KUNSTVEILING LETTEREN EN KUNST OVERWINTERING HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 14 JULI 19 31 j HET TOONEEL Spel in drie bedrijven door Albert Helman. (Uitg. Nijgh en Van Ditmar, Rotterdam.) Onder de jongeren geldt Albert Helman a's een der belangrijkste Nederlandsche schrij vers van dezen tijd. Veelzijdig is hij zeker als weinig anderen. Deze West-Indiër die be hoort tot de leiders van de Jong-Katholieke groep van „De Gemeenschap" is musicus en litterator. Onder zijn eigen naam Lou Lichtveld schrijft hij muziek-kritieken en heeft hij eenige moderne composities gepubli ceerd hij componeerde o.a. de muziek voor het openluchtspel, dat op den Nederlandschen Katholiekendag in het Stadion te Amsterdam werd opgevoerd onder het pseudoniem Al- bert Helman schonk hij ons eenige zeer goede boeken, o.a. Zuid-Zuid-West en Hart zonder Land. Thans is hij gekomen met een drama tisch werk, Overwintering, dat wel is waar na lezing min of meer hybrischen Indrukken ach terlaat, maar in de eerste twee bedrijven toch ongetwijfeld van een sterk dramatisch talent getuigenis aflegt. Overwintering is blijkbaar niet voor opvoe ring bestemd. Dit spel is een „lees-drama", al zouden sommige gedeelten dan ook op het tooneel voortreffelijk voldoen. Het is vooral achter den gespierden, beeldenden dialoog, die zich prachtig zeggen laat, dat wij den drama turg herkennen. Het zou mij dan ook niet ver wonderen, wanneer Albert Helman nog eens met een belangrijk dramatisch werk voor den dag kwam, dat niet alleen bij de lectuur maar ook bij de opvoering een krachtigen indruk zou maken. Wie een bedrijf als het eerste van Overwintering vermag te schrijven, toont overtuigend „le don du théatre" te bezitten. Overwintering speelt zooals de schrijver het zelf uitdrukt in „het jaartallooze tijd perk der fantasie". Helman heeft getracht de fantasie, welke werkelijkheid genoemd wordt en de werkelijkheid welke onze fantasiën zijn, onscheidbaar dicht door een te weven. In de eerste helft van zijn stuk tot tegen het eind van het tweede bedrijf onderscheidt zijn spel zich eigenlijk in niets van een „histo risch drama". Helman brengt ons op Nova Zembla in het „Behouden Huys", de hut, waarin Heemskerk en Barents met hun mannen den langen win ternacht doorbrengen. De gegevens van zijn stuk putte hij evenals Tollens voor zijn „Overwintering op Nova Zembla" uit de „Vertellinghe van de derde seylagie hij noor den om, nae de coninchrycken van Catthay ende China, in den jare duysent vijf hondert ses ende tnegentich" van Gerrit de Veer. Hel man stelt deze mannen met hun hartstochten en stille driften in hun maandenlange afzon dering ieder met hun eigen karakter prachtig tegenover elkander. Zooals de schrij ver hen tot leven brengt bij het begrafenis- feest, ter eere van den gestorven makker, dien zij pas in de sneeuw begraven hebben, zijn ze waarlijk van alle tijden. Voor Heemskerk is het gemis van de vrouw in deze gevangen schap van maanden met enkel mannen, wel het zwaarst te dragen. Het is de „satan, die hem tempteert." Het tweede bedrijf, dat eenige maanden later speelt, is reeds wat zwakker, maar het blijft toch nog tot tegen het slot op een zeer hoog peil. Heemskerk heeft de verzoeking, toen hij, bevrijd uit het „Behouden Huys" bij de Laplanders kwam, niet kunnen weer staan. De anderen geloovige Christenen. voelen Heemskerk's omgang met een Lap- landsche vrouw als een zware zonde, die allen drukt. Alleen Vos, de man van de we tenschap, begrijpt en vergeeft. „De eene mensch", zegt hij, „is de andere niet". Voor Barents, die zijn einde naderen voelt, is het 't moeilijkst te dragen. „Ik schaam me voor jou, nu ik ga sterven, om alles wat je zag en wat ik niet verhinde ren kon", zegt hij tot zijn jongen neef. Ik zelf verkies te sterven boven deze schande. De een betaalt het overwinteren met zijn lijf, de andere met zijn ziel!" Op het laatste oogenblik, vóór de afvaart naar de open zee, sterft Bai-ents. Zijn lijk wordt in de boot meegevoerd, maar de Lap- landsehe blijft, gebonden aan een paal, ker mend en krijtend, alleen achter. Dan groeit ook bij Heemskerk langzaam de wroeging en het berouw. „Weet ge", zegt hij tot Vos, ,,'t is of hier op dezen wal een booze droom mij heeft be vangen waaruit ik niet ontwaken kon, waar in ik dingen deed, waarvan mijn waakzaam heid mij zei: Laat af, laat afMaar ik werd gedwongen voort te gaan door iets wat sterker was dan ik; ik moest de booze droom tot het einde toe gehoorzamen. En nu schijn ik te ontwaken. Weet gij het? Leiden wij twee levens? Een gelijk wij zelf het liefste willen, en een gelijk een demon in ons wil?" En Vos antwoordde hem „We zijn den Heer bevolen". Ook in dit gedeelte toont Helman zich een sterk dramatisch