FASCHINC IN BEIEREN. Over Beroemdheden. Een avond in de Poesra A. E. NORDENSKIOLD. 18321901. Nordenskiold is de vinder van de Noord- Oostelijke doorvaart. Het was deze week, 12 Augustus, 30 jaar geleden, dat hij gestor ven Is. Ziehier de levensgeschiedenis van den on- onderzoeker, uit zijn eigen beschrijving ge put: Ik heet Adolphe Erik Nordenskiold, ik ben geboren te Helsingfors 13 November 1832, de derde van zeven kinderen, drie broers en drie zusters. Mijn vader was Gustave Noldenskiold, chef van het depar tement van de mijnen van Finland. Mijn familie heeft zich sedert zeer lang reeds on derscheiden door een groote liefde voor de natuur en wetenschappelijke onderzoe kingen. Toen ik dertien was bezocht ik het gymnasium, ik onderscheidde er mij door weinig leerzaamheid. Gelukkig hechtten mijn ouders daaraan niet veel waarde. Zij lieten mijn broer en mij de meest mogelijke vrijheid. Dat wekte bij ons zelfrespect op, en gaande weg begon ik de beste cijfers te krijgen. Ik kwam op de Universiteit van Helsingfors in 1849, waar ik mij in het bij zonder wijdde aan de studie van de chemie, natuurlijke historie, natuurkunde, wiskunde en bovenal van mineralogie en geologie. Ik nam de rijke mineralogische collectie van Frugor onder mijn hoede en bovendien maakte ik gedurende de vacanties talrijke excursies in het Finsche land, die op mine- ralogisch gebied allerbelangrijkst waren. Zoo kreeg ik een zeker gemak in het clas- sificeeren van mineralen en dat heeft mij groote diensten bewezen in de carrière die ik later volgde. Na het examen in 1853 ver gezelde ik mijn vader op een mineralogische excursie in den Oeral. Daar was het, dat ik het plan opzette voor een groote reis door Siberië. Nadat ik eenige boeken geschreven had, benoemde men mij tot ingenieur der mijnen, echter zonder actieven dienst. Ik genoot er niet lang de voordeelen van, want voor zes maanden waren verloopen werd ik ontslagen wegens eenige woorden over de politiek, die ik bij een diner ge sproken had. Jonge studenten, die na het diner de Marseillaise hadden gezongen wer den voor een jaar verbannen. Ik verschafte mij eenig geld en reisde naar Berlijn, waar ik, geïntroduceerd door mijn vader bij Rose In diens laboratorium mij bezig hield met onderzoekingen naar de analyse van mine ralen. Ik maakte van de gelegenheid ge bruik om met de grootste geleerden van de stad kennis te maken. Hetzelfde jaar keerde ik naar Finland terug over Zweden, Profes sor Arppé vroeg mij, of ik mij beschikbaar wilde stellen voor de nieuwe leerstoel in me- neralogie en geologie te Stockholm, of dat ik ontdekkingsreizen wilde doen, waarvoor aanzienlijke hulpbronnen ter beschikking waren gesteld. Ik koos het laatste, maar mijn vriend Almqvist genoot de voorkeur, men stelde mij schadeloos door het toe kennen van het Alexanderfonds, dat na eenige maanden vrij zou komen. Aldus werd ik in staat gesteld een studiereis door Europa te maken, doch eerst promoveerde ik als meester en doctor. Het gevolg van het aannemen van een dienstbetrekking in het buitenland zonder er vergunning van de re geering voor te hebben gekregen was mijn verbanning uit Finland. Er volgde een ver bod op voor den Russischen zaakgelastigde te Stockholm om mijn paspoort voor Rus land te viseeren, doch na het aftreden van den gouverneur-generaal over Finland, De Berg, heb ik in Finland terug kunnen ko men, zoo dikwijls ik dat wilde. Nadat ik een Finsc'he gehuwd had, solli citeerde ik naar een leerstoel aan de uni versiteit van Helsingfors en kreeg de eens gezinde aanbeveling van den universiteits raad daarvoor. Daschkof, toen Russisch