UIT NED. INDIë. De Bafakkers en het Tobameer. Het ernstige conflict in de Noorsche industrie. IL Arbeidsconflicten én arbeids- contracten in Scandinavië. De algemeene toestand op de Scandinaafsche arbeidsmarkt. Dreigt ook in Zweden een groot conflict? Hoe de melaatschen wonen In het hartje van Sumatra ligt te midden van een groote hoogvlakte het uitgestrekte Tobameer. Rondom door steile hellingen, in het westen door een hoog gebergte van de kustvlakten afgescheiden heeft de hoogvlak te daar eeuwenlang gelegen in een geweldige afzondering daar de steile hellingen met zeer moeilijk doordringbaar oerwoud waren begroeid. Maar wat vooral een bezoek aan de hoogvlakte zoo moeilijk en onaangenaam maakte, was de groote vijandigheid, waar mee de Batakkers iedereen, die hun gebied binnen kwam, ontvingen, Vandaar, dat een honderd jaar geleden van de hoogvlakte nog vrijwel niets bekend was, behalve dat de toch reeds gering in getal zijnde bevolking ver deeld was in een aantal, soms zeer kleine stammen, die iederen niet-stamgenoot al even vijandig gezind waren als de Maleiers van de kuststreken en vooral de blanken, wanneer, die trachtten in het binnenland door te dringen. Van dien onderlingen strijd, waren wij wél op de hoogte, omdat de gevan genen, meest vrouwen en kinderen, als sla ven naar de kustplaatsen werden verhan deld. Mannelijke tegenstanders werden ge dood, vaak eerst gefolterd en meestal opge geten. Weet men dan bovendien nog dat de Batakkers een zeer sterke voorouderver- eering in stand hielden met alle misbruiken, die gewoonlijk met dezen vorm van gods dienst gepaard gaan, zooals menschenoffers, begraven van een pasgeboren kind met de gestorven moeder enz., dan begrijpt men, dat reeds geruimen tijd geleden zendelingen en andere pioniers der beschaving getracht hebben tot het heilige Tobameer door te dringen, maar tevens, dat velen dezer voor trekkers dit streven met den dood hebben moeten bekoopen. Thans is daar veel veranderd. De rustige kalmte van mannen als zendeling Nommen- sen en zijn navolgers hebben de Batakkers geleerd, dat ook niet-stamgenooten men- schen zijn en even veel recht hebben als zij op een plaats op deze aarde. Ruimte is er trouwens genoeg op deze schaars bevolkte reuzenvlakte, waar thans in genoeglijke wanorde de keurige dorpen der Christen Ba takkers verspreid liggen te midden der ouder wetsche kampongs, waar de heidensche Ba takker nog steeds in een ongelooflijk vuilen boel leeft, zijn vrouw de slechte rijstvelden laat bewerken en zelf schaak speelt, dobbelt, gokt bij paardenrennen of op jacht gaat. Geen grooter contrast denkbaar dan tus- schen de op enkele kilometers afstand van elkaar gelegen Batakdorpen Kaban Djahe en de Melaatschen kolonie Lao Simomo. Kaban Djahé is prachtig. Groote zware woonhuizen in Karobatakschen stijl, die meestal een zes of achttal gezinnen herber gen, gedekt door zeer hooge voor en achter in punten uitloopende daken, die luifelvormig de voorgalerij tegen regen en zonneschijn beschutten. Geweldige zware balken vormen de steunlagen voor wanden en vloer, welke laatste zich anderhalf a twee meter boven den grond bevindt, rustende op zware, ruw- behouwen boomstammen, die elk op hun beurt op een grooten steen steunen, om rot ting tegen te gaan. Nergens is een spijker ge bruikt, alles is gelascht of gezwaluwstaart, of wanneer het de grootendeels uit bamboe bestaande dakconstructie betreft, aanéén gebonden met een touwsoort, vervaardigd uit de bladsteelvezels van den arenpalm, een materiaal, dat vrijwel onverwoestbaar blijkt te zijn. Maar wat vooral de hulzen zoo mooi maakt, is de sierlijk gevlochten luifel van ge spleten, gekleurde bamboe en de verdere be schildering, in hoofdzaak met geometrische figuren vooral, van de zware draagbalken van het huis. Zeer veel ziet men ook het zoo genaamde hagedis motief, dat