen besluiten met eenige teekeningen van mooie gevels van patriciërshuizen en burgerwoningen uit de 17de en 18de eeuw. Hierboven allereerst de twee fraaie trapgevels aan het Korte Spaarne op den hoek van de Wijde Steeg. Het hoekhuis is verleden jaar aangekocht door de vereeniging Hendrick de Keyser, die daardoor bereikt heeft, dat het voor het na geslacht bewaard wordt. Niet alleen de gevel daarvan is mooi, maar ook de binnenbetim- mering is iets bijzonders. Het is jammer, dat aan het onderstuk der gevels veel verbouwd is. Ook het onderstuk van het aangrenzende oude geveltje is verbouwd. Als de vereeniging ruimer in haar geld zat, zou ook dit pand wel aangekocht zijn, want het is juist het aanlokkelijke van dit plekje, dat er twee .van zulke huizen naast elkaar staan 1 Huizen aan de Bakenessergracht. ken paneel geplaatst, dat een schip op zee voorstelt. Vermoedelijk heeft het huis in vroeger eeuwen tot woonhuis van een zee kapitein gediend. 3 oude gevels in de Jansstraat. Het perceel Spaarne 108 behoorde vroeger bij het St. Jozephsgesticht, is ook eigendom van de vereeniging Hendrick de Keyser. Het bijzondere van dit huis is. dat ook het onder stuk ongeschonden is gebleven. Boven de deur is een in eikenhout gesto- Van de vele mooie patriciërshuizen die Haarlem een eeuw geleden telde zijn er he laas niet veel meer over. In de Groote Hout straat vindt men het bovenstaande, dat nu tot zetel der sociëteit „Trouw moet blycken" is ingericht. Aan de Bakenessergracht zijn nog vele mooie oude huizen. Daaronder rekenen wij ook de perceelen 11 en 13. In No. 13 is vroe ger een veilinglokaal geweest, nu zetelt er een godsdienstige vereeniging. Perceel Spaarne 108. Deze 3 huizen vindt men ln de Jansstraat tegenover het vroegere Gouvernementsge bouw. De twee huizen links op de teekening zijn vrijwel geheel intact, het onderstuk van het derde is tot winkel verbouwd. In het eerste (No. 61) is de begrafenisbos „De broe derlijke liefdebeurs" gevestigd, die eenige ja ren geleden den gevel geheel in ouden stijl liet restaureeren. Het zou aan te bevelen zijn als in de toekomst middelen gevonden werden om te verzekeren dat deze drie ge vels behouden bleven. Haarlem moet op zijn oude gevels zuinig worden. 25 jaar geleden stonden er 7 mooie oude gevels aan de Ged. Oude Gracht tusschen de Zuiderstraat en de Drossestraat, nu zijn er nog slechts restanten van over De sociëteit Trou moet Blijcken in de Groote Houtstraat. Toen ik kort geleden door de druipende straten van Freiburg im Breisgau liep en voor den onophoudelijk stroomenden regen in den killen dom vluchtte, dacht ik, dat het geluk kig wel de laatste keer zou zijn, dat ik een halve week door natte straten moest loopen. Zoodra ik een kleine tien uren met den trein verder zou zijn, zou mij „een zomer lang de mooiste zon aanlachen". Ik wist, dat het in Rome soms regent. Maar ik herinnerde mij alléén die stortvloeden, die op een der eeuwig stralende dagen uit een plotseling donker wordenden hemel als een waterval neerstorten. De Romeinen springen dan een cafétje binnen, om hun hoedjes en mooie pakken te redden, en tien minuten lang lijken de straten op een rivier, waar auto's zooals ik het wel eens in een Lunapark gezien heb aan weerskanten sproeiend doorheen rijden, en even plotseling is het weer droog; de zon gloeit op roestkleurige en witte muren, de hemel is blauw, de menschen wandelen, de palmen en cypressen schudden een paar druppeltjes van hun dampende bladen en het leven, dat tien minuten lang staakte, gaat door, alsof er niets gebeurd is. Ik herinner mij ook wel die merkwaardige, sombere dagen, als zware, grijze wolken over de bleeke bruggen van den Tiber drijven. Dan is de rivier nóg taaier, en de gele modder is te lui, om zich om de pijlers te