gezant te Stockholm, met wien ik vriend schappelijke betrekkingen onderhield door de familie van mijn vrouw, beloofde mij het ambt te zullen bezorgen, op voorwaarde, dat ik afzag van inmenging in de politiek in Finland. Dit weigerde ik, en ik werd niet benoemd. Na mijn vertrek uit Finland in 1857 bracht ik den zomer door met mineralogi sche onderzoekingen in verschillende dee- len van Zweden. In den daarop volgenden winter vestigde ik mij te Stockholm. Pro fessor Iven Lovin stelde mij voor om deel te nemen aan de eerste expeditie van Torell naar Spitsbergen. De expeditie was belang rijk door de botanische, zoölogische en geo logische vondsten, ik vond een groot aantal fossiele planten, behoorende tot het tertiare tijdperk, die later door prof. Oswald Heer te Zürich beschreven zijn, en die het begin vormen van de rijke verzamelingen, die het resultaat zijn van de Zweedsche pool-expe- dities. Onmiddellijk na mijn terugkeer van mijn eerste reis in het arctische gebied kwam mijn beroemde voorganger Mosan der te overlijden en men vroeg mij of ik zijn plaats zou willen innemen als inten dant van het staatsmuseum. Ik heb deze betrekking aangenomen en het museum ge reorganiseerd. In 1867 bezocht ik Parijs om een vergelijking te treffen tusschen den standaardmeter en de standaardkilogram van het Zweedsche gouvernement en de prototypes welke te Parijs bewaard worden. Het scheen, dat men in Zweden elke ge dachte aan een pool-expeditie had opge geven. Daar ik echter er hard naar verlang de om mijn onderzoekingen naar die zijde te hervatten wendde ik mij tot graaf Ehrensvard, gouverneur van Gothenburg, een groot vriend van wetenschappen, kunst en letteren. In korten tijd was de ge vraagde som nu bijeen, 'dank zij de mede werking van groote financiers, zooals Dickson, Ekman en Carnegie. Ook de chef van het departement van marine graaf Pla ten en in het bijzonder de chef van het bureau der marine commandant Alesparre ontv.\ngen het plan goed. Met het geld, dat op de marlnebegrooting beschikbaar was voor reizen met een wetenschappelijk of commercial doel ruste graaf Platen het stoomschip „Sophie" uit, dat oorspronkelijk aan de postadministratie behoorde, doch dat de regeering te mijner beschikking stel de. Zoo werd in 1868 de tweede expeditie naar Spitsbergen gemaakt en den 19den September bereikten wij het Noordelijkste punt, dat een schip ooit bezocht had. Op die expeditie deed ik belangrijke waar nemingen betreffende den ijstijd. Ten einde honden te koopen begaf ik mij naar Groenland, waar ik groote blokken meteo rologisch ijzer ontdekte. De Zweedsche re geering zond twee oorlogsschepen voor het vervoer, onder commando van baron von Otter. Terwijl dr. Berggrem en M. P. Oberg, die mij vergezelden, rijke verzamelingen van zeedieren aanlegden gaarde ik meer dan duizend steenen instrumenten bijeen, die uit het steenen tijdperk van Groenland dateerden. Onmiddellijk na mijn naturalisatie tot Zweed had ik het recht om in de Kamer zitting te nemen. Ik woonde de twee laat ste bijeenkomsten van de Staten bij, als ijverig apostel van de liberale partij, waar mee ik mij het ongenoegen op den hals haal de van de conservatieve kringen. In 1872 deden wij een nieuwe reis naar de Noord kust van Spitsbergen. De staat van het ijs was zeer slecht en drie dagen, nadat wij ons ontscheept hadden, gingen onze rendieren er van door. In het eind van Januari liepen al onze schepen gevaar te vergaan in een hevigen storm. De expeditie leverde echter belang rijke wetenschappelijke resultaten op, zoo als de ontdekking op het poolijs van een stof, die een nikkelachtig metaal