dichterlijk schrijver. Maar dan komt de ommekeer in het stuk, wat ik zou willen noemen: de gróote vergissing van Helman. Wanneer de mannen vertrokken zijn en de Laplandsche schreiend alleen is achter gelaten, nadert Anna van Heemskerk in hedendaagsch costuum en bontmantel en troost haar. „De vrouwen van heel de wereld verstaan elkaar, begrijpen elkaar, omdat zij allen hetzelfde lijden moeten!" zegt zij. „De natuur is wreed en voor ons heeft de natuur maar een enkele naam: dat is de Man! De groote fout van Helman is hier, dat hij Anna van Heemskerk in hedendaagsch costuum laat verschijnen en deze fout zet hij in het laatste bedrijf, waarin wij Heems kerk en zijn zoon, geheel in den tegenwoor- digen tijd verplaatst, terugzien in nog ster ker mate voort. Helman heeft, door zijn personen plotseling in het hedendaagsch milieu te verplaatsen, willen aantoonen, dat zijn stuk dat immers in het „jaartallooze tijdperk der fantasie speelt" van alle tij den is. Of wij dat toch niet lang reeds had den gevoeld! Wat doet een tijdperk, wat doen de costuums er aan af, wanneer het gaat om de eeuwige dingen des levens en van de natuur? Denken wij bij Hamlet, Julius Caesar. Romeo en Julia en Coreolanus aan een bepaalden tijd? Het lijden, de strijd en de verzoekingen van deze mannen in den langen poolnacht, ze blijven gelijk, of zij Heemskerk, Scott, Bvrd, Amundsen of hoe ook heeten. Wij voelen die plotselinge ver plaatsing in het moderne milieu als een op zettelijke en hinderlijke truc; wij bemerken te veel de ..Absicht" en worden „verstimmt". Daardoor blijft onze aandacht in het trouwens ook veel zwakker geschreven derde bedrijf dan ook nog nauwelijks ge spannen; wij zien en hooren niet meer Heemskerk en zijn mannen maar enkel Al- bert Helman, die wil bewijzen en daarom zelf feet woord neemt. Wanneer Gerrit de Veer uit den Bijbel ge lezen heeft, barst het bij Heemskerk los. Het is het krankzinnig verlangen naar de lente en de liefde, dat hem overmant. Droomen is nog het eenige, wat hem hier troost schenkt. „Alleen de droomen nutten ons hier, in deze gevangenis!" roept hij wanhopig uit. „Zes mannen met ieder twee duimen breeds gronds en een wereld vol koudeDe lucht is bezwangerd met droomenJe ruikt ze uit de Hollandsche stroo van de kribben. Droomen, droomen, ze barsten open, werke lijkheid, ze komen op ons toe; wij leven mid den in de droomen, want de lente is nabij!" Zoo overmeestert het hem, dat hij in een flauwte ter aarde stort. „De Satan der kou de!"prevelt Barents, de braafste en in nerlijk krachtigste. „Er groeit een zwakte", zegt Vos, de chirurgijn. „We verliezen weer stand. Wie zal het keeren? Barents wordt het meest gekweld van vrees om Gerrit de Veer, zijn neef, bijna een kind nog. Hoe zal het kind dit doorstaan? En over zijn lippen komt de klacht: „Had ik kunnen denken, dat dit overwinteren zóó" „Maar Willem Barents!" valt Vos, verwon derd en streng hem in de rede. „Niet voor mijzelf!" verdedigt Barents zich. „Niet voor mezelf! Ik ben een brander, uit gestuurd ten vijand. Niemand wacht me, ik wacht niets. Maar cm het kind daarbuiten!" En Vos antwoordt: „Hij kwam als kind hierheen. Maar is vandaag reeds man en morgen misschien held." Dan stormen twee mannen naar binnen en het klinkt als een zegekreet: „De zon! De zon! Buiten is de zon! Grootrond rood licht! De nacht is overlente, lente! Komt toch, 't is aanstonds te laat!" Wanneer Heemskerk uit zijn benauwenis wakker wordt, waant hij zich één oogenblik thuis, bij Anna, zijn vrouw. Maar Barents brengt hem tot de werkelijkheid terug. En Heemskerk hoort de blijde mare: daar buiten is de zon! „Zon? De zon? Het wordt dus lente? sta melt Heemskerk en hij wankelt de anderen achterna. Barents blijft alleen achter. „O God! Kin deren, kinderen, kinderen!" steunt hij. „Ze denken het al gewonnen. Waarheen geleidt ons uw weg? Heb medelijden met een oud en angstig man. Maar ik dank U voor het licht!" En als hij bij de tafel het journaal geopend heeft, mompelt hij: „De zonDe zon.... Mijn laatste lente!" Dan stort nog eens Gerrit de Veer de jongen naar binnen en roept juichend tot den hond: Freya, kom de zon zien! Freya! Freya!" en het doek valt. Ik behandelde zoo uitvoerig dit eerste be drijf om mijn lezers eenigszins een indruk van Helman's schrijfwijze te geven. Prachtig doet de schrijver deze mannen in de benau wenis van hun verlatenheid in dezen langen donkeren Poolnacht voor ons leven. Er komt bij lezing ook een beklemming over ons, het Is of ook wij worden aangegrepen door een ijskoude hand. De taal is aldoor levend, kern achtig en krachtig, hoewel nooit zuiver rea listisch. De dichter geeft het rhythme en den gloed aan. Het derde bedrijf speelt bij Gerrit de Veer, die in een boek hun lotgevallen