JONGENSBOEKEN
f Het Petitionnement.^]
V
PHILIPS' RADIO TOESTELLEN
H.D. VERTELLING
Op Reis
In elke koffer
PUROL
HET OORLOGSLEED.
hebben. Overal, merkte de schrijver op, zag
men verandering en haar openbaringen zoo
als ze nimmer tevoren in de wereld waren
waargenomen. Het was duidelijk dat het
economisch raderwerk van de wereld niet
meer goed liep en het politieke raderwerk
was nog stroever en nog heviger ontzet. Er
was de grootste behoefte aan opperleiding
in een of anderen vorm, die de ineenstorting
van de economische machinerie moest voor
komen.
Belangrijke verklai'ingen in de radio-rede
van Wells waren de volgende: Wij moeten
leven als wereldburgers of wij zullen ten-
ondergaan. In de gansche geschiedenis der
menschheid is nimmer zulk een ontzaglijk
verandering in levenswijze beproefd als
thans in Rusland met het Vijfjarig Plan. Dit
plan is klaarblijkelijk thans aan het wanke
len en het zal wellicht mislukken. Deze laat
ste veronderstelling grondde Wells op het
feit dat Rusland maatschappelijk niet vol
doende ontwikkeld was voor de taak, die het
zich had gesteld. Het land had geen groepen
fabrikanten, geen staatsambtenaren ge
schoold in burgerlijken dienst en geen goed
geschoolde mannen in het algemeen ge
schapen, die in staat en bereid waren voor
Rusland en voor de menschheid in het al
gemeen samen te werken.
't Zonnehuis door Rein Valkhoff
Een bock voor de Vredesactie voor
jonge menschen (uitg. Van Holke-
ma en Warendorf, Amsterdam).
Met Hans Boogaard heeft Rein Valkhoff
indertijd zijn eerste proeve gegeven van een
boek voor jonge menschen. Zijn bedoeling
was jongens boven de 15 jaar iets mee te ge
ven voor hun leven en zijn boek had dan
ook een uitgesproken paedagogisch karakter.
Hans Boogaard past volkomen in de tegen
woordige jeugdbeweging. In zijn boek be
schreef Valkhoff een student van rustige,
innerlijke kracht, die door zijn voorbeeld an
dere jonge menschen in moeilijke omstan
digheden tot hulp en steun is.
Thans is Valkhoff met een nieuw boek
't Zonnehuis gekomen, dat eveneens voor
jonge menschen bestemd is. Uit de opdracht
„Aan alle jongeren-vredesactie" blijkt reeds
welke bedoelingen de auteur met het schrij
ven van dit nieuwe jongensboek heeft ge
had. 't Zonnehuis wil propaganda zijn voor
de vredesbeweging van de tegenwoordige
jeugd.
Het streven van Valkhoff kunnen wij niet
anders dan toejuichen. Wie de wereld voor
een idee wil veroveren moet met de jeugd
beginnen en een boek voor jonge menschen,
dat steun geeft aan de algemeene vredes
actie, moet dan ook wel ieders sympathie
Waar men aan denken moet!
Men plaatse zijn handteekening slechts
één keer. Wanneer men bijvoorbeeld
meer dan één dagblad leest, zette men
zijn handteekening onder het inteekcn-
biljet van één dezer bladen. Wanneer
een gezin uit meer dan 4 leden besiaat
kan'men de handteekening en natuur
lijk over 2 formulieren en 2 dagen
verdeélenof over meer formulieren en
dagen.
Wanneer men een formulier .heeft,
onderteekend en ingezonden of inge
leverd, heeft men zijn plicht .nog
niet gedaan! Men moet dan zijn huis-
genooten en kennissen nog opwekken
het petitionnement eveneens te onder-
teekenen! Stel ook Uw dienstpersoneel
in de gelegenheid te teekenen.
hebben. Een andere vraag is. of Rein Valk
hoff geslaagd is en zijn boek werkelijk het
jonge geslacht zal enthousiasmeeren en tot
strijders voor den vrede en tegen den oorlog
zal maken. Hieraan nu twijfel ik zeer.
