Nieuwe beeldende kunst in Italië
ËS
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
NOG EENS DE PSYCHOLOGIE
VAN DEN ETALAGE-BEKIJKER.
"V
/o,>
vV
*>,- mi
V
ZATERDAG 8 AUGUSTUS 1931
Prima Quadriennale d'arfe nazionale."
Schilderij van Emïlio Sobrero: Romeinsche Campagna.
r Tegen het eind van deze maand verdwijnt
het groote glas-in-lood, dat sinds Januari
boven de poort van het tentoonstellingsge
bouw in de via Nazionale hangt en dat op
Veelbelovende wijze een tentoonstelling van
nieuwe Italiaansche schilders- en beeld
houwkunst aankondigt. Ik ben er maanden-
voorbij geloopen zorder het verlangen te
voelen, deze tentoonstelling te gaan zien.
Ik stelde mij eerlijk gezegd, niet veel er
van voor. Pardon, ik weet wel, dat er goe
de, moderne Italiaansche kunstenaars zijn.
Ik bewonder Carlo Carra, betreur den dood
,van Modigliani en aanbid Giorgio di Chiri-
co. Wij weten dat het Futurisme in Italië
uitgevonden werd, en hebben een- geweldig
respect voor de Italiaansche Kunst aller
eeuwen behalve die van de 19de. Maar dat
is het juist. Het verleden der Italiaansche
schilderkunst is zoo geweldig, dat de hedetn-
daagsche het moeilijk heeft, om er tegenop
te komen. Rome is door eeuwen het centrum
der beeldende kunsten in Europa geweest.
Sinds Manet en Cézanne is het door Parijs
Verslagen. Goed. Dus, wie naar Rome gaat,
doet dat voor de oude kunst. De Italianen
zelf kennen niets daan oude kunst. En wat
erger is: de imitatie van oude kunst. Maar
de nieuwe.... men ziet er niets van.
Modigliani, Carra, Ohirico, geen mensch
kent hun. Er is niet één modem schilder, die
een populariteit geniet zooals bij ons Van
Gogh, Toorop of Sluyters.. Er is niet ééan
kunstwinkel, waar een modem schilderij in
de étalage staat. Vergeefs zoekt de buiten
lander, gewend, moderne werken in de win
kels van de cities der Noord-Europeesche
steden te zien, naar zulke sensaties in Italië.
Een keer ben ik verheugd een museum bin
nen geloopen, dat „moderne" kunst beloofde,
maar vol schrik keerde ik om, want de geest
van 1880 spookte aan alle muren. Nu, dat
is het soort „moderne kunst", dat hier geap
precieerd wordt. Zulke schilderijen vullen
in meer of minder goede uitvoering de ob
scure kunstwinkeltjes in de Via Babuimo, in
de buurt der Academies en verfwimkels. Dat
zijn de schilderijen uit den tijd van de flu-
weelen jassen en waaiende roode baarden,
uit de donkere ateliers vol oude doeken-, be
stoven kommen, droge bloemen en vette mo
dellen. Schilderijen met glimlichtjes en een
bruine verf saus, die alles bedekt wat de
schilder niet schilderen kon, of die het
„Sfumato" van Lionardo of Rembrandt
moest beteekenen. (Dat het donker bij Rem
brandt géén bruine oliesaus is, heeft de
restauratie der „Staalmeesters" bewezen!)
Dat was de schilderkunst die ik achter het
groote glas-in-lood in de Via Nazionale ver
moedde.
Toen hoorde ik. dat Carra hier exposeerde
en ik kon den dag niet afwachten, om de
tentoonstelling te gaan zien. Ik werd zeer
aangenaam verrast. Een goede, een uitste
kende tentoonstelling en niet alleen dat,
maar een overzicht over de heele hedean-
daagsche beeldende kunst in Italië.
Laten wij meteen er bij zeggen, wat man
keert Chirico. Voor ons, buitenlanders, met
Carra, de groote representant van het
nieuwe Italië. Het is onbegrijpelijk, dat hij
er niet is, maar laten wij dit met een zucht
van teleurstelling vergeten, en kijken wat er
wél is. Er is veel, te veel voor één keer. En
moeilijk te overzien.