heeft be schreven en het zijn vooral de vrouwen, die hen om dit werk en hun heldhaftigheid bewonderen. Maar de overwintering) in De Veer's boek is de ware overwintering niet. Om Heemskerk te sparen heeft hij angst vallig alles vermeden, wat betrekking had' op de periode met- de Laplandsche vrouw. Van de kwade droomen en de verzoekingen schreef hij niets. Maar dan is het Heems kerk's vrouw, die den sluier verbreekt. Zij wéét en dat weten beteekent voor haar ver giffenis schenken! „Ze denken dat je een lafaard bent, dat ze je met een net van leugens moeten be schermen!" roept zij uit. „Wie ben je reken schap schuldig? Mijmij alleen! En ik heb je allang vergeven!" De Veer. die als schrijver goed en kwaad harmonisch in dit leven op wilde lossen, voelt, dat hij enkel leege woorden, frases heeft geschreven. Monette. zijn verloofde, slingert het hem voor de voeten: „Kamp vechters voor de waarheid, met al die mooie schrijvers-idealen! Waar blijven ze? Be schrijft de heldendaden en verzwijgt de laf heid en de banaliteit Weet je, nooit is een man een held geweest, of tegelijk was 't een banale zwakkeling!" Maar de Veer begrijpt, dat de menschen toch niet alles zullen begrijpen. „Zij weten niet meer dat helden cok menschen van vleesch en bloed zijn! Met hun kracht en met hun zwakheid.... Vergeven, berusten? Leer je dat niet eerst door de jaren, door de eeuwen, door de onophoudelijke wisseling van het leven?" Er is in dit laatste bedrijf veel dat tot denken stemt, dat het chaotische van ons menschenbestaan helder belicht, maar dra matisch heeft Helman dat niet bewerkt. Hij is in III philosoof geen dramaschrijver en je betreurt dit te meer, omdat hij zich dat in I en II in zoo sterke mate had getoond. Maar al is de eindindruk er een van teleurstellng, er blijft in Overwintering zoo veel goeds over. dat wij het als geheel toch tot een der merkwaardigste Nederlandsche dramatische werken van den laatsten tijd rekenen. J. B. SCHUIL. Hedendaagsche Kunst in Duitschland. Kunstlerbund in Essen. IV. Wij gaan thans van deze belangrijke ten toonstelling afscheid nemen met een paar aanteekeningen over uitzonderlijke figuren wier namen te onthouden toch van nut kan zijn. Zoo bijvoorbeeld dien van Xaver Fuhr uit Mannheim, epn nog jong schilder, wien juist dit jaar de belooning van een jaar ver blijf in Rome is toegekend. Hij had hier twee groote doeken: een processie, in de tcekening der figuren niet caricaturaal, maar toch ook niet liefde-rijk; en in een donker, zwart- paars gamma gehouden waardoor van dit doek allereerst een diepe ernst spreekt. Dan een stadsgezicht met kerk, eveneens in don kere kleur .waaraan invloed van Fcininger niet vreemd schijnt, doch dan diens ab stractheid in een bijna nuchter realisme te rug gebracht. Een zonderlinge natuur is de Berlijner Werner Scholz. Hij ziet de wereld en de menschen niet van den vroolijksten kant. Zijn menschen hebben ratten-snuiten, hun atmospheer is vergiftigd of op zijn minst onfrisch en er is een wreed vivisectie-plezier in zijn werk, waaraan men echter, schilder kundig, quallteit niet ontzeggen kan. Men weet, door de vele reproducties naar het werk van George Grosz, die ook bij ons te lande bekend zijn geraakt, dat ook deze schilder er een vaak wreed lijkend behagen in schept de zwakheden, onrechtvaardigheid en perversiteit van onze samenleving mee- doogenloos uit te beelden. Men ging wel eens zoo ver, Grosz den Daumier van onzen tijd te noemen. In de drie stillevens die Grosz in Essen exposeert is hij allerminst de felle lijnenpamflettist zijner teekeningen, maar ontpopt zich als een uiterst fijngevoelig kleur-harmonicus, die alleen nog maar wat grillig in zijn composities te werk gaat. Na tuurlijk is hij als rechtgeaard moderne niet zoekend naar een „afbeelding" van bepaalde voorwerpen, maar zoekt er een symbool, een „zinnebeeld" mee te produceeren. Voor wie van slagwoorden houden, om raak en goed een bepaalde ontwikkeling aan te dulden, lijkt mij deze vondst van Dr. Wichert, die in Frankfort, (im Stadel) thans een tentoon stelling in zijn museum organiseert met als Leitmotiv: „Von Abbild zu Sinnblld", zeer bruikbaar. Immers, het lijkt niet ongewaagd te voorzien dat schilderkunstig gesproken naast een nieuwe, nuchterschoone zakelijk heid voor een nieuw, misschien ook wat nuchter symbolisme weer plaats gevraagd zal worden. Doch ook voor anderen blijft in dezen veel- zijdigen tijd nog plaats genoeg. Een schilder als E. W. Nay uit Berlijn in Westheim's Kunstblatt zeer onlangs als hoogst belang rijk voorgesteld is voor mijn gevoel een trieste figuur, wiens werk. vol erotiek, zon der charme, ons aan Berlijnsche nachtcafé's van vóór den oorlog doet denken. Ik zeg niet dat E. W. Nay niet méér beduidt dan de soms verbluffend knappe snelteekenaars, doch met platten geest, die men daar ont moeten kon, maar of de mentaliteit in we zen veel verschilt, schijnt twijfelachtig. Wij zijn voor geen kleintje vei-vaard en willen desnoods de barbaarschheden van een Otto Dix voor ernst nemen, omdat hij geen nul, geen poseur is. maar de wildheid van een Karl Döbel eer en liever verdedigen, die in zijn wildheid althans muzikaal blijft en geen hersenextract liquideert. Daartoe kan men echter ook geraken als men, zooals Jawlens- ky, een Russisch Duitscher, van wien ik voor jaren prachtige dingen gezien heb. thans eenzelfde kop-compositie driemaal met onbelangrijke wijziging herhaalt, terwijl ze toch al tot het eenvoudigst lijnencomplex zijn vereenvoudigd. En er dan vier jaar tijds voor noodig zijn om dat drietal werken te produceeren. In 1928 noemt hij de eerste compositie „Het zwijgen", in 1929 de tweede: „Licht-donker" en de derde, in 1931 „Treur nis". Ik geloof niet dat het bezwaar zou op leveren, ze onderling van titel of geboorte jaar te verwisselen. Ten slotte een paar knappe artisten die absoluut niet tot de avant garde behooren maar desniettemin vooral als teekenaars beteekenis hebben. Dicht bij het door mij geroemde portret van Meyer Graefe hangt een even groot portret van een Duitsch geleerde door Bernhard door JACINTE BENAVENTE (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden). Wanneer een van de grooten uit het rijk der kunst zijn werk den levenden adem van den genius inblaast, blijft er iet-s van zijn eigen leven in achter. Leven en ziel bezat het meesterwerk van een onsterfelijke, dat een dame uit de groote wereld voorstelde, wier peinzende uitdruk king met- miiden glimlach een droevige ge schiedenis vertelde. Geheven in de hoogere sferen van een lichtere wereld, waarin natuur en kunst harmonieeren en schaduwen van droeve herinneringen geen lang leven heb ben, stortte zij voor den kunstvriend, die in haar beschouwing verdiept was, haar hart uit: Ontzettend is de definitieve instorting van mijn doorluchtig huis, deze dag, waarop ik en andere waardevolle overblijfselen van een vroeger verbluffende pracht geveild worden! Ik moet den kunstenaar verfoeien, wiens ge nie mijn bestaan van eeuw tot eeuw verlengt en mij dwingt getuige te zijn van het droevige verval. Pankok uit Stuttgart. Het Is een beetje droog naast het werk van Leo won König, maar het heeft een buitengewoon eerlijke en zui vere tendenz: een zakelijk, betrouwbaar beeld te geven van een mensch in diens uiterlijke verschijning. Zakelijk is ook Emil Orlik met diens „Zomeravondlicht op Parij- sche gevels" maar deze veelbereisde schilder heeft, de poëzie van de stille buurt der Ville Lumière in al haar intimiteit gegrepen en vertolkt. De verheven kant die er ook aan een burgerlijke aanschouwingswij ze van doodgewone dingen kan zitten, (het zijn da ken en dakvensters der mansardes die hem troffen) heeft Orlik hier bloot gelegd. Over de plastiek hebben wij nog niet gerept. Kolbe was er, en Scharff, Hermann Haller en Er nesto de Fiori (die, geloof ik, eigenlijk Blum heet) en meerdere, ook hier bekenden, nog. Doch het meest frappeerde mij een dierplas- tiek door Ewald Mataré. een bronzen lig gende koe. die de prachtige, gave, groot gehouden vorm van een ouden Japanner bezat en aan de transcripties in houtsnee door Franz Mare herinnerde. Laten wij ein digen met waarmee we zijn aangevangen: wie dezen zomer in de buurt komt, ga een dagje naar Essen kijken. 9 Juli 1931. J. H. DE BOIS. Verzekeringsvoorwaarden voor week- en maandabonnés van Haarlem's Dagblad en voor abonnés van het Geïll. Zondagsblad (Zie vetgedrukte aanvulling onderaan) Elke week- eo masndabooaé van Haarlem's Dagblad Is. roo- lang zijn abonnement duurt, dit blad verschijnt en de Directie van „H3arlcni's Dagblad" de venekering doet dureo. verzekerd tegen de geldelijke gevolgen van ongevallen, op de volgende voorwaarden: Artikel i. Als verzekerden worden beschouwd alle per week em'ol per maand betalende goabonneerden, die aan de volgende verelscbten voldoen: a. gedurende minstens twee weken I In het geval van maand abonnés twee maanden) als geabonnoerde in de registers van „Haarlem's Dagblad" zijn ingeschreven! b tusschen rö en 60 jaar oud rijn; 0. niet lijden aan ziektm of gebreken, welke voor hen het gevaar vergrooten, en volkomen bet gebruik hebben -j lintuigen. Art. 2. Onder ongeluk, als tn dere voorwaarden bedoeld, wordt verstaan de uitsluitende en rechtstreeksche oorzaak van een lichamelijk letsel (waaronder ook te water geraken verstaan wordt)den verrekerde, onalhankclijk van rijn eigen wil overkomen, en waarvan het bewijs geleverd worde dat rolks door van buiten al toegebracht geweld werd