In 't Zonnehuis wordt wel de viering van
den good-will-day dat is de 18de Mei,
waarop de jeugd naar Amerikaansch voor
beeld van haar goeden wil voor den vrede
in optochten, feestvergaderingen en toespra
ken getuigt in geestdriftige termen be
schreven, maar is dat voldoende? Nergens
op geen enkele bladzijde overtuigt
Valkhoff de jonge lezers, voor wie zijn
boek bestemd is. van de gruwelijkheid van
den tegenwoordigen oorlog en de noodza
kelijkheid van den vrede; het blijft enkel bij
wat pathetische ontboezemingen over de
schoonheid van den vrede en over de wen-
schelijkheid ook voor de jeugd daarvan
te getuigen. Waar hij de gelegenheid had
in de hoofdstukken, waarin Peter, de held
uit dit boek, in Duitschland en Frankrijk in
aanraking komt met menschen, die door
den oorlog geleden hebben dieper op zijn
onderwerp in te gaan, ontwijkt hij die en
schiet hij volkomen te kort. Deze hoofdstuk
ken die het belangrijkste deel van het
boek hadden moeten worden zijn juist
heel schetsmatig behandeld. Van het eenige
oorlogsslachtoffer, dat de jongeman leert
kennen, komen wij zoo goed als niets te
weten. Wij moeten op gezag van dexx schrij
ver maar aannemen, dat de invloed van
den omgang met dit oorlogsslachtoffer op
Peter zoo groot was. Tientallen bladzijden
wijdt Valkhoff aan de zeer zeker leven
dige beschrijving van Peters werken in een
grooten boekhandel te Den Kaag, maar dat
alles heeft met de vredesbeweging niets te
maken. Eigenlijk geeft dit boek dat op
mij den indruk maakt van een auto-biogra
fie weinig anders dan het nu niet zoo
heel belangrijke leven van een jong-
mensch dat in den boekhandel is en in zijn
vrijen tijd ook aan de vredes-actie doet.
In 't Zonnehuis trof mij dezelfde fout van
Hans Boogaard; Valkhoff plaatst zijn hel
den, die den jongen lezers tot voorbeeld
moeten strekken, te veel op een voetstuk.
Deze Peter is mij evenals de jongen, dien
Van Vlijmen op den band van het boek tee-
kende te bloemzoet. Dit zijn niet bepaald
de soort jonge menschen om jeugdige lezers
te imponeeren en tot navolging op te wek
ken. Peter heeft geen fouten of gebreken,
hij heeft nooit te strijden, hij weet altijd
precies, wat hij doen moet en is een voor
beeld zoowel voor jongeren als voor ouderen.
Wanneer Peter in 't Zonnehuis komt het
huis voor jonge kinderen te Amersfoort,
waar zijn zusje wox'dt opgevoed en waarvan
de vi-ede en de zonnigheid op hem van zoo
weldadigen invloed zijn juicht heel het
hxxisgezin. V/ant ook Peter is de zonxxigheid
zelve! In den boekhandel van zijn oom
wordt hij de stuwende kracht en do her
vormer. Hij is hoe jong ook in zijn op
vattingen en heel zijn doen, 'n model-
mensch, 'n rijp en bezadigd maxx. En daar
om juist heeft hij mij soms hevig geïrri
teerd.
„Jij altijd met dat zonnehuis! Bestaat er
dan niks anders voor 'n jongen kerel als
jij?'1 zegt oom Frans op een gegeven oogen-
blik, wanneer oom blijkbaar evenzeer go-
irriteex'd is door dat zoetige van Peter als ik.
Wanneer een ouden man dat al hindert,
hoe veel te meer zal het dit dan gezoixde
jongens van boven de 15 jaar doen, Dat
„zonnehuis"', waar alles „vrede ademt" en de
witte vi-edesduif het symbool is, lijkt mij
toch niet het ware milieu, om jongelui, die
tegen den oorlog willen strijden, in te lei
den. Ik kan me begrijpen, dat Peter het
daar heerlijk vond, omdat zijn zusje Diene
kind die naam „Dienekind" is typeerend
voor dit boek daar is, maar ik sta aan
den kant van oom en vind dat Zonnehuis
meer geschikt voor meisjes dan voor jongens.
Dit Zonnehuis van Valkhoff is mij te week,
te zoetig en de geest van het geheel vind ik
te vrouwelijk voor een jongensboek.
Een boek ter propageering van de vredes
actie voor jonge mexischen prachtig! Ik
zal de eerste zijn het hax'telijk aan te be
velen, maar dan een boek met een geest van
kloeke mannelijkheid, zoodat het jongens
medesleept en tot enthousiasme voex-t. Maar
in vredesnaam geen witte vredesduiven en
geen Dienekinderen met linnen strooken vol
spreuken in een optocht en vooral geen in
redevoex-ingen „getuigende" ukkepukken
van 8 of 9 jaar. Dat is de ware toon voor
onze jongens niet!