De eenigste bekende is Carra. Hij, de
schepper, van het futurisme is erg netjes ge
worden. Niets revolutionairs meer. Land
schappen, heel eenvoudig, wat booanen,
eeini paar vlakke huisjes, vloeiende heuvels,
zee, rustige koeien. Alles duidelijk, mooi ge
componeerd, sterke kleuren in nieuwe com
binaties, teer genuanceerd met zwemmende
contouren. Doorzichtige witte vlekken, als
sluiers hier en daar verdeeld, brengen alles
tot een stille harmonie. Het ziet overal een
beetje naar avond uit, of laat in den mid
dag. Dit lijkt mij een symbool voor den
schilder zelf te zijn. Het is mooi, erg mooi,
maar Carra hoort niet meer bij de avant-
garde der Europeesche kunst.
Met aangename gevoelens kijken wij ver
der. Er is geen bekende naam meer, maar
een heele rij, die het verdienden, bij ons be
kend te worden. Daarom noem ik namen.
To si toont een zaal vol landschappen.
Italië, vlakte en bergen, zooals wij het niet
kennen, géén palmen en cypressen, géén
oude ruïnes, niets van Francesco Guardi,
niets van het klassieke Italië.
Stille heuvels, weiden, huizen en wolken
eenvoudig gezien en knap geschilderd.
Een der besten is Sironi, een schilder
met temperament en zelfbeheersching tege
lijk. Hij schildert onderwerpen, wier geeste
lijke vaders Rousseau (Jean-Jacques!) en
Darwin zouden kunnen zijn. Dus: de mensch
in zijn primitieve verrichtingen en toestan
den. Om zoo te zeggen: Robinson Crusoes
met familie en zonder kannibalen. Vader,
moeder, kind, die op de aarde leven, onder
nederige hutten en den grond bewerken.
Scènes, die zich „historisch" hoogstens zou
den laten rangschikken in den tijd van de
uitdrijving uit het paradijs. Als merkwaar
dig contrast in dezen menschelijken oer
toestand dan af en toe een klassiek marmer
beeld in den achtergrond, wit als een blik
sem in donkere wolken. Alles in sterk zwart
wit, met sombere kleuren, eenvoudig getee-
kend en zeer suggestief. Al zijn de vormen
met breeden kwast ruw neergeschreven, men
voelt onder alles een strenge compositie en
beheersching van het „vak".
De beste voor mijn gevoel de hoop
van Italië, de oorspronkelijkste is de blijk
baar nog jonge FelixCasorati, een
groot talent, die een dertigtal groote schil
derijen en studies èxposeert. Zijn onderwer
pen zijn niet zooals bij den vorige door
intellectueele overwegingen en invloeden
ontstaan, nóch toonen zij eenige afhanke
lijkheid van Italië's klassieke traditie. Het
is zuivere, door een schilder geziene en
schilderachtig gevormde, niet bewust gefor
ceerde werkelijkheid, zooals zij een schilder
dagelijks voor oogen staat. Hij schildert
menschen, zusters, vriendinnen, zich-zelf,
een paar appelen op een krant in klare, een
voudige vormen. Combinaties van donker
groen, Engelsch rood, caput mortuum, oker
en wit in ongeloofelijk fijne nuances. Ieder
schilderij is anders en nieuw gecomponeerd,
ieder werk heeft andere kleurcombinaties,
nergens herhaling en alles door een sterke
persoonlijkheid gedragen. Zijn kleur, die taai
en vast in heel nieuwe techniek het doek
bedekt, vult den vorm vlak en toch plas
tisch, ieder contour is eenvoudig en verant
woord, de bewegingen zijn duidelijk. Alles
zonder coquetterie, zonder effectbejag. Hij is
de Breughel van het nieuwe Italië.
Dat zijn de „grooten", zelfstandigen. Dan
komen er een massa goede kunstenaars, die
het een of andere spoor volgen. Het is on
mogelijk over 1300 schilderijen te schrijven.
Dus neem ik van dat, wat ik mooi vond, een
kleine keuze. Al ziet men Chirico niet
zijn geest spookt.
Paresce schildert kubistisch opgestapelde
antieke vormen. Marmerbeelden, aquaduc
ten, kolommen, torens, vazen, boomen en
wolken. Chirico is de oom, Juan Gris is de
vader.
Nathan verwerkt de gelijke motieven in
sombere bruine zeelandschappen, die troos
teloos melancholiek zijn. Hij blijkt de trouw
ste zoon van Chirico.