veroorzaakt, met bet gevolg hierna In Artikel 3 aangeduid. Art. 3. De uitkeerlngco bedragen: 600 GULDEN, Indien het ong-luk (vallende binnen de grenzen van de voorwaarden) de eenige en recblsireeksch® oorzaak Is van de levenslange ongeschiktheid van den verrekende, waaronder begrepen wordt Je amputatie van twee ledematen, hetzij oeide voeten oi beide handen, dan wel één voet en één band. boven den enkel of den pols. ot onherstelbaar gezichts verlies uit oeide oogen (totale blindheid), een eo ander binnen tien dagen na den datum van bet ongevali 600 GULDEN, Indien bet ongeluk (vallende binnen de grenzen van de voorwaarden) de ecuige en recbtstreckscoe oonaak is van den dood van der verzekerden geabonoeerdo, hetzij onmiddellijk of uitcrliik binnen driemaal uren na het ongeval; 400 GULDEN, Indien bet ongeluk (vallende binnen de grenzen van de voorwaarden) de eenige en rechtUrccksche oorzaak ts van de amputatie van 'één hand of één voet boven den pols of enkel, ol van het onherstelbaar gezichtsverlies uit één oog Itotale blindheid van dat oog), een en ander binnen to dagen na den datum van bet ongeval) 150 GULDEN, Indieo het ongeluk (vallende binnen de grenzen van de voorwaardenl de eeuige en rechtstreeksche oorzaak Is van de amputatie van beide leden van een duim, binoen tien daceo na den datum van bet ongeval! 150 GULDEN, indieo het ongeluk (vallende binnen de grenxen vso de voorwaarden) de eenige en rechtstreeksche oorzaak ts van de amputatie van alle leden van een wijsvinger binnen tien dagen na den datum van het ongevali 50 GULDEN, indien hot ongeluk (vallende binnen de grenzen van de voorwaarden), de eenige on rocbtstrecksehe oorzaak Is van de amputatie van alle leden vno een anderen vinger, binnen tien dagen na den datum van hot ongeval; too GULDEN, Indien het ongeluk (vallende binnen de grenzen van de voorwaarden) de eenige en rechtstreeksche oorzaak Is van de breuk van een boven- cn'ol onderarm ot van de breuk van een boven- en.-oi onderbeen: terwijl onverminderd de bepaling der voorlantstc alinea vnn artikel 6. krachtens deie verzekering alle ultkeerlngcn op het hoofd van één persoon verzekerd cn om welke redenen ook te doen, te ramen nooit meer dan I 600.kunnen bedragen, onder bepaling, dat ingeval reeds bij het plaats grijpen van een ongeluk, de bovengenoemde ledematen van het lichaam mochten worden gescheiden, door snijding, wriuglng, scheuring, knelling, als anderszins, dat verlies met amputatie zal worden gelijkgesteld. Verder onder bepaling, dat bet verlies van vddr het ongeluk reeds onbruikbare, gebrekkige of verminkte ledematen geen aan spraak geeft op. cn niet In aanmerking komt bij overlijden. Hetzcltde geldt voor het geval dat reeds vóór bet ongeluk ledematen gemist Heelt een ongeval het verlies van meerdere vingers van een hand tengevolge, dan gaat de volle te verleenen ultkec.-'og In geen geval het bedrag te bovea dat voor bet verliee van de geheele band Is vastgesteld. Een ongeval geelt nimmer recht op meer dan één uitkeering, me: dien verstande, dat indien hetzelfde ongeval zoowel breuk als verlies van een boven- ol onderarm ol been, tengevolge been, de uitkeering voor verlies zal wordeD verleend. Art. 4- De uitkeering Ingeval van overlijden geschiedt aan dt echtgcnoote, of bij ontstentcois daarvan aan de erfgenamen var den gedooden abonné. Uitkecrlngen wegens verlies van ledematen, vingers ol oogen geschieden aan den abonné xclvcn. In geval recht op schadeloosstelling ontstaat, zal de uitkeering geschieden binnen tien «laden nadat dc noodige Inlichtingen verkreden zijn cn het persoonlijk letsel, en dc oorzaak cn het gevold daarvan, bewezen zljo ten genoefte der Directie van „Haarlem's Dagblad". Art. 5. Eene nltkeerlng tal niet verschuldigd zijn bij dood ol verlies van ledematen ol oogen, of breuk vaD ledematen, direct 01 indirect, veroorzaakt: a. door eenige ziekte, kwaal of voorbesehlktheld van den verzekerde b. door eenige heelkundige operatie ot door uitputting als gevolg daarvau (tenzij die operatie noodzakelijk was wegens letsel, waartegen verzekerd Is): e. door eene bevalling ot zwangerschap, ook al mocht de dood d. ara: zonnesteek, ot terwijl'de verzekerde onder den Invloed vao overprikkeling of somnambulisme was. ot door bedwelmende dranken of krankzinnigheid minder lo staat dan gewoonlijk om zorg voor zich zeiven te dragen e. door zelfverminking, tella-.oord o: poging daartoe, hetzi) wille keurig of met, onverschillig o! de geabonneerde al dan oltt f. tn duelol ccdurende de voorbereiding tot o! deelneming aan wedstrijden ot bij vlies- of luchtvaaruochten, of bij baden, zwemmenautoraobieliijden, motorwiclrijden ol wielrijder); g. door grove nalatigheid of grove oovoorzichtigheld. of looi rechten, ot aanvallen tegen den persoon van verzekerde, o- .r buitenlandschen oorlog ol binnenlandscbc beroerten. Het verdwijnen, vetv.ritiKen or door cat o< gastra vcrstlkker in den verzekerde wordt ten opzichte van deze verzekering aan gemerkt als te rijn veroorzaakt door grove nalatigheid o« grov onvoorzichtigheid, tcntlj ten genoege van de Directie van Haarlem Dagblad het bewijs van hel tegendeel wordt bijgebracht. De verzekering geldt echter wel voor gevallen waarbij het ongelu- xoorzaakt weid tengevolge van rechtmatige zelfver-lediging. 0 'I bij poging tot redding van personen, ot co: alwendlng v.n dreigende gevaren. Onder bepaling, dat indien een aboune Id tuut v»n kranktionn held ot venUodsvcrbijttgrlnt tal raken o! zich bulten Europ rooebt begeven (behalve indieo bij van ttot Eurnpeescbe ha vei --ar een andere Euro pee sche haven reist In zen schip met vas k In tijd van vrede) ol indien hij zich in krijgsdienst te land o water begeeit en evenreer van den dag al waarop hij ophoudt onnemeotsprijs van Haarlem's Dagbiad te betalen ot dere oomai- ophoudt te verschiinen, of de Directie vao Haarlem's Dagblad rt •rzekerlng doet eindigen, alsdan deze verzekering voor hem gehec 1 vervallen en krachteloos worden. Van de verzekering zijn uitdrukkelijk uitgesloten allao die zlei mot dc bereiding, bet verwerken ol proelneinlugen mol buikruli schietkatoen, nitroglycerine, dynamiet, napbtn, ncctylcengns, o •e licht -on tp I01 ba re ol llcht-ontvlambare «tollen bezig houder, larbij desbewust tegenwoordig tijo. enraio geldt deze vnrtekexing voor mijnwerken, tcrobateu circusrijden eo dergelijkeo. ZeevUschers. zeevarenden en persoon* -na den Loodsdlcns- in in de verzekering begrepen. ;d wei, wat oeireft oogovaileo -o den tral. vcor alle altkceringen. Verlies vso leleraateo wor-l >k aan board gedekt, doch op uKkcexioc bij overlu-leo nan voo hen uitsluitend aanspraak worden gemaakt indien bet ongev» dat bet overtillen tengevolge beeft, aan den wal plaats uad. Indieo .le gevolgen van een ongeluk door ziekelijke omstandig heden, waarin de verzekerde verkeerde op bet oogenblik dit be« .-ai plaats had. vergroot worden, wordt eventueel geen hoogere schadeloosstelling betaald, dan die. welke volgens het oordeel van den geneeskundigen adviseur van „Haarlem'? Dagblad" ïoudt hebben moeten zijn ultgekoerd aan een oormaal persoon dooi betzelfde ongeluk getrotfen, Ge-turende den termiin, waarin de verzekerde lijdende li aan de gevolgen van een ongeluk, zal de verzekering tijdelijk bulten krach 'ju met octrekkiog to« elk oleu» ongeluk, dar deo verzekerde ïocht treffen Art. 6. Ingeval een geabonneerde een ongeluk overkomt cnoeter 1 ille gevallen alle bijronderhedeo daaromtrent en omtrent be' ekomeo lettel, roo spoedig mogelijk schriftelijk gemeld worden aan de Directie van ..Haarlem's Dagblad" te Haarlem en Indien zoodanige kennisgeving nier binnen driemaal 44 uur na he' igeluk Is geschied, dan z») geencrlei uitkeering ver schuldtgd zijn. Indien He getroflene zeevarende is, moet de kennisgeving van it overlijden geschieden binnen drie dngen na bet bekend worden in het ongeluk aan de belanghebbenden. Zoo spoedig mogelijk na bet ongeluk, moet dc nuip van set- bevoegd geneeskundige worden lng-roeper. tn de verzekerde b gehouden onder geneeskundige behandeling te blijven eo de vooi schriften van den geneesheer onafgebroken op ie volgeo totdat bi volkomen hersteld 's. In ieder geval moet den geneesheer van „Haarlem's Dagblad toegestain worden deo verwonde te onderzoekeo wanneer eo tov dikwi)ls zulks billijkerwijze geéischt kan worden, eo „Haarlem': Dagblad" beelt eveneens vrijheid om zoodanige genees- en bee- kundige hulp te verstrekken als bet ooodlg acht. Elk bewijs hetwelk dc Directie van „Haarlem's Dagblad van tijd tot tijd zou kunnen eischeu bei rellende eenlg ongeluk o verwonding op grond waarvan een elseli werd Ingesteld, tal ban: zoo spoedig mogelijk nadat hiertoe hot schriltelijk verzoek gedaan werd, gegeven moeten worden. Ingeval van eenlg ongeluk met doodelljken afloop moet hiervan aan de Directie van Haarlem's Dagblad te Haarlem schriftelijk worden keoo's gegeven, onmiddellijk na-tar het ongeluk aan belanghebbenden bekend zal zijn geworden Het niet nakomen van een ot moer der in dl: artlkes genoemde verplichtingen, zal elke aanspraak op uitkeering toot belang hebbenden verloren doeo gaaa. Alleen o» overlegging van het nauwkeurig door nero eo den behan-Jelenden geneesheer Ingevulde aanvrage-tormuller tot uit keering, en Ingeval van overlijden, van de doodacle, kan de belang hebbende aanspraak maken op de behandeling tljner vordering De overgelegde stukken blijven bel eigendom van „Haarlem"? Dagblad". Lie kosteu der gcolscbte verklaringen komen ten laste van deogene, die de uitkeering aanvraagt. Alle bedragen, die krachtens dere verrekering verschuldtgd zijn, zullen betaalbaar zijn tno kantore van „Haarlem's Dagblad", slechts n» ontvangst van eene doaT de (ui rechthebbende(n| «e- teekende qullantle. terwijl -Ie verzekering bij uitbetaling van ere bedrag van meer dan twee honderd eo viiftlg gulden ral vervallen Van geen som, die verschuldigd ts. zal loterest betaald worden, ook niet lo gevallen, waarin die anders s-olgensde wet verschuldigd tou tijn 1 terwijl de verplichting tot altbetaling van «enig bedrag ophoudt, wanneer het niet binnen eeo maand nadat bet ts toe ge* U .111 geworrleo, «t ingevorderd. Art. 7. Alle geschillen uit de voorwaarden voortvloeiende, zullen beslist worden door drie scheidslieden, Nederlanders, bij onverdeelde keuze door partijen te benoemen. Dij weigering ol bij gebreke van overeenstemming geschiedt de benoeming dei drie scheidslieden door den Kantonrechter te Haarlem Partijen rijn aan dc uitspraak der scheidslieden onderworpen als aan een vonnis In bet hoogs-e ressort en rollen elk baar eigen kosten drageo beaeve»» de helft vao het honorarium der sebel *lleden Art. 8. Betwarlog ot vervreemding vao de rechieo. voor ren geabonneerde mt dere verzekering voort vloeien de. beeft greo rechtsgevolg Alzoo ral ner ontvangbewijs van -Jen verzekerde ot. bij overlijden, van de echtg'noote ot erfgename in leder geval volledige kwiitlng 'en gevolge h Met het oog op de vaststelling dei Identiteit moet deze bil elke verandering vao woonplaats, beroep or hetzij door huwelijk ol anderszins, daarvan ten spoedigste opgav- doen aan de Directie van „HitVloroDagblad" s Haarlem ALGEMEENE VOORWAARDEN. Als abonné in den gin dezer verzekering wordt beschouwd het hootd van het gezin, tenzij, voordat bet oogeval plaats greep een'ander lid van het gezio als verzekerde h aangewezen, na schriftelijk verzoek aan de administratie van Haarlem's Dagblad. De «bonne's van het Geïllustreerd Zondagsblad van Haarlem's Dagblad zijn eveneens noj! alzonderlijk gratis tegen ongevallen verzekerd. Voor deze aparte verzekering (waarvan de uiikccrinften worden jjetfarandeerd door de Nieuwe HAVBank te Schiedam) gelden dezelfde voorwaarden als voor de ongevallenverzekering van Haarlem's Dagblad. Dc uitkecringcn voor de verzekering van het Geïllustreerd Zondagsblad zijn «Is volgt: Levenslange ongeschiktheid f 2000.— Overlijden f600.Verlies van hand, voet of oog 1 400. Duim of Wijsvinger f 75.— Elke andere vinger f 30. Bij spoor* of tramongeval, etc., worden dc uit^ccriDgen: bij overlijden i 1000.bij invaliditeit I 3000.—. Ook in mijn tijd bracht vorstelijke willekeur of wraak machtige persoonlijkheden in een dag ten val. Maar zelfs de val was nog gran dioos. Vroeger kraakten fundamenten, pila ren en trotsche torens, waar tegenwoordig een oude bouwvallige kast- met afbrokkelende wanden en kleppende deksels tenslotte uit elkaar valt. Mij zou de bijl van den beul liever zijn dan da pen van een schrijver. Wanneer er er toch geen redding meer is. val ik liever tn handen van den leeuw dan van den wolf. Zoon veiling, waarin onschatbare waarden als oude rommel gewaardeerd worden, is een smartelijk geval. Het leedvermaak van kwaad aardige menschen maakt het nog bitterder. Natuurlijk! Alleen door val kan groot en klein gelijk worden. Verheug u niet te vroeg! Van daag zijn wij aan de beurt, morgen u! Van daag worden onze waarden te koop geboden, om de schuldelschers te voldoen. Vandaag ze geviert gij burgerlijke, leidende lieden van de politiek, de industrie en den handel en ver rijkt u aan de nalatenschap van onzen ver bleekten glans. Maar hebt gij geen schuld- eischers? Op zekeren dag zal men ook u de rekening presenteeren en te gelde maken, wat gij bezit. Ik ben er bang voor. in uw han den te vallen. Wat kan mij beschoren zijn? Nu ben ik aan de beurt. Kooplustigen en nieuwsgierigen staren mij onderzoekend aan. Steeds heb ik nog de vage hoop. dat een van mijn nakomelingen, die mijn naam draait en zich in mijn titels koestert, zou kunnen komen aansnellen en het losgeld voor mij be talen. Maar geen enkele laat zich zien. Zeker vinden zij het weinig decoratief, op het laat ste oogenblik nog aan te schaffen, waarvan zij reeds afstand hebben gedaan. Hun stam vrouw is hun niet veel waard. De stem van het bloed schijnt niet te spreken, of misschien heeft blauw bloed zoo'n zachte stem. dat de luidruchtige organen van de schuldeischers haar overste mmeq. van de eereplaats bij mijn nakomelingschap schijn ik afstand te moeten doenmijn nakomelingschap. De tegen woordige drager van den titel is met de doch ter van een zeer rijk man getrouwd, wier overgrootvader onze huisbewaarder was. Te genwoordig is hij senator en wanneer