HET TWEEDE VIJF-JAARSPLAN. UIT DE CROOTE STAD. Biographieen in een notedop. Rusland's economische worsteling. Terugkeer tot kapitalistische methoden. (Bijzondere correspondentie). Nu het Russische vijf-jaarsplan, na af loop waarvan de sovjethuishouding Europa en Amerika zal hebben „ingehaald" en over troffen", precies de helft van zijn weg heeft afgelegd, is te Moskou een commissie, waar van ook Boecherin lid is. bijeengekomen, die de bijzonderheden over een tweede, van 1934 tot 1939 voorgenomen „pjatlletka" zal uit werken. Sommige industrieën, die het in de eerste periode voorgeschreven programma thans reeds hebben uitgevoerd of in den loop van het jaar zullen uitvoeren, kunnen met het tweede vijf-jaarsplan blijkbaar reeds het volgend jaar beginnen. Blijkens de ge gevens, die men in de Russische bladen aan treft zal vooral de electrificattiepolitiek wor den voortgezet, de kolenproductie tot 500 millloen ton per jaar, de ruwijzerproductie tot 60 millioen worden uitgebreid. Behalve de uitbreiding van de zware industrie zal echter in dit tweede plan bijzondere aan dacht worden geschonken aan de verwer* kende industrie, die tot dusver is verwaar loosd, zoodat het dan ook aan de massa gebruiksartikelen, waarvan de Russische binnenlandsche markt tot nog toe gespeend ls, niet meer zal ontbreken. Wij zouden aan het feit, dat sovjet-Rus land het doel in den oorspronkelijk aange nomen tijd niet heeft bereikt, en een uit breiding van den termijn noodig heeft, om de industrleele zelfstandigheid te bereiken, geen overmatig gewicht hechten, indien nu de „socialistische" economische vooruitgang onmiskenbaar zichtbaar zou zijn. Maar het tegenovergestelde is het gevaj en de fantastische getallen, die nu voor het tweede pjatiletka worden genoemd, be wijzen even weinig, dat het eerste vijf-jaais- plan daar heen leidt, ais de belofte, de v*®r" werkende industrie de hand boven het hoofd te houden, te danken is aan de om standigheid, dat de zware industrie haar taak heeft volbracht. Het is de sovjets ge lukt, bijzonder gunstige productie-omstan digheden, zooals b.v. in de petroleum-m- dustrie, rationeel te exploiteeren en daardoor ook in de wereld het geloof te wekken, dsu de Russische productie over de geheele Unie vooruitgaat. Maar na de eerste beide laren van het vijfjaarsplan, waarin het in de volkomen verwaarloosde huishouding geen kunststuk is geweest, geweldige, procenta gewijze stijgingsgetallen te bereiken, is juist in het derde jaar, dat als het „beslissen de" is geproclameerd, een gevoelige daling ingetreden, die voor het resultaat van de eerste planperiode weinig goeds belooft. BIJ voorbeeld is de kolenproductie in Maait 193j tot 67 pet. van het plan gedaald, het goe derenverkeer op de spoorwegen met 3000 wagons verminderd, in plaats van 522 ton rails, die reeds in het tweede jaar moesten worden geleverd, hebben de spoorwegen er slechts 307.000 ontvangen en het fa:en van de transportmiddelen heeft ook alle „vorde ringen" op ander gebied weer verniei,igd. ne, oordeel van alle waarnemers is, dat boven dien 50 pet. der op het papier zoo voordeelig uitziende productie uitschot is, zoodat alleen om deze reden reeds van vervulling dei plancijfers geen sprake kan zijn. De sovje, regeering vecht echter met den moed oei wanhoop, om het pjatiletka te laten slagen en zij neemt daartoe haar toevlucht tot mid delen, die het „socialistisch" karakter van de systematische huishouding allengs van binnen uithollen: de arbeiders zijn aan d. fabrieken of zelfs aan bepaalde machines „gebonden" en worden voor de afdoening vat een