ontstaat, wan neer twee planken met touw aan elkaar wor den vastgeknoopt. Een aardig effect maken ook de houten stierenkoppen met dreigende horens, die steeds de topgevels sieren en be langrijke diensten verrichten bij hét afwe ren der booze geesten. Die sieren vooral ook het jongelingenhuis, dat tevens als raadzaal dienst doet, en ook de groote duiventil, die in geen enkel Batakdorp ontbreekt. Er is een voortdurend komen en gaan van stevige, bijna grof gebouwde vrouwen, alle maal" in donker indigo blauwe sarong, die meest om de borst, soms om de heupen ge dragen wordt. Allen dragen een geweldigen hoofddoek, ook al weer indigoblauw, die als een rol op het hoofd ligt. Het aantal kin deren is niet groot, maar bij elk huis spelen er toch wel een stuk of tien tusschen kippen en afschuwelijke borstelige varkens in de süjkpoclen om en onder het huls. Midden op het marktplein zijn een paar vrouwen en een tiental kinderen, waaronder kleintjes van een jaar of zeven, aan het rijststampen, wel heel zwaar werk voor dat kleine goedje. Vele vrouwen loopen af en aan met bakken water op het hoofd of zijn aan het werk bij petro- leumblikken met Indigo. Wie niet werkt, zoekt ijverig naar ongedierte tusschen de verwarde haren van buurvrouw of dochter of ondergaat zelf deze bewerking, een bezig heid, waaraan nooit een eind schijnt te ko men. Het geheele terrein van de kampong, dat nog steeds door een hoogen wal omgeven is, overblijfsel uit den tijd der onderlinge oorlogen, is onbegroeid en verandert bij elke regenbui in een modderpoel. Alle afval wordt in Lao Si Momo. door de reten of gaten van den vloer onder de huizen gesmeten en door de varkens op geruimd. Die varkens zoeken in hun vrijen tijd ook een modderbad in de zon en worden dan met graagte door de kippen ontluisd. Het zal u niet verwonderen, dat de huizen ook van binnen rookerig, vuil, vies en onsmake lijk zijn en eigenlijk is het sterk af te raden zich er binnen te wagen. Voor een Bataks- dorp vooral geldt het: schoon van verre, maar verre van schoon. Buiten de omheining treft ons oogenblik- kelijk weer de weelde van het Tropische land schap. Pisang en Cocospalm, hier vooral de bamboe verrassen telkens weer door hun sierlijke vormen als onze wagen voortsnelt, heuvel op. heuvel af. tusschen rijstvelden en graslanden, door kapoktuinen en stukjes oer woud tot daar in de verte weer een Bataks- dorp verrijst. Kleine huisjes zijn het, één gezinswoningen thans; de onderbouw zinde lijk wit gekalkt, een paar raampjes in de zij wanden, het hooge dak weer met den stie renkop gekroond, de voorgevel met mooi ge kleurd vlechtwerk gesierd, zoo staan ze daar, tientallen en nog eens tientallen op keurige rijen rondom groote gazons, waarop weer een forsche duiventil en een flinke raadzaal rijst. En toch lijkt dit keurige dorp een oord der verschrikking. Daar wonen de Melaatschen, de uitgestootenen, de lijders aan die onge neeslijke ziekte, die zich vooral uit door steeds dieper in het lichaam invretende zweren, zoodat heele lichaamsdeelen kunnen verdwijnen, van de vingers bijvoorbeeld al leen stompjes overblijven. Ongeneeslijk! en zoo geweldig besmettelijk, dat de zieke door iedereen wordt geschuwd, niemand met hem spreekt, geen énkele kampong hem binnen zijn muren duldt, niemand den armen zieken eten of drinken brengttotdat ook hier het woord van den profeet uit Nazareth werd gehoord en de zendelingen leerden, zij het met de noodige voorzorgen, .ook deze menschen te helpen en hun leed zooveel mo gelijk te verzachten. Ruim vierhonderd zijn er thans bijeen in de groote kolonie, die Lao Si Momo heet, een naam beter bekend dan van eenige andere kampong in heel Sumatra onder de goede zorgen van zendeling Vuur- mans en zijn echtgenoote, die hun taak op heerlijke ruime wijze opvatten, eerst het lichaam helpende en dan zoo mogelijk ook