HET TWEEDE VIJF-JAARSPLAN.
UIT DE CROOTE STAD.
Biographieen in
een notedop.
Rusland's economische worsteling.
Terugkeer tot kapitalistische methoden.
(Bijzondere correspondentie).
Nu het Russische vijf-jaarsplan, na af
loop waarvan de sovjethuishouding Europa
en Amerika zal hebben „ingehaald" en over
troffen", precies de helft van zijn weg heeft
afgelegd, is te Moskou een commissie, waar
van ook Boecherin lid is. bijeengekomen, die
de bijzonderheden over een tweede, van 1934
tot 1939 voorgenomen „pjatlletka" zal uit
werken. Sommige industrieën, die het in
de eerste periode voorgeschreven programma
thans reeds hebben uitgevoerd of in den loop
van het jaar zullen uitvoeren, kunnen met
het tweede vijf-jaarsplan blijkbaar reeds
het volgend jaar beginnen. Blijkens de ge
gevens, die men in de Russische bladen aan
treft zal vooral de electrificattiepolitiek wor
den voortgezet, de kolenproductie tot 500
millloen ton per jaar, de ruwijzerproductie tot
60 millioen worden uitgebreid. Behalve de
uitbreiding van de zware industrie zal
echter in dit tweede plan bijzondere aan
dacht worden geschonken aan de verwer*
kende industrie, die tot dusver is verwaar
loosd, zoodat het dan ook aan de massa
gebruiksartikelen, waarvan de Russische
binnenlandsche markt tot nog toe gespeend
ls, niet meer zal ontbreken.
Wij zouden aan het feit, dat sovjet-Rus
land het doel in den oorspronkelijk aange
nomen tijd niet heeft bereikt, en een uit
breiding van den termijn noodig heeft, om
de industrleele zelfstandigheid te bereiken,
geen overmatig gewicht hechten, indien nu
de „socialistische" economische vooruitgang
onmiskenbaar zichtbaar zou zijn.
Maar het tegenovergestelde is het gevaj
en de fantastische getallen, die nu voor
het tweede pjatiletka worden genoemd, be
wijzen even weinig, dat het eerste vijf-jaais-
plan daar heen leidt, ais de belofte, de v*®r"
werkende industrie de hand boven het
hoofd te houden, te danken is aan de om
standigheid, dat de zware industrie haar
taak heeft volbracht. Het is de sovjets ge
lukt, bijzonder gunstige productie-omstan
digheden, zooals b.v. in de petroleum-m-
dustrie, rationeel te exploiteeren en daardoor
ook in de wereld het geloof te wekken, dsu
de Russische productie over de geheele
Unie vooruitgaat. Maar na de eerste beide
laren van het vijfjaarsplan, waarin het in
de volkomen verwaarloosde huishouding geen
kunststuk is geweest, geweldige, procenta
gewijze stijgingsgetallen te bereiken, is juist
in het derde jaar, dat als het „beslissen
de" is geproclameerd, een gevoelige daling
ingetreden, die voor het resultaat van de
eerste planperiode weinig goeds belooft. BIJ
voorbeeld is de kolenproductie in Maait 193j
tot 67 pet. van het plan gedaald, het goe
derenverkeer op de spoorwegen met 3000
wagons verminderd, in plaats van 522 ton
rails, die reeds in het tweede jaar moesten
worden geleverd, hebben de spoorwegen er
slechts 307.000 ontvangen en het fa:en van
de transportmiddelen heeft ook alle „vorde
ringen" op ander gebied weer verniei,igd. ne,
oordeel van alle waarnemers is, dat boven
dien 50 pet. der op het papier zoo voordeelig
uitziende productie uitschot is, zoodat alleen
om deze reden reeds van vervulling dei
plancijfers geen sprake kan zijn. De sovje,
regeering vecht echter met den moed oei
wanhoop, om het pjatiletka te laten slagen
en zij neemt daartoe haar toevlucht tot mid
delen, die het „socialistisch" karakter van
de systematische huishouding allengs van
binnen uithollen: de arbeiders zijn aan d.