bepaalde hoeveelheid werk verantwoor delijk gemaakt Straffen eenerzijds, premier aan den anderen kant bewijzen, dat het communistische „enthousiasme" van de stormtroepen" niet voldoende is en dat de proletarische werkijver sterker moet worden aangespoord. De directeuren bezitten weer onbeperkte macht, in de collectieve bedrij ven heeft men het beginsel van gelijkmatige belooning laten vervallen en de prestatie beslist weer over het loonpeil. Tenslotte heeft men ook, niet zonder dat het tot scherpe discussies tusschen het gros der arbeiders en de „gevechtsbrigaden" ls gekomen, den zevenurendag, op de invoering waarvan sovjet-Rusland bijzonder prat ging, in alle stilte vervangen door den achturendag. En desniettemin wil het plan niet slagen. Zou het de sovjets tenslotte gelukken, met hulp van de geschetste maatregelen tot een eenigs zins bevredigend resultaat te komen, dan zou in ieder geval gezegd moeten worden, dat dit te danken is aan een economisch stelsel dat zich van kapitalistische methoden niet overmatig onderscheidt. Maar deze overwinning is er nog niet. Want terwijl aan den eenen kant de Intensiteit van den arbeid met alle middelen wordt ver groot en niet in de laatste plaats dank zij de omstandigheid, dat iedere nloderne machine een half dozijn dezer ongeschoolde Russische arbeiders aan zich ketent, waar in Europa één enkele geschoolde arbeider vol doende zou zijn, gebrek aan arbeiders heerscht, dat het in bedrijf brengen van de reusachtige fabrieken in den Oeral en het Dongebied illusoir maakt, moet de sovjet- regeering aan den anderen kant tot stilleg ging van de industrieele activiteit overgaan, omdat zij zich aan een nieuw, grooter gevaar ziet overgeleverd: de inflatie. Kort geleden heeft architect May te Berlijn de enorme bouwwoede van de sovjets geschetst en tien tallen schetsplannen inzake de voorgenomen socialistische steden laten zien, maar de heer May heeft zeer goed geweten (en verzwegen), dat juist de activiteit in het bouwbedrijf totaal gebreideld is, zoodat van zijn plannen vrijwel niets zal worden ver wezenlijkt. Stalin en zijn aanhangers hebben de waarschuwingen, die door de „specialis ten" van het commissariaat van financiën tegen ongebreidelde voorziening van de staatslndustrie met credieten, in den wind geslagen en degenen, die waarschuwden als staatsgevaarlijke individuen opgesloten. Thans is de valuta ondermijnd, de in flatie niet meer te verbergen, papleren mil. Harden zijn belegd, zonder dat de opbrengst dit zou kunnen motiveeren en de ongerust heid van de bevolking over de waardevermin dering -van het „effectieve loon" neemt toe. De nieuwe commissaris van financiën, Grln- ko, heeft nu het stuur omgegooid en tracht met alle middelen en blljettenpers te remmen en de uitgegeven circulatiemiddelen in te trekken. De 32 milliard roebel, die het Rus sische volk „vrijwillig" dit Jaar aan belastin gen aan de staatskas aflevert de uitvoering van het plan tot mobilisatie van de midde len der bevolking hangt geheel en al af van ons vermogen, het proletariaat en de boeren van de collectieve bedrijven voor onze doel einden te organiseeren", schreef de „Is- westija" openhartig zouden ten deele ver oorzaakt zijn door het voornemen van het commissariaat van financiën, het overtollige geld weer uit het verkeer terug te trekken en ook de opheffing van de goederenrantsoe- neering die een paar weken geleden is voor geschreven, wordt aan dergelijke plannen toegeschreven. Tegelijk is het crediteerings» systeem van de Staatsbank opgeheven, in het vervolg zal alleen de „Chosrastsohot" de