J. B. SCHUIL
HAARLEM'S DAGBLAD
TWEEDE BLAD
MAANDAG 20 JULI 1931
INGEZONDEN MEDKDEELTNGEN
a 60 Cts. per repel.
Stofzuigerhuis MAERTENS
BARTELJORISSTRAAT IS - TEL. 1078»
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbe
houden).
Het Aanzoek,
d o o r II. BUYS.
Familieleden zijn altijd een belemmering.
In dit geval was het- Isabella's tante, een
mobiele vrouw, wat oud. wat hardhoorend,
maar niet te onderschatten, wanneer het
aankomt op persoonlijken tegenstand en
woordenrijke oppositie.
Om tien uur des morgens bij het. scheren,
nam Alexander het besluit. Het gevolg was.
dat hij zich onder de kin twee gevoelige
wonden toebracht en het boord, dat- hij on
voorzichtig genoeg al had omgedaan weer
moest verwisselen.
Een jacquet vond hij (in verband met de
tante) overbodig. Een donker pak was vol
doende.
Onx twaalf uur betrad Alexander den bloe
menwinkel naast zijn huls. Hij kocht niet
zonder innerlijken tweestrijd twaalf roode
rozen en begaf zich op weg.
Het begon al met verrassingen, want niet
het dienstmeisje maakte de deur open. maar
tante in hoogsteigen persoon. Alexander brul
de „Goeden middag", maar tante antwoord
de: „Nee. Isabella is ïxict thuis".
Toen Alexander desniettemin zich een weg
door de hal baande, volgde tante hem wan
trouwend. keek zwijgend toe, toen hij zijn
jas en hoed ophing en maakte allerminst
aanstalten, hem de bloemen uit de handen
te nemen.
„Alsjeblieft, voor u juffrouw, voor u". riep
Alexander eix drukte haar de roode rozen
in de hand.
„Ik zal ze voor Isabella in de vaas zetten",
zeide tante vijandig.
„Nee", bulderde Alexander, „ik heb de bloe
men niet voor Isabella, maar voor u meege
bracht".
Tante had hem nu zonder eenigen twijfel
verstaan. Zij rook aan de rozen en betastte
de geopende bloemen.
„Rozen blijven niet lang goed", zeide zij
daarna.
Enkele minuten later zaten zij tegenover
elkaar in den salon en Alexander zocht naar
inleidende opmerkingen.
„Het is tegenwoordig moeilijk voor een
vrijgezel", riep hij.
„Die onkosten voor bloemen heb ik niet
van je gevergd", antwoordde tante en zij
deed zwak een poging, een glimlach te for
ce eren.
„Ik bedoel het voortdurende alleen zijn",
brulde Alexander en hij kwam tot de over
tuiging. dat bij groote vex-heffing van stem
de meest melancholieke nuances zonder ef
fect bleven.
„Ik heb toch Isabella", antwoordde tante.
„Ja, ziet u", zeide Alexander hij kon
deze woorden met den besten wil niet
schreeuwen „maar ik toch niet, ik heb
haar toch niet".
„Ik hoor vandaag niet zoo goed", verklaar
de tante boos, „er komt zeker verandering
van weer. Het is toch al zoo wonderlijk, dat
we tot nu toe geen onweer hebben gehad".
„Ik ben eigenlijk niet hier gekomen, om
over het weer te pi'aten", riep Alexander.
„Ik weet wel. dat je alleen op Isabella
wacht", zeide tante beleedigd. „Het kan je
geen steek schelen, wat een oude vrouw als
ik je vertelt".
„Neen", brulde Alexander, „dat Is me hee-
lemaal xxiet onverschillig. Het is beslissend
voor mijn heele leven Laat mij toch eens aan
het woord komen".
Tante was verschrikt. Alexander had zelfs
voor haar omstandigheden iets te luid ge
sproken. Na eenig overleg met zichzelf te
hebben gepleegd, stond zij stram en waardig
op.
„Ik wil je met mijn gezelschap niet langer
hindex-en", verklaarde zij. „Ik zal je alleen
laten, kan kan je ongestoord uitpraten'".
Op dit oogenblik werd de deur geopend en
Isabella trad binnen. Alexander en tante
stonden met roode hoofden tegenover elkaar
beiden bevexxs van opwinding.
„Nu zie je eens, wat je vriexxden voor men
schen zijn", riep tante uit. „Die man heeft
mij beleedigd."
