Nieuwe beeldende kunst in Italië ËS BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD NOG EENS DE PSYCHOLOGIE VAN DEN ETALAGE-BEKIJKER. "V /o,> vV *>,- mi V ZATERDAG 8 AUGUSTUS 1931 Prima Quadriennale d'arfe nazionale." Schilderij van Emïlio Sobrero: Romeinsche Campagna. r Tegen het eind van deze maand verdwijnt het groote glas-in-lood, dat sinds Januari boven de poort van het tentoonstellingsge bouw in de via Nazionale hangt en dat op Veelbelovende wijze een tentoonstelling van nieuwe Italiaansche schilders- en beeld houwkunst aankondigt. Ik ben er maanden- voorbij geloopen zorder het verlangen te voelen, deze tentoonstelling te gaan zien. Ik stelde mij eerlijk gezegd, niet veel er van voor. Pardon, ik weet wel, dat er goe de, moderne Italiaansche kunstenaars zijn. Ik bewonder Carlo Carra, betreur den dood ,van Modigliani en aanbid Giorgio di Chiri- co. Wij weten dat het Futurisme in Italië uitgevonden werd, en hebben een- geweldig respect voor de Italiaansche Kunst aller eeuwen behalve die van de 19de. Maar dat is het juist. Het verleden der Italiaansche schilderkunst is zoo geweldig, dat de hedetn- daagsche het moeilijk heeft, om er tegenop te komen. Rome is door eeuwen het centrum der beeldende kunsten in Europa geweest. Sinds Manet en Cézanne is het door Parijs Verslagen. Goed. Dus, wie naar Rome gaat, doet dat voor de oude kunst. De Italianen zelf kennen niets daan oude kunst. En wat erger is: de imitatie van oude kunst. Maar de nieuwe.... men ziet er niets van. Modigliani, Carra, Ohirico, geen mensch kent hun. Er is niet één modem schilder, die een populariteit geniet zooals bij ons Van Gogh, Toorop of Sluyters.. Er is niet ééan kunstwinkel, waar een modem schilderij in de étalage staat. Vergeefs zoekt de buiten lander, gewend, moderne werken in de win kels van de cities der Noord-Europeesche steden te zien, naar zulke sensaties in Italië. Een keer ben ik verheugd een museum bin nen geloopen, dat „moderne" kunst beloofde, maar vol schrik keerde ik om, want de geest van 1880 spookte aan alle muren. Nu, dat is het soort „moderne kunst", dat hier geap precieerd wordt. Zulke schilderijen vullen in meer of minder goede uitvoering de ob scure kunstwinkeltjes in de Via Babuimo, in de buurt der Academies en verfwimkels. Dat zijn de schilderijen uit den tijd van de flu- weelen jassen en waaiende roode baarden, uit de donkere ateliers vol oude doeken-, be stoven kommen, droge bloemen en vette mo dellen. Schilderijen met glimlichtjes en een bruine verf saus, die alles bedekt wat de schilder niet schilderen kon, of die het „Sfumato" van Lionardo of Rembrandt moest beteekenen. (Dat het donker bij Rem brandt géén bruine oliesaus is, heeft de restauratie der „Staalmeesters" bewezen!) Dat was de schilderkunst die ik achter het groote glas-in-lood in de Via Nazionale ver moedde. Toen hoorde ik. dat Carra hier exposeerde en ik kon den dag niet afwachten, om de tentoonstelling te gaan zien. Ik werd zeer aangenaam verrast. Een goede, een uitste kende tentoonstelling en niet alleen dat, maar een overzicht over de heele hedean- daagsche beeldende kunst in Italië. Laten wij meteen er bij zeggen, wat man keert Chirico. Voor ons, buitenlanders, met Carra, de groote representant van het nieuwe Italië. Het is onbegrijpelijk, dat hij er niet is, maar laten wij dit met een zucht van teleurstelling vergeten, en kijken wat er wél is. Er is veel, te veel voor één keer. En moeilijk te overzien. De eenigste bekende is Carra. Hij, de schepper, van het futurisme is erg netjes ge worden. Niets revolutionairs meer. Land schappen, heel eenvoudig, wat