fabrieken of zelfs aan bepaalde machines
„gebonden" en worden voor de afdoening vat
een bepaalde hoeveelheid werk verantwoor
delijk gemaakt Straffen eenerzijds, premier
aan den anderen kant bewijzen, dat het
communistische „enthousiasme" van de
stormtroepen" niet voldoende is en dat de
proletarische werkijver sterker moet worden
aangespoord. De directeuren bezitten weer
onbeperkte macht, in de collectieve bedrij
ven heeft men het beginsel van gelijkmatige
belooning laten vervallen en de prestatie
beslist weer over het loonpeil. Tenslotte heeft
men ook, niet zonder dat het tot scherpe
discussies tusschen het gros der arbeiders
en de „gevechtsbrigaden" ls gekomen, den
zevenurendag, op de invoering waarvan
sovjet-Rusland bijzonder prat ging, in alle
stilte vervangen door den achturendag. En
desniettemin wil het plan niet slagen. Zou
het de sovjets tenslotte gelukken, met hulp
van de geschetste maatregelen tot een eenigs
zins bevredigend resultaat te komen, dan
zou in ieder geval gezegd moeten worden, dat
dit te danken is aan een economisch stelsel
dat zich van kapitalistische methoden niet
overmatig onderscheidt.
Maar deze overwinning is er nog niet. Want
terwijl aan den eenen kant de Intensiteit
van den arbeid met alle middelen wordt ver
groot en niet in de laatste plaats dank zij
de omstandigheid, dat iedere nloderne
machine een half dozijn dezer ongeschoolde
Russische arbeiders aan zich ketent, waar in
Europa één enkele geschoolde arbeider vol
doende zou zijn, gebrek aan arbeiders
heerscht, dat het in bedrijf brengen van de
reusachtige fabrieken in den Oeral en het
Dongebied illusoir maakt, moet de sovjet-
regeering aan den anderen kant tot stilleg
ging van de industrieele activiteit overgaan,
omdat zij zich aan een nieuw, grooter gevaar
ziet overgeleverd: de inflatie. Kort geleden
heeft architect May te Berlijn de enorme
bouwwoede van de sovjets geschetst en tien
tallen schetsplannen inzake de voorgenomen
socialistische steden laten zien, maar
de heer May heeft zeer goed geweten (en
verzwegen), dat juist de activiteit in het
bouwbedrijf totaal gebreideld is, zoodat van
zijn plannen vrijwel niets zal worden ver
wezenlijkt. Stalin en zijn aanhangers hebben
de waarschuwingen, die door de „specialis
ten" van het commissariaat van financiën
tegen ongebreidelde voorziening van de
staatslndustrie met credieten, in den wind
geslagen en degenen, die waarschuwden als
staatsgevaarlijke individuen opgesloten.
Thans is de valuta ondermijnd, de in
flatie niet meer te verbergen, papleren mil.
Harden zijn belegd, zonder dat de opbrengst
dit zou kunnen motiveeren en de ongerust
heid van de bevolking over de waardevermin
dering -van het „effectieve loon" neemt toe.
De nieuwe commissaris van financiën, Grln-
ko, heeft nu het stuur omgegooid en tracht
met alle middelen en blljettenpers te remmen
en de uitgegeven circulatiemiddelen in te
trekken. De 32 milliard roebel, die het Rus
sische volk „vrijwillig" dit Jaar aan belastin
gen aan de staatskas aflevert de uitvoering
van het plan tot mobilisatie van de midde
len der bevolking hangt geheel en al af van
ons vermogen, het proletariaat en de boeren
van de collectieve bedrijven voor onze doel
einden te organiseeren", schreef de „Is-
westija" openhartig zouden ten deele ver
oorzaakt zijn door het voornemen van het
commissariaat van financiën, het overtollige
geld weer uit het verkeer terug te trekken
en ook de opheffing van de goederenrantsoe-
neering die een paar weken geleden is voor
geschreven, wordt aan dergelijke plannen
toegeschreven. Tegelijk is het crediteerings»
systeem van de Staatsbank opgeheven, in
het vervolg zal alleen de „Chosrastsohot"
de commercieele bedrijfsleiding het hoogste
beginsel zijn, de „automatische credietver-
ieening" aan de industrie houdt op, ieder
bedrijf moet zijn uitgaven uit eigen inkom
sten dekken. De rentabiliteit zal beslissend
zijn, niet een abstract beginsel, terwille waar
van een plan is opgesteld, in werkelijkheid
echter geelden onsystematisch verkwist zijn.