commercieele bedrijfsleiding het hoogste beginsel zijn, de „automatische credietver- ieening" aan de industrie houdt op, ieder bedrijf moet zijn uitgaven uit eigen inkom sten dekken. De rentabiliteit zal beslissend zijn, niet een abstract beginsel, terwille waar van een plan is opgesteld, in werkelijkheid echter geelden onsystematisch verkwist zijn. Ook de spoorwegen moeten zich nu op eigen kracht zien staande te houden en zuiver kapitalistische methoden volgen; voor zoo ver de credietverleening door de staatsbank niet bindend is, zal de volledige uitvoering van het financieel programma tot voorwaar de worden gemaakt. „Controle van de econo» mische structuur met den roebel", is de leuze, die alle improductieve of de werkelijke middelen overtreffende plannen zal beheer- schen. Met de opheffing van de rantsoeneering die den „vrijen staatshandel" weer invoert, met de individueele arbeidsvoorwaarden, maar in het bijzonder met de commercieele bedrijfsleiding, de „Chosrastschot" heeft de sovjetstaat een economischen terugtocht in geleid, die zich althans tijdelijk als staats- lcapitalisme voordoet. Gelukt het dit gere organiseerde stysteem, de inflatie te over winnen en de sovjethuishouding rendabel te maken, dan kan het toch niemand ontgaan dat dit slechts ten koste van het vijfjaars plan zal geschieden. En van hier uit valt ook het „tweede pjatiletka" te beoordeelen: het is een poging, de aandacht af te leiden van het fiasco van zijn voorganger, het tegenwoordig vigeerende plan. In het derde jaar, het beslissende, heeft dit tot een recon structie van het kapitalistisch stelsel geleid, hetwelk slechts ten deele wordt verborgen door telkens den nadruk te leggen op de politieke heerschappij van het proletariaat. W. J. (Nadruk verboden). TE VEEL HELDEN. Frankrijk telt te veel helden, d.w.z. men vindt dat het aantal van 155.000 leden van het Legioen van Eer wel wat overdreven groot is. En toch komen er jaarlijks nog eenige bij, voornamelijk burgers. Een wetsvoorstel is nu ingediend om het getal te verminderen en dit zou moeten ge= sollieden door maar aan weinigen meer het Legioen toe te kennen. Wanneer dan de tegenwoordige houders van dit eerbewijs er niet meer zullen zijn, zal het totaal aan ge decoreerden zoo gereduceerd zijn, dat het Legioen van eer in werkelijkheid weer een onderscheiding is. Inderdaad een loffelijk streven om den intjesregen" wat te beperken. DE MICROFOON ALS BAKER. Op een zilvervossen-fokkerij te Kirchberg in Duitschland is de microfoon op eigenaar dige wijze toegepast. De jonge zilver vosjes krijgen van hun moe der niet altijd de behandeling en de zorg die zij van een rechtgeaarde moeder mogen ver wachten De moedervos is dikwijls slordig in het voeden van haar kleinen en gaat zelfs dikwerf tot mishandeling over, wanneer de babies een blaffend protest aanheffen. Daar de zilvervosfokker niet den ganschen dag voor de hokken kan vertoeven, heeft hij de vernuftige gedachte gehad, in de hokken dier vossen een microfoon op te stellen. De geluiden in het hok worden hierdoor opge vangen en, na versterkt te zijn, door een luid spreker in zijn kamer weergegeven. Het pie pen en janken der kleinen bij het uitblijven van hun verzorgster, waarschuwt dan den fokker, dat het tijd is om moeder vos op haar plicht te wijzen. STEEDS IIOOGER. Professor Plccard's ballonvlucht hij be reikte een hoogte van 16000 M. toont aan dat de gevaren van hoog-vliegen bestreden kunnen worden. Vroeger was dit een strijd met den dood, zelfs met goede zuurstof apparaten. De Amerikaan Gray, die ruim 14 K.M. steei kwam om bij zijn