ATER Drie maanden in Indië. Uit de Natuur* ■gi ZATERDAG 27 JUNI 1931 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD MB— MHOHOi VIJFDE BLAD VII. Van Medan naar Batavia. Haven van Bélawan. „Opstaan, kerel, gauw, t is al over half fceven", waarschuwt mijn kamergenoot. Ik vlieg overeind. „En we zouden om half zes geroepen worden", mopperde ik, alles be halve in mijn humeur. „Ja, natuurlijk, maar die akelige boy heeft het zeker vergeten; t is toch zoo'n vluggerd". En met een paar kern achtige Hollandsche woorden stuift hij naar de mandikamer, waar ik hem nijdig met water hoor smijten. We waren den vorigen avond laat van onze rondreis door Deli teruggekeerd en hadden den boy op 't hart gedrukt, ons om half zes te roepen; we moesten nog wat inpakken en wilden den tijd hebben om rustig te ontbij ten. Maar of de boy werkelijk vergeetachtig was, of dat hij onze opdracht niet had begir- pen of mogelijk niet had willen begrijpen, wij waren dien ochtend bar laat en nauwelijks hadden we één onnoozel boterhammetje ver schalkt, of de auto's kwamen al voor, om ons naar Belawan te brengen. Het is inderdaad een groote handicap, als je in dit land het Maleisch niet machtig bent. Onder de hotelbedienden vindt men wel eens lui, die een opdracht in 't Hollandsch of in gebroken Maleisch rustig negeeren en zich later tegenover den chef verdedigen, dat ze niet verstaan hebben, wat de toewan gezegd heeft. In 't algemeen gesproken is dit onzin, want verreweg de meesten verstaan het Hol landsch heel goed en de goede bedienden, die merken, dat je 't Maleisch nog niet meester bent, nemen een opdracht in *t Hollandsch ook even goed aan. Een mijner kennissen, die van 't Maleisch nog maar weinig kende, trachtte eens z'n bediende duidelijk te maken, dat hij om 5 uur geroepen moest worden. Toen hij zich tever geefs martelde, om dit in 't Maleisch te zeg gen, vroeg de jongen plotseling in 't Holr landsch: „Meneer meent, hij moet om vijf uur opstaan?" Zulke situaties zijn bui\nge- woon pijnlijk en de moraal is; Zorg, dat je Maleisch kent. Als we in Belawan aankomen, ligt de Slamat aan de kade. 't Is hier een en al be drijvigheid, reizigers draven heen en weer van de boot naar de douaneloods, koelies sjouwen met koffers en balen, de laadboo- men zwaaien de laatste lading aan boord en door al die herrie zoeken wij iemand, die ons onze hut zal aanwijzen. Met z'n drieën be landen we in een dekhut, krijgen met passen en meten onze groote koffers op hun plaatsen en richten ons wat in. Dan gaan we ons oriënteeren op de boot en kijken naar de laatste toebereidselen voor het vertrek. Lang zaam glijden we weg van den kant en spoe dig zijn we weer in t ruime sop en varen op volle kracht. Nu komt de reactie op de drukte van Bela wan. 't Wordt warm onder 't zonnedek, ieder maakt het zich gemakkelijk en ook wij lig gen lui in een dekstoel en praten nog eens over onze buitengewoon interessante, maar zeer vermoeiende Delireis. Af en toe laten we den djangas maar weer een nieuwe ajer djeroek (troebele citroenkwast) brengen, want drinken kun je hier altijd wel in deze warmte. En 't is zoo gemakkelijk: je roept maar een van de bedienden die je een klein bonboekje overreikt. Je vult een bon in en spoedig staat er weer een vol glas voor je. Je hebt geen gezanik met afrekenen, fooi evz. Alleen krijg je op t eind van de week een couvert met een rekening, waar alle bonnetjes die je ge- teekend hebt weer aan vastgehaakt zijn. En dan schrik je wel eens van 't bedrag; heb ik dat allemaal opgemaakt vraag je jezelf af en controleert de zaak eens. Maar jawel, alle bonnetjes dragen je eigen handteekening en betalen is het eind van 't lied. Vroeg in den morgen na ons vertrek van Belawan naderen we Singapore, waar we tot den middag zullen blijven, zoodat we gele genheid hebben, een nieuw stuk van 't. Oosten te zien. We varen tusschen verschillende mooie eilandjes door en naderen de haven die achter deze eilandjes beschut ligt. Singa pore is een Engelsche bezitting, die in 1819 door Raffles werd gesticht en de snelle op komst van dit handelscentrum bewijst, dat Raffles de beteekenis van de straat van Ma- lakka helder heeft ingezien. Straat Soenda, eens de belangrijkste toegangspoort voor het Westen van den Archipel, heeft reeds lang de eerste plaats aan de straat van Malakka moeten afstaan. Nauwelijks hebben we voet aan wal of we worden letterlijk vastgehouden door kooplui, die ons van alles en nog wat willen verkoo- pen en Engelsch, Hollandsch of Maleisch klappen, al naar je antwoord geeft op hun indringerig gedoe. Pas ben je er een kwijt, die je een handvol vreemde postzegels voor je neus houdt, of een ander tracht je een stapel ansichten te verkoopen. Dan komt er een koopman in edelsteenen, die soms heel mooi zijn. maar toch met echte edelsteenen weinig uitstaande hebben. De man begint met 20 gulden te vragen, doch laat afdingen tot een rijksdaalder. Geldwisselaars loopen heen en weer en rammelen met zilvergeld en tegen de loodsen op de kade staan kooplieden met allerlei koper-, schildpad- en houtsnijwerk, vazen, kleurige weefsels en niet te vergeten rotanstoelen, die hier zeer goedkoop zijn. Jongens loopen met mandjes grillig gevorm de, heel mooi gekleurde schelpen en stukken koraal te venten, die je zeker voor een gulden per mand kan krijgen. Maar wij zijn nog pas aan 't begin van onze reis; waartoe zouden we al die dingen meeslepen? We nemen een auto en laten ons naar de stad brengen, eerst door de handelswijk met groote kantoren en bankgebouwen, dan door het Europeesche gedeelte, waar de woningen der Europeanen staan te midden van prach tig aangelegde tuinen. Ook rijden we even door den Plantentuin, die hier wel een groot park lijkt. Nog nooit zag ik zulke praentige carina's in allerlei kleuren, van roomwit tot het diepste donkerrood. Langs den wandel weg speelt een troep apen, die zonder eenige vrees te toonen, van de kinderen versnape ringen aannemen. In de stad danken we de auto af en nadat we eenige inkoopen hebben gedaan in een groot warenhuis en een kijkje op de groote overdekte groenten- en vleeschmarkt hebben genomen, zoeken we ons een rickshaw uit. Bij tientallen staande Chineesche loopers met hun karretjes op een vrachtje te wachten. Met z'n vieren achter elkaar gaat het nu door de Chineesche wijk. Straat in straat uit zijn het hier winkels, meestal met een gale rij of een groote luifel. Overal hangen de groote uithangborden meest met chineesche letters beschilderd, doch soms ook niet En gelsche opschriften. Hier is letterlijk van alles te koop, van stinkende droge visch af tot fijne zijden weefsels toe. En het krioelt hier van menschen, natuurlijk meest Chinee- zen en in alle mogelijke kleederdrachten. Hier loopen een paar keurig gekleede heeren met mooie vilthoeden en bruine schoenen, alsof ze zoo van een modeplaat bij den kleer maker waren weggeloopen. Daar loopt er eentje in witte broek en wit tricotje zonder mouwen, een fijne luchtige dracht. Maar nog veel luchtiger loopen een paar koelies erbij: een kort broekje, naakt bovenlijf en bamboe punthoed. De vrouwen hebben meest een wit jakje aan doch dragen geen rokken, maar een zwarte broek tot even over de kuiten. Het blauwzwarte sluike haar is tot pagekop ge knipt. 't Is geen onknap volk, die Chineezen. Bij de mannen zijn er velen met gespierde, ath- letische gestalten en regelmatige trekken, terwijl vele vrouwen zelfs knap genoemd kunnen worden. De jukbeenderen zijn meest al iets zwaarder dan bij de blanken. In een sukkeldrafje tippelen onze koelies onafgebroken door; de zwarte openhangende baadjes zijn op den rug al doornat, maar de eeuwige glimlach blijft op hun gezicht en als we op de breede wegen straks twee aan twee gaan rijden, loopen ze genoegelijk te keuvelen. Ze hebben bepaald afgesproken een kalm gangetje te houden, want toen we vertrokken hebben ze elkaar een paar onver staanbare woorden toegeroepen. Nu, wij vin den het best want ze moeten nog een heel eind loopen. Af en toe schiet ons een andere rickshaw voorbij, die in snelle vaart een Europeaan naar z'n kantoor brengt. Ze heb ben toch een ongelooflijk uithoudingsvermo gen, die loopers. Ik zit rustig in mijn karretje, doch transpireer dat het een aard heeft. Als ik het werk van mijn koelie zou moeten over nemen, zou ik reeds lang in een plas water zijn veranderd, voor de Slamat in 't zicht zou wezen. Bij de haven is het alweer het oude liedje; we meenen ruim betaald te hebben, maar o, de heeren wringen zich bijkans in bochten, kakelen in allerlei talen, waaruit we op maken, dat het een schandelijke belooning is. Nu in vredesnaam dan; ze krijgen nog wat extra en met strakke gezichten trekken ze af. Als we echter voor de grap even bij een politie-agent informeeren, hoeveel we eigen lijk verschuldigd waren, blijkt het natuurlijk dat we weer te veel hebben betaald. Aan boord gekomen wacht ons een nieuw schouwspel. Een aantal mannen en jongens, in kleine kano's gezeten pagaaien om de boot heen en roepen almaar „joa, joa". De bedoe ling is dat er geld in 't water moet worden geworpen. Daar gaat al een dubbeltje dicht bij een bootje 't water in. Pardoes springt de jongen eruit, je ziet hem duiken en even later met- het dubbeltje in z'n mond boven komen, dat hij in een hoekje van de boot gooit, 't Ranke ding heeft wat water geschept en terwijl de jongen den riem weer opneemt en alweer alle kanten uitkijkt naar een vol gend dubbeltje schopt hij heel handig met z'n voet het water uit de boot. Twee jongens geven een tennisdemonstra- tie. Een klein balletje vliegt heen en weer tusschen de bootjes: onfeilbaar tikken de handige kerels met het blad van den riem den bal terug. Ze vangen hem op met den punt van de riem, laten hem over 't blad loopen, kaatsen hem eenige keeren hoog op pats daar vliegt hij weer naar den partner. Het is werkelijk bewonderenswaardig en de kerels oogsten dan ook applaus en dubbel tjes. Als de boot vertrekt pagaaien ze nog een eind mee, maar spoedig moeten ze het op geven en roeien langzaam terug naar het paaldorp op het eiland tegenover de haven. De laatste 2 dagen tot Batavia wordt het rommelig aan boord; ieder begint te pakken en is vervuld van de op handen zijnde ont scheping, in ieder geval de rechte stemming is er niet meer. 't Is ook mogelijk dat ik zoo sterk dien indruk kreeg, omdat wij in die drie dagen eigenlijk niet meer inburgerden in de kleine gemeenschap. Dat is een be zwaar, als je in 't laatst van de reis als passa gier aan boord komt. Ofschoon de ruimte zeer beperkt Is, zijn we met onze dekhut zeer tevreden, t Is er frisscher dan beneden in de gangen en 's morgens ben je zóó aan dek. Maar een klein bezwaar is er. als je 's avonds wat vroeg wilt gaan slapen. Wanneer ni. de muziek op houdt, zijn de jongelui nog niet van plan al naar bed te gaan en af en toe loopt er een groepje luid pratend en giechelend voorbij de hut, die we slechts met het gordijn heb ben afgesloten. Meermalen ook blijven ze vlak voor onze deur bij de reeling staan en dan zijn we gedwongen toehoorders bij ge sprekken, die getuigen van de teedere ban den, die gedurende de reis werden geknoopt. In het onderste bed begint er een te moppe ren: „of het dan nooit stil wordt". Waarop hem geantwoord wordt, dat hij de zon in 't water moet kunnen zien schijnen, al is het dan ook half twaalf in den avond. Den volgenden morgen varen we al vroeg de haven van Tandjong Priok binnen en om zeven uur schuift de boot langzaam naar de kade. Daar wemelt het van menschen, die wuiven en roepen naar terugkeerende familieleden en vrienden en alles aan boord wuift terug. Daar worden de eerste bloem stukken voor de handschoentjes al aan boord gedragen. Velen komen op de boot om de fa- milileden te begroeten en 't is een verwel komen zonder eind. Vooral de Indische fa milies zijn dol van blijdschap, dat ze weer in hun geliefd Indië terug zijn. Jongelui, dip „uitkomen" stappen welgemoed aan wal, vol illusies over hun toekomst. Indië het be loofde land. Anderen, van verlof terugge keerd, praten over hun werk, dat wacht, hoé ze alles weer zullen terugvinden, of verdiepen zich in gissingen hoe de nieuwe standplaats zal zijn. Een enkele gaat misschien met tegenzin zijn nieuwe werkperiode beginnen en denkt aan de jaren die hem van zijn vol gend verlof schelden. Dicht naast me staat een planter, die vrouw en kinderen in Holland heeft achter gelaten. „Mijn vrouw was in Indië altijd zie kelijk", vertelde hij me gisteren, teen we samen over de zee stonden te kijken, „de kinderen moesten ook naar Holland voor hun studie. Ik kan mijn bedrijf hier niet opgeven, maar t wordt een hard leven, voor ons alle bei", besloot hij zuchtend. Wat moet er niet in hem omgaan, nu hij daar met een strak gezicht naar de kade staat te kijken. Een heer komt zijn vrouw afhalen, die de kinderen naar Holland heeft gebracht, ook al om de opleiding. Zij schreit. Elke week zullen ze in spanning de mail verwachten, die be richten brengt van de kinderen. Het werk in Indië het hart in Holland, dat is het lot van vele ouders: de drawback van Indië. Zoo is elke week de aankomst van de mail boot een beeld van het leven: een lach en een traan! Met de douane hebben we geen last. Vuur wapens? Neen. Dat wordt hier blijkbaar een belangrijk artikel geacht; in Belawan vroeg men er ook al naar. Spoedig hebben we een paar auto's te pakken en we snorren naar Batavia. Een rechte weg door vlak land en naast dien weg een echte Hollandsche vaart. Als je niet hier en daar de palmboomen zag wuiven en de zon niet zoo brandde, zou je haast denken in Holland te zijn. Langs de vaart liggen groote hoopen waschgoed en een aantal mannen en vrouwen staan tot de heupen in het groeze lige water en wasschen maar hoe? Ze slaan het goed flink op de steenen die aan den kant liggen, een enkele wrijft eens met een stuk zeep over de vuilste piekken en dan maar weer slaan. Wat zal dat goed het lang uithouden! Daar naderen we Weltevreden. Hotels en winkels vormen reeds een aangesloten rij aan beide zijden van de vaart en wij verwon deren ons over het Europeesche karakter der stad. Voor we er aan denken draaien we naar links, het voorplein op van 't Hotel der Nederlanden en stoppen voor 't bureau. We zijn in Batavia aangekomen, de stad van Jan Pietersz. Coen. E. W. VENEMA. SCHATTEN IN WRAKKEN. Onlangs vond iemand op het strand van Narrung, Zuid-Australië een muntstuk met beeltenis van den Engelschen koning George IV. Men vermoedt dat dit geldstuk afkom stig is uit het zeilschip Maria, dat in het midden van de vorige eeuw uit Londen ver trok en aan het strand van Narrung vergaan is. De opvarenden werden door de inboor lingen bij aankomst op het land vermoord. Er schijnt een groote som gelds aanwezig te zijn geweest in dat schip, want de autoriteiten hebben niet alleen veel munten van de in boorlingen gekregen, maar ook ontdekte men dat de kinderen halskettingen droegen van shillings en sixpences, terwijl ze grootere stukken gebruikten om vogels mee dood te gooien. Het is verder bekend, dat na zware stor men bij laag water talloozen op de kusten gaan zoeken naar voorwerpen van waarde die uit gestrande schepen aanspoelen. Maar over de vondsten daarbij gedaan spreekt men weinig. Zoo weet de bevolking van een klein visschersdorp aan de kust van Wales weinig mede te deelen omtrent het lot van 24 mil- lioen gulden aan goud, dat een op de rotsen gestooten koopvaardijschip aan boord gehad heeft. En toch zijn de inwoners na dien ramp in veel beter doen geraakt Ook de Thetis, een boot. die verging bij Kaap Frio aan West-Afrika, voerde veel goud en zilver mee. voor de Engelsche Bank, Er is een poging gewaagd door de Lightning die een klein gedeelte redden kon. Over het achtergeblevene hoort men niets meer. En toch moet er veel van gevonden zijn, anders zou immers niet meer bij voort during gezocht worden? De duinen bij Rockanje (Voorne). Nu het vacantie-seizoen nadert zullen veel lezers belang stellen in een streek, waar ik het voorrecht had dit voorjaar eenigen tijd te verioeven, een verblijf dat ik zoo nu en dan voor korten duur moet herhalen. Aan die herhaalde bezoeken knoop ik dan één of meer tochten vast in dit schitterende duingebied. Het merkwaardige daarvan is wel, dat deze duinen meer dan 100 jaar jonger zijn dan de Haarlemsche duinen. In het jaar 1600 was er een simpele kleidljk, en niet eens een hooge, die Voorne tegen overstrooming met zeewater moest beschermen. In de 17de eeuw heeft zich op den ondiepen zeebodem een duinterrein gevormd, dat tot op den huidigen dag grooter, breeder en mooier wordt. Ik herinner mij nog goed op een tocht, een jaar of 10 geleden, gezien te hebben, hoe de zee nog binnen kon stroomen in een duin vlakte, die nu een groot zoetwatermeer is, het Breede Water genoemd, en door een stevige duinenrij van de zee afgesloten is. Door die afsluiting kan het zoete water niet meer zoo gemakkelijk afstroomen naar zee, er zijn een aantal zeer regenrijke perio den geweest, water-afstrooming naar de landzijde is vrijwel onmogelijk door den kleidijk van 1600, die door de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten, die hier bijna alle duinen bezit, met zorg intact ge laten wordt. Het is een attractie te meeT dat de groot ste gebieden natuurmonumenten zijn. De rijke vogelbevolking maakt dat het Breede Water voor 15 Juli niet bezocht mag worden. Er zijn massa's Berg-eenden, groote vogels, zwart met wit, die in konijnen-holen broeden. Ik zag er tweemaal een Roerdomp, doch waarschijnlijk hetzelfde exemplaar. Kluiten, de vogels die ook op Texel broeden, met naar boven gebogen snavel, zijn er veel en de lepelaars observeeren telkens of er nog geen riet groeit om het Breede Water. Wat minder in overeenstemming is met het feit dat er nog gejaagd mag worden, wat ten gevolge heeft dat de flora lijdt onder de konijnen, en dat er dicht bij zee dennen en balsempopulieren geplant worden, wat wel een interessante en geslaagde proef is, ge zien uit een boschbouwkundig oogpunt, maar wat niet past bij het karakter van het on gerepte landschap van de zeeduinen. Het natuurmonument is te verdeelen in een noordelijk en zuidelijk gedeelte dat ge. scheiden wordt door een particuliere bezit ting van den heer Van der Leeuw, den direc teur van de firma Van Nelle, Rotterdam. Op dit terrein (waar mijn werkzaamheden zijn ter beplanting van de duinen) zijn de konijnen geheel uitgeroeid, wat van grooten invloed geweest is op den plantengroei. Op een wandeling bezocht ik Zondag 14 Juni dit terrein en de omgeving van het Zuidelijker gelegen Kwarjeswater en in het konijnenvTiJe gebied stond overal hoog gras, als of het een zandige weide was, terwijl zuidelijker het andere terrein, dat ever vruchtbaar is en even veel regen ontvangt, geheel kaal was, met kort gehouden arme lijke plantendek en veel stuifplekken. Bij Stekelhoekduin, zooals het bezit van den heer van der Leeuw heet en dat niet voor wandelaars toegankelijk is, zijn alle ver stuivingen vastgelegd met helm, alleen de laagste gedeelten, die tijdens het helfplanten vol water stonden, kunnen als ze goed droog zijn nog wat uitstuiven of Ijegroeien met die prachtige flira van de natte duinvalleien als Parnassia, Pirola, orchideeën en duizend gulden-kruid. Op één punt is aldaar een kunstmatige verstuiving gemaakt, door ploegen en freesen om een hoog duin te krijgen, zooals onze Blinkert, en een diepe vallei met duinpias. Deze staat geheel onder controle, want met harden Z.W. wind kan zoo'n zandstui- ving ontzettend „rooken" zooals men het wel eens noemt, maar de gunstige weersgesteld heid is tot nu toe uitgebleven, konijnen zijn er niet, zoodat het nu nog moeite kost de be groeiing weg te krijgen. 0HEJ* - De grootste attractie van Stekelhoekduin is wel een prachtige en uiterst zeldzame orchidée, de Bijen-orchis, die op de krijt rotsen bij Calais zeer algemeen js, naar het noorden toe, steeds zeldzamer is en bij Ro ckanje door den ploegbaas Mosterddijk van de firma Verschoor die er beplantingen ver richtte, opgemerkt werd. Ze werden in den winter al gevonden en hoewel ik er vrij zeker van was met Bijen-orchis te doen te hebben, bleef er onzekerheid tot Zondag 14 Juli toen de bloemknoppen zoo ver waren dat er al aan te zien was dat het inderdaad de bijen orchis was. Deze lijkt op een bij of hommel wat een heel vreemde vertooning is van een bloem. De bedoeling is hier de meeste in secten af te schrikken, de enkelen die in staat zijn het bestuivings-mechanisme naar behooren te laten functioneeren worden niet afgeschrikt. Zoo is het bij de meeste orchi deeën, die op insecten lijken, want er is ook een Vliegen- en Spinnen-orchis maar bij de Bijen-orchis is de nabootsing van de bij of hommel zoo volkomen, dat alle insecten af geschrokken worden en de bloem zich zelf bestuift. Die aanwezigheid van 15 zulke mooie planten van deze zeldzame soort is hier on getwijfeld te danken aan de uitroeiing van de konijnen. De duinen vlak bij het dorp Rockanje zijn niet mooi. Ze zijn kaal, slecht begroeid, er ligt een kampeerterrein in, dat beter den naam verdient van concentratiekamp en er loopt een verharde weg door tot het strand, wat gemakkelijk is. Het strandleven is er ge lukkig nog primitief. Er staat een enkele con sumptietent, een paar dozijn strandstoelen en overdag eenige tientallen tenten van dag- kampeerders. Wat de reden is dat, evenals in Bloemendaal deze tenten 's avonds wegge haald moeten worden weet ik niet, meen iets gehoord te hebben van vrees voor het uit breken van epidemieën wat mij in de zomer zon wel buitengesloten lijkt. De Algemeene Nederlandsche Kampeervereenlging heeft mij verzocht bij B. en W. van Rockanje om ver betering van den kampeertoestand te ver zoeken en deze hebben toegezegd dat ze moeite zullen doen bij de N. V. Voome's Duin, die aldaar nog eigenaresse is. Zooiets krijg Je als een gemeente de woeste gronden onder de rook van de bebouwde kom niet in eigendom heeft. Dp dn punt van Voorne, bij Mijlpaal 11, ligt een mooi duinterrein met vele natte val leien. Er groeien orchideeën in vele soorten, Harlekijn, Gevlekte, en Vleeschkleurige Or chis, Muggen-Orchis, Wespen-Orchis, Kever- Orchis, Anaqallistenella (een lichtpaars bloemetje, vlak tegen den moerasbodem, af komst uit z. W. Europa) en meer van dat goedje. Op een avond dat schrijver dezes van het strand naar het Oosten ging, even speurend naar mogelijke vondsten, en iemand van zijn gezelschap hem plagend toeriep, of hij soms Bijen-orchissen hoopt te vinden, stond ik op eens voor een groote forsche orchidee, waar van de knoppen nog niet open waren doch die bij opening bleek te zijn: niets meer of min der dan de Bokken-Orchls (Hlmanthoglossum hircinum), een orchidee uit Zuid-Frankrijk, Spanje en Portugal, die twee keer in ons land gevonden was, één keer, in 1890 bij Katwijk en in 1906 bij Santpoort door Dr. Thijssen, telkens in één exemplaar. Deze vondst is de mooiste welke ooit op Voorne gedaan is. De twee zachte winters zullen' deze plant gelegenheid gegeven heb ben zich te ontwikkelen, het is de vraag of deze zal blijven, maar alles wordt in het werk gesteld om de plant te beschermen. Er wordt een afrastering gemaakt tegen konijnen en kippen en de plant wordt besto ven met stuifmeel van een bloem uit Zuid- Frankrijk, die op de tentoonstelling in Arn hem aanwezig was. om zoo levenskrachtig mogelijk zaad te krijgen. De naam Bokken- orchis dankt de plant aan de sterke lucht, die op de geur van een bok lijkt. Dit was een prachtige vondst, zooals ik eigenlijk nog nooit gedaan had. en die bij mij de liefhebberij voor botaniseeren weer eens versterkt heeft In een volgend artikel zal ik de duinen om het Kwakjes-water en het Breede water be schrijven. Laat ik hen die dit natuurmonu ment in de a.s. vacantie willen bezoeken even op de hoogte helpen dat ze Rockanje en Oost- Voorne bereiken kunnen over Rotterdam, en vandaar met de stoomtram van de Rooze- straat naar Oost-Voorne, of over Maassluis, vanwaar over twee veeren autobussen loopen tot aan Rockanje toe. Oost-Voorne is een badplaats, Rockanje meer een beginnende badplaats met meer pensions, hoewel er ook al een eenvoudig hotel is. Ik geef de voorkeur aan Rockanje, hoewel er een gezegde rondgaat; „Rockanje, Hoe kom ik an Je? Hoe kom ik van Je?" Om in de duinen te mogen wandelen moet men lid zijn van de Vereeniging tot behoud van Natuurmonumenten. Er wordt nogal gemopperd over deze vele en kostbare formaliteiten en betoogd dat deze het vreemdelingenverkeer niet bevor deren. Hierin zit wel iets waars maar aan do andere zijde mag ook geapprecieerd worden dat de terreinen met zeldzame vogels in den broedtijd zoo rustig gehouden worden. C. SIPKES. EENIGE TREINRECORDS. De langste dagelljksche non-stop-reis ter wereld is die van den Vliegenden Schot (the Flying Scotchman) van Londen naar Edln- burg, of 392.7 mijlen. De snelste dagelljksche reis ter wereld gaat over de lijn van Swindon naar Pad- dington (Londen), tusschen welke stations niet gestopt wordt, een afstand van 79.3 mijlen in 70 minuten, d.i. 66.3 mijlen per uur. De grootste snelheid ooit bereikt, was op 9 Mei 1904 door den trein van Plymouth naar Daddington, en wel 102.3 mijlen per uur. In 1930 hebben op Brltsche spoorlijnen on geveer 1700 millioen passagiersreizen plaats gehad. En in dat Jaar is er slechts 1 reiziger door spoorwegongelukken om het leven ge komen,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 15