Ook de spoorwegen moeten zich nu op eigen
kracht zien staande te houden en zuiver
kapitalistische methoden volgen; voor zoo
ver de credietverleening door de staatsbank
niet bindend is, zal de volledige uitvoering
van het financieel programma tot voorwaar
de worden gemaakt. „Controle van de econo»
mische structuur met den roebel", is de
leuze, die alle improductieve of de werkelijke
middelen overtreffende plannen zal beheer-
schen.
Met de opheffing van de rantsoeneering
die den „vrijen staatshandel" weer invoert,
met de individueele arbeidsvoorwaarden,
maar in het bijzonder met de commercieele
bedrijfsleiding, de „Chosrastschot" heeft de
sovjetstaat een economischen terugtocht in
geleid, die zich althans tijdelijk als staats-
lcapitalisme voordoet. Gelukt het dit gere
organiseerde stysteem, de inflatie te over
winnen en de sovjethuishouding rendabel
te maken, dan kan het toch niemand ontgaan
dat dit slechts ten koste van het vijfjaars
plan zal geschieden. En van hier uit valt
ook het „tweede pjatiletka" te beoordeelen:
het is een poging, de aandacht af te leiden
van het fiasco van zijn voorganger, het
tegenwoordig vigeerende plan. In het derde
jaar, het beslissende, heeft dit tot een recon
structie van het kapitalistisch stelsel geleid,
hetwelk slechts ten deele wordt verborgen
door telkens den nadruk te leggen op de
politieke heerschappij van het proletariaat.
W. J.
(Nadruk verboden).
TE VEEL HELDEN.
Frankrijk telt te veel helden, d.w.z. men
vindt dat het aantal van 155.000 leden van
het Legioen van Eer wel wat overdreven
groot is. En toch komen er jaarlijks nog
eenige bij, voornamelijk burgers.
Een wetsvoorstel is nu ingediend om het
getal te verminderen en dit zou moeten ge=
sollieden door maar aan weinigen meer het
Legioen toe te kennen. Wanneer dan de
tegenwoordige houders van dit eerbewijs er
niet meer zullen zijn, zal het totaal aan ge
decoreerden zoo gereduceerd zijn, dat het
Legioen van eer in werkelijkheid weer een
onderscheiding is.
Inderdaad een loffelijk streven om den
intjesregen" wat te beperken.
DE MICROFOON ALS BAKER.
Op een zilvervossen-fokkerij te Kirchberg
in Duitschland is de microfoon op eigenaar
dige wijze toegepast.
De jonge zilver vosjes krijgen van hun moe
der niet altijd de behandeling en de zorg die
zij van een rechtgeaarde moeder mogen ver
wachten De moedervos is dikwijls slordig in
het voeden van haar kleinen en gaat zelfs
dikwerf tot mishandeling over, wanneer de
babies een blaffend protest aanheffen.
Daar de zilvervosfokker niet den ganschen
dag voor de hokken kan vertoeven, heeft hij
de vernuftige gedachte gehad, in de hokken
dier vossen een microfoon op te stellen. De
geluiden in het hok worden hierdoor opge
vangen en, na versterkt te zijn, door een luid
spreker in zijn kamer weergegeven. Het pie
pen en janken der kleinen bij het uitblijven
van hun verzorgster, waarschuwt dan den
fokker, dat het tijd is om moeder vos op haar
plicht te wijzen.
STEEDS IIOOGER.
Professor Plccard's ballonvlucht hij be
reikte een hoogte van 16000 M. toont aan
dat de gevaren van hoog-vliegen bestreden
kunnen worden. Vroeger was dit een strijd
met den dood, zelfs met goede zuurstof
apparaten.
De Amerikaan Gray, die ruim 14 K.M. steei
kwam om bij zijn pogingen om nog hooger
te klimmen.