pogingen om nog hooger te klimmen. En dan is er het avontuur van een ander Amerikaan, Champion, die een hoogte van 13000 Meter bereikte. Óp zijn terugkeer naar de aarde sprongen zeven van de negen cylinders van zijn motoren, de stukken scheurden gaten in de vleugels en sloegen hem de slang van het zuurstofapparaat uit z'n mond. Zijn bril bevroor zoodat hij volkomen verblind was, terwijl hij daarbij nog 4 maa! een begin van brand moest blusschen op den weg van 12 K.M. lengte naar beneden. Het is wel wonderlijk dat hij nog behouden aan kwam. In 1862 stegen twee Engelschen, Glaisher en Coxwell in Wolverhampton op in een bal Ion. Glaisher's pols sloeg 76 slagen per mi nuut vóór de vlucht, 90 slagen op ruim 3 K.M. hoogte, 100 op 6 K.M. en daarna 110. Toen raakte hij geleidelijk de beschikking over zijn ledematen kwijt, zijn gezicht werd minder, terwijl zijn hersenen nog werkten en op bijna 10 K.M. hoogte verloor hij zijn bewustzijn. Coxwell kon zijn handen niet meer gebruiken vóór hij de luchtklep geopend had. Doch voelende, dat ook hem het be wustzijn begaf, wist hij met inspanning van zijn laatste krachten met zijn tanden het touw te grijpen en de klep op die wijze te openen. Ze waren toen op ruim 12 K.M. hoog te. Niet bemande ballons hebben wel eens hoogten bereikt van 30 K.M, En de granaten van de dikke Bertha, die Parijs beschoot, stegen tot wel 40 K.M. G. W- VAN OOSTEN DE BRUYN. (1727—1797). Tusschen Ampzing en Allan staat als Haarlemsch geschiedschrijver Van Oosten de Bruyn. Mr. Gerrit Willem van Oosten de Bruyn was de zoon van Cornelis de Bruyn en Eliza beth van Oosten. Hij werd 17 October 1727 geboren te Amersfoort, doch schijnt al vroeg te Haarlem te hebben gewoond. Althans in 1748 werd hij te Utrecht als student inge schreven met de toevoeging „Harlemensis". Nog in hetzelfde jaar promoveerde hij te Utrecht tot doctor in de beide rechten. Daarna kwam hij weer te Haarlem wonen. Hij schijnt vermogend genoeg te zijn geweest, om geen rechtspractijk te behoeven uit te oefenen of om eenig ambt te bekleeden. In 1787, toen Willem V. aan het bewind gekomen was, benoemde deze hem in de vroedschap van Haarlem, als raad. twee jaar later werd Van Oosten de Bruyn burge meester. De revolutie in 1795 was echter oorzaak van zijn afzetting. Hij vestigde zich op zijn buiten „Randenbroek" bij Amersfoort, waar hij ook is gestorven, en wel op 16 Juli 1797. Van Oosten de Bruyn heeft verschillende werken in het licht gegeven, doch zijn aller belangrijkste, zeker voor onze stad, is zijn geschied- en plaatsbeschrijving van Haar lem. Het heet „De stad Haarlem en haare geschiedenissen in derzelver opkomst, aan was, vergrootingen en lotgevallen, uit d'oud- ste gedenkschriften en eigene stads-registers nagespoord en beschreeven". Het eerste deel verscheen te Haarlem in 1765 in folio. Het tweede deel werd door den schrijver voortgezet tot aan de beschrijving van 1577, het is echter nooit verschenen. Het handschrift berust sedert 1895 op het ge meente-archief van onze stad. Tevoren had ds. Ampzing zijn berijmde be schrijving van Haarlem uitgegeven. Pieter Langendijk, die tot stedelijk geschiedschrij ver benoemd was, had voor een nieuwe uit gave van Ampzing's „Harlemias" aanteeke- ningen gemaakt, doch tot de uitgave was het niet gekomen. Van deze aanteekeningen heeft Van Oosten de Bruyn gebruik gemaakt voor zijn beschrijving. Van Oosten de Bruyn heeft behalve zijn in 1748 verschenen dissertatie nog verscheidene latijnsche werken uitgegeven. In 1751 publi ceerde hij een juridisch werk, Discursus de patria potestate, in 1758 