ATER
Drie maanden in Indië.
Uit de Natuur*
■gi
ZATERDAG 27 JUNI 1931
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
MB—
MHOHOi
VIJFDE BLAD
VII.
Van Medan naar Batavia.
Haven van Bélawan.
„Opstaan, kerel, gauw, t is al over half
fceven", waarschuwt mijn kamergenoot.
Ik vlieg overeind. „En we zouden om half
zes geroepen worden", mopperde ik, alles be
halve in mijn humeur. „Ja, natuurlijk, maar
die akelige boy heeft het zeker vergeten; t is
toch zoo'n vluggerd". En met een paar kern
achtige Hollandsche woorden stuift hij naar
de mandikamer, waar ik hem nijdig met
water hoor smijten.
We waren den vorigen avond laat van onze
rondreis door Deli teruggekeerd en hadden
den boy op 't hart gedrukt, ons om half zes
te roepen; we moesten nog wat inpakken en
wilden den tijd hebben om rustig te ontbij
ten. Maar of de boy werkelijk vergeetachtig
was, of dat hij onze opdracht niet had begir-
pen of mogelijk niet had willen begrijpen, wij
waren dien ochtend bar laat en nauwelijks
hadden we één onnoozel boterhammetje ver
schalkt, of de auto's kwamen al voor, om ons
naar Belawan te brengen.
Het is inderdaad een groote handicap, als
je in dit land het Maleisch niet machtig bent.
Onder de hotelbedienden vindt men wel eens
lui, die een opdracht in 't Hollandsch of in
gebroken Maleisch rustig negeeren en zich
later tegenover den chef verdedigen, dat ze
niet verstaan hebben, wat de toewan gezegd
heeft. In 't algemeen gesproken is dit onzin,
want verreweg de meesten verstaan het Hol
landsch heel goed en de goede bedienden, die
merken, dat je 't Maleisch nog niet meester
bent, nemen een opdracht in *t Hollandsch
ook even goed aan.
Een mijner kennissen, die van 't Maleisch
nog maar weinig kende, trachtte eens z'n
bediende duidelijk te maken, dat hij om 5 uur
geroepen moest worden. Toen hij zich tever
geefs martelde, om dit in 't Maleisch te zeg
gen, vroeg de jongen plotseling in 't Holr
landsch: „Meneer meent, hij moet om vijf
uur opstaan?" Zulke situaties zijn bui\nge-
woon pijnlijk en de moraal is; Zorg, dat je
Maleisch kent.
Als we in Belawan aankomen, ligt de
Slamat aan de kade. 't Is hier een en al be
drijvigheid, reizigers draven heen en weer
van de boot naar de douaneloods, koelies
sjouwen met koffers en balen, de laadboo-
men zwaaien de laatste lading aan boord en
door al die herrie zoeken wij iemand, die ons
onze hut zal aanwijzen. Met z'n drieën be
landen we in een dekhut, krijgen met passen
en meten onze groote koffers op hun plaatsen
en richten ons wat in. Dan gaan we ons
oriënteeren op de boot en kijken naar de
laatste toebereidselen voor het vertrek. Lang
zaam glijden we weg van den kant en spoe
dig zijn we weer in t ruime sop en varen op
volle kracht.
Nu komt de reactie op de drukte van Bela
wan. 't Wordt warm onder 't zonnedek, ieder
maakt het zich gemakkelijk en ook wij lig
gen lui in een dekstoel en praten nog eens
over onze buitengewoon interessante, maar
zeer vermoeiende Delireis. Af en toe laten we
den djangas maar weer een nieuwe ajer
djeroek (troebele citroenkwast) brengen,
want drinken kun je hier altijd wel in deze
warmte.
En 't is zoo gemakkelijk: je roept maar een
van de bedienden die je een klein bonboekje
overreikt. Je vult een bon in en spoedig staat
er weer een vol glas voor je. Je hebt geen
gezanik met afrekenen, fooi evz. Alleen krijg
je op t eind van de week een couvert met
een rekening, waar alle bonnetjes die je ge-
teekend hebt weer aan vastgehaakt zijn. En
dan schrik je wel eens van 't bedrag; heb ik
dat allemaal opgemaakt vraag je jezelf af
en controleert de zaak eens. Maar jawel, alle
bonnetjes dragen je eigen handteekening en
betalen is het eind van 't lied.