En dan is er het avontuur van een ander
Amerikaan, Champion, die een hoogte van
13000 Meter bereikte. Óp zijn terugkeer naar
de aarde sprongen zeven van de negen
cylinders van zijn motoren, de stukken
scheurden gaten in de vleugels en sloegen
hem de slang van het zuurstofapparaat uit
z'n mond. Zijn bril bevroor zoodat hij volkomen
verblind was, terwijl hij daarbij nog 4 maa!
een begin van brand moest blusschen op den
weg van 12 K.M. lengte naar beneden. Het is
wel wonderlijk dat hij nog behouden aan
kwam.
In 1862 stegen twee Engelschen, Glaisher
en Coxwell in Wolverhampton op in een bal
Ion. Glaisher's pols sloeg 76 slagen per mi
nuut vóór de vlucht, 90 slagen op ruim 3
K.M. hoogte, 100 op 6 K.M. en daarna 110.
Toen raakte hij geleidelijk de beschikking
over zijn ledematen kwijt, zijn gezicht werd
minder, terwijl zijn hersenen nog werkten
en op bijna 10 K.M. hoogte verloor hij zijn
bewustzijn. Coxwell kon zijn handen niet
meer gebruiken vóór hij de luchtklep geopend
had. Doch voelende, dat ook hem het be
wustzijn begaf, wist hij met inspanning van
zijn laatste krachten met zijn tanden het
touw te grijpen en de klep op die wijze te
openen. Ze waren toen op ruim 12 K.M. hoog
te.
Niet bemande ballons hebben wel eens
hoogten bereikt van 30 K.M, En de granaten
van de dikke Bertha, die Parijs beschoot,
stegen tot wel 40 K.M.
G. W- VAN OOSTEN DE BRUYN.
(1727—1797).
Tusschen Ampzing en Allan staat als
Haarlemsch geschiedschrijver Van Oosten
de Bruyn.
Mr. Gerrit Willem van Oosten de Bruyn
was de zoon van Cornelis de Bruyn en Eliza
beth van Oosten. Hij werd 17 October 1727
geboren te Amersfoort, doch schijnt al vroeg
te Haarlem te hebben gewoond. Althans in
1748 werd hij te Utrecht als student inge
schreven met de toevoeging „Harlemensis".
Nog in hetzelfde jaar promoveerde hij te
Utrecht tot doctor in de beide rechten.
Daarna kwam hij weer te Haarlem wonen.
Hij schijnt vermogend genoeg te zijn geweest,
om geen rechtspractijk te behoeven uit te
oefenen of om eenig ambt te bekleeden.
In 1787, toen Willem V. aan het bewind
gekomen was, benoemde deze hem in de
vroedschap van Haarlem, als raad. twee jaar
later werd Van Oosten de Bruyn burge
meester.
De revolutie in 1795 was echter oorzaak
van zijn afzetting. Hij vestigde zich op zijn
buiten „Randenbroek" bij Amersfoort, waar
hij ook is gestorven, en wel op 16 Juli 1797.
Van Oosten de Bruyn heeft verschillende
werken in het licht gegeven, doch zijn aller
belangrijkste, zeker voor onze stad, is zijn
geschied- en plaatsbeschrijving van Haar
lem. Het heet „De stad Haarlem en haare
geschiedenissen in derzelver opkomst, aan
was, vergrootingen en lotgevallen, uit d'oud-
ste gedenkschriften en eigene stads-registers
nagespoord en beschreeven".
Het eerste deel verscheen te Haarlem in
1765 in folio. Het tweede deel werd door den
schrijver voortgezet tot aan de beschrijving
van 1577, het is echter nooit verschenen. Het
handschrift berust sedert 1895 op het ge
meente-archief van onze stad.
Tevoren had ds. Ampzing zijn berijmde be
schrijving van Haarlem uitgegeven. Pieter
Langendijk, die tot stedelijk geschiedschrij
ver benoemd was, had voor een nieuwe uit
gave van Ampzing's „Harlemias" aanteeke-
ningen gemaakt, doch tot de uitgave was het
niet gekomen. Van deze aanteekeningen
heeft Van Oosten de Bruyn gebruik gemaakt
voor zijn beschrijving.
Van Oosten de Bruyn heeft behalve zijn in
1748 verschenen dissertatie nog verscheidene
latijnsche werken uitgegeven. In 1751 publi
ceerde hij een juridisch werk, Discursus de
patria potestate, in 1758 werd een werk van
hem bekroond voor het Stolpiaansch legaat.