werd een werk van hem bekroond voor het Stolpiaansch legaat. Een latijnsch historisch werk van Van Oosten de Bruyn is „Vita Hadriani Junii Hor- nani, in 1751 te Amsterdam verschenen. Ook zijn er van hem latijnsche verzen. Hij was gehuwd met Maria Croon, op wier huwelijk met haar hij een Epithalamium dichtte. Voor het publiek is zijn naam vastgelegd in dien van een straat in onze stad, in de buurt, waar ook Ampzing en Allan hun straten hebben. De dankbare braggetrekker. DE EERSTE VLUCHT VAN CAMPBELL- De bekende autorenner Sir Malcolm Campbell, vertelt van zijn eerste vliegtocht. Het had hem maanden moeilijken arbeid gekost om een toestel te maken een der eerste machines in Engeland. Op den dag, dat hij zijn eerste vlucht maken zou, had zich een groote menigte toeschouwers, die van zijn pogingen gehoord hadden, verzameld op het veld. Ze waren hem vijandig gezind, want het was in de dagen, dat de vliegkunst nog als goddeloos beschouwd werd. Hij maakte het publiek er op attent, dat het toestel eerst een eind over den grond moest taxiën, en dat men daarom ruimte diende te maken. Maar de omstanders be wogen zioh niet van hun plaats. Malcolm was dus gedwongen te starten, alsof er nie mand st-ond. Het vliegtuig verhief zich ongeveer 5 M. van den grond, scheerde over de hoofden der belangstellenden enviel even later te pletter. Het gejuich van zijn „vijanden" was oorverdoovend. Toen de overblijfselen in de loods gebracht waren merkte hij, dat het publiek ook nog iets anders gedaan had dan lachen en honen: zijn geld en andere voorwerpen van waarde waren uit zijn jas gestolen! TABAK ZONDER NICOTINE Een Duitsch geleerde, lid van een instituut dat onderzoekingen op tabak doet, schijnt het middel gevonden te hebben om uit de tabak, niet uit de gedroogde maar uit de le vende plant zelve, de nicotine te verwijde ren. Door teeltkeus zou hij planten hebben ver kregen die slechts schier onmerkbare sporen van nicotine bevatten. Het blijft te bezien of die variëteit niet zal degenereeren, onder welke voorwaarden zij kan verkregen worden en hoe de smaak en de reuk zal zijn van de tabak die men er van bekomt. Des morgens al héél vroeg was een stelle tje aannemers per auto naar de groote stad gekomen voor een aanbesteding en het eerste, waaraan zij behoefte gevoelden, was blijk baar een „kroeg", die op dat vroege uur al open zou zijn. Maar hoe zulk een Inrichting te vinden? 't Was half acht! Gelukkig was bij een brug een inlichtings bureau aanwezig in den vorm van een „brug- getrekker", (zooals bekend omvat het ambt van zulk een functionaris het bieden van de behulpzame hand bij het trekken van zwaar beladen wagens over bruggen) wiens uiterlijk deed vermoeden dat, *als iemand de ge vraagde informatie zou kunnen geven, hij het zou zijn. Inderdaad: hij wist een nette gelegenheid, waar men waarschijnlijk wel al een vroegen borrel zou tappen. Eén borrel? Het» werden er verscheidene! Want de aannemers, die zelf ook niet afkee- rig waren van een kleine hartversterking, wa ren zóó dankbaar dat de bruggetrekker hen zoo vroeg aan zulk een goed adres had gehol pen, dat zij tot hem zeiden: „Je mag van ons zooveel jenever drinken als je wilt!" Dit was wel naar des bruggetrekkers zin. Hij deelde nog ter toelichting mede, dat hij in Indië was geweest en wel een emmer op kon en trok daarna van leer, het eene glas na het andere. Het is te begrijpen dat hij, al vóórdat hij aan den emmer toe was, In een toestand ver keerde, die gerust met het woord „beneveld" mag worden aangeduid. Hij achtte toen het oogenblik gekomen, om zich terug te trek ken. Hij ging naar buiten, zocht een plaatsje in de auto van de aannemers en viel weldra in slaap. Tenminstedat vertelde hij aan den Amsterdamschen Politierechter, voor wien hij moest verschijnen. Waarom, dat deelde een agent aan den Politierechter mede. Die agent vertelde n.l. dat hij den ouden bruggetrekker „aangetroffen" had, terwijl hij een deken en kussens, die door hem uit den wagen waren gehaald, aan voorbijgangers te koop aan bood. Kijk, daar wist deze verdachte nu heelemaal niets meer van. zoo waar als hij daar voor den Politierechter stond, wist hij niet beter of hij had in de auto een dutje gedaan. Een der aannemers kwam vertellen, dat hij inderdaad het zéér royale jenever-aanbod aan den verdachte had gedaan. „Maar ik heb niet gezegd, dat hij zich dronken moest gaan drinken, Edelachtbare!" voegde hij er aan toe „Dat was van zoo iemand toch wel min of meer te verwachten!" meende de rechter. „Hoe was uw eigen toestand?" „Mijn toestand, m ij n toestand was goed. Edelachtbare!" oordeelde de meer dan ge zette aannemer. De rechter had hierop geen ander ant woord dan een fijn spotlachje. Het O. M. meende, dat de verdachte nog niet zóó dronken was gewëest, of hij had toch wel het besef gehad dat er met den deken en de kussens geld te maken was, als hij kans had gezien, een der voorbijgansers met die artikelen „op te knappen". En daarom vroeg de Ambtenaar ook al in verband met het feit, dat de bruggetrekker nu lang niet voor den eersten keer met de rechterlijke macht in contact kwam een gevangenisstraf van een maand. De bruggewachter, die in Indië geweest was, sloeg op militaire wijze aan en zei: „Heb ik een maand meneer? Dank u wel!" Deze dankbaarheid maakte een zonderlin gen indruk en ontlokte den Politierechter de opmerking: „U doet, alsof u voor 't eerst zoo iets bijwoont, u bent toch al heel wat méér keeren voor geweest! Enfin, ik zal nu vonnis wijzen!" Het werd een clement vonnis, want de rechter vond, dat de aannemers in dezen toch ook wel wat raar opgetreden waren. De man kreeg f 10 boete, waarvoor hij, door herhaalde malen aan te slaan, zich ook al weer buitengewoon dankbaar toonde. „Ik ben zoo blij als een engel," zei hij. Een mededeeling, die Politierechters na het uit spreken van een veroordeelehd vonnis, niet dikwijls uit den mond van den betrokken verdachte zullen hooren. „Ik ben zoo blij als een ejigel, want nu kan ik tenminste mijn oude moeder van 80 jaar blijven helpen!" En de dankbare bruggetrekker haalde een verfomfaaide portemonnaie voor den dag en verklaarde zich bereid, dadelijk te betalen. Zou een waarzegster hem voorspeld heb ben, dat het f 10 zou worden? J. C. Ec WAAROM DE ZEE BLAUW IS. De hoofdreden waarom de zee zulk een prachtig blauwe kleur heeft op heldere, zonnige dagen is deze dat de kleur van den hemel erin weerkaatst wordt. Op een som beren dag ontdekt men dan ook, dat de blauwe zee voor een zeer groot deel zijn mooie kleur verloren heeft en een grijzen tint heeft aangenomen. Maar toch is altijd een zekere blauwe kleur in zeewater te be speuren en navorschingen van kort geleden hebben aangetoond waarom. Als je een zeebad neemt, zie je onmid dellijk, dat er een klein verschil In kleur is tusschen het zeewater en dat, uit de waterleiding. Scheikundigen, die de kwestie onderzocht hebben, gelooven, dat de blauwe tint veroorzaakt wordt door de aanwezige heid van koper-zouten. Koper produceert veel blauwe kleuren. Gooi een klein stukje in het vuur en binnen luttele oogenblikken zul je prachtig blauwe vlammen zien. Het is bekend, dat er koper in het zee water aanwezig is. En de zouten nu. die de zee de blauwe kleur geven, zijn voorname lijk samengesteld uit ammoniak (waaraan de zee rijk is) en koper. De aanwezigheid van ammoniak is het gevolg van de ontbinding van de doode lichamen der milliarden zee dieren. DE AANTREKKINGSKRACHT VAN GELD- Voor geld doet men niet alles. Maar wel véél. Dit blijkt uit de volgende geschiedenissen In een krant verscheen een advertentie van dezen inhoud: „Twaalf honderd gulden ge boden voor een welgevormden vinger van een gezonde vrouw voor ent-proeven". De vin ger-eigenaar mocht niet ouder zijn dan 45 jaar. Nou zou men denken, dat niemand een vinger missen wil, zelfs niet voor f 1200. Maarbinnen enkele dagen waren er 27 aanbiedingen binnengekomen! In Amerika schijnt voor dat soort handel een bepaald tarief te bestaan. Zoo bood men onlangs f 12.000 voor een oor, om overgeplant te worden op een zoon van een m'llnnair. En stukjes huid, voor „reparatie-doeleinden" wor den even duur betaald. In oude dagen werden de lichamen van vorstelijke personen te heilig beschouwd, dan dat ze mochten worden aangeraakt door een rotting. Maar prinsjes waren wel eens stout, en dan verdienden ze een flink pak. Ze kre gen dit echter zelf niet, want hun straf werd ondergaan door huurlingen, die zonde bokken voor de personen van koninklij ken bloede. Dit systeem schijnt nu nog in Tunis te bestaan, waar de rijken er niet over zullen denken de gevangenis in te gaan: er zijn immers genoeg lieden te vinden die voor behoorlijken prijs voor hen gaan zitten? De groote zeeheld Sir Francis Drake sloeg in een aanval van woede het hoofd van een scheepsjongen af. Diens moeder vloekte toen de familie Drake, met de woorden: „Er zal geen mannelijke nakomeling in het geslacht Drake worden geboren, voordat een lid van de familie zeven jaar lang in den middento ren van Shardeloer, het slot der Drakes, ver bleven is, of een vreemdeling 14 jaar." Het huidige hoofd der Drakes, Edward Drake, heeft 4 dochters, maar geen zoon. En niet lang geleden kreeg hij een brief van een vreemdeling die hem aanbood 14 jaar in dien toren te vertoeven. De hiervoor verlangde prijs is niet gepubliceerd. In Belgrado komt een krant uit, de „Va- rodny List", waarvan de redacteuren al zóó vaak gevangen gezeten hebben voor politieke beleedigingen dat tenslotte de eigenaar het volgende openbaar maakte: „Hij, die in deze koude dagen een warm bed wil hebben, moet zich aan onze bureaux ver voegen om den post van verantwoordelijken redacteur op zich te nemen tegen vergoeding van f 24 per dag. We zullen hem van goed voedsel voorzien gedurende zijn verblijf in de Rijksgevangenis." Het resultaat van dit bericht? Den volgenden morgen stonden bijna 50 mannen buiten te wachten, allen er op ge brand voor 24 gulden per dag gevangen te zitten! Een vrouw zal zich niet graag leelijk noe men. Doch als je er 72 gulden mee verdienen kunt per week.Een Amerikaansche bloem- kweeker kon geen aardige meisjes al3 cassa- juffrouw voor langen tijd in dienst houden daar ze stuk voor stuk gingen trouwen. Toen hij in 2 jaar tijds er zeven gehad had, vroeg hij teneinde raad een „leelijke juffrouw voor de kassa." Hij kreeg binnen een week 259 gegadigden aan zijn deur! Een nieuw Italiaansch luchtschip EFor lanini" van slechts geringe grootte, werd te Milaan geconstrueerd met een motor van slechts 150 P.K. Het doel van den bouicer (Forlanini) was een luchtschip te maken, dat zonder eenige hulp van tuiten landen, en starten kan. Volgens berichten uit Milaan heeft zijn poging succes gehad.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 16