wentelen. Een warme, vochtige wind waait stofwolken door de stad. Dat is de „Scirocco". Op zulke dagen verlangzaamt de polsslag van Rome, de men schen ademen moeilijk en zitten of leunen overal, waar te zitten of leunen valt. Men werkt bijna niet en verlangt met het laatste beetje hartstocht, dat de Scirocco nog over gelaten heeft, naar den regen, die onophoude lijk dreigt, maar niet valt. Maar zulke dagen zijn zeldzaam en ln het geheugen van den mensch, die de Italic- ziekte te pakken heeft, bestaan ze bijna heelemaal niet. Men denkt alléén aan het Italië, zooals het op de affiches der reis- bureaux en op de plakbiljetten der koffers, die uit Venetië, Capri, Napels, Papello enz. komen, te zien is, en met dit beeld van den „cielo azurro italiano", met de illusie van blinkende huizen met palmen en bloeiende bergen voor een onverstoorbare, diepblauwe zee, onder een eeuwig gloeiende stralende zon, kwam ik naar Rome. En nu regent het. Sinds 8 dagen. Onop houdelijk. En niet met fijne druppeltjes, zoo als bij ons, maar het giet, in stroomen. Rome is niet te herkennen. Het is koud en nat, en men weet zich geen raad in dc koude, onverwarmde kamers. niets op straat zonder paraplu. sche trap. waar het water op neerstroomt, het Pantheon, dat druipend in een natte straat staat, de koepel van St. Pietro in een grijzen hemel, amandelbloesems, die door een onophoudeiijken regen geteisterd worden, cactussen, die glimmen van de vochtigheid...: dit is alles als Holland zonder molens of als het Foro Trajano zonder katten en helaas: die zijn er óók niet meer. Een wijs stads bestuur heeft de beestjes, die zoo vroolljk om de oude kolommen speelden en leven in de oude steenen brachten, naar een asyl in de Campagna laten brengen. In een groote auto Het zal een vermakelijk schouwspel geweest zijn, hoe een afdeeling, bijvoorbeeld Cara binieri of Bersaglierl. in het Forum af daalden en met hun wijde mantels onder het gejuich der toeschouwers als Toreadors bij Alleen de militairen hebben geen paraplu. een stierengevecht op de kattenjacht gin gen. Ex waren eenige honderden beestjes en de uitvoering zal wel eenige uren geduurd hebben. Enfin ze zijn weg en de plechtige rust van de Trajanus-kolom wordt niet meer verstoord. En de vreemdelingen moeten nu lnplaats van omlaag omhoog kijken. Dus hier zit ik trillend in een kille kamer en denk aan Nederland, waar warme kachels zijn. Maar Nederland, dat is ver weg. Dat is het andere eind van Europa, dat is iets onbegrijpelijks, een droom, een andere wereld. Als ik de Italianen vertel, dat ik uit „Olan- da" kom, dan zetten zij op eens een ernstig gezicht. „O, dat is, waar héélemaal geen bergen zijn en waar de menschen iederen dag aardappelen eten!" En dan vertellen ze van de Italiaansche voetballers, die in Am sterdam waren. Voetbal dat vormt blijkbaar de eenige band tusschen Nederland en Italië. Er is nog een andere verbinding, minder direct: dat is de trein. Dat begrijpt u. Maar u begrijpt het toch niet ln zijn werkelijk» held, in zijn overwerkelijke, magische wer kelijkheid. Ik heb het eens twee minuten lang be grepen. Dat was in Lugano. Daar stapte ik op een avond uit den trein, zoog gierig de eerste geuren van lente en bloemen in, schreeuwde „Facchina", gelukkig, zuidelijke klanken te hooren, terwijl ik zalig bergen, huisjes, palmen en de Lago in mij opnam, toen plotseling een trein het station binnen donderde.. Hij stopte en te midden van het Italiaansche schreeuwen en babbelen om mij heen, hoor ik uit een venster van een coupé: „zeg, doe Je Jas om. het is kil!" Hollandsch! Ik draai mij om en zie op den wagen het woord „Amsterdam". Daar staat: „RomaTirenzeMilanoChiasso Bazel Karlsruhe Köln —Utrecht Amster dam".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 17