Een latijnsch historisch werk van Van
Oosten de Bruyn is „Vita Hadriani Junii Hor-
nani, in 1751 te Amsterdam verschenen.
Ook zijn er van hem latijnsche verzen.
Hij was gehuwd met Maria Croon, op wier
huwelijk met haar hij een Epithalamium
dichtte.
Voor het publiek is zijn naam vastgelegd in
dien van een straat in onze stad, in de buurt,
waar ook Ampzing en Allan hun straten
hebben.
De dankbare braggetrekker.
DE EERSTE VLUCHT VAN
CAMPBELL-
De bekende autorenner Sir Malcolm
Campbell, vertelt van zijn eerste vliegtocht.
Het had hem maanden moeilijken arbeid
gekost om een toestel te maken een der
eerste machines in Engeland. Op den dag,
dat hij zijn eerste vlucht maken zou, had
zich een groote menigte toeschouwers, die
van zijn pogingen gehoord hadden, verzameld
op het veld. Ze waren hem vijandig gezind,
want het was in de dagen, dat de vliegkunst
nog als goddeloos beschouwd werd.
Hij maakte het publiek er op attent, dat
het toestel eerst een eind over den grond
moest taxiën, en dat men daarom ruimte
diende te maken. Maar de omstanders be
wogen zioh niet van hun plaats. Malcolm
was dus gedwongen te starten, alsof er nie
mand st-ond.
Het vliegtuig verhief zich ongeveer 5 M.
van den grond, scheerde over de hoofden
der belangstellenden enviel even later
te pletter. Het gejuich van zijn „vijanden"
was oorverdoovend.
Toen de overblijfselen in de loods gebracht
waren merkte hij, dat het publiek ook nog
iets anders gedaan had dan lachen en honen:
zijn geld en andere voorwerpen van waarde
waren uit zijn jas gestolen!
TABAK ZONDER NICOTINE
Een Duitsch geleerde, lid van een instituut
dat onderzoekingen op tabak doet, schijnt
het middel gevonden te hebben om uit de
tabak, niet uit de gedroogde maar uit de le
vende plant zelve, de nicotine te verwijde
ren.
Door teeltkeus zou hij planten hebben ver
kregen die slechts schier onmerkbare sporen
van nicotine bevatten.
Het blijft te bezien of die variëteit niet zal
degenereeren, onder welke voorwaarden zij
kan verkregen worden en hoe de smaak en
de reuk zal zijn van de tabak die men er
van bekomt.
Des morgens al héél vroeg was een stelle
tje aannemers per auto naar de groote stad
gekomen voor een aanbesteding en het eerste,
waaraan zij behoefte gevoelden, was blijk
baar een „kroeg", die op dat vroege uur al
open zou zijn.
Maar hoe zulk een Inrichting te vinden?
't Was half acht!
Gelukkig was bij een brug een inlichtings
bureau aanwezig in den vorm van een „brug-
getrekker", (zooals bekend omvat het ambt
van zulk een functionaris het bieden van de
behulpzame hand bij het trekken van zwaar
beladen wagens over bruggen) wiens uiterlijk
deed vermoeden dat, *als iemand de ge
vraagde informatie zou kunnen geven, hij het
zou zijn.
Inderdaad: hij wist een nette gelegenheid,
waar men waarschijnlijk wel al een vroegen
borrel zou tappen.
Eén borrel? Het» werden er verscheidene!
Want de aannemers, die zelf ook niet afkee-
rig waren van een kleine hartversterking, wa
ren zóó dankbaar dat de bruggetrekker hen
zoo vroeg aan zulk een goed adres had gehol
pen, dat zij tot hem zeiden: „Je mag van ons
zooveel jenever drinken als je wilt!"
Dit was wel naar des bruggetrekkers zin.
Hij deelde nog ter toelichting mede, dat hij
in Indië was geweest en wel een emmer op
kon en trok daarna van leer, het eene glas na
het andere.
Het is te begrijpen dat hij, al vóórdat hij
aan den emmer toe was, In een toestand ver
keerde, die gerust met het woord „beneveld"
mag worden aangeduid. Hij achtte toen het
oogenblik gekomen, om zich terug te trek
ken. Hij ging naar buiten, zocht een plaatsje
in de auto van de aannemers en viel weldra
in slaap.