T u n i schildert in prachtige kleuren klas
sieke landschappen, het Foro Romano en
het Colosseo. Maar in de sobere eenvoudige
vormen, die hij van een meester Chirico
geleerd heeft. Ik denk, dat deze schilder
over 100 jaar de Canaletto van het heden
daagsche Rome wordt genoemd. (Men be-
grijpe mij goed: hij imiteert hem niet in het
minst!). Hij schildert ook jonge meisjes,
teer en zinnelijk in mooie kleuren en bril-
lant geteekend.
Dat de Fransche peinture ook hier zege
viert, behoeft niet gezegd te worden.
Het Italiaansche landschap leent zich te
goed er voor. Dus: landschappen van Pizzi-
rani, nog echt impressionistisch, Grosso,
frisch geschilderd en goed gecomponeerd,
C a n e g r a t i, in de sporen van Pissarro en
Reuvïr, evenais Dal P r a. Dan een duister
en mooi stuk van B a r b i e r i, en eenige klei
ne en warme stukken van Pagliacci, geen
„groote kunst", maar levendig, eerlijk en
zonder pretentie. Een mooi landschap is de
„Campagna romana" van Sobrero, zeer
klein, zeer stil, zeer fijn, weinig kleuren, een
voudig en sympathiek tusschen bombastische
reuzencomposities.
Nog eenige „Original-Genies": Galvano
met een landschap „Zomer", dat naar on
derwerp manier en kleur aan Muner herin
nert. (Ik noem deze voorbeelden niet, omdat
ik beweer, dat de schilder hem wilde imitee-
ren, maar als makkelijk middel voor den
liunstzinnigen lezer, om zich snel iets te kun
nen voorsteilen).
Twee vrouwen schilderen kinderportretten:
Paola Levi Montalcini, beminnelijk in
grijs en rose, de andere Nella Marche-
s i n i, ook grijs, oker en rose, maar teerder,
bijna ziek. Pakkend is een scherpe, puntige,
magere plant op haar schilderij„Primave-
ra", maar een armzalig bleek kind in een
armzalige bleeke kamer staat. Een der beste
stukken.
Plastiek: Een sterk portret van Tintori,
edel en intelligent gezien, de stoere kop van
een monnik of boer, stom en versuft van de
hitte, door Gallo en een mooie kop van
een Lombardisch meisje door Piglett.
Het idee van deze tentoonstelling is uit
stekend. Zij is zooals uit den naam op te
maken is de éérste van een serie die tot
doel heeft, alle 4 jaar-een groote „show" der
levende Italiaansche kunst te houden. Dat-
deze tentoonstelling van Januari tot en met
Juli, dus zeven maanden, dagelijks open is,
is voor de kunstenaars een feit van buiten
gewoon belang. Want aangezien exposi
ties over het algemeen door het grootste
deel van het publiek alléén op Zondagen be
zocht worden is zulk een expositie, die
officieel een maand duurt, precies beschouwd
maar 46 dagen geopend. De rest van den
tijd zijn de tentoonstellingen zoo goed als
leeg en na deze maand staan de werken weer
op ateliers en zolders en hun kort leven is
uit. Afgezien van de mogelijkheid, dat een
veel grootere kring van menschen de werken
te zien krijgt, zijn de verkoopsmogelijkheden
oneindig veel grooter. Want het is waar, al is
het bijna niet te gelooven: tot heden is bijna
ieder vierde schilderij of beeldhouwwerk
verkocht. Er zijn schilders bij, die van 25 tot
30 geëxposeerde werken 8, 10, 12 stukken
verkocht hebben, dus bijna de helft. Een der
grootste koopers is het gemeentebestuur van
Rome, dat eenige honderden stukken aan
gekocht heeft. En daar wij nu eenmaal
bij het ifnancieele deel zijn, (dat voor de
kunstenaars helaas erg belangrijk is), kan ik
nog vermelden," dat er premies verdeeld zijn,
premies om iederen schilder of beeldhouwer,
die geen Italiaan is, jaloersch te maken.
Prijzen van 100.000, 50.000, 25.000 en 10.000
Lire, over het geheel een half millioen uitge
keerd aan levende kunstenaars!