aan de ziel berusting brengende in het toch wel zeer harde lot. Onder hun leiding wan delen wij de kolonie rond. zien allereerst den winkel, waar de ver-pleegden eenvoudige lek kernijen en andere benoodigdheden kunnen koopen, naast de rijst, die hen geregeld wordt toebedeeld. Het binnenkomende geld wordt oogenblikkelijk gedesinfecteerd, nadat het' met de pincet is aangenomen. Naast den winkel is het bezoekhuis, waar bezoekers en bewoners elkaar door een traliehek kunnen spreken, door een afdak tegen regen en zon neschijn beschermd. Bij goed weer zit men echter liever buiten, aan weerskanten van den ondiepen greppel, die de eenige afschei ding der kolonie vormt. Geen verpleegde zal er aan denken zich onder de bezoekers te mengen en hen in gevaar te brengen door den greppel te overschrijden. Bij het ver- bandhuis zijn altijd wel eenige verpleegden bezig zich zelf of hun kameraden te verbin den, terwijl ernstige wonden door een ver pleger of door den zendeling worden behan deld. Voor de woning van het hoofd zitten juist eenigen der ouden van het dorp bijeen voor een beraadslaging, want de kolonie be stuurt geheel zichzelve. Alle adat-aangele genheden, ook Inlandsche feestdagen naast de Christelijke, worden door hen geregeld. Verder gaat het langs de rijen keurige huis- BataJcsche vrouw. Jes, alle omgeven door een klein erf met achtertuintje, waar de zwakkeren aan het werk zijn, terwijl de sterkeren op het rijst veld of in den pisang- of klappertuin wer ken, want gelukkig zijn slechts enkelen ge noodzaakt het bed te houden en dan meest nog zeer tijdelijk. Merkwaardig is de werk lust dezer menschen, die vaak niet meer dan stompjes van handen hebben en het eenvou dige tuingereedschap door hun kameraden aan den onderarm laten vastbinden. Daar naast toonen de versierde gevels overal be wijzen van de kunstvaardigheid der bewo ners en toont onder andere een verpleegde ons een geheel zelfgemaakte viool. Alleen de blindenafdeeling is er nog treurig aan toe. De kolonie telt een vijftigtal patiënten, die meest door andere ziekten naast Melaatsch- heid blind zijn geworden. Voor hen is slechts het aller eenvoudigste werk weggelegd, maar met de hulp van kameraden met andere ge breken weten zij altijd nog bezigheid te vin den, die de zoo noodige afleiding verschaft. Een der moeilijkste zaken is het huwelijk, dat voor Melaatschen onderling in deze ko lonie niet verboden is. Het kind blijft onge veer een jaar bij de moeder, om de natuur lijke opvoeding mogelijk te maken, maar het contact met de moeder wordt tot het uiterste minimum beperkt en alle mogelijke desin- fectiemiddelen toegepast, blijkbaar met vol doend resultaat. Ook wij verlaten de kolonie over een met creoline gedrenkte mat, in de blijde overtuiging, dat de zending hier zeer veel bijdraagt tot de leniging van een der grootste nooden der menschheid. Dat de Ba- takzending ook onder de gezonden op groote resultaten kan bogen, waar honderdduizen den verlost zijn van de eeuwigdurende angst en vrees voor booze geesten en vertoornde voorouders en daarmede allerlei wreedaardi ge misbruiken hebben afgezworen, is bekend genoeg. Laten wij hopen, dat ook in deze be narde tijden de zoo noodige geldelijke steun, ook voor het medische zendingswerk, niet moge uitblijven. VAN DER SLEEN. Met rood gezicht stond hij voor haar. Zijn hand omklemde een lang scherp mes. Het meisje, een teere schoonheid, vroeg zacht: „Hebt u geen hart?" De vingers van den man omklemden het mes nog vaster. „Neen", antwoordde hij met ruwe stem. Zij zuchtte. „Dan neem ik lever. Geeft u mij een half pond, slager!" (Tempo). STANDBEELDEN VOOR BOEKENHELDEN. In Auch, Gascogne, is een standbeeld opge richt en kort geleden onthuld voor d'Artag- nan, den held van Dumas' wereldberoemd boek: „De drie Musketiers". De inwoners van Gascogne zeggen nu dat het standbeeld voor den werkelij'ken d' Artag- nan is opgericht, en niet voor Dumas' schepping. Want in 1611 is er een d" Artagnan geboren die later tot kapitein bij de konink lijke musketiers opklom en sneuvelde bij het beleg van Maastricht in 1873. Deze figuur nam Dumas als voorbeeld, zooals Daniël Defoe voor Robinson Crusoë de persoon van Alexan der Selkirk nam. Maar d' Artagnan leeft voort alleen door Duma's boek, en niet door de geschiedenis en het standbeeld in Auch zou er waarschijn lijk niet zijn als „De Drie Musketiers" niet geschreven was. In dit opzicht heeft dit geval veel van dat over* het standbeeld van Selkirk, dat in zijn geboorteplaats staat, in het dorpje Largo, Fifeshire in Engeland. Het beeld" toont Sel kirk als Robinson, met baard, gekleed in gei- tevellen en uitkijkend met de hand boven de oogen, zooals we ons Defoe's held altijd voor stellen. In de Vereenigde Staten is anen niet tevre den met standbeelden voor helden uit boeken allegn. Zij hebben ergens zelfs een stand beeld opgericht voor de twee hoofdpersonen uit het komische gedeelte van een krant. Dit zou iets voor1 ons zijn: in den Hout een beeld van Keesje, het Verkeersagentje HAAIEN IN NETTEN. De gemiddelde haai die om de Engelsche kusten zwemt, is ongeveer anderhalve meter lang, en slechts zelden vertoont hij zich bij badplaatsen gelukkig! Wel wordt hij soms door visschers in hun netten opgehaald, zeer tot ongenoegen van weerskanten. Want een haai maakt de netten nogal danig stuk. En voordeel voor den visscher werpt het beest niet af. Tenzij in Schotland. Omdat de Schotten overal geld uitslaan naar men zegt. Zij ver- toonen voor enkele centen de haai aan bad gasten. Doch dit kan alleen nog maar in het zomerseizoen. Op andere tijden beteekent het vangen van een haai ook daar uitsluitend verlies. De grootste haai ooit gevangen de Brit- sche kusten was ruim 11 Meter lang. Door visschers uit Waterford werd het dier ge vangen dezen zomer. OVER POSTDUIVEN. Toen het Engelsche Kamerlid Sir William Edge per trein en auto de race van West minster naar Coalvill, Leicestershire over 115 mijl tegen 100 postduiven, aan Coalville mijnwerkers toebehoorende won, schreef hij zijn overwinning grootendeels toe aan het feit, dat het vrijwel den heelen dag geregend had. En dat is juist. Het weer heeft grooten in vloed op de snelheid van aankomen der post duiven. Een mooi voorbeeld leverde België hiero peenige jaren geleden. Alle prijswin- ners in een race van 270 mijl naar Brussel legden den afstand binnen 3 uur en een kwartier af, op een mooie, helderen dag. Het volgende jaar stond er storm en regende het, en geen der vogels kwam binnen 30 uren aan. In België heeft de wieg gestaan van de postduivensport. In 1818 vond er de eerste 100 mijl-race plaats. De eerste LondenBel gië tocht was in 1823, en in 1881 begon de jaarlijksche 500 mijlen-vlucht van Toulouse naar Brussel. In datzelfde jaar ontstonden de lange-af- standtochten in Engeland. Nu heeft deze sport zulken vlucht genomen dat speciale treinen loopen om de duiven naar het begin punt te vervoeren. Onlangs bracht zulk een trein 15.000 vogels naar Bournemouth uit Noord-Engeland. Verleden jaar werden 15 millioen duiven vervoerd per trein en soms rijden 20 van die duiven-treinen per dag in Engeland! Postduiven kunnen meer dan 1000 mijlen afleggen en bijkans 2 K.M. per minuutl Sedert het eerste decennium dezer eeuw, toen in de Scandinaafsche landen de staag groeiende macht der nog jonge vakvereeni- gingen voor de eerste maal leidde tot ern stige conflicten met de werkgevers, die, nog niet het belang van organisatie inziende, moesten trachten elk voor zich-zelf zich te weer te stellen tegen de eendrachig samen werkende arbeiders, toen alom stakingen en blokkades de gemoederen in beroering brach ten en hoopen geld verslonden, sedert dien is het op de arbeidsmarkt