Tenminstedat vertelde hij aan den
Amsterdamschen Politierechter, voor wien hij
moest verschijnen. Waarom, dat deelde een
agent aan den Politierechter mede. Die agent
vertelde n.l. dat hij den ouden bruggetrekker
„aangetroffen" had, terwijl hij een deken en
kussens, die door hem uit den wagen waren
gehaald, aan voorbijgangers te koop aan
bood.
Kijk, daar wist deze verdachte nu heelemaal
niets meer van. zoo waar als hij daar voor
den Politierechter stond, wist hij niet beter
of hij had in de auto een dutje gedaan.
Een der aannemers kwam vertellen, dat hij
inderdaad het zéér royale jenever-aanbod
aan den verdachte had gedaan. „Maar ik heb
niet gezegd, dat hij zich dronken moest gaan
drinken, Edelachtbare!" voegde hij er aan toe
„Dat was van zoo iemand toch wel min of
meer te verwachten!" meende de rechter.
„Hoe was uw eigen toestand?"
„Mijn toestand, m ij n toestand was goed.
Edelachtbare!" oordeelde de meer dan ge
zette aannemer.
De rechter had hierop geen ander ant
woord dan een fijn spotlachje.
Het O. M. meende, dat de verdachte nog
niet zóó dronken was gewëest, of hij had toch
wel het besef gehad dat er met den deken en
de kussens geld te maken was, als hij kans
had gezien, een der voorbijgansers met die
artikelen „op te knappen". En daarom vroeg
de Ambtenaar ook al in verband met het
feit, dat de bruggetrekker nu lang niet voor
den eersten keer met de rechterlijke macht
in contact kwam een gevangenisstraf van
een maand.
De bruggewachter, die in Indië geweest
was, sloeg op militaire wijze aan en zei: „Heb
ik een maand meneer? Dank u wel!"
Deze dankbaarheid maakte een zonderlin
gen indruk en ontlokte den Politierechter de
opmerking: „U doet, alsof u voor 't eerst zoo
iets bijwoont, u bent toch al heel wat méér
keeren voor geweest! Enfin, ik zal nu vonnis
wijzen!"
Het werd een clement vonnis, want de
rechter vond, dat de aannemers in dezen toch
ook wel wat raar opgetreden waren.
De man kreeg f 10 boete, waarvoor hij, door
herhaalde malen aan te slaan, zich ook al
weer buitengewoon dankbaar toonde.
„Ik ben zoo blij als een engel," zei hij. Een
mededeeling, die Politierechters na het uit
spreken van een veroordeelehd vonnis, niet
dikwijls uit den mond van den betrokken
verdachte zullen hooren. „Ik ben zoo blij als
een ejigel, want nu kan ik tenminste mijn
oude moeder van 80 jaar blijven helpen!"
En de dankbare bruggetrekker haalde een
verfomfaaide portemonnaie voor den dag en
verklaarde zich bereid, dadelijk te betalen.
Zou een waarzegster hem voorspeld heb
ben, dat het f 10 zou worden?
J. C. Ec
WAAROM DE ZEE BLAUW IS.
De hoofdreden waarom de zee zulk een
prachtig blauwe kleur heeft op heldere,
zonnige dagen is deze dat de kleur van den
hemel erin weerkaatst wordt. Op een som
beren dag ontdekt men dan ook, dat de
blauwe zee voor een zeer groot deel zijn
mooie kleur verloren heeft en een grijzen
tint heeft aangenomen. Maar toch is altijd
een zekere blauwe kleur in zeewater te be
speuren en navorschingen van kort geleden
hebben aangetoond waarom.
Als je een zeebad neemt, zie je onmid
dellijk, dat er een klein verschil In kleur is
tusschen het zeewater en dat, uit de
waterleiding. Scheikundigen, die de kwestie
onderzocht hebben, gelooven, dat de blauwe
tint veroorzaakt wordt door de aanwezige
heid van koper-zouten. Koper produceert
veel blauwe kleuren. Gooi een klein stukje
in het vuur en binnen luttele oogenblikken
zul je prachtig blauwe vlammen zien.