Ook aan den bezoeker as gedacht. Behalve
dat er 50 pet. reductie is op alle reisbiljetten
van iedere Italiaansche plaats naar Rome,
voor deze tentoonstelling is het den bezoeker
zoo makkelijk mogelijk gemaakt. Want onge
veer 1300 schilderijen en beeldhouwwerken
bij een temperatuur van 35 gr. tot 45 gr. te
bekijken is geen plezier.
Dus een lift tot de tweede verdieping en
een Bar in het midden, erg gezellig, met een
fontein. (Het spreekt van zelf, wij zijn in
Rome; een kolossalen reuzenfontein uit me
taal, glas en steen.) 's Middags om 5 uur
speelt een orkestje wat muziek en bij mooi
weer dat het hier altijd is wordt het
glazen plafond open gemaakt en men zit on
der den blauwen hemel voor een frisch-rui-
schende fontein te midden van schilderijen
en bustes met de een of andere „bibita" of
„sciroppo". Misschien vindt men dat bij ons
een beetje prozaisch. Maar heusch, 't is beter,
dat de bezoeker op die manier binnen
blijft, dan dat hij na de eerste helft uit angst
om te bezwijken naar bulten wankelt. En dat
de bezoeker binnen blijft, is een feit, waar
schilders, beeldhouwers en directie belang bij
hebben.
AGA.
„KIJK UIT, HAROLD!"
Wij maken bS! deze oprvekkende illustratie
het Rembraiuh Theater draait, een film met
stijl van „Pas op val niet" en genaamd
keling van dwaze toestanden die hun hoogte
tegen wil en dank geveltoerist wordt en aan
De manoeuvres boven de huizenzee, op den
zonnescherm aan den buitenkant van de
partij op dei;, uiterste daklijst van den
opwindenden en toch vroolijken aard, die
een film voor den vacantietijd is deze
HAROLD LLOYD.
Wat zijn moeder over hem vertelt.
Zijn jeugd.
In Tit Bits vertelt Harold Lloyd's moeder
over haar zoon.
Harold „Kareltje", is geboren in Nebraska,
en opgevoed in California. Al van den be
ginne af wist ik, zeide mevr. Elisabeth
LloydSmith, dat hij een acteur zou wor
den, maar dertig jaren geleden was er nog
geen sprake van de tegenwoordige vlucht
der bioscopen zoodat ik voor zijn toekomst
alleen over het tooneel dacht.
Hij speelde als jongen meestal alleen,
want zijn eenige broer, Gaylord, was vele
jaren ouder. Dan ging hij dikwijls naar het
voorpleintje van ons huis, waar hij zichzelf
geschiedenissen vertelde en tooneelstukjes
opvoerde. Dikwijls zagen mijn kennissen on
gezien zijn voorstellingen en zij waren er
enthousiast over. Toentertijd dacht ik, dat
hij een vertolker van Shakespeare-stukken
worden zou, maar dat idee heb ik reeds lang
opgegeven.
Later, op school, hield hij zijn medeleer
lingen bezig met komische nummers en re
gisseerde stukjes.
Huishoudelijk werk
Af en toe moesten de beide broers wat
huishoudelijke baantjes opknappen. En de
oudste deed die ook dadelijk, maar Harold
heeft er nooit voor gevoeld. Als het zijn
beurt was, zei hij tot zijn vriendjes: „Als jij
't voor me doet, zal ik je een nieuw trucje
leeren". En altijd ontsprong hij op die wijze
zijn werkjes.
Harold was een zeer goed gehumeurd
kind, en vol humor. Maar ook met een
vasten wil. En wat hij zich voorgenomen
had, dat voerde hij met groote energie en
doorzettingvermogen uit. Hij was zeer ge
voelig en een uitbrander beteekende in den
regel een groote straf voor hem.
Ir
L,l
V
3,-
3,-
V
0,-
y
8>K
A
'lijt1
•y
A-
7
v.
V
Hi,
Jy>j-
/k
ie. 6
/O.
K-
V
s
m
■i-
t,-
N
kxjK.
In Haarlem's Dagblad van 11 Maart j.l.
deelde ik een en ander mede over de uit
komsten van Engelsche onderzoekingen naar
de waarde eener etalage voor den voorbij
ganger. Ik wees bij die gelegenheid op de
gevaren, verbonden aan het instellen van
een dergelijk onderzoek, doordat men met
tal van wisselende factoren geen rekening
kan houden. Na deze pogingen is nu van
Duitsche zijde ditzelfde plobleem onder de
loupe genomen. Het in 1929 aan de Univer
siteit te Keulen verbonden „Betriebswirt-
schaftliches Institut für Einzelhandelsfor-
schung" heeft een eigen psychotechnisch
laboratorium voor proefnemingen van aller
lei aard.