bevatte, Dr. Kjellmann deed onderzoekingen naar de ontwikkeling in den poolnacht van een op de vorige expeditie door dr. Berggrem ge vonden op het ijs voorkomend microsco pisch fijn zeewier. Dr. Wij kander en luite nant Parent bestudeerden den noordelijken dageraad en zijn spectrum. Nog in menig ander opzicht gaf de expeditie goede uit komsten. Echter niet financieel, door het blijven vastzitten van de transportschepen in het ijs, een overschrijding van de ge raamde kosten, die geheel gedragen werden door den heer Oscar Dickson. Met zijn steun volgden nieuwe expedities naar het Noorden, naar de Kara-zee en de monden van de Obi en de Jenisseï, om Nova Zem- bla heen. Wij vertrokken van Tromsoe in Juni 1875 met een zeilschip en ik slaagde er dezen keer in, mijn geheele programma nagenoeg af te werken. Het is een nogal zeldzaam resultaat bij expedities van de Noordelijke zeeën doch ik bereikte met mijn scheepje zonder moeite de monding van de Jenisseï en ik hoop aldus de wereld een nieuwe en belangrijke handelsweg te heb ben ontsloten. Terwijl het schip naar Noor wegen terug keerde voer ik de rivier op, tot wij een stoomboot ontmoetten. Over land bereikte ik Zweden weer. Gedurende die reis werden mijn metgezellen en ik met enthousiasme in de groote steden ontvan gen, men wijdde ons feest op feest. Zoo vierden de aardrijkskundige en handelge nootschappen in Rusland de opening van de nieuwe route. Het scepticisme van hen, die meenden, dat het goede resultaat van de „Proeven" slechts te danken was aan den gunstigen toestand van het ijs, dat jaar, animeerde ons tot het ondernemen van een nieuwe ex peditie in 1876 met het dubbele doel om onze wetenschappelijke onderzoekingen voort te zetten en om te bewijzen, dat het succes van 1875 niet van het toeval afhan kelijk was. De kosten van die expeditie werden ge heel gedragen door de heeren Oscar Dick son en Alexander Siberiakoff. De expeditie werd met een volledig succes bekroond, on danks den slechten toestand van het ijs. 1 Juli terug van de wereldtentoonstelling in Philadelphia, scheepte ik mij direct op nieuw te Tromsoe in en reeds den 15den Augustus bereikten wij Jenisseï, hoewel wij verscheidene malen hadden stil gehouden. De mededeeling van Nordenskiold ein digen met het bericht, dat hij bezig is voor rekening van Siberiakoff de stoomboot Fra- ser uit te rusten, die door hem speciaal voor dit doel gekocht is. Gepoogd zal wor den zelfs Behringstraat te beriken met een lading goederen. Koning Oscar stelde levendig belang in die onderneming en heeft er rijkelijk uit eigen middelen aan bij gedragen. Zooals men weet is deze expeditie uit nemend geslaagd. Nordenskiold was de eerste, die de „Noord-oostelijke doorvaart", waar onze Heemskerk en Barentz vergeefs naar gezocht hadden vond. Hij keerde terug door het Suez-kanaal en werd overal met de grootste onderscheiding ontvangen. In 1883 deed hij nog een laatste reis naar Oost-Groenland, waar hij 115 K.M. landin waarts trok, zonder het verwachte ijsvrije gebied te bereiken. Na dien tijd heeft hij zich voornamelijk gewijd aan historisch-kartografische stu diën. Hij publiceerde nog verschillende werken. Op zijn landgooed Dalbyö bij Lund is hij overleden. RADIO-VARIA. Radio redt een ooglijder. Een Argentijn was kortelings op bezoek in Berlijn, toen een oogziekte, waarvan hij reeds meende genezen te zijn, plotseling vererger de. Daar hij in Buenos-Aires reeds langen tijd voor deze ziekte onder doktersbehande ling was geweest en met het doen van nieuwe onderzoekingen door Berlijnscthe artsen veel kostbare tijd zou verloren gaan, terwijl ook een