booanen, eeini paar vlakke huisjes, vloeiende heuvels, zee, rustige koeien. Alles duidelijk, mooi ge componeerd, sterke kleuren in nieuwe com binaties, teer genuanceerd met zwemmende contouren. Doorzichtige witte vlekken, als sluiers hier en daar verdeeld, brengen alles tot een stille harmonie. Het ziet overal een beetje naar avond uit, of laat in den mid dag. Dit lijkt mij een symbool voor den schilder zelf te zijn. Het is mooi, erg mooi, maar Carra hoort niet meer bij de avant- garde der Europeesche kunst. Met aangename gevoelens kijken wij ver der. Er is geen bekende naam meer, maar een heele rij, die het verdienden, bij ons be kend te worden. Daarom noem ik namen. To si toont een zaal vol landschappen. Italië, vlakte en bergen, zooals wij het niet kennen, géén palmen en cypressen, géén oude ruïnes, niets van Francesco Guardi, niets van het klassieke Italië. Stille heuvels, weiden, huizen en wolken eenvoudig gezien en knap geschilderd. Een der besten is Sironi, een schilder met temperament en zelfbeheersching tege lijk. Hij schildert onderwerpen, wier geeste lijke vaders Rousseau (Jean-Jacques!) en Darwin zouden kunnen zijn. Dus: de mensch in zijn primitieve verrichtingen en toestan den. Om zoo te zeggen: Robinson Crusoes met familie en zonder kannibalen. Vader, moeder, kind, die op de aarde leven, onder nederige hutten en den grond bewerken. Scènes, die zich „historisch" hoogstens zou den laten rangschikken in den tijd van de uitdrijving uit het paradijs. Als merkwaar dig contrast in dezen menschelijken oer toestand dan af en toe een klassiek marmer beeld in den achtergrond, wit als een blik sem in donkere wolken. Alles in sterk zwart wit, met sombere kleuren, eenvoudig getee- kend en zeer suggestief. Al zijn de vormen met breeden kwast ruw neergeschreven, men voelt onder alles een strenge compositie en beheersching van het „vak". De beste voor mijn gevoel de hoop van Italië, de oorspronkelijkste is de blijk baar nog jonge FelixCasorati, een groot talent, die een dertigtal groote schil derijen en studies èxposeert. Zijn onderwer pen zijn niet zooals bij den vorige door intellectueele overwegingen en invloeden ontstaan, nóch toonen zij eenige afhanke lijkheid van Italië's klassieke traditie. Het is zuivere, door een schilder geziene en schilderachtig gevormde, niet bewust gefor ceerde werkelijkheid, zooals zij een schilder dagelijks voor oogen staat. Hij schildert menschen, zusters, vriendinnen, zich-zelf, een paar appelen op een krant in klare, een voudige vormen. Combinaties van donker groen, Engelsch rood, caput mortuum, oker en wit in ongeloofelijk fijne nuances. Ieder schilderij is anders en nieuw gecomponeerd, ieder werk heeft andere kleurcombinaties, nergens herhaling en alles door een sterke persoonlijkheid gedragen. Zijn kleur, die taai en vast in heel nieuwe techniek het doek bedekt, vult den vorm vlak en toch plas tisch, ieder contour is eenvoudig en verant woord, de bewegingen zijn duidelijk. Alles zonder coquetterie, zonder effectbejag. Hij is de Breughel van het nieuwe Italië. Dat zijn de „grooten", zelfstandigen. Dan komen er een massa goede kunstenaars, die het een of andere spoor volgen. Het is on mogelijk over 1300 schilderijen te schrijven. Dus neem ik van dat, wat ik mooi vond, een kleine keuze. Al ziet men Chirico niet zijn geest spookt. Paresce schildert kubistisch opgestapelde antieke vormen. Marmerbeelden, aquaduc ten, kolommen, torens, vazen, boomen en wolken. Chirico is de oom, Juan Gris is de vader. Nathan verwerkt de gelijke motieven in sombere bruine zeelandschappen, die troos teloos melancholiek zijn. Hij blijkt de trouw ste zoon van Chirico. T u n i schildert in prachtige kleuren klas sieke landschappen, het Foro Romano en het Colosseo. Maar in de sobere eenvoudige vormen, die hij van een meester Chirico geleerd heeft. Ik denk, dat deze schilder over 100 jaar de Canaletto van het heden daagsche Rome wordt genoemd. (Men be- grijpe mij goed: hij imiteert hem niet in het minst!). Hij schildert ook jonge meisjes, teer en zinnelijk in mooie kleuren en bril- lant geteekend. Dat de Fransche peinture ook hier zege viert, behoeft niet gezegd te worden. Het Italiaansche landschap leent zich te goed er voor. Dus: landschappen van Pizzi- rani, nog echt impressionistisch, Grosso, frisch geschilderd en goed gecomponeerd, C a n e g r a t i, in de sporen van Pissarro en Reuvïr, evenais Dal P r a. Dan een duister en mooi stuk van B a r b i e r i, en eenige klei ne en warme stukken van Pagliacci, geen „groote kunst", maar levendig, eerlijk en zonder pretentie. Een mooi landschap is de „Campagna romana" van Sobrero, zeer klein, zeer stil, zeer fijn, weinig kleuren, een voudig en sympathiek tusschen bombastische reuzencomposities. Nog eenige „Original-Genies": Galvano met een landschap „Zomer", dat naar on derwerp manier en kleur aan Muner herin nert. (Ik noem deze voorbeelden niet, omdat ik beweer, dat de schilder hem wilde imitee- ren, maar als makkelijk middel voor den liunstzinnigen lezer, om zich snel iets te kun nen voorsteilen). Twee vrouwen schilderen kinderportretten: Paola Levi Montalcini, beminnelijk in grijs en rose, de andere Nella Marche- s i n i, ook grijs, oker en rose, maar teerder, bijna ziek. Pakkend is een scherpe, puntige, magere plant op haar schilderij„Primave- ra", maar een armzalig bleek kind in een armzalige bleeke kamer staat. Een der beste stukken. Plastiek: Een sterk portret van Tintori, edel en intelligent gezien, de stoere kop van een monnik of boer, stom en versuft van de hitte, door Gallo en een mooie kop van een Lombardisch meisje door Piglett. Het idee van deze tentoonstelling is uit stekend. Zij is zooals uit den naam op te maken is de éérste van een serie die tot doel heeft, alle 4 jaar-een groote „show" der levende Italiaansche kunst te houden. Dat- deze tentoonstelling van Januari tot en met Juli, dus zeven maanden, dagelijks open is, is voor de kunstenaars een feit van buiten gewoon belang. Want aangezien exposi ties over het algemeen door het grootste deel van het publiek alléén op Zondagen be zocht worden is zulk een expositie, die officieel een maand duurt, precies beschouwd maar 46 dagen geopend. De rest van den tijd zijn de tentoonstellingen zoo goed als leeg en na deze maand staan de werken weer op ateliers en zolders en hun kort leven is uit. Afgezien van de mogelijkheid, dat een veel grootere kring van menschen de werken te zien krijgt, zijn de verkoopsmogelijkheden oneindig veel grooter. Want het is waar, al is het bijna niet te gelooven: tot heden is bijna ieder vierde schilderij of beeldhouwwerk verkocht. Er zijn schilders bij, die van 25 tot 30 geëxposeerde werken 8, 10, 12 stukken verkocht hebben, dus bijna de helft. Een der grootste koopers is het gemeentebestuur van Rome, dat eenige honderden stukken aan gekocht heeft. En daar wij nu eenmaal bij het ifnancieele deel zijn, (dat voor de kunstenaars helaas erg belangrijk is), kan ik nog vermelden," dat er premies verdeeld zijn, premies om iederen schilder of beeldhouwer, die geen Italiaan is, jaloersch te maken. Prijzen van 100.000, 50.000, 25.000 en 10.000 Lire, over het geheel een half millioen uitge keerd aan levende kunstenaars! Ook aan den bezoeker as gedacht. Behalve dat er 50 pet. reductie is op alle reisbiljetten van iedere Italiaansche plaats naar Rome, voor deze tentoonstelling is het den bezoeker zoo makkelijk mogelijk gemaakt. Want onge veer 1300 schilderijen en beeldhouwwerken bij een temperatuur van 35 gr. tot 45 gr. te bekijken is geen plezier. Dus een lift tot de tweede verdieping en een Bar in het midden, erg gezellig, met een fontein. (Het spreekt van zelf, wij zijn in Rome; een kolossalen reuzenfontein uit me taal, glas en steen.) 's Middags om 5 uur speelt een orkestje wat muziek en bij mooi weer dat het hier altijd is wordt het glazen plafond open gemaakt en men zit on der den blauwen hemel voor een frisch-rui- schende fontein te midden van schilderijen en bustes met de een of andere „bibita" of „sciroppo". Misschien vindt men dat bij ons een beetje prozaisch. Maar heusch, 't is beter, dat de bezoeker op die manier binnen blijft, dan dat hij na de eerste helft uit angst om te bezwijken naar bulten wankelt. En dat de bezoeker binnen blijft, is een feit, waar schilders, beeldhouwers en directie belang bij hebben. AGA. „KIJK UIT, HAROLD!" Wij maken bS! deze oprvekkende illustratie het Rembraiuh Theater draait, een film met stijl van „Pas op val niet" en genaamd keling van dwaze toestanden die hun hoogte tegen wil en dank geveltoerist wordt en aan De manoeuvres boven de huizenzee, op den zonnescherm aan den buitenkant van de partij op dei;, uiterste daklijst van den opwindenden en toch vroolijken aard, die een film voor den vacantietijd is deze HAROLD LLOYD. Wat zijn moeder over hem vertelt. Zijn jeugd. In Tit Bits vertelt Harold Lloyd's moeder over haar zoon. Harold „Kareltje", is geboren in Nebraska, en opgevoed in California. Al van den be ginne af wist ik, zeide mevr. Elisabeth LloydSmith, dat hij een acteur zou wor den, maar dertig jaren geleden was er nog geen sprake van de tegenwoordige vlucht der bioscopen zoodat ik voor zijn toekomst alleen over het tooneel dacht. Hij speelde als jongen meestal alleen, want zijn eenige broer, Gaylord, was vele jaren ouder. Dan ging hij dikwijls naar het voorpleintje van ons huis, waar hij zichzelf geschiedenissen vertelde en tooneelstukjes opvoerde. Dikwijls zagen mijn kennissen on gezien zijn voorstellingen en zij waren er enthousiast over. Toentertijd dacht ik, dat hij een vertolker van Shakespeare-stukken worden zou, maar dat idee heb ik reeds lang opgegeven. Later, op school, hield hij zijn medeleer lingen bezig met komische nummers en re gisseerde stukjes. Huishoudelijk werk Af en toe moesten de beide broers wat huishoudelijke baantjes opknappen. En de oudste deed die ook dadelijk, maar Harold heeft er nooit voor gevoeld. Als het zijn beurt was, zei hij tot zijn vriendjes: „Als jij 't voor me doet, zal ik je een nieuw trucje leeren". En altijd ontsprong hij op die wijze zijn werkjes. Harold was een zeer goed gehumeurd kind, en vol humor. Maar ook met een vasten wil. En wat hij zich voorgenomen had, dat voerde hij met groote energie en doorzettingvermogen uit. Hij was zeer ge voelig en een uitbrander beteekende in den regel een groote straf voor hem. Ir L,l V 3,- 3,- V 0,- y 8>K A 'lijt1 •y A- 7 v. V Hi, Jy>j- /k ie. 6 /O. K- V s m ■i- t,- N kxjK. In Haarlem's Dagblad van 11 Maart j.l. deelde ik een en ander mede over de uit komsten van Engelsche onderzoekingen naar de waarde eener etalage voor den voorbij ganger. Ik wees bij die gelegenheid op de gevaren, verbonden aan het instellen van een dergelijk onderzoek, doordat men met tal van wisselende factoren geen rekening kan houden. Na deze pogingen is nu van Duitsche zijde ditzelfde plobleem onder de loupe genomen. Het in 1929 aan de Univer siteit te Keulen verbonden „Betriebswirt- schaftliches Institut für Einzelhandelsfor- schung" heeft een eigen psychotechnisch laboratorium voor proefnemingen van aller lei aard. Bij een der onderzoekingen was het de bedoeling na te gaan; den duur van het kijken van den voorbijganger naar de eta lages. Nadat 2924 kijklustigen daarbij nauw keurig gecontroleerd waren, bleek dat het publiek gemiddeld 17.3 seconden naar een etalage kijkt. Bij een dergelijk onderzoek, één jaar vroeger gehouden en loopende over 3402 personen, was deze tijdsduur 16.7 seconden. Niet minder dan 11.602 waarnemingen zijn gedaan, teneinde te bepalen welk punt van de uitstalkast wel de meeste waarde heeft. Voor den stilstaanden kijker bleek dit het middenvak te zijn. terwijl de naar rechts of links voorbijgaande kijker, maar ook de automobilisten, wielrijders enz. hun aan dacht besteden aan andere gedeelten. In V o,- /5}-- J°r cLcsv» zwk onderstaande figuren komt het resutaat van het onderzoek duidelijk naar voren: Het schema van fig. I heeft maar betrek kelijke waarde en ondergaat direct verande ring, zoodra de kijker zich naar de een of andere zijde gaat bewegen. Die veranderin gen zijn opgenomen in de figuren n en III. In de figuren IV en V zijn de schema's ver werkt voor wielrijders enz., die door hun grootere snelheid dan van den voetganger een ander blikveld hebben. De voor de éta lage staande kijker verkeert dus in de gun stigste positie. Hij overziet practisch gespro ken vier van de negen vakken. Deze ervaring is oorzaak geweest, dat men in de vak scholen, waar het onderwerp: etaleeren wordt gedoceerd al lang Is teruggekomen van het vroeger veelvuldig toegepaste stelsel om-de etalage een soort magazijn op zich zelf te doen vormen. Een andere vraag is evenwel of in dat gedeelte van de etalage, dat de grootste aantrekkingskracht blijkt te bezitten, nog een bijzondere trekDleister aangebracht moet worden. Wel is men reeds doende om ook daarvoor proeven te nemen, maar het is wel eigenaardig, dat de resul taten, daarbij verkregen, het trekken van conclusies nog niet wenschelijk maken. Het is natuurlijk niet mogelijk de bijzonderheden van elk schema in een en dezelfde étalage tot zijn recht te doen komen. Men zou daar door ongetwijfeld ook een zeer onharmo nische étalage krijgen. Het zoo goed mogelijk benutten van de meest waardevolle vakken zal natuurlijk in de eerste plaats nagestreefd moeten worden. De onderdeden, die van onwaarde blijken te zijn, zouden zich dan leenen voor het uitstallen van stapelgoederen. Het Duitsche onderzoek kan natuurlijk evenmin op volledigheid aanspraak maken. Het geeft echter meer materiaal dan het Engelsche. Zeer geleidelijk zal men moeten blijven opbouwen. Voor den particulieren middenstander is dat van het grootste be lang. In de voortreffelijk ingerichte étalage is zeker een der middelen gelegen voor het behoud van het goede gedeelte uit den kleineren middenstand. MOLLEJtUS. gaarne gewag van de film, die deze weck in Harold Lloyd in de Jioofdrol, een film in den „Kijk uit Harold". Het is een aaneenscha- punt vinden tegen het einde, als Harold honderd en één griezelige dooden ontsnapt, zwevenden steiger, aan het touw, aan het zoo- en zooveelstc verdieping, de balancecr- wolkenkrabberdit zijn evenveel scènes van den vacantieganger goed zullen doen. Want escapade van Harold Lloyd zonder twijfel. Naar Los Angclcs Toen hij 16 jaar was, ging hij met zijn vader naar San Diego, doch lang hield hij het