Vroeg in den morgen na ons vertrek van
Belawan naderen we Singapore, waar we tot
den middag zullen blijven, zoodat we gele
genheid hebben, een nieuw stuk van 't. Oosten
te zien. We varen tusschen verschillende
mooie eilandjes door en naderen de haven
die achter deze eilandjes beschut ligt. Singa
pore is een Engelsche bezitting, die in 1819
door Raffles werd gesticht en de snelle op
komst van dit handelscentrum bewijst, dat
Raffles de beteekenis van de straat van Ma-
lakka helder heeft ingezien. Straat Soenda,
eens de belangrijkste toegangspoort voor het
Westen van den Archipel, heeft reeds lang
de eerste plaats aan de straat van Malakka
moeten afstaan.
Nauwelijks hebben we voet aan wal of we
worden letterlijk vastgehouden door kooplui,
die ons van alles en nog wat willen verkoo-
pen en Engelsch, Hollandsch of Maleisch
klappen, al naar je antwoord geeft op hun
indringerig gedoe. Pas ben je er een kwijt, die
je een handvol vreemde postzegels voor je
neus houdt, of een ander tracht je een stapel
ansichten te verkoopen. Dan komt er een
koopman in edelsteenen, die soms heel mooi
zijn. maar toch met echte edelsteenen weinig
uitstaande hebben. De man begint met 20
gulden te vragen, doch laat afdingen tot een
rijksdaalder. Geldwisselaars loopen heen en
weer en rammelen met zilvergeld en tegen
de loodsen op de kade staan kooplieden met
allerlei koper-, schildpad- en houtsnijwerk,
vazen, kleurige weefsels en niet te vergeten
rotanstoelen, die hier zeer goedkoop zijn.
Jongens loopen met mandjes grillig gevorm
de, heel mooi gekleurde schelpen en stukken
koraal te venten, die je zeker voor een gulden
per mand kan krijgen. Maar wij zijn nog pas
aan 't begin van onze reis; waartoe zouden
we al die dingen meeslepen?
We nemen een auto en laten ons naar de
stad brengen, eerst door de handelswijk met
groote kantoren en bankgebouwen, dan door
het Europeesche gedeelte, waar de woningen
der Europeanen staan te midden van prach
tig aangelegde tuinen. Ook rijden we even
door den Plantentuin, die hier wel een groot
park lijkt. Nog nooit zag ik zulke praentige
carina's in allerlei kleuren, van roomwit tot
het diepste donkerrood. Langs den wandel
weg speelt een troep apen, die zonder eenige
vrees te toonen, van de kinderen versnape
ringen aannemen.
In de stad danken we de auto af en nadat
we eenige inkoopen hebben gedaan in een
groot warenhuis en een kijkje op de groote
overdekte groenten- en vleeschmarkt hebben
genomen, zoeken we ons een rickshaw uit.
Bij tientallen staande Chineesche loopers met
hun karretjes op een vrachtje te wachten.
Met z'n vieren achter elkaar gaat het nu
door de Chineesche wijk. Straat in straat uit
zijn het hier winkels, meestal met een gale
rij of een groote luifel. Overal hangen de
groote uithangborden meest met chineesche
letters beschilderd, doch soms ook niet En
gelsche opschriften. Hier is letterlijk van
alles te koop, van stinkende droge visch af
tot fijne zijden weefsels toe. En het krioelt
hier van menschen, natuurlijk meest Chinee-
zen en in alle mogelijke kleederdrachten.
Hier loopen een paar keurig gekleede heeren
met mooie vilthoeden en bruine schoenen,
alsof ze zoo van een modeplaat bij den kleer
maker waren weggeloopen. Daar loopt er
eentje in witte broek en wit tricotje zonder
mouwen, een fijne luchtige dracht. Maar nog
veel luchtiger loopen een paar koelies erbij:
een kort broekje, naakt bovenlijf en bamboe
punthoed. De vrouwen hebben meest een wit
jakje aan doch dragen geen rokken, maar een
zwarte broek tot even over de kuiten. Het
blauwzwarte sluike haar is tot pagekop ge
knipt.
't Is geen onknap volk, die Chineezen. Bij
de mannen zijn er velen met gespierde, ath-
letische gestalten en regelmatige trekken,
terwijl vele vrouwen zelfs knap genoemd
kunnen worden. De jukbeenderen zijn meest
al iets zwaarder dan bij de blanken.
In een sukkeldrafje tippelen onze koelies
onafgebroken door; de zwarte openhangende
baadjes zijn op den rug al doornat, maar de
eeuwige glimlach blijft op hun gezicht en
als we op de breede wegen straks twee aan
twee gaan rijden, loopen ze genoegelijk te
keuvelen. Ze hebben bepaald afgesproken
een kalm gangetje te houden, want toen we
vertrokken hebben ze elkaar een paar onver
staanbare woorden toegeroepen. Nu, wij vin
den het best want ze moeten nog een heel
eind loopen. Af en toe schiet ons een andere
rickshaw voorbij, die in snelle vaart een
Europeaan naar z'n kantoor brengt. Ze heb
ben toch een ongelooflijk uithoudingsvermo
gen, die loopers. Ik zit rustig in mijn karretje,
doch transpireer dat het een aard heeft. Als
ik het werk van mijn koelie zou moeten over
nemen, zou ik reeds lang in een plas water
zijn veranderd, voor de Slamat in 't zicht zou
wezen.
Bij de haven is het alweer het oude liedje;
we meenen ruim betaald te hebben, maar o,
de heeren wringen zich bijkans in bochten,
kakelen in allerlei talen, waaruit we op
maken, dat het een schandelijke belooning
is. Nu in vredesnaam dan; ze krijgen nog wat
extra en met strakke gezichten trekken ze
af. Als we echter voor de grap even bij een
politie-agent informeeren, hoeveel we eigen
lijk verschuldigd waren, blijkt het natuurlijk
dat we weer te veel hebben betaald.
Aan boord gekomen wacht ons een nieuw
schouwspel. Een aantal mannen en jongens,
in kleine kano's gezeten pagaaien om de boot
heen en roepen almaar „joa, joa". De bedoe
ling is dat er geld in 't water moet worden
geworpen. Daar gaat al een dubbeltje dicht
bij een bootje 't water in. Pardoes springt de
jongen eruit, je ziet hem duiken en even
later met- het dubbeltje in z'n mond boven
komen, dat hij in een hoekje van de boot
gooit, 't Ranke ding heeft wat water geschept
en terwijl de jongen den riem weer opneemt
en alweer alle kanten uitkijkt naar een vol
gend dubbeltje schopt hij heel handig met
z'n voet het water uit de boot.
Twee jongens geven een tennisdemonstra-
tie. Een klein balletje vliegt heen en weer
tusschen de bootjes: onfeilbaar tikken de
handige kerels met het blad van den riem
den bal terug. Ze vangen hem op met den
punt van de riem, laten hem over 't blad
loopen, kaatsen hem eenige keeren hoog op
pats daar vliegt hij weer naar den partner.
Het is werkelijk bewonderenswaardig en de
kerels oogsten dan ook applaus en dubbel
tjes. Als de boot vertrekt pagaaien ze nog een
eind mee, maar spoedig moeten ze het op
geven en roeien langzaam terug naar het
paaldorp op het eiland tegenover de haven.
De laatste 2 dagen tot Batavia wordt het
rommelig aan boord; ieder begint te pakken
en is vervuld van de op handen zijnde ont
scheping, in ieder geval de rechte stemming
is er niet meer. 't Is ook mogelijk dat ik zoo
sterk dien indruk kreeg, omdat wij in die
drie dagen eigenlijk niet meer inburgerden
in de kleine gemeenschap. Dat is een be
zwaar, als je in 't laatst van de reis als passa
gier aan boord komt.
Ofschoon de ruimte zeer beperkt Is, zijn
we met onze dekhut zeer tevreden, t Is er
frisscher dan beneden in de gangen en
's morgens ben je zóó aan dek. Maar een
klein bezwaar is er. als je 's avonds wat vroeg
wilt gaan slapen. Wanneer ni. de muziek op
houdt, zijn de jongelui nog niet van plan al
naar bed te gaan en af en toe loopt er een
groepje luid pratend en giechelend voorbij
de hut, die we slechts met het gordijn heb
ben afgesloten. Meermalen ook blijven ze
vlak voor onze deur bij de reeling staan en
dan zijn we gedwongen toehoorders bij ge
sprekken, die getuigen van de teedere ban
den, die gedurende de reis werden geknoopt.
In het onderste bed begint er een te moppe
ren: „of het dan nooit stil wordt". Waarop
hem geantwoord wordt, dat hij de zon in 't
water moet kunnen zien schijnen, al is het
dan ook half twaalf in den avond.
Den volgenden morgen varen we al vroeg
de haven van Tandjong Priok binnen en om
zeven uur schuift de boot langzaam naar de
kade. Daar wemelt het van menschen, die
wuiven en roepen naar terugkeerende
familieleden en vrienden en alles aan boord
wuift terug. Daar worden de eerste bloem
stukken voor de handschoentjes al aan boord
gedragen. Velen komen op de boot om de fa-
milileden te begroeten en 't is een verwel
komen zonder eind. Vooral de Indische fa
milies zijn dol van blijdschap, dat ze weer in
hun geliefd Indië terug zijn. Jongelui, dip
„uitkomen" stappen welgemoed aan wal, vol
illusies over hun toekomst. Indië het be
loofde land. Anderen, van verlof terugge
keerd, praten over hun werk, dat wacht, hoé
ze alles weer zullen terugvinden, of verdiepen
zich in gissingen hoe de nieuwe standplaats
zal zijn. Een enkele gaat misschien met
tegenzin zijn nieuwe werkperiode beginnen
en denkt aan de jaren die hem van zijn vol
gend verlof schelden.
Dicht naast me staat een planter, die
vrouw en kinderen in Holland heeft achter
gelaten. „Mijn vrouw was in Indië altijd zie
kelijk", vertelde hij me gisteren, teen we
samen over de zee stonden te kijken, „de
kinderen moesten ook naar Holland voor hun
studie. Ik kan mijn bedrijf hier niet opgeven,
maar t wordt een hard leven, voor ons alle
bei", besloot hij zuchtend. Wat moet er niet
in hem omgaan, nu hij daar met een strak
gezicht naar de kade staat te kijken.
Een heer komt zijn vrouw afhalen, die de
kinderen naar Holland heeft gebracht, ook al
om de opleiding. Zij schreit. Elke week zullen
ze in spanning de mail verwachten, die be
richten brengt van de kinderen. Het werk in
Indië het hart in Holland, dat is het lot
van vele ouders: de drawback van Indië.
Zoo is elke week de aankomst van de mail
boot een beeld van het leven: een lach en
een traan!
Met de douane hebben we geen last. Vuur
wapens? Neen. Dat wordt hier blijkbaar een
belangrijk artikel geacht; in Belawan vroeg
men er ook al naar.
Spoedig hebben we een paar auto's te
pakken en we snorren naar Batavia. Een
rechte weg door vlak land en naast dien weg
een echte Hollandsche vaart. Als je niet hier
en daar de palmboomen zag wuiven en de
zon niet zoo brandde, zou je haast denken in
Holland te zijn. Langs de vaart liggen groote
hoopen waschgoed en een aantal mannen en
vrouwen staan tot de heupen in het groeze
lige water en wasschen maar hoe? Ze
slaan het goed flink op de steenen die aan
den kant liggen, een enkele wrijft eens met
een stuk zeep over de vuilste piekken en dan
maar weer slaan. Wat zal dat goed het lang
uithouden!
Daar naderen we Weltevreden. Hotels en
winkels vormen reeds een aangesloten rij
aan beide zijden van de vaart en wij verwon
deren ons over het Europeesche karakter der
stad. Voor we er aan denken draaien we
naar links, het voorplein op van 't Hotel der
Nederlanden en stoppen voor 't bureau. We
zijn in Batavia aangekomen, de stad van
Jan Pietersz. Coen.
E. W. VENEMA.
SCHATTEN IN WRAKKEN.
Onlangs vond iemand op het strand van
Narrung, Zuid-Australië een muntstuk met
beeltenis van den Engelschen koning George
IV. Men vermoedt dat dit geldstuk afkom
stig is uit het zeilschip Maria, dat in het
midden van de vorige eeuw uit Londen ver
trok en aan het strand van Narrung vergaan
is. De opvarenden werden door de inboor
lingen bij aankomst op het land vermoord.
Er schijnt een groote som gelds aanwezig te
zijn geweest in dat schip, want de autoriteiten
hebben niet alleen veel munten van de in
boorlingen gekregen, maar ook ontdekte men
dat de kinderen halskettingen droegen van
shillings en sixpences, terwijl ze grootere
stukken gebruikten om vogels mee dood te
gooien.
Het is verder bekend, dat na zware stor
men bij laag water talloozen op de kusten gaan
zoeken naar voorwerpen van waarde die uit
gestrande schepen aanspoelen. Maar over
de vondsten daarbij gedaan spreekt men
weinig. Zoo weet de bevolking van een klein
visschersdorp aan de kust van Wales weinig
mede te deelen omtrent het lot van 24 mil-
lioen gulden aan goud, dat een op de
rotsen gestooten koopvaardijschip aan boord
gehad heeft. En toch zijn de inwoners na dien
ramp in veel beter doen geraakt
Ook de Thetis, een boot. die verging bij
Kaap Frio aan West-Afrika, voerde veel
goud en zilver mee. voor de Engelsche Bank,
Er is een poging gewaagd door de Lightning
die een klein gedeelte redden kon.
Over het achtergeblevene hoort men niets
meer. En toch moet er veel van gevonden
zijn, anders zou immers niet meer bij voort
during gezocht worden?
De duinen bij Rockanje (Voorne).
Nu het vacantie-seizoen nadert zullen veel
lezers belang stellen in een streek, waar ik
het voorrecht had dit voorjaar eenigen tijd
te verioeven, een verblijf dat ik zoo nu en
dan voor korten duur moet herhalen.
Aan die herhaalde bezoeken knoop ik dan
één of meer tochten vast in dit schitterende
duingebied. Het merkwaardige daarvan is wel,
dat deze duinen meer dan 100 jaar jonger
zijn dan de Haarlemsche duinen. In het jaar
1600 was er een simpele kleidljk, en niet eens
een hooge, die Voorne tegen overstrooming
met zeewater moest beschermen. In de 17de
eeuw heeft zich op den ondiepen zeebodem
een duinterrein gevormd, dat tot op den
huidigen dag grooter, breeder en mooier
wordt.
Ik herinner mij nog goed op een tocht,
een jaar of 10 geleden, gezien te hebben, hoe
de zee nog binnen kon stroomen in een duin
vlakte, die nu een groot zoetwatermeer is,
het Breede Water genoemd, en door een
stevige duinenrij van de zee afgesloten is.
Door die afsluiting kan het zoete water
niet meer zoo gemakkelijk afstroomen naar
zee, er zijn een aantal zeer regenrijke perio
den geweest, water-afstrooming naar de
landzijde is vrijwel onmogelijk door den
kleidijk van 1600, die door de Vereeniging tot
Behoud van Natuurmonumenten, die hier
bijna alle duinen bezit, met zorg intact ge
laten wordt.
Het is een attractie te meeT dat de groot
ste gebieden natuurmonumenten zijn. De
rijke vogelbevolking maakt dat het Breede
Water voor 15 Juli niet bezocht mag worden.
Er zijn massa's Berg-eenden, groote vogels,
zwart met wit, die in konijnen-holen broeden.
Ik zag er tweemaal een Roerdomp, doch
waarschijnlijk hetzelfde exemplaar. Kluiten,
de vogels die ook op Texel broeden, met naar
boven gebogen snavel, zijn er veel en de
lepelaars observeeren telkens of er nog geen
riet groeit om het Breede Water.
Wat minder in overeenstemming is met
het feit dat er nog gejaagd mag worden, wat
ten gevolge heeft dat de flora lijdt onder
de konijnen, en dat er dicht bij zee dennen en
balsempopulieren geplant worden, wat wel
een interessante en geslaagde proef is, ge
zien uit een boschbouwkundig oogpunt, maar
wat niet past bij het karakter van het on
gerepte landschap van de zeeduinen.
Het natuurmonument is te verdeelen in
een noordelijk en zuidelijk gedeelte dat ge.
scheiden wordt door een particuliere bezit
ting van den heer Van der Leeuw, den direc
teur van de firma Van Nelle, Rotterdam.
Op dit terrein (waar mijn werkzaamheden
zijn ter beplanting van de duinen) zijn de
konijnen geheel uitgeroeid, wat van grooten
invloed geweest is op den plantengroei.
Op een wandeling bezocht ik Zondag 14
Juni dit terrein en de omgeving van het
Zuidelijker gelegen Kwarjeswater en in het
konijnenvTiJe gebied stond overal hoog gras,
als of het een zandige weide was, terwijl
zuidelijker het andere terrein, dat ever
vruchtbaar is en even veel regen ontvangt,
geheel kaal was, met kort gehouden arme
lijke plantendek en veel stuifplekken.
Bij Stekelhoekduin, zooals het bezit van den
heer van der Leeuw heet en dat niet voor
wandelaars toegankelijk is, zijn alle ver
stuivingen vastgelegd met helm, alleen de
laagste gedeelten, die tijdens het helfplanten
vol water stonden, kunnen als ze goed droog
zijn nog wat uitstuiven of Ijegroeien met die
prachtige flira van de natte duinvalleien als
Parnassia, Pirola, orchideeën en duizend
gulden-kruid.
Op één punt is aldaar een kunstmatige
verstuiving gemaakt, door ploegen en freesen
om een hoog duin te krijgen, zooals onze
Blinkert, en een diepe vallei met duinpias.
Deze staat geheel onder controle, want
met harden Z.W. wind kan zoo'n zandstui-
ving ontzettend „rooken" zooals men het wel
eens noemt, maar de gunstige weersgesteld
heid is tot nu toe uitgebleven, konijnen zijn
er niet, zoodat het nu nog moeite kost de be
groeiing weg te krijgen.
0HEJ* -
De grootste attractie van Stekelhoekduin
is wel een prachtige en uiterst zeldzame
orchidée, de Bijen-orchis, die op de krijt
rotsen bij Calais zeer algemeen js, naar het
noorden toe, steeds zeldzamer is en bij Ro
ckanje door den ploegbaas Mosterddijk van
de firma Verschoor die er beplantingen ver
richtte, opgemerkt werd. Ze werden in den
winter al gevonden en hoewel ik er vrij zeker
van was met Bijen-orchis te doen te hebben,
bleef er onzekerheid tot Zondag 14 Juli toen
de bloemknoppen zoo ver waren dat er al
aan te zien was dat het inderdaad de bijen
orchis was. Deze lijkt op een bij of hommel
wat een heel vreemde vertooning is van een
bloem. De bedoeling is hier de meeste in
secten af te schrikken, de enkelen die in
staat zijn het bestuivings-mechanisme naar
behooren te laten functioneeren worden niet
afgeschrikt. Zoo is het bij de meeste orchi
deeën, die op insecten lijken, want er is ook
een Vliegen- en Spinnen-orchis maar bij de
Bijen-orchis is de nabootsing van de bij of
hommel zoo volkomen, dat alle insecten af
geschrokken worden en de bloem zich zelf
bestuift. Die aanwezigheid van 15 zulke mooie
planten van deze zeldzame soort is hier on
getwijfeld te danken aan de uitroeiing van
de konijnen.
De duinen vlak bij het dorp Rockanje zijn
niet mooi. Ze zijn kaal, slecht begroeid, er
ligt een kampeerterrein in, dat beter den
naam verdient van concentratiekamp en er
loopt een verharde weg door tot het strand,
wat gemakkelijk is. Het strandleven is er ge
lukkig nog primitief. Er staat een enkele con
sumptietent, een paar dozijn strandstoelen en
overdag eenige tientallen tenten van dag-
kampeerders. Wat de reden is dat, evenals in
Bloemendaal deze tenten 's avonds wegge
haald moeten worden weet ik niet, meen iets
gehoord te hebben van vrees voor het uit
breken van epidemieën wat mij in de zomer
zon wel buitengesloten lijkt. De Algemeene
Nederlandsche Kampeervereenlging heeft mij
verzocht bij B. en W. van Rockanje om ver
betering van den kampeertoestand te ver
zoeken en deze hebben toegezegd dat ze
moeite zullen doen bij de N. V. Voome's Duin,
die aldaar nog eigenaresse is. Zooiets krijg Je
als een gemeente de woeste gronden onder de
rook van de bebouwde kom niet in eigendom
heeft.
Dp dn punt van Voorne, bij Mijlpaal 11,
ligt een mooi duinterrein met vele natte val
leien. Er groeien orchideeën in vele soorten,
Harlekijn, Gevlekte, en Vleeschkleurige Or
chis, Muggen-Orchis, Wespen-Orchis, Kever-
Orchis, Anaqallistenella (een lichtpaars
bloemetje, vlak tegen den moerasbodem, af
komst uit z. W. Europa) en meer van
dat goedje.
Op een avond dat schrijver dezes van het
strand naar het Oosten ging, even speurend
naar mogelijke vondsten, en iemand van zijn
gezelschap hem plagend toeriep, of hij soms
Bijen-orchissen hoopt te vinden, stond ik op
eens voor een groote forsche orchidee, waar
van de knoppen nog niet open waren doch die
bij opening bleek te zijn: niets meer of min
der dan de Bokken-Orchls (Hlmanthoglossum
hircinum), een orchidee uit Zuid-Frankrijk,
Spanje en Portugal, die twee keer in ons land
gevonden was, één keer, in 1890 bij Katwijk
en in 1906 bij Santpoort door Dr. Thijssen,
telkens in één exemplaar.
Deze vondst is de mooiste welke ooit op
Voorne gedaan is. De twee zachte winters
zullen' deze plant gelegenheid gegeven heb
ben zich te ontwikkelen, het is de vraag of
deze zal blijven, maar alles wordt in het
werk gesteld om de plant te beschermen.
Er wordt een afrastering gemaakt tegen
konijnen en kippen en de plant wordt besto
ven met stuifmeel van een bloem uit Zuid-
Frankrijk, die op de tentoonstelling in Arn
hem aanwezig was. om zoo levenskrachtig
mogelijk zaad te krijgen. De naam Bokken-
orchis dankt de plant aan de sterke lucht,
die op de geur van een bok lijkt.
Dit was een prachtige vondst, zooals ik
eigenlijk nog nooit gedaan had. en die bij
mij de liefhebberij voor botaniseeren weer
eens versterkt heeft
In een volgend artikel zal ik de duinen om
het Kwakjes-water en het Breede water be
schrijven. Laat ik hen die dit natuurmonu
ment in de a.s. vacantie willen bezoeken even
op de hoogte helpen dat ze Rockanje en Oost-
Voorne bereiken kunnen over Rotterdam, en
vandaar met de stoomtram van de Rooze-
straat naar Oost-Voorne, of over Maassluis,
vanwaar over twee veeren autobussen loopen
tot aan Rockanje toe.
Oost-Voorne is een badplaats, Rockanje
meer een beginnende badplaats met meer
pensions, hoewel er ook al een eenvoudig
hotel is. Ik geef de voorkeur aan Rockanje,
hoewel er een gezegde rondgaat;
„Rockanje,
Hoe kom ik an Je?
Hoe kom ik van Je?"
Om in de duinen te mogen wandelen moet
men lid zijn van de Vereeniging tot behoud
van Natuurmonumenten.
Er wordt nogal gemopperd over deze vele
en kostbare formaliteiten en betoogd dat
deze het vreemdelingenverkeer niet bevor
deren. Hierin zit wel iets waars maar aan do
andere zijde mag ook geapprecieerd worden
dat de terreinen met zeldzame vogels in den
broedtijd zoo rustig gehouden worden.
C. SIPKES.
EENIGE TREINRECORDS.
De langste dagelljksche non-stop-reis ter
wereld is die van den Vliegenden Schot (the
Flying Scotchman) van Londen naar Edln-
burg, of 392.7 mijlen.
De snelste dagelljksche reis ter wereld
gaat over de lijn van Swindon naar Pad-
dington (Londen), tusschen welke stations
niet gestopt wordt, een afstand van 79.3
mijlen in 70 minuten, d.i. 66.3 mijlen per
uur.
De grootste snelheid ooit bereikt, was op
9 Mei 1904 door den trein van Plymouth naar
Daddington, en wel 102.3 mijlen per uur.
In 1930 hebben op Brltsche spoorlijnen on
geveer 1700 millioen passagiersreizen plaats
gehad. En in dat Jaar is er slechts 1 reiziger
door spoorwegongelukken om het leven ge
komen,