schriftelijke behandeling te lang zou du ren, liet de Argentijn een photo van het oog nemen en zond deze met den transatlanti- schen beeldtelegraafdienst over naar Buenos Aires. In acht minuten tij-da wes het beeld in Buenos Aires zeer duidelijk overgekomen, zoo dat de arts een oordeel kon vellen en telegra flsch kon adviseeren welke behandeling moest plaats vinden. .Een belofte voor de microfoon. De Amerikaansche ontdekker Carveth Wells hield eenigen tijd geleden een lezing over zijn reiservaringen. Hij heeft een eigen aardige handteekening, waarvan een gedeel te een olifant voorstelt, Carveth Wells be loofde voor de microfoon aan een ieder die er op gesteld was. gaarne zijn handteekening te willen toezenden. Men kan zich echter zijn schrik voorstel len, toen zich hierop 7000 liefhebbers meld den ën 'de ontdekker zijn belofte getrouw 7000 malen zijn handteekening moest zetten. Een verstekeling die door zingen zijn reis verdient. In vroeger tijden werd een verstekeling, die midden op zee ontdekt werd, op niet zachtzinnige wijze beneden aan het kolen scheppen gezet, om zijn overtocht te ver dienen. De moderne tijd kent echter andere mid delen. Aan boord van het stoomschip „Ma- lolo" werd een neger ontdekt, diei als blinde passagier de reis van San Fransisco naar Honolulu wilde maken. Inplaats van hem aan de hoede van den machinist over te laten, werd hem, daar hij een bekende negerzanger bleek te zijn, be volen gedurende de reis voor de microfoon te zingen met het zich aan boord bevindende ensemble en op deze wijze mede te werken om aan boord het contract van de scheep vaartmaatschappij, om gedurende de reis" een omroepprogramma te geven, te voldoen. Deze programma's vanaf schepen midden op de oceaan, vormen den laatsten tijd een nieuwe omroepat-tractie. Dikiwijls helpen de passagiers door eigen repertoires mede tot het verschaffen van een goed programma. Ook vanaf het groote passagierschip, de Le viathan worden dergelijke omroepprogram ma's midden op zee gegeven. Wat gek toch, dat beroemde menschen zoo bekend zijn! Ik zelf ben nog geen beroemdheid en daar om, om jullie, mijn waarde lezers, te interes seeren, moet ik over andere beroemdheden spreken. In mijn lange (of korte?) le ven heb ik me nige beroemd heid ontmoet; maar ik wil niet van die vluchti ge momenten spreken, die ieder van ons heeft beleefd - zooals ik bij voorbeeld in de National Gallery Z.M. den Koning van Italië op den grooten teen heb getrapt, of toen Briand (mij in Parijs bij ver gassing heeft gegroet. Neen, je moet minstens aan zoo'n persoon worden voorgesteld en met hem een paar woordjes praten om hem goed te kennen. Nu zal ik even zien wie er van mijn ken nissen verdient om ook aan jullie voorgesteld te worden. Ik ken: Asta Nielsen, Den Prins van Wales, Rachmaninoff, André Gid«, Een achterneef van de Koningin van Spanje (den naam ben ik vergeten), Charivarius, Youssoupoff, den moordenaar van Rasputin, Pouri'schkewitsch (ook een moordenaar van Rasputin), Bus ter Keaton, Den onbekenden soldaat, Jobann Strauss (niet den echten). Henny Porten (de echte), Henry Ford, Louis Davids, en ten slotte mijn vriend Vlotor Ivastchen- ko. Nu weten jullie allen, waarom al deze menschen bekend zijn behalve de Onbe kende Soldaat en mijn vriend Victor. En dat kunnen •jullie ook niet we ten, want beroemd is de laatstgenoem de nog niet, maar hij wordt het vast en zeker en met het oog op deze schitte rende toekomst, zet ik hem op mijn lijstje. En ik heb er goede redenen voor Victor Alexejewitsch Trabi-Ivachke- witsch-Ivastchenko C1-76 M. lang, een beetje scheel en dik) gaat de wereld een