daar niet uit. „Ik ga naar Los Angeles, vader. Daar maken ze films". En hij ging. In die dagen was Universal City het groo te film-centrum. Maar evenals nu was het voor een nieuweling bijna onmogelijk de poorten van het verlangde paradijs te pas- seeren. Verscheidene lange dagen bleef hij buiten de hekken, totdat hij bemerkte, dat personen in vermommingen ongehinderd door liepen. Onmiddellijk kocht hij wat prui ken, kleeren enz., trok in een afgelegen hoekje een costuum aan en inderdaad lukte het hem zonder gevraagd te worden binnen te gaan. Hij hield dit eenigen tijd vol, natuurlijk zonder baantje, maar ook zonder dat men merkte, dat hij er niet bij hoorde. En eens op een dag kreeg hij zijn kans. Een jonge man voldeed niet en de regisseur pikte hem voor die rol uit. En zoo werd hij aangeno men. Zijn uilebril. Op 20-jarigen leeftijd speelde hij hoofd rollen. Maar hij moest een hem passende vermomming hebben, iets persoonlijks, wat hij altijd kon gebruiken, in welke rol ook. En zijn keus viel op den uilebril. Want bril len worden gedragen in aUe rangen en standen en op alle leeftijden. Zijn bril bestaat alleen uit een montuur. Glazen bezit hij niet. Ten eerste omdat hij ze niet noodig heeft en ten tweede omdat glazen door schittering zijn gelaatsuitdruk king zouden kunnen veranderen. Hij was als kind een zeer kieskeurige en keurige jongeman. En hij is het nog. Hij hield er niet van vies te zijn door spelen, waar andere jongens niets om geven. Zijn werken Zijn werk beteekent veel voor hem. Hij spaart geen enkele moeite, als hij met een nieuwe film bezig is .Het geeft niet of een ander zijn werk goed vindt als hij het er niet mee eens is, zegt hij: „Ik geloof dat er nog iets aan ontbreekt. Een volgende maal moet het absoluut beter". Nooit is hij tevreden en steeds wil hij de andere films op hooger peil brengen. In het dagelijksch leven is hij zeer geliefd. Zij, die met hem samenwei'ken houden van hem als zijn. beste vrienden. Hij en zijn broer Gaylord, een film-directeur, waarvan het publiek uit den aard der zaak niet zou veel hoox-t, zijn de grootste kameraden, on afscheidelijk sinds hun jeugd, Toch, ondanks zijn vriendelijkheid, die hem zoo bemind maakt, is hij zeer gereser veerd en teruggetrokken. Hij is eenvoudig gebleven, vol jongens achtig enthousiasme voor alles wat hij on derneemt. Hij houdt van sport en in zijn huis te Beverley Hills heeft hij een golfter rein, tennis- en croquetvelden, en een groot zwembassin. Sterken drank drinken en rooken doet hij niet. Ook geen koffie of thee gebruikt hij. Zijn lievelingsdrank is koude melk. Mis schien is dat de reden waarom hij zoo „fit" is. DE MUZIEKFEESTEN BAYREUTH. IN DRAADLOOZE UITZENDING. Vermoedelijk zal de uitgebre'dste Euronee- sche draadlooze uitzending op 18 Augustus plaats hebben. Dan worden uit Payreuth, waar de muziekfestiviteiten gehouden wor den de tweede en derde acte van Wagner's Tristan en Isolde uitgezonden. Ruim twintig landen zullen dan luisteren, zegt de News Chronicle. Behalve Duitschland zullen luisteren Oos tenrijk, Czeecho-Slowakije, Engeland, Hon garije, Jugo-Slavië. België, Holland, Dene marken, Italië. Zwitserland, Frankrijk, Ma rokko, Finland, Spanje, Noorwegen en Zwe den. Polen, Roemeniën en vermoedelijk Ier land en Portugal. Ook zijn reeds schikkingen getroffen met Noord-Amerika. Voor deze uitzendingen zal gebruik ge maakt worden van de nieuwste kabels, spe ciaal aangelegd voor draadlooze muziek, zoo dat de luisteraars het uitgezonden evengoed kunnen hooren, als dat het uit de studio kwam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 13