Bij een der onderzoekingen was het de
bedoeling na te gaan; den duur van het
kijken van den voorbijganger naar de eta
lages. Nadat 2924 kijklustigen daarbij nauw
keurig gecontroleerd waren, bleek dat het
publiek gemiddeld 17.3 seconden naar een
etalage kijkt. Bij een dergelijk onderzoek, één
jaar vroeger gehouden en loopende over 3402
personen, was deze tijdsduur 16.7 seconden.
Niet minder dan 11.602 waarnemingen zijn
gedaan, teneinde te bepalen welk punt van
de uitstalkast wel de meeste waarde heeft.
Voor den stilstaanden kijker bleek dit het
middenvak te zijn. terwijl de naar rechts of
links voorbijgaande kijker, maar ook de
automobilisten, wielrijders enz. hun aan
dacht besteden aan andere gedeelten. In
V
o,-
/5}--
J°r
cLcsv» zwk
onderstaande figuren komt het resutaat
van het onderzoek duidelijk naar voren:
Het schema van fig. I heeft maar betrek
kelijke waarde en ondergaat direct verande
ring, zoodra de kijker zich naar de een of
andere zijde gaat bewegen. Die veranderin
gen zijn opgenomen in de figuren n en III.
In de figuren IV en V zijn de schema's ver
werkt voor wielrijders enz., die door hun
grootere snelheid dan van den voetganger
een ander blikveld hebben. De voor de éta
lage staande kijker verkeert dus in de gun
stigste positie. Hij overziet practisch gespro
ken vier van de negen vakken. Deze ervaring
is oorzaak geweest, dat men in de vak
scholen, waar het onderwerp: etaleeren
wordt gedoceerd al lang Is teruggekomen
van het vroeger veelvuldig toegepaste stelsel
om-de etalage een soort magazijn op zich
zelf te doen vormen. Een andere vraag is
evenwel of in dat gedeelte van de etalage,
dat de grootste aantrekkingskracht blijkt te
bezitten, nog een bijzondere trekDleister
aangebracht moet worden. Wel is men reeds
doende om ook daarvoor proeven te nemen,
maar het is wel eigenaardig, dat de resul
taten, daarbij verkregen, het trekken van
conclusies nog niet wenschelijk maken. Het
is natuurlijk niet mogelijk de bijzonderheden
van elk schema in een en dezelfde étalage
tot zijn recht te doen komen. Men zou daar
door ongetwijfeld ook een zeer onharmo
nische étalage krijgen.
Het zoo goed mogelijk benutten van de
meest waardevolle vakken zal natuurlijk in
de eerste plaats nagestreefd moeten worden.
De onderdeden, die van onwaarde blijken
te zijn, zouden zich dan leenen voor het
uitstallen van stapelgoederen.
Het Duitsche onderzoek kan natuurlijk
evenmin op volledigheid aanspraak maken.
Het geeft echter meer materiaal dan het
Engelsche. Zeer geleidelijk zal men moeten
blijven opbouwen. Voor den particulieren
middenstander is dat van het grootste be
lang. In de voortreffelijk ingerichte étalage
is zeker een der middelen gelegen voor het
behoud van het goede gedeelte uit den
kleineren middenstand.
MOLLEJtUS.
gaarne gewag van de film, die deze weck in
Harold Lloyd in de Jioofdrol, een film in den
„Kijk uit Harold". Het is een aaneenscha-
punt vinden tegen het einde, als Harold
honderd en één griezelige dooden ontsnapt,
zwevenden steiger, aan het touw, aan het
zoo- en zooveelstc verdieping, de balancecr-
wolkenkrabberdit zijn evenveel scènes van
den vacantieganger goed zullen doen. Want
escapade van Harold Lloyd zonder twijfel.
Naar Los Angclcs
Toen hij 16 jaar was, ging hij met zijn
vader naar San Diego, doch lang hield hij
het daar niet uit. „Ik ga naar Los Angeles,
vader. Daar maken ze films". En hij ging.
In die dagen was Universal City het groo
te film-centrum. Maar evenals nu was het
voor een nieuweling bijna onmogelijk de
poorten van het verlangde paradijs te pas-
seeren. Verscheidene lange dagen bleef hij
buiten de hekken, totdat hij bemerkte, dat
personen in vermommingen ongehinderd
door liepen. Onmiddellijk kocht hij wat prui
ken, kleeren enz., trok in een afgelegen
hoekje een costuum aan en inderdaad lukte
het hem zonder gevraagd te worden binnen
te gaan.
Hij hield dit eenigen tijd vol, natuurlijk
zonder baantje, maar ook zonder dat men
merkte, dat hij er niet bij hoorde. En eens
op een dag kreeg hij zijn kans. Een jonge
man voldeed niet en de regisseur pikte hem
voor die rol uit. En zoo werd hij aangeno
men.
Zijn uilebril.
Op 20-jarigen leeftijd speelde hij hoofd
rollen. Maar hij moest een hem passende
vermomming hebben, iets persoonlijks, wat
hij altijd kon gebruiken, in welke rol ook.
En zijn keus viel op den uilebril. Want bril
len worden gedragen in aUe rangen en
standen en op alle leeftijden.
Zijn bril bestaat alleen uit een montuur.
Glazen bezit hij niet. Ten eerste omdat hij
ze niet noodig heeft en ten tweede omdat
glazen door schittering zijn gelaatsuitdruk
king zouden kunnen veranderen.
Hij was als kind een zeer kieskeurige en
keurige jongeman. En hij is het nog. Hij
hield er niet van vies te zijn door spelen,
waar andere jongens niets om geven.
Zijn werken
Zijn werk beteekent veel voor hem. Hij
spaart geen enkele moeite, als hij met een
nieuwe film bezig is .Het geeft niet of een
ander zijn werk goed vindt als hij het er
niet mee eens is, zegt hij: „Ik geloof dat
er nog iets aan ontbreekt. Een volgende
maal moet het absoluut beter".
Nooit is hij tevreden en steeds wil hij de
andere films op hooger peil brengen.
In het dagelijksch leven is hij zeer geliefd.
Zij, die met hem samenwei'ken houden van
hem als zijn. beste vrienden. Hij en zijn
broer Gaylord, een film-directeur, waarvan
het publiek uit den aard der zaak niet zou
veel hoox-t, zijn de grootste kameraden, on
afscheidelijk sinds hun jeugd,
Toch, ondanks zijn vriendelijkheid, die
hem zoo bemind maakt, is hij zeer gereser
veerd en teruggetrokken.
Hij is eenvoudig gebleven, vol jongens
achtig enthousiasme voor alles wat hij on
derneemt. Hij houdt van sport en in zijn
huis te Beverley Hills heeft hij een golfter
rein, tennis- en croquetvelden, en een groot
zwembassin.
Sterken drank drinken en rooken doet hij
niet. Ook geen koffie of thee gebruikt hij.
Zijn lievelingsdrank is koude melk. Mis
schien is dat de reden waarom hij zoo
„fit" is.
DE
MUZIEKFEESTEN
BAYREUTH.
IN
DRAADLOOZE UITZENDING.
Vermoedelijk zal de uitgebre'dste Euronee-
sche draadlooze uitzending op 18 Augustus
plaats hebben. Dan worden uit Payreuth,
waar de muziekfestiviteiten gehouden wor
den de tweede en derde acte van Wagner's
Tristan en Isolde uitgezonden. Ruim twintig
landen zullen dan luisteren, zegt de News
Chronicle.
Behalve Duitschland zullen luisteren Oos
tenrijk, Czeecho-Slowakije, Engeland, Hon
garije, Jugo-Slavië. België, Holland, Dene
marken, Italië. Zwitserland, Frankrijk, Ma
rokko, Finland, Spanje, Noorwegen en Zwe
den. Polen, Roemeniën en vermoedelijk Ier
land en Portugal. Ook zijn reeds schikkingen
getroffen met Noord-Amerika.
Voor deze uitzendingen zal gebruik ge
maakt worden van de nieuwste kabels, spe
ciaal aangelegd voor draadlooze muziek, zoo
dat de luisteraars het uitgezonden evengoed
kunnen hooren, als dat het uit de studio
kwam.