in Scandina vië betrekkelijk rustig gebleven. De werkgevers, door de ervaring geleerd, begrepen dat ook zij zich aaneen moesten sluiten; de organisaties der arbeiders wer den sterker, breidden zich uit; de wetgever voorzag in de dringende behoefte aan alge meene maatregelen, die de consolidatie van den arbeidsvrede zouden moeten bevorderen, waartoe in de eerste plaats de wetten op de bemiddeling in arbeidsgeschillen behoorden. Weliswaar kwamen verschillende malen conflicten, soms zelfs ernstige, voor, maar die waren bijna steeds van uitsluitend localen aard, over het algemeen bleef de toestand op de arbeidsmarkt toch rustig. Oók tijdens den oorlog en in de eerste jaren daarna. Want van de hevige golvingen der conjunc tuur in de landen, die direct bij den oorlog betrokken waren, viel hier in Scandinavië slechts een deining te bespeuren. En aanvankelijk leek het, alsof men hier ook slechts in geringe mate de gevolgen on dervinden zou van de, thans over vrijwel de geheele wereld heerschende, economische crisis. Nog in de tweede helft van het vorige jaar konden vele leidende personen uit han del en industrie een optimistischen toon doen hooren, maar spoedig bleek het, dat deze Noorsche landen, die het toch voor een zeer belangrijk deel van den export moeten heb ben, èn door de vermindering van de koop kracht in verschillende hunner belangrijk ste afzetgebieden, èn door het steeds hooger optrekken van de tariefmuren rondom deze gebieden, de crisis niet zouden ontloopen. Landbouw en veeteelt in Denemarken ma ken thans een crisis door, die zeer ernstige gevolgen kan en zal hebben. De Noorsche walvischvaarders zagen zich genoodzaakt, de vangst in de Zuidelijke IJszee voor een sei zoen geheel stop te zetten en wie de betee- kenis kent, die de walvischvaart voor Noor wegen heeft, weet wat dit voor het land be teekent. Tevens werden de werkgevers in vele Noorsche export-industrieën gedwongen de productie te staken; op welke wijze dit ge schiedde, zal ik straks vertellen. In Zweden kreeg men te maken met een ernstige landbouwcrisis, die momenteel be streden wordt met zeer ingewikkelde en merk waardige protectionistische maatregelen, die aan de conservatieven, de vrijzinnigen en de boeren verbon ders politiek voordeel opleveren en in feite slechts steun verleenen aan de groote landbouwers. Verschillende Zweedsche mijnbedrijven en vele groote houtexporteurs zitten met aanzienlijke voorraden, die zij niet kwijt kunnen. De producenten van cel lulose in Zweden en Noorwegen hebben, in samenwerking met die in andere landen tot een, in sommige opzichten zeer belangrijke, beperking der productie moeten besluiten. De scheepsbouw, de machine- en de metaal industrie hebben momenteel nog flinke or ders, maar zien de toekomst toch met be zorgdheid tegemoet. Over Finland dat door de Finnen gaar ne tot Scandinavië gerekend wordt wil ik het in dit verband niet hebben, omdat de daar heerschende zeer ernstige crisis bijna uitsluitend een gevolg is van binnenlandsche politieke verwikkelingen en andere zuiver Finsche omstandigheden. De economische crisis heeft een eind ge maakt aan den rustigen toestand op de ar beidsmarkt in Scandinavië, omdat het voor vele exportindustrieën noodig bleek, de pro ductiekosten te verlagen daar anders de concurrentie, die door beschermende rech ten al bemoeilijkt werd, niet volgehouden kon worden en daartoe moest men de loonen der arbeiders naar omlaag brengen. Het eerste ernstige conflict tusschen werk gevers en werknemers dreigde dit voorjaar in Denemarken. Als ik mij niet vergis zou den er over de honderdduizend arbeiders bij betrokken zijn. Maar de wet op bemiddeling in arbeidsgeschillen dwong beide partijen tot uitvoerige onderhandelingen, maakte het onmogelijk om direct tot uitsluiting of sta king over te gaan. De Denen zijn kalme, gemoedelijke men schen. Er werd weliswaar lang en breed ge confereerd; werkgevers en werknemers ston den meer dan eens scherp tegenover elkaar, doch tenslotte wisten beide partijen wat toe te geven en kon een conflict vermeden wor den. Ongeveer tegelijkertijd deelden de werkge vers in verschillende Noorsche industrieën mede, dat zij de bestaande collectieve arbeids overeenkomsten, die toen opnieuw gesloten zouden moeten worden, niet ongewijzigd wil den verlengen. Ook de Noorsche wet schrijft aanvankelijk gedwongen bemiddeling voor en ook in dit geval moesten dus eerst onderhandelin gen gevoerd worden. De werkgevers eischten loonsverlaging, voor het grootste deel der be trokken arbeiders tusschen de 10 en 15 pro cent, voor sommige groepen arbeiders echter tot 30 en 35 procent. Hiertegenover stelden de arbeiders echter hun eischen, die o.a. neerkwamen op een loonsverhooging van 5 tot 10 procent, verkorting van den werktijd en belangrijke verhooging van de overwerk- premies. Langzamerhand lieten de werknemers vrij wel al hun eischen vallen; waren zij zelfs bereid tot een geringe loonsverlaging, doch dit op voorwaarde, dat de laagstbetaalde ar beiders wèl loonsverhooging zouden krijgen. De werkgevers hebben echter voet bij stuk gehouden, omdat zij, naar zij zeiden, zelfs niet het minste konden toegeven. Toen de onderhandelingen de eerste maal mislukten, kondigden de werkgevers een uitsluiting van alle betrokken arbeiders af en kort daarop, nadat hiermee eerst gedreigd was om hun eischen kracht bij te zetten, volgde de uitsluiting van vrijwel alle arbei ders, wier collectieve arbeidsovereenkomsten met September zouden eindigen, zoodat be gin April onrrreer 83,000 arbeiders uitgeslo ten wa,ren, en het conflict ruim dertig be langrijke industrieën (o.a. de metaal-, hout papier-, en de chemische industrie) omvat te. Tallooze conferenties tusschen werkgevers en werknemers zijn er in de laatste maanden gevoerd, vaak onder leiding van den onver- moeiden rijksbemiddelaar mr. Clanssen, maar het conflict duurt nog steeds in vollen omvang voort. De stakingskassen hebben reeds rond twin tig millioen gulden aan steun moeten uit- keeren, daartoe moesten de vakbonden in Zweden en Denemarken met een goede tien millioen kronen bijspringen. En vraag niet, hoe de gevolgen van dit conflict dat meer dan de helft der industrie nu reeds vier maanden stil legde, dat een tiende deel der bevolking afhankelijk maakte van de lage uitkeeringen der stakingskassen en van den steun der armbesturen zijn voor de ne ringdoenden, voor de industrieplaatsen, voor heel Noorwegen. Een conflict als dit vindt zijn oorzaak in de tijdsomstandigheden'. Maar dat het zóó ernstig, zóó veel-omvattend werd, is te wijten aan enkele bijkomende omstandigheden. Indien de werkgevers een loonsverlaging hadden geëischt van 5 a 8 procent, zouden de loonen weer in de oude verhouding tot de (inmiddels gedaalde) kosten Van levenson derhoud gebracht zijn. Een dergelijke loons verlaging zou voor vele industrieën voldoen de zijn geweest. Maar andere werkgevers wilden nog verder gaan, teneinde den moei lijke toestand der exportindustrieëw te vergemakkelijken. Daar in vele industrieën reeds met verkorte werkweek werd getracht de productie te beperken en daar een stop zetting van een groot aantal fabrieken lang niet zulke nadeelige gevolgen zou hebben, als in normale omstandigheden het geval zou zijn, achtte men het 't beste om de eischen hooger te stellen dan strikt nood zakelijk was; behoefde men niet op te zien tegen een conflict, dat een maand of twee, drie zou duren, omdat te verwachten was, dat tengevolge hiervan in de toekomst de productiekosten lager zouden zijn dan vóór het conflict. Intusschen duurt het conflict nu al vier maanden. Onder de werkgevers zijn er velen, die snakken naar het einde. Maar nog wil men niet toegeven. De offers zijn daar voor te groot geweest. Ook de werknemers hebben schuld, als hier van schuld gesproken kan worden. Zijl hebben in het begin toen er nog kans be stond op een voor beide partijen zoo gun stige mogelijk vergelijk, aan hun te hoog ge stelde eischen vastgehouden. De bezadigde menschen in de leiding van het verbond van vakvereenigingen durfden niet op te treden tegen de radicale bestuurderen, uit angst om voor „handlangers van de ondernemers" uit gescholden te zullen worden. Later, toen het conflict al geruimen tijd. duurde, hebben de werknemers bijna al hun eischen laten schieten en waren zij bereid om enkele eischen der werkgevers in te wil ligen. De ervaring leert, dat belangrijke con flicten tusschen werkgevers en werknemers in een der Scandinaafsche landen vrijwel nimmer tot dat land gelocaliseerd blijven, maar vroeger of later door soortgelijke con flicten in de andere laden gevolgd worden. Men mag dus verwachten, dat, nu Dene marken zijn (gelukkig bijtijds nog bijgeleg de) conflict heeft gehad, nu Noorwegen al vier maanden lang de gevolgen van een hardnekkigen kamp tusschen werkgevers en werknemers ondervindt, ook in Zweden de vernieuwing van vele collectieve arbeidsover eenkomsten, die in September of October zal moeten plaats hebben, tot verwikkelin gen zal leiden. Enkele feiten wijzen er op, dat deze ver wachting niet ongegrond is. Een orgaan, dat als de spreekbuis van het verbond van werk gevers beschouwd mag worden, heeft eeni gen tijd geleden reeds bepleit, dat de col lectieve arbeidsovereenkomsten niet onge wijzigd verlengd mogen worden; dat de werkgevers ook hier alles in' het werk moeten stellen voor een verlaging der loonen, zoo dat die ten minste weer in de oude verhou ding tot de kosten' van levensonderhoud ko men te staan. Het Zweedsche verbond van vakvereeni- gingen heeft onlangs, toen het Noorsche ver bond opnieuw om financieelen steun ver zocht, dit verzoek niet ingewilligd, omdat het zeer wel mogelijk zou kunnen zijn, dat men spoedig zelf het geld noodig had. Wie Zweedsche verhoudingen en toestan den kent, kan in een paar gebeurtenissen van de laatste maanden nog andere aanwij zingen zien; ik moet mij hier echter tot de twee belangrijkste, zekerste beperken. Maar er is nog iets anders, dat de rust op de Zweedsche arbeidsmarkt bedreigt. De vakvereenigingen hebben hier in den loop der jaren groote macht gekregen. In negen van de tien gevallen behoeft- men het niet te wagen om een ongeorganiseerden arbeider te laten werken tegen lager loon of op la gere voorwaarden, dan een georganiseerde arbeider zich verzekerd heeft. Een lid van een vakvereeniging kan practisch niet door den werkgever ontslagen worden, zonder toe stemming van de vakvereeniging. De metse laars hebben zich een monopolistische po sitie weten te scheppen, zoodat een metse laar, die eerst een jaar armlastig was ge weest, het jaar daarna ver over de twaalf duizend gulden kon verdienen. Er zijn tien tallen voorbeelden te geven. Velen, die al eens ondervonden hebben, dat men zich niet straffeloos tegen de vak vereenigingen kan verzetten en vele anderen die hier hoogst verontwaardigd over zijn, beramen telkens plannen om een actie te-, gen de vakvereenigingen te ondernemen. De conservatieven zijn fel tegen de vakvereeni gingen gekant, uit politieke overwegingen. Het volgend jaar zullen verkiezingen voor de Tweede Kamer van den Rijksdag gehouden worden. En wie de enkele verkiezingsspee- chen, die nu al afgestoken zijn, beluisterde, moet tot de conclussie gekomen zijn, dat er zeer groote kans is, dat de conservatie ven dit najaar, als onderdeel van hun ver kiezingspropaganda, een actie tegen de vakvereenigingen op touw zetten, een actie waarbij het niet bij woorden alleen kan blij ven. C. G. B. Stockholm, Juli.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 14