ik mij niet vergis, heeft de koning hem zelfs een ti tel verleendJa: hij is tot markies van San Dimas benoemd. Deze kersverse!» gcariel- den noemen zich ailen naar heiligen waar schijnlijk uit dankbaarheid voor het wonder. De ingrijpende maatschappelijke hergroe peering compenseert menig onrecht. De doch ter uit het geslacht van den ontrouwen huis bewaarder helpt den verarmden aristocraat met haar geld weer op de been En hij be schouwt liet- als zijn taak, met het onrecht matig verworven goed een woekeraar te vrr- rijken, wiens dochter dan weer met een adel lijken verkwister trouwt. De macht der liefde herstelt het evenwicht. Maar wanneer ik zou moeten beleven, dat de kleinkinderen van een van onze knechts overgrootmoeder tegen mij zouden zeggen, zouden mijn fijnste penseel streken barsten. Het is maar beter, buiten de familie te blijven. Kijk. daar is de rijkaard Fermln. die naar antiquiteiten voor zijn splinternieuwe wo ning zoekt. De oude commode, daar heeft hij zin in, macht van de gewoonte. Voor mij heeft hij niets over. Ja. wanneer ik een oleo grafie was! En zoo'n vent heeft Sn zijn eet kamer Gironde-gobelins hangen en zijn bi bliotheek bevat voor 20.000 peseta's boeken. Liever wil ik tot stof vergaan dan in zijn wo ning komen. Nu vatten de antiquairs om mij heen vuur. Prettige perspectieven! Ik zie mij al bij cn Engelschman, die zijn bewondering voor mij in Baedekerztnnen uitdrukt. Het eene nog erger dan het andere! De beide dames voor mij zijn werkelijk goed gekleed, da* moet gezegd worden. De eene heeft al allures aangenomen, dweept met kunst, spreekt over het hotel Drouot te Parijs. De andere is nog niet zoo ver. zij verwondert zich voortdurend en lacht om alles. Mijn haar wrong vindt zij komisch en zij meent, dat mijn kleeding bij menige gelegenheid zeer onge makkelijk moet zijn,waarin zij niet geheel ongelijk heeft. De oude hertog van Cerinola, voor het overige meer geverfd dan ik, schertst heimelijk met haar. Ook een paar Jongelui uit mijn familie wisselen blikken van ver standhouding met de vrouwen, wanneer zij denken, dat niemand op hen let. De ondeugd is een groote democraat en een verdere brug tusschen de maatschappelijke klassen. God geve, dat geen van deze dametjes op het denkbeeld komt. haar boudoir met mij te versieren. Zij zou in staat zijn, mij voor een van haar voorouders uit te geven. Voor tijd verdrijf zou in ieder geval gezorgd zijn cn nu en dan zou ik ook de jonge heeren uit mijn familie te zien krijgen. Wat is er aan de hand? Wat Is dat voor la waai?Aha. mijn lot is beslist. Dc hamer is gevallen. Ik ben eigendom van den staat geworden. Ik wist wel, dat de minister van schoonc kunsten mijn vereerder was, hij heelt werkelijk eenig benul van kunst. Nu zal ik de rest van mijn bestaan in het museum doorbrengen, ik heb opgehouden de vijfde hertogin van mijn naam te zijn, ben niet meer dan kunstwerk. Van nu af zal het vrijwel niemand meer interesseeren. wie ik geweest ben. Iedereen zal alleen nog willen weten, door wie ik geschilderd ben. Vier groote kerels nemen n»U van den wand en dragen mij op een stellage naar het mu seum. ik moet wel tamelijk zwaar zijn, want onderweg vloeken zij steen cn been, dat dc staat mij gekregen heeft. „Waar hebben we dien rommel voor noodig! Nu zie je eens, hoe er met ons geld wordt gesmeten." Ik kwam er zoowel als hertogin als als kunstwerk slecht af. Dit laatste heeft mij ernstig gekrenkt. Maar als hertogin voelde ik groote voldoening bij de opmerkingen van die vlegels.Dat z(jn dus de menschel», die onze oude samenleving wil len vernietigen, dc nieuwe barbaren, die ons bedreigen. Toe maar! Zonder idealen met niets anders dan honger, kan men wel oproer ma ken, maar geen revolutie. Attilla's paard is voor de poort, maar het draagt geen ruiter. Een massa zonder hoogere denkbeelden, zon der zin voor dc kunst, kan alleen paard zijn. De ruiter, die het in toom houdt en ment, naar zijn wil, moet altijd een van de onzen zijn, een volbloed aristocraat bij de gratie Gods. En zoo lang een gemeenschap niet door stemming in staat is, een groot kunstwerk voor te bren gen, zullen wij vasthouden aan het geloof aan den domineerenden, krachtigen genius van de persoonlijkheid. Zoo, nu ben ik eindelijk, waar ik moet zijn. Twee hoogst deftige heeren nemen wij in ont vangst en maken toebereidselen, om mij on der te brengen. Ik krijg mijn plaats tegenover spinsters en naast een groep dronken mannen. Dat zou in het leven een onbehoorlijke profa natie zijn geweest. In de blijde wereld der kunst is hun nabuurschap een eer. die een dame van adel alleen kan vergelijken met dc hoogste onderscheiding, die het koninklijke hof heeft te verleenen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 11