heel rijk van nieuwe sensaties schenken. Esthetische sensaties. Laten wij even naar zijn redeneeringen luisteren De scheppende kunstenaars doen alles om onze oogen en oor en te bevredigen; mindere artisten zorgen voor reuk- en smaak-genie- tingen. Maar onze tastzin? Wat wordt er voor gedaan? niets! En vriend Victor begint een campagne om ons nieuwe kunstsensaties te brengen. Hij wil de eerste Gevoels-tentoonstelling orga- niseeren, waarop de eerste Gevoels-symphomie te zien, pardon te voelen zal zijn. Ik zal zijn geheim verklappen (Copyright V. A. T. I. I. 1931): Er wordt een lage tafel in de zaal opgesteld, waar de bezoekers voor bij moeten loopen. In het half-duister laat men zijn handen langs de tafel glijden en dan komen de sen saties; je krijgt eerst onder je vingers een gladden stalen kogel, aangenaam verwarmd, dan komt een doosje met zacht zeezand, een antieke porseleinen servetring, een welrieken de haarlok, een lapje fluweel eniz. enz. Dat zal zijn symphonie zijn! Daarbij wil hij nog jonge (want de oude doen zeker niet mee) beeld houwers aansporen om voor de G.-Ten toonstelling specia le G.-sculpturen te leveren: de eene om met je handen, de andere met je voeten of met je wang te bevoelen. Zal ons artistiek genot bij het aan schouwen van een beeld van Rae- decker ofHildo Krop niet hooger zijn, wanneer wij het even mogen streelen? En als het nog een beetje naar citroen-boenwas ï-uikt? Want misschien zou de Gevoels-Tentoon stelling met reuksensaties gecombineerd worden, daar Victor de heeren Coty, Houbi- gant, Maggi enz., niet als al te groote kunste naars beschouwt. Ik wensch mijn vriend veel geluk in zijn on derneming wie weet of hij niet een Rem brandt in gevoels-sculpturen wordt? en ik hoop u allemaal op de eerste G. T. te kun nen begroeten. WLADIMER BIELKINE. door C. C. v. d. W. V. Ivastchenko. De Mondaine Fasching wat merk je daar in Holland eigenlijk van? Een paar menschen gaan naar een bal-masquë en het kost eindelooze overredingskracht van de vrouw om haar man te bewegen een pak aan te trekken, dat vooral niet grappig mag zijn. En de rest van de menschen ziet in de krant al leen maar lange rijen namen, die hem niet interesseeren en eerste prijs mooiste dames- coStuum krijgt de haremdame. Hier is het anders. Hier wordt Karneval gevierd van af het eerste oogenblik dat de zon alles stralen doet en de vlaggetjes en versieringen wapperen tot dat ja eigen lijk tot dat diezelfde zon de volgende mor gen weer verschijnt. De helf van de menschheid loopt 's avonds gemaskerd over straat, overal is muziek en zeker in 5 van de Wein, Bier en Winter Stuben is een spe ciale avond. Zaterdags is natuurlijk overal wat te doen en is de geheele gemeente op de been. Een avond in de Poesta is wel één van de hoogtepunten. Poesta Hongaarsche Step pe stond vroeger in m'n Aardrijkskunde boek. Hongaarsche avond dus. Een klein laag locaaltje met een zij- zaaltje. Fantastisch licht, versiering, mas sa's serpentines, confetti en een soort ko geltjes waar je gemeen op uit kunt glijden met dansen. Een muurschildering tusschen de twee randen stelt werkelijk de poesta voor, met twee dieren erin waar iemand in een snugger oogenblik bij heeft geschre ven „Pferd" en bij een kameelachtig pro fiel ter hoogte van de vensterbank: „Auch ein Pferd". Hongaarsche costuums zijn er eigenlijk niet. Wel een paar kruisingen tusschen iets Spaansch en Russisch, wat dan toch ook wel weer in de buurt komt. En bovendien de onvermijdelijke haremdame en de schets matig aangekleede mondaine met hooge hoed. Maar die zijn overal een algemeen verschijnsel. Het publiek be staat