UIT NED. INDIë.
De Bafakkers en het Tobameer.
Het ernstige conflict in de Noorsche industrie.
IL
Arbeidsconflicten én arbeids-
contracten in Scandinavië.
De algemeene toestand op de Scandinaafsche arbeidsmarkt.
Dreigt ook in Zweden een groot conflict?
Hoe de melaatschen wonen
In het hartje van Sumatra ligt te midden
van een groote hoogvlakte het uitgestrekte
Tobameer. Rondom door steile hellingen, in
het westen door een hoog gebergte van de
kustvlakten afgescheiden heeft de hoogvlak
te daar eeuwenlang gelegen in een geweldige
afzondering daar de steile hellingen met
zeer moeilijk doordringbaar oerwoud waren
begroeid. Maar wat vooral een bezoek aan
de hoogvlakte zoo moeilijk en onaangenaam
maakte, was de groote vijandigheid, waar
mee de Batakkers iedereen, die hun gebied
binnen kwam, ontvingen, Vandaar, dat een
honderd jaar geleden van de hoogvlakte nog
vrijwel niets bekend was, behalve dat de toch
reeds gering in getal zijnde bevolking ver
deeld was in een aantal, soms zeer kleine
stammen, die iederen niet-stamgenoot al
even vijandig gezind waren als de Maleiers
van de kuststreken en vooral de blanken,
wanneer, die trachtten in het binnenland
door te dringen. Van dien onderlingen strijd,
waren wij wél op de hoogte, omdat de gevan
genen, meest vrouwen en kinderen, als sla
ven naar de kustplaatsen werden verhan
deld. Mannelijke tegenstanders werden ge
dood, vaak eerst gefolterd en meestal opge
geten. Weet men dan bovendien nog dat de
Batakkers een zeer sterke voorouderver-
eering in stand hielden met alle misbruiken,
die gewoonlijk met dezen vorm van gods
dienst gepaard gaan, zooals menschenoffers,
begraven van een pasgeboren kind met de
gestorven moeder enz., dan begrijpt men,
dat reeds geruimen tijd geleden zendelingen
en andere pioniers der beschaving getracht
hebben tot het heilige Tobameer door te
dringen, maar tevens, dat velen dezer voor
trekkers dit streven met den dood hebben
moeten bekoopen.
Thans is daar veel veranderd. De rustige
kalmte van mannen als zendeling Nommen-
sen en zijn navolgers hebben de Batakkers
geleerd, dat ook niet-stamgenooten men-
schen zijn en even veel recht hebben als zij
op een plaats op deze aarde. Ruimte is er
trouwens genoeg op deze schaars bevolkte
reuzenvlakte, waar thans in genoeglijke
wanorde de keurige dorpen der Christen Ba
takkers verspreid liggen te midden der ouder
wetsche kampongs, waar de heidensche Ba
takker nog steeds in een ongelooflijk vuilen
boel leeft, zijn vrouw de slechte rijstvelden
laat bewerken en zelf schaak speelt, dobbelt,
gokt bij paardenrennen of op jacht gaat.
Geen grooter contrast denkbaar dan tus-
schen de op enkele kilometers afstand van
elkaar gelegen Batakdorpen Kaban Djahe
en de Melaatschen kolonie Lao Simomo.
Kaban Djahé is prachtig. Groote zware
woonhuizen in Karobatakschen stijl, die
meestal een zes of achttal gezinnen herber
gen, gedekt door zeer hooge voor en achter
in punten uitloopende daken, die luifelvormig
de voorgalerij tegen regen en zonneschijn
beschutten. Geweldige zware balken vormen
de steunlagen voor wanden en vloer, welke
laatste zich anderhalf a twee meter boven
den grond bevindt, rustende op zware, ruw-
behouwen boomstammen, die elk op hun
beurt op een grooten steen steunen, om rot
ting tegen te gaan. Nergens is een spijker ge
bruikt, alles is gelascht of gezwaluwstaart,
of wanneer het de grootendeels uit bamboe
bestaande dakconstructie betreft, aanéén
gebonden met een touwsoort, vervaardigd uit
de bladsteelvezels van den arenpalm, een
materiaal, dat vrijwel onverwoestbaar blijkt
te zijn. Maar wat vooral de hulzen zoo mooi
maakt, is de sierlijk gevlochten luifel van ge
spleten, gekleurde bamboe en de verdere be
schildering, in hoofdzaak met geometrische
figuren vooral, van de zware draagbalken
van het huis. Zeer veel ziet men ook het zoo
genaamde hagedis motief, dat ontstaat, wan
neer twee planken met touw aan elkaar wor
den vastgeknoopt. Een aardig effect maken
ook de houten stierenkoppen met dreigende
horens, die steeds de topgevels sieren en be
langrijke diensten verrichten bij hét afwe
ren der booze geesten. Die sieren vooral ook
het jongelingenhuis, dat tevens als raadzaal
dienst doet, en ook de groote duiventil, die
in geen enkel Batakdorp ontbreekt.
Er is een voortdurend komen en gaan van
stevige, bijna grof gebouwde vrouwen, alle
maal" in donker indigo blauwe sarong, die
meest om de borst, soms om de heupen ge
dragen wordt. Allen dragen een geweldigen
hoofddoek, ook al weer indigoblauw, die als
een rol op het hoofd ligt. Het aantal kin
deren is niet groot, maar bij elk huis spelen
er toch wel een stuk of tien tusschen kippen
en afschuwelijke borstelige varkens in de
süjkpoclen om en onder het huls. Midden op
het marktplein zijn een paar vrouwen en een
tiental kinderen, waaronder kleintjes van
een jaar of zeven, aan het rijststampen, wel
heel zwaar werk voor dat kleine goedje. Vele
vrouwen loopen af en aan met bakken water
op het hoofd of zijn aan het werk bij petro-
leumblikken met Indigo. Wie niet werkt,
zoekt ijverig naar ongedierte tusschen de
verwarde haren van buurvrouw of dochter of
ondergaat zelf deze bewerking, een bezig
heid, waaraan nooit een eind schijnt te ko
men. Het geheele terrein van de kampong,
dat nog steeds door een hoogen wal omgeven
is, overblijfsel uit den tijd der onderlinge
oorlogen, is onbegroeid en verandert bij elke
regenbui in een modderpoel. Alle afval wordt
in Lao Si Momo.
door de reten of gaten van den vloer onder
de huizen gesmeten en door de varkens op
geruimd. Die varkens zoeken in hun vrijen
tijd ook een modderbad in de zon en worden
dan met graagte door de kippen ontluisd. Het
zal u niet verwonderen, dat de huizen ook
van binnen rookerig, vuil, vies en onsmake
lijk zijn en eigenlijk is het sterk af te raden
zich er binnen te wagen. Voor een Bataks-
dorp vooral geldt het: schoon van verre,
maar verre van schoon.
Buiten de omheining treft ons oogenblik-
kelijk weer de weelde van het Tropische land
schap. Pisang en Cocospalm, hier vooral de
bamboe verrassen telkens weer door hun
sierlijke vormen als onze wagen voortsnelt,
heuvel op. heuvel af. tusschen rijstvelden en
graslanden, door kapoktuinen en stukjes oer
woud tot daar in de verte weer een Bataks-
dorp verrijst. Kleine huisjes zijn het, één
gezinswoningen thans; de onderbouw zinde
lijk wit gekalkt, een paar raampjes in de zij
wanden, het hooge dak weer met den stie
renkop gekroond, de voorgevel met mooi ge
kleurd vlechtwerk gesierd, zoo staan ze daar,
tientallen en nog eens tientallen op keurige
rijen rondom groote gazons, waarop weer een
forsche duiventil en een flinke raadzaal rijst.
En toch lijkt dit keurige dorp een oord der
verschrikking. Daar wonen de Melaatschen,
de uitgestootenen, de lijders aan die onge
neeslijke ziekte, die zich vooral uit door
steeds dieper in het lichaam invretende
zweren, zoodat heele lichaamsdeelen kunnen
verdwijnen, van de vingers bijvoorbeeld al
leen stompjes overblijven. Ongeneeslijk! en
zoo geweldig besmettelijk, dat de zieke door
iedereen wordt geschuwd, niemand met hem
spreekt, geen énkele kampong hem binnen
zijn muren duldt, niemand den armen zieken
eten of drinken brengttotdat ook hier
het woord van den profeet uit Nazareth
werd gehoord en de zendelingen leerden, zij
het met de noodige voorzorgen, .ook deze
menschen te helpen en hun leed zooveel mo
gelijk te verzachten. Ruim vierhonderd zijn
er thans bijeen in de groote kolonie, die Lao
Si Momo heet, een naam beter bekend dan
van eenige andere kampong in heel Sumatra
onder de goede zorgen van zendeling Vuur-
mans en zijn echtgenoote, die hun taak op
heerlijke ruime wijze opvatten, eerst het
lichaam helpende en dan zoo mogelijk ook
aan de ziel berusting brengende in het toch
wel zeer harde lot. Onder hun leiding wan
delen wij de kolonie rond. zien allereerst den
winkel, waar de ver-pleegden eenvoudige lek
kernijen en andere benoodigdheden kunnen
koopen, naast de rijst, die hen geregeld wordt
toebedeeld. Het binnenkomende geld wordt
oogenblikkelijk gedesinfecteerd, nadat het'
met de pincet is aangenomen. Naast den
winkel is het bezoekhuis, waar bezoekers en
bewoners elkaar door een traliehek kunnen
spreken, door een afdak tegen regen en zon
neschijn beschermd. Bij goed weer zit men
echter liever buiten, aan weerskanten van
den ondiepen greppel, die de eenige afschei
ding der kolonie vormt. Geen verpleegde zal
er aan denken zich onder de bezoekers te
mengen en hen in gevaar te brengen door
den greppel te overschrijden. Bij het ver-
bandhuis zijn altijd wel eenige verpleegden
bezig zich zelf of hun kameraden te verbin
den, terwijl ernstige wonden door een ver
pleger of door den zendeling worden behan
deld. Voor de woning van het hoofd zitten
juist eenigen der ouden van het dorp bijeen
voor een beraadslaging, want de kolonie be
stuurt geheel zichzelve. Alle adat-aangele
genheden, ook Inlandsche feestdagen naast
de Christelijke, worden door hen geregeld.
Verder gaat het langs de rijen keurige huis-
BataJcsche vrouw.
Jes, alle omgeven door een klein erf met
achtertuintje, waar de zwakkeren aan het
werk zijn, terwijl de sterkeren op het rijst
veld of in den pisang- of klappertuin wer
ken, want gelukkig zijn slechts enkelen ge
noodzaakt het bed te houden en dan meest
nog zeer tijdelijk. Merkwaardig is de werk
lust dezer menschen, die vaak niet meer dan
stompjes van handen hebben en het eenvou
dige tuingereedschap door hun kameraden
aan den onderarm laten vastbinden. Daar
naast toonen de versierde gevels overal be
wijzen van de kunstvaardigheid der bewo
ners en toont onder andere een verpleegde
ons een geheel zelfgemaakte viool. Alleen de
blindenafdeeling is er nog treurig aan toe.
De kolonie telt een vijftigtal patiënten, die
meest door andere ziekten naast Melaatsch-
heid blind zijn geworden. Voor hen is slechts
het aller eenvoudigste werk weggelegd, maar
met de hulp van kameraden met andere ge
breken weten zij altijd nog bezigheid te vin
den, die de zoo noodige afleiding verschaft.
Een der moeilijkste zaken is het huwelijk,
dat voor Melaatschen onderling in deze ko
lonie niet verboden is. Het kind blijft onge
veer een jaar bij de moeder, om de natuur
lijke opvoeding mogelijk te maken, maar het
contact met de moeder wordt tot het uiterste
minimum beperkt en alle mogelijke desin-
fectiemiddelen toegepast, blijkbaar met vol
doend resultaat. Ook wij verlaten de kolonie
over een met creoline gedrenkte mat, in de
blijde overtuiging, dat de zending hier zeer
veel bijdraagt tot de leniging van een der
grootste nooden der menschheid. Dat de Ba-
takzending ook onder de gezonden op groote
resultaten kan bogen, waar honderdduizen
den verlost zijn van de eeuwigdurende angst
en vrees voor booze geesten en vertoornde
voorouders en daarmede allerlei wreedaardi
ge misbruiken hebben afgezworen, is bekend
genoeg. Laten wij hopen, dat ook in deze be
narde tijden de zoo noodige geldelijke steun,
ook voor het medische zendingswerk, niet
moge uitblijven.
VAN DER SLEEN.
Met rood gezicht stond hij voor haar. Zijn
hand omklemde een lang scherp mes.
Het meisje, een teere schoonheid, vroeg
zacht: „Hebt u geen hart?"
De vingers van den man omklemden het
mes nog vaster.
„Neen", antwoordde hij met ruwe stem.
Zij zuchtte.
„Dan neem ik lever. Geeft u mij een half
pond, slager!"
(Tempo).
STANDBEELDEN VOOR
BOEKENHELDEN.
In Auch, Gascogne, is een standbeeld opge
richt en kort geleden onthuld voor d'Artag-
nan, den held van Dumas' wereldberoemd
boek: „De drie Musketiers".
De inwoners van Gascogne zeggen nu dat
het standbeeld voor den werkelij'ken d' Artag-
nan is opgericht, en niet voor Dumas'
schepping. Want in 1611 is er een d" Artagnan
geboren die later tot kapitein bij de konink
lijke musketiers opklom en sneuvelde bij het
beleg van Maastricht in 1873. Deze figuur
nam Dumas als voorbeeld, zooals Daniël Defoe
voor Robinson Crusoë de persoon van Alexan
der Selkirk nam.
Maar d' Artagnan leeft voort alleen door
Duma's boek, en niet door de geschiedenis
en het standbeeld in Auch zou er waarschijn
lijk niet zijn als „De Drie Musketiers" niet
geschreven was.
In dit opzicht heeft dit geval veel van dat
over* het standbeeld van Selkirk, dat in zijn
geboorteplaats staat, in het dorpje Largo,
Fifeshire in Engeland. Het beeld" toont Sel
kirk als Robinson, met baard, gekleed in gei-
tevellen en uitkijkend met de hand boven de
oogen, zooals we ons Defoe's held altijd voor
stellen.
In de Vereenigde Staten is anen niet tevre
den met standbeelden voor helden uit boeken
allegn. Zij hebben ergens zelfs een stand
beeld opgericht voor de twee hoofdpersonen
uit het komische gedeelte van een krant.
Dit zou iets voor1 ons zijn: in den Hout een
beeld van Keesje, het Verkeersagentje
HAAIEN IN NETTEN.
De gemiddelde haai die om de Engelsche
kusten zwemt, is ongeveer anderhalve meter
lang, en slechts zelden vertoont hij zich bij
badplaatsen gelukkig! Wel wordt hij soms
door visschers in hun netten opgehaald, zeer
tot ongenoegen van weerskanten. Want een
haai maakt de netten nogal danig stuk. En
voordeel voor den visscher werpt het beest
niet af.
Tenzij in Schotland. Omdat de Schotten
overal geld uitslaan naar men zegt. Zij ver-
toonen voor enkele centen de haai aan bad
gasten. Doch dit kan alleen nog maar in het
zomerseizoen. Op andere tijden beteekent het
vangen van een haai ook daar uitsluitend
verlies.
De grootste haai ooit gevangen de Brit-
sche kusten was ruim 11 Meter lang. Door
visschers uit Waterford werd het dier ge
vangen dezen zomer.
OVER POSTDUIVEN.
Toen het Engelsche Kamerlid Sir William
Edge per trein en auto de race van West
minster naar Coalvill, Leicestershire over
115 mijl tegen 100 postduiven, aan Coalville
mijnwerkers toebehoorende won, schreef
hij zijn overwinning grootendeels toe aan het
feit, dat het vrijwel den heelen dag geregend
had.
En dat is juist. Het weer heeft grooten in
vloed op de snelheid van aankomen der post
duiven. Een mooi voorbeeld leverde België
hiero peenige jaren geleden. Alle prijswin-
ners in een race van 270 mijl naar Brussel
legden den afstand binnen 3 uur en een
kwartier af, op een mooie, helderen dag. Het
volgende jaar stond er storm en regende
het, en geen der vogels kwam binnen 30 uren
aan.
In België heeft de wieg gestaan van de
postduivensport. In 1818 vond er de eerste
100 mijl-race plaats. De eerste LondenBel
gië tocht was in 1823, en in 1881 begon de
jaarlijksche 500 mijlen-vlucht van Toulouse
naar Brussel.
In datzelfde jaar ontstonden de lange-af-
standtochten in Engeland. Nu heeft deze
sport zulken vlucht genomen dat speciale
treinen loopen om de duiven naar het begin
punt te vervoeren. Onlangs bracht zulk een
trein 15.000 vogels naar Bournemouth uit
Noord-Engeland.
Verleden jaar werden 15 millioen duiven
vervoerd per trein en soms rijden 20 van
die duiven-treinen per dag in Engeland!
Postduiven kunnen meer dan 1000 mijlen
afleggen en bijkans 2 K.M. per minuutl
Sedert het eerste decennium dezer eeuw,
toen in de Scandinaafsche landen de staag
groeiende macht der nog jonge vakvereeni-
gingen voor de eerste maal leidde tot ern
stige conflicten met de werkgevers, die, nog
niet het belang van organisatie inziende,
moesten trachten elk voor zich-zelf zich te
weer te stellen tegen de eendrachig samen
werkende arbeiders, toen alom stakingen en
blokkades de gemoederen in beroering brach
ten en hoopen geld verslonden, sedert
dien is het op de arbeidsmarkt in Scandina
vië betrekkelijk rustig gebleven.
De werkgevers, door de ervaring geleerd,
begrepen dat ook zij zich aaneen moesten
sluiten; de organisaties der arbeiders wer
den sterker, breidden zich uit; de wetgever
voorzag in de dringende behoefte aan alge
meene maatregelen, die de consolidatie van
den arbeidsvrede zouden moeten bevorderen,
waartoe in de eerste plaats de wetten op de
bemiddeling in arbeidsgeschillen behoorden.
Weliswaar kwamen verschillende malen
conflicten, soms zelfs ernstige, voor, maar die
waren bijna steeds van uitsluitend localen
aard, over het algemeen bleef de toestand
op de arbeidsmarkt toch rustig. Oók tijdens
den oorlog en in de eerste jaren daarna.
Want van de hevige golvingen der conjunc
tuur in de landen, die direct bij den oorlog
betrokken waren, viel hier in Scandinavië
slechts een deining te bespeuren.
En aanvankelijk leek het, alsof men hier
ook slechts in geringe mate de gevolgen on
dervinden zou van de, thans over vrijwel de
geheele wereld heerschende, economische
crisis. Nog in de tweede helft van het vorige
jaar konden vele leidende personen uit han
del en industrie een optimistischen toon doen
hooren, maar spoedig bleek het, dat deze
Noorsche landen, die het toch voor een zeer
belangrijk deel van den export moeten heb
ben, èn door de vermindering van de koop
kracht in verschillende hunner belangrijk
ste afzetgebieden, èn door het steeds hooger
optrekken van de tariefmuren rondom deze
gebieden, de crisis niet zouden ontloopen.
Landbouw en veeteelt in Denemarken ma
ken thans een crisis door, die zeer ernstige
gevolgen kan en zal hebben. De Noorsche
walvischvaarders zagen zich genoodzaakt, de
vangst in de Zuidelijke IJszee voor een sei
zoen geheel stop te zetten en wie de betee-
kenis kent, die de walvischvaart voor Noor
wegen heeft, weet wat dit voor het land be
teekent. Tevens werden de werkgevers in vele
Noorsche export-industrieën gedwongen de
productie te staken; op welke wijze dit ge
schiedde, zal ik straks vertellen.
In Zweden kreeg men te maken met een
ernstige landbouwcrisis, die momenteel be
streden wordt met zeer ingewikkelde en merk
waardige protectionistische maatregelen, die
aan de conservatieven, de vrijzinnigen en de
boeren verbon ders politiek voordeel opleveren
en in feite slechts steun verleenen aan de
groote landbouwers. Verschillende Zweedsche
mijnbedrijven en vele groote houtexporteurs
zitten met aanzienlijke voorraden, die zij
niet kwijt kunnen. De producenten van cel
lulose in Zweden en Noorwegen hebben, in
samenwerking met die in andere landen tot
een, in sommige opzichten zeer belangrijke,
beperking der productie moeten besluiten.
De scheepsbouw, de machine- en de metaal
industrie hebben momenteel nog flinke or
ders, maar zien de toekomst toch met be
zorgdheid tegemoet.
Over Finland dat door de Finnen gaar
ne tot Scandinavië gerekend wordt wil ik
het in dit verband niet hebben, omdat de
daar heerschende zeer ernstige crisis bijna
uitsluitend een gevolg is van binnenlandsche
politieke verwikkelingen en andere zuiver
Finsche omstandigheden.
De economische crisis heeft een eind ge
maakt aan den rustigen toestand op de ar
beidsmarkt in Scandinavië, omdat het voor
vele exportindustrieën noodig bleek, de pro
ductiekosten te verlagen daar anders de
concurrentie, die door beschermende rech
ten al bemoeilijkt werd, niet volgehouden
kon worden en daartoe moest men de
loonen der arbeiders naar omlaag brengen.
Het eerste ernstige conflict tusschen werk
gevers en werknemers dreigde dit voorjaar
in Denemarken. Als ik mij niet vergis zou
den er over de honderdduizend arbeiders bij
betrokken zijn. Maar de wet op bemiddeling
in arbeidsgeschillen dwong beide partijen tot
uitvoerige onderhandelingen, maakte het
onmogelijk om direct tot uitsluiting of sta
king over te gaan.
De Denen zijn kalme, gemoedelijke men
schen. Er werd weliswaar lang en breed ge
confereerd; werkgevers en werknemers ston
den meer dan eens scherp tegenover elkaar,
doch tenslotte wisten beide partijen wat toe
te geven en kon een conflict vermeden wor
den.
Ongeveer tegelijkertijd deelden de werkge
vers in verschillende Noorsche industrieën
mede, dat zij de bestaande collectieve arbeids
overeenkomsten, die toen opnieuw gesloten
zouden moeten worden, niet ongewijzigd wil
den verlengen.
Ook de Noorsche wet schrijft aanvankelijk
gedwongen bemiddeling voor en ook in dit
geval moesten dus eerst onderhandelin
gen gevoerd worden. De werkgevers eischten
loonsverlaging, voor het grootste deel der be
trokken arbeiders tusschen de 10 en 15 pro
cent, voor sommige groepen arbeiders echter
tot 30 en 35 procent. Hiertegenover stelden
de arbeiders echter hun eischen, die o.a.
neerkwamen op een loonsverhooging van 5
tot 10 procent, verkorting van den werktijd
en belangrijke verhooging van de overwerk-
premies.
Langzamerhand lieten de werknemers vrij
wel al hun eischen vallen; waren zij zelfs
bereid tot een geringe loonsverlaging, doch
dit op voorwaarde, dat de laagstbetaalde ar
beiders wèl loonsverhooging zouden krijgen.
De werkgevers hebben echter voet bij stuk
gehouden, omdat zij, naar zij zeiden, zelfs
niet het minste konden toegeven.
Toen de onderhandelingen de eerste maal
mislukten, kondigden de werkgevers een
uitsluiting van alle betrokken arbeiders af
en kort daarop, nadat hiermee eerst gedreigd
was om hun eischen kracht bij te zetten,
volgde de uitsluiting van vrijwel alle arbei
ders, wier collectieve arbeidsovereenkomsten
met September zouden eindigen, zoodat be
gin April onrrreer 83,000 arbeiders uitgeslo
ten wa,ren, en het conflict ruim dertig be
langrijke industrieën (o.a. de metaal-, hout
papier-, en de chemische industrie) omvat
te.
Tallooze conferenties tusschen werkgevers
en werknemers zijn er in de laatste maanden
gevoerd, vaak onder leiding van den onver-
moeiden rijksbemiddelaar mr. Clanssen,
maar het conflict duurt nog steeds in vollen
omvang voort.
De stakingskassen hebben reeds rond twin
tig millioen gulden aan steun moeten uit-
keeren, daartoe moesten de vakbonden in
Zweden en Denemarken met een goede tien
millioen kronen bijspringen. En vraag niet,
hoe de gevolgen van dit conflict dat meer
dan de helft der industrie nu reeds vier
maanden stil legde, dat een tiende deel der
bevolking afhankelijk maakte van de lage
uitkeeringen der stakingskassen en van den
steun der armbesturen zijn voor de ne
ringdoenden, voor de industrieplaatsen, voor
heel Noorwegen.
Een conflict als dit vindt zijn oorzaak in
de tijdsomstandigheden'. Maar dat het zóó
ernstig, zóó veel-omvattend werd, is te wijten
aan enkele bijkomende omstandigheden.
Indien de werkgevers een loonsverlaging
hadden geëischt van 5 a 8 procent, zouden
de loonen weer in de oude verhouding tot de
(inmiddels gedaalde) kosten Van levenson
derhoud gebracht zijn. Een dergelijke loons
verlaging zou voor vele industrieën voldoen
de zijn geweest. Maar andere werkgevers
wilden nog verder gaan, teneinde den moei
lijke toestand der exportindustrieëw te
vergemakkelijken. Daar in vele industrieën
reeds met verkorte werkweek werd getracht
de productie te beperken en daar een stop
zetting van een groot aantal fabrieken lang
niet zulke nadeelige gevolgen zou hebben,
als in normale omstandigheden het geval
zou zijn, achtte men het 't beste om de
eischen hooger te stellen dan strikt nood
zakelijk was; behoefde men niet op te zien
tegen een conflict, dat een maand of twee,
drie zou duren, omdat te verwachten was,
dat tengevolge hiervan in de toekomst de
productiekosten lager zouden zijn dan vóór
het conflict.
Intusschen duurt het conflict nu al vier
maanden. Onder de werkgevers zijn er
velen, die snakken naar het einde. Maar nog
wil men niet toegeven. De offers zijn daar
voor te groot geweest.
Ook de werknemers hebben schuld, als
hier van schuld gesproken kan worden. Zijl
hebben in het begin toen er nog kans be
stond op een voor beide partijen zoo gun
stige mogelijk vergelijk, aan hun te hoog ge
stelde eischen vastgehouden. De bezadigde
menschen in de leiding van het verbond van
vakvereenigingen durfden niet op te treden
tegen de radicale bestuurderen, uit angst om
voor „handlangers van de ondernemers" uit
gescholden te zullen worden.
Later, toen het conflict al geruimen tijd.
duurde, hebben de werknemers bijna al hun
eischen laten schieten en waren zij bereid
om enkele eischen der werkgevers in te wil
ligen.
De ervaring leert, dat belangrijke con
flicten tusschen werkgevers en werknemers
in een der Scandinaafsche landen vrijwel
nimmer tot dat land gelocaliseerd blijven,
maar vroeger of later door soortgelijke con
flicten in de andere laden gevolgd worden.
Men mag dus verwachten, dat, nu Dene
marken zijn (gelukkig bijtijds nog bijgeleg
de) conflict heeft gehad, nu Noorwegen al
vier maanden lang de gevolgen van een
hardnekkigen kamp tusschen werkgevers en
werknemers ondervindt, ook in Zweden de
vernieuwing van vele collectieve arbeidsover
eenkomsten, die in September of October
zal moeten plaats hebben, tot verwikkelin
gen zal leiden.
Enkele feiten wijzen er op, dat deze ver
wachting niet ongegrond is. Een orgaan, dat
als de spreekbuis van het verbond van werk
gevers beschouwd mag worden, heeft eeni
gen tijd geleden reeds bepleit, dat de col
lectieve arbeidsovereenkomsten niet onge
wijzigd verlengd mogen worden; dat de
werkgevers ook hier alles in' het werk moeten
stellen voor een verlaging der loonen, zoo
dat die ten minste weer in de oude verhou
ding tot de kosten' van levensonderhoud ko
men te staan.
Het Zweedsche verbond van vakvereeni-
gingen heeft onlangs, toen het Noorsche ver
bond opnieuw om financieelen steun ver
zocht, dit verzoek niet ingewilligd, omdat het
zeer wel mogelijk zou kunnen zijn, dat men
spoedig zelf het geld noodig had.
Wie Zweedsche verhoudingen en toestan
den kent, kan in een paar gebeurtenissen
van de laatste maanden nog andere aanwij
zingen zien; ik moet mij hier echter tot de
twee belangrijkste, zekerste beperken.
Maar er is nog iets anders, dat de rust op
de Zweedsche arbeidsmarkt bedreigt. De
vakvereenigingen hebben hier in den loop
der jaren groote macht gekregen. In negen
van de tien gevallen behoeft- men het niet te
wagen om een ongeorganiseerden arbeider
te laten werken tegen lager loon of op la
gere voorwaarden, dan een georganiseerde
arbeider zich verzekerd heeft. Een lid van
een vakvereeniging kan practisch niet door
den werkgever ontslagen worden, zonder toe
stemming van de vakvereeniging. De metse
laars hebben zich een monopolistische po
sitie weten te scheppen, zoodat een metse
laar, die eerst een jaar armlastig was ge
weest, het jaar daarna ver over de twaalf
duizend gulden kon verdienen. Er zijn tien
tallen voorbeelden te geven.
Velen, die al eens ondervonden hebben,
dat men zich niet straffeloos tegen de vak
vereenigingen kan verzetten en vele anderen
die hier hoogst verontwaardigd over zijn,
beramen telkens plannen om een actie te-,
gen de vakvereenigingen te ondernemen. De
conservatieven zijn fel tegen de vakvereeni
gingen gekant, uit politieke overwegingen.
Het volgend jaar zullen verkiezingen voor de
Tweede Kamer van den Rijksdag gehouden
worden. En wie de enkele verkiezingsspee-
chen, die nu al afgestoken zijn, beluisterde,
moet tot de conclussie gekomen zijn, dat er
zeer groote kans is, dat de conservatie
ven dit najaar, als onderdeel van hun ver
kiezingspropaganda, een actie tegen de
vakvereenigingen op touw zetten, een actie
waarbij het niet bij woorden alleen kan blij
ven.
C. G. B.
Stockholm, Juli.