Het is bekend, dat er koper in het zee
water aanwezig is. En de zouten nu. die de
zee de blauwe kleur geven, zijn voorname
lijk samengesteld uit ammoniak (waaraan
de zee rijk is) en koper. De aanwezigheid van
ammoniak is het gevolg van de ontbinding
van de doode lichamen der milliarden zee
dieren.
DE AANTREKKINGSKRACHT
VAN GELD-
Voor geld doet men niet alles. Maar wel
véél. Dit blijkt uit de volgende geschiedenissen
In een krant verscheen een advertentie van
dezen inhoud: „Twaalf honderd gulden ge
boden voor een welgevormden vinger van een
gezonde vrouw voor ent-proeven". De vin
ger-eigenaar mocht niet ouder zijn dan 45
jaar. Nou zou men denken, dat niemand een
vinger missen wil, zelfs niet voor f 1200.
Maarbinnen enkele dagen waren er
27 aanbiedingen binnengekomen!
In Amerika schijnt voor dat soort handel
een bepaald tarief te bestaan. Zoo bood men
onlangs f 12.000 voor een oor, om overgeplant
te worden op een zoon van een m'llnnair. En
stukjes huid, voor „reparatie-doeleinden" wor
den even duur betaald.
In oude dagen werden de lichamen van
vorstelijke personen te heilig beschouwd, dan
dat ze mochten worden aangeraakt door een
rotting. Maar prinsjes waren wel eens stout,
en dan verdienden ze een flink pak. Ze kre
gen dit echter zelf niet, want hun straf werd
ondergaan door huurlingen, die zonde
bokken voor de personen van koninklij
ken bloede. Dit systeem schijnt nu nog in
Tunis te bestaan, waar de rijken er niet over
zullen denken de gevangenis in te gaan: er
zijn immers genoeg lieden te vinden die voor
behoorlijken prijs voor hen gaan zitten?
De groote zeeheld Sir Francis Drake sloeg
in een aanval van woede het hoofd van een
scheepsjongen af. Diens moeder vloekte toen
de familie Drake, met de woorden: „Er zal
geen mannelijke nakomeling in het geslacht
Drake worden geboren, voordat een lid van
de familie zeven jaar lang in den middento
ren van Shardeloer, het slot der Drakes, ver
bleven is, of een vreemdeling 14 jaar."
Het huidige hoofd der Drakes, Edward
Drake, heeft 4 dochters, maar geen zoon. En
niet lang geleden kreeg hij een brief van een
vreemdeling die hem aanbood 14 jaar in dien
toren te vertoeven. De hiervoor verlangde
prijs is niet gepubliceerd.
In Belgrado komt een krant uit, de „Va-
rodny List", waarvan de redacteuren al zóó
vaak gevangen gezeten hebben voor politieke
beleedigingen dat tenslotte de eigenaar het
volgende openbaar maakte:
„Hij, die in deze koude dagen een warm bed
wil hebben, moet zich aan onze bureaux ver
voegen om den post van verantwoordelijken
redacteur op zich te nemen tegen vergoeding
van f 24 per dag. We zullen hem van goed
voedsel voorzien gedurende zijn verblijf in
de Rijksgevangenis."
Het resultaat van dit bericht?
Den volgenden morgen stonden bijna 50
mannen buiten te wachten, allen er op ge
brand voor 24 gulden per dag gevangen te
zitten!
Een vrouw zal zich niet graag leelijk noe
men. Doch als je er 72 gulden mee verdienen
kunt per week.Een Amerikaansche bloem-
kweeker kon geen aardige meisjes al3 cassa-
juffrouw voor langen tijd in dienst houden
daar ze stuk voor stuk gingen trouwen. Toen
hij in 2 jaar tijds er zeven gehad had, vroeg
hij teneinde raad een „leelijke juffrouw voor
de kassa."
Hij kreeg binnen een week 259 gegadigden
aan zijn deur!
Een nieuw Italiaansch luchtschip EFor lanini" van slechts geringe grootte, werd
te Milaan geconstrueerd met een motor van slechts 150 P.K. Het doel van den bouicer
(Forlanini) was een luchtschip te maken, dat zonder eenige hulp van tuiten landen,
en starten kan. Volgens berichten uit Milaan heeft zijn poging succes gehad.