uit veel men schen, opgepakt langs de kanten. Wij zitten met z'n twintigen rond een serretafel, die zoo stampvol staat met glazen en flesschen dat er geen sigaret meer bij kan. In het midden van de zaal is een veel te kleine ruimte open om te dansen. Onze schoenmaker zit er ook in een 5» keurig blauw pak en lacht joviaal tegen me. Zijn vrouw is e-rl ook in *n zacht rose avondcostuum. Daar naast zit 't baro nesje. Ze is blond, 10 jaar en leeft op haar landgoed met paarden, honden en een paar millloen. Haar moeder is er bij. Die is een beetje gecharmeerd van een aardige jonge inboor ling, broer van den waard van de Poesta en verder koetsier op een arreslee. En die aar dige jongen is op zijn be.urt weer een beetje verliefd op het baronesje, zoodat het geval heel ingewikkeld wordt. Dus danst hij met de moeder en werpt ondertusschen smee- kende blikken op de dochter. Verder zijn er de portier van het deftige hotel, een danspaar, ski-leeraars, 2 maal Herr Graf, 3 maal Herr Freiherr, en een on eindig aantal maal „Herr Doktor". Dat past altijd. Want als bij uitzondering de man in quaestie niet ergens dokter in is, is hij er toch altijd wel vereerd mee. We hebben mutsen gekregen. Geen Hon gaarsche, maar iets dat lijkt op een ver- groote editie van een petitfour papiertje. Ik heb er een studie van gemaakt aan onze tafel. De paar Hollanders die er bij zijn zetten ze lollig op één oor, de Beieren plakken ze nonchalant ergensachter op hun dikke hoofd en de Pruisen zien er oogenblikkelijk een studentenmuts in een laten hem zoowat op hun wenkbrauwen rusten, zoodat hun Duitsc-he achter hoofd er prettig onderuit bolt. Maar dit alles maakt het feest nog niet ge slaagd. Daar zijn t» hier eigenlijk twee f andere dingen voor noodig: muziek en wat te drinken. Want 't fijne is, dat de menschen hier de stemming zelf meebrengen. Ze verheugen er zich 't heele jaar op, ze genieten ervan, ze moeten er echt alles van hebben, ze leven zich erin met hun heele ge moedelijke vroo- lijkheid, zoodat het toch nooit een janboel wordt. Een sluitingsuur bestaat er niet, zoolang er menschen zijn gaat 't feest door. En dat is meestal tot een uur of 6 de volgende mor gen. Dus hebben ze den tijd en de stemming stijgt langzaam maar zeker. Hard gewerkt wordt er verdag in dezen tijd natuurlijk niet. En wat te drinken is er hier altijd wel: bier of schnapps of een fleschje wijn, en de muziek1 Ach, de muziek! Die is alleen al om een stuk over te schrijven. Ze zitten op een po dium aan het eind van de zaal: 3 mannen, een harmonica, een viool en een fluit. De harmonica is verbluffend goed. Hij zou opgang maken in het Carlton Hotel in Am sterdam. 's Is een magere man met een groote sombrero op. Hij speelt soms langzaam, soms vlug, trekt en duwt nonchalant aan z'n instrument en er komt muziek uit. Een tango, een czardas. Soms zingt hij erbij van Liebe en Ziganen. Het publiek houdt opeens op met lawaai maken en luistert, zit langzaam mee te wiegen en als het tempo stijgt kan je je beenen niet meer stil houden in een onge- loofelijke opwindende czardas. Die man alleen is de heele avond waard. De man met de viool is minder geniaal. Maar hij schijnt wel een geniale dorst te hebben en daar dat nu eenmaal moeilijk te vereenigen is, neemt telkens een dikke Freiherr met muzikale neigingen de viool van hem over en de vlolist zelf duikt in een literpot bier. Zoo de Prins. wordt de affaire naar aller wensch geregeld. De derde man, de fluitist, is tegelijk humo rist. Een magere kerel, zoo ongeveer 2 Meter lang, met de dunste pijpestelen-beenen die ik ooit gezien heb. 