„Maar Alexander", zeide Isabella en streel
de zijn arxxx „je weet toch, dat zij verschrik
kelijk dom en overgevoelig is".
„Ik heb haar niet beleedigd", antwoordde
hij, „Maar zij begoix over het weer te pra
ten."
Tante had aandachtig geluisterd. Zij nam
nu de twaalf roode x'ozen. die op een stoel
lagen en gaf ze aan Iabclla.
Isabella keek Alexander aan.
„Zij zijn niet voor jou bestemd, maar voor
je lieve tante", zeide Alexander. „Ik heb al
in alle toonaarden geprobeei'd, haar dat aan
het verstand te brengen".
„Waarom breng je dan plotseling bloemen
voor haar mee?" vroeg Isabella radeloos.
Alexander trok met een ruk zijn das recht.
„Omdat ik met je wil trouwen", zeide hij
toen.
Isabella keek lxenx aan eix lxet scheen alsof
de uitdrukking van innerlijke wanhoop op
haar gezicht sterker werd. Plotseling werd
zij rood en er kwamen tranen in haar oogen.
Zij ging naar hem toe doch maar enkele pas
sen. toen keerde zij terug. Zij keerde zich
met groote stelligheid naar tante om. storm
de op haar toe, omhelsde haar en schreeuw
de haar in het oor:
„Hij wil mij toch trouwen".
Zij deed het luid, zoodat tante het ver
stond.
„Maar daarom hoeft hij toch niet hier te
komen, mij rozen te geven en mij te beeedi-
gen", zeide zij, nog steeds boos. „Dat is toch
niet van zooveel belang. Dat had toch nog
den tijd gehad" cxx zij verdween uit de
kamer.
Waarmede misschien allen gediend waren.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a GO Cts. per regel.
tegen doorzitten, stukke voeten,
smetten en zonverbrande huid
Tn donzen van 3060—90 ct. Tube 80 ct.
Verkrijgbaar bij Apothekers en DrcgisU-n.
Fragment uit „Funk, ziekendrager aan
het Westelijk front" van A. M. Frey.
Een volgend schot treft de barak zelf. Ge
lukkig dat nog geen gewonde in deze voor
beeldige verbandplaats is binnengebracht;
dat nog geen zieke er zich heeft aangemeld.
Aldus worden er althans geen patënten
gewond of gedood. Vernield worden „alleexx"
het materiaal exx de arm van een der man
schappen, die te lang gedraald heeft, om in
de dekking te kruipen. Van aclxter de plan-
kexx, die gedeeltelijk de lucht ingeslixxgerd
worden, klinkt luid gegil en oogenblikkelijk
daarop ijlt de maix naar buiten. Zijn rechter
arm is afgeslagen. Kermend, razend van
pijn, loopt hij rond. De nabij den schouder
afgerukte arm bengelt er zonderling zij, met
stukken vaxx zijn kleeding en lappen van zijn
vel. De overgebleven stomp is nauwelijks
groot genoeg, om nog afgebonden te kunneix
worden.
Een paar man van het personeel, en ook
de regimentsarts, springen toe, om hulp te
bieden. Uit de door elkaar gesmeten en deels
vernielde verbandmiddelen zoekt men bij
elkaar wat nog bruikbaar is.
De zwaargewonde is verbonden, de hulp
arts is gekalmeerd, dank zij het optreden
vaix Dr. Eggebrecht. Op het oogenblik vallen
er geen granaten, maar de ondervinding
heeft hen voldoende geleerd, onx hen op deze
plaats een nieuwe bezending te doen ver
wachten. Hierom althans is het van belang,
dat de eenarmige wordt weggebracht.
Hij is een boerenman uit Ammersee. Wordt
hij niet onmachtig van pijn? Neen, hij
blijft bij zijn volle bewustzijn. Maar hij
snikt om het verlies van het verloren li
chaamsdeel. Wat moet hij nu voortaan be
ginnen? Hij zal de hand niet meer aan den
ploeg kunnen slaan!
De regimentsax-ts tracht hem te troosten.
„Het zal nog wel meevallen, Lorenz. Er be
staat een prothese; je arm kan kunstmatig
vervangen worden. Dat is zoo'n ding met een
haak, waarin je de leidsels kunt hangen. Je
kunt er meè werken en ook wel iets mee
dragen".
Hij zegt het niet zoo héél zeker, hij ls er
zelf niet heel vast van overtuigd, dat het zoo
gemakkelijk gaan zal, zelfs niet dat het gaan
zal. En als Lorenz, in vertwijfeling, zijn blee-
ke hoofd schudt, stapt de dokter maar op
een ander ondeiwerp over en geeft hij or-
dei-s, onx den man achteruit te brengen. Op
neming in een lazaret is hoog noodig.
Waarheen? Op goed geluk af achter
waarts.
Er is nog niemand binnen gebracht, en er
schijnt hier ook niemand te komen. Evenmin
als de hulpbehoevenden den weg hierheen
vinden, even weinig kan men er op rekenen
dat personeel van de hospitaalcompagnie
zich zal vertoonen. Men heeft geen verbin
ding met hen, men staat met niemand in
verbinding. Of er hier of daar in de buurt
telefonisten een toestel bedienen is absoluut
onbekend.
Bij het vallen van den avond zullen vier
ziekendragers den gewonde per draagbaar
vervoeren. Zij doen het gaarne, al kunnen zij
zelfs niet vermoeden in welk oord zij met
hun patiënt zullen belandenmaar zij weten
in elk geval dat zij achteruit gaan.
Bij het afscheid uit Lorenz een zonderlin
ge wenscht. „Waar is de de rechterax*m?
Mijn arm?" vraagt hij zacht.
„O, dien hebben we weggedaan, die is er
niet meer, die ligt al onder den grond", jokt
de arts.
„En de ring?" vraagt de boer angstig. „Er
was een ring van mijn vrouw aan den vier
den vinger zegt hij verontwaardigd en
met verheffing van stem. „Al onder den
grond? Ik word dus stuksgewijze begraven?"
Hij schreit van pijn en van verdriet.
In werkelijkheid ligt de arm nog aohter de
barak. Men heeft hem daar voorloopig neer
gelegd, om hem aan het gezicht van den
man te onttrekken, maar overigens heeft
niemand er zich om bekomxxxerd
Funk fluistert den arts in, dat de arm er
nog ligt. En deze zegt nu luid:
„Lorenz, wind je maar niet op. Alles is
In orde, de arm is er nog. Ik heb maar ge
zegd, dat wij hem weggedaan hadden, om
je gerust te stellen. Je krijgt den ring da
delijk hoor".
,Laat mij mijn arm nog eenmaal zien",
smeekt de boer toonloos.
„Waarom? Je hebt er immers toch niets
meer aan, brave kerel".
„Ik wil mijn arm nog eenmaal zien", houdt
Lorenz vol.
Dr. Eggebrecht geeft Funk, die om een
hoek van. de barak kijkt, een wenk, en de
arm wordt gebracht.
Funk verwondert er zich over hoe zwaar
en „dood" die is. Hoe licht is een arm. die
zich levend op je schouder legt, hoe licht is
een hand, die men je toesteekt!
Voor Lorenz' oogen trekt Funk den ring
van den kouden, kleverigen vinger. Welk een
zondei-lihge toestand; hier ligt de boer en
daar ligt zijn hand Het is alsof ze nu verder
reikt dan tevoren.
„Vaarwel", zegt Lorenz, en hij drukt met
zijn linker- zijn vroegere rechterhand.
Funk vecht tegen een hevige aandoening,
die hem in een zenuwachtig lachen di'elgt te
doen uitbarsten. Welk eexx dwaasheid: hij
moet iemand een arm vooihouden, opdat hij
van zich zelf of van wien? afscheid kan
nemen.
Terwijl Lox-enz op de draagbaar over het
veld verdwijnt, graaft Funk met zijn sabel
een gat in den grond en werpt het mensche-
lijk overblijfsel er in.
Fragment uit „Funk, ziekendrager aan het
Westelijk Front" van A. M. Frey.
WELLS OVER RUSLAND.
(Van onzen Londenschen correspondent).
De BJ3.C. heeft in den loop der laatste
maanden door verschillende bevoegde man
nen lezingen voor de microfoon laten hou-
dexx, zevexx in getal, over Ruslaxxd. En de
bekende schrijver H. G. Wells heeft den in
houd der lezingen samengevat en er zijxx
eigen opmerkixxgen aan toegevoegd. Wells
raadde de wereld aan de samenleving te
verbouwen, grondig en gedurfd, teneinde een
ineenstorting te voorkomeix. Indien men dat
niet deed zou de rest van Europa Rusland
moeten volgen in den smeltkroes. Hij stelde
vast dat Rusland bezig was zijn samenleving
te verbouweix na de ineenstorting. Europa
moest beproeven aan de verbouwing te be
ginnen voordat de ineenstorting zou plaats