't Zijn absoluut Karnavals- beenen, maar in werkelijkheid moet hij het er ook mee doen, alleen heeft- hij dan waar schijnlijk niet zoo'n spanbroek aam Hij kleeft met z'n teenen aan den rand van het podium, zoodat het publiek voortdurend in een pret tige spanning zit dat hij achterover zal val len. Wat echter nooit gebeurt, want hij staat in zoo'n snel tempo heen en weer te wippen dat zijn beenen schijnen te trillen als een paar springveeren, die te ver waren uitge trokken en nu teruggeschoten zijn. Het publiek is enthousiast, brult en klapt, valt telkens in een andere stemming van hi lariteit om de beenen in een onovertroffen czardas-stemming, van een Weener wals in een versche pot bier, iedereen danst met iedereen, trekt z'n jas en vest uit omdat het zoo warm is en doet z'n best toeh maar zoo veel pleizier te maken als mogelijk is. Een jonge Berlijnsche arts voelt het meisj'e dat naast hem zit de pols, het volgende oogenblik voelen alle menschen aan die tafel elkaar de polsals een keten gaat het pols voelen door het zaaltje, links voel je een pols, rechts wordt jouw pols gevoeld, 's Is stil dan begint iemands pols zoo hard te kloppen dat hij ervan begint te schokken oogenblikkelijk schokt iedereen en is dood stil en voelt en schokt een paar se condenDan barst alles los. t Is geen zie kenhuis hier maar een Hongaarsche avond! De muziek davert en iedereen, davert mee. De fluitist-humorist hoor je boven alles uit in een heerlijk Beiersch: „Goelash Papri- ca Feuer Czardas! Poesta! Poesta!! *s WERELDS KLEINSTE POST- KANTOOR. In dezen vacantietijd worden de postkan toren weer druk bezocht. Want, ofschoon de meesten onzer een hekel hebben aan brieven schrijven, de eerste ontdekking in het vacantieoord is toch meestal het post-, kantoor. En dan vertelt men later weer thuisgeko men van de vacantiereizen over de bad plaats, of het dorpje op de heide, en dan zegt men, dat het postkantoortje daar zoo heerlijk primitief en diorpsch was, en zeker het kleinste, dat er is. i Maar dan heeft men het geheel mis. Want het kleinste postkantoor bevindt zich' in de straat Magalhaes, en bestaat uit een klein vaatje met een ketting aan de rotsen gebonden. Voorbijvarende schepen sturen er een boot heen, die brieven er uit halen en en andere inwerpen. Dit „postkantoor" staat, onder bescherming van alle schepen, die dev zeeën bevaren. 'r .1 VLEUGELLAM. Verscheidene zeevogels zijn' weer aam de» Engelsche kusten opgevangen volkomen hulpeloos ronddrijvende wegens olie en teen- op de vleugels. Onlangs kwam een groote waterraaf in dien toestand aandrijven op het strand bij Beachy Head. Badgasten trachtten in dit geval 'de kle verige massa van de vleugels te verwijderen. De een hield den snavel dicht met een zak doek, terwijl een ander het dier probeerde te reinigen. Doch hun pogingen leden schip breuk, en tenslotte dreef de vogel weer, naar zee, niet in staat om te vliegen, ge doemd te blijven dobberen tot hij van uit putting zou zijn gestorven. Dit geval staat niet op zlclï zelf, doch een zoodanige gebeurtenis komt herhaalde lijk ovor. De oorzaak is dat schepen, die met olie gestookt worden, hun afval over boord v/erpen. Men tracht nu een verande ring in. deze handelwijze te bewerkstelligen. Niet alleen de vogels, maar ook de bad gasten hebben er last van. Want baden ïn olie is verre van prettig. RACE VOOR OUDE WAGENS. Onlangs werden in Engeland auto-races gehouden voor „oude karren". De eerste prijs is gewonnen door ee'n Rover van 1903 met een snelheid van 40 K.M. per uur. De eige naar, R. Livesey had de „auto" gekocht voor 18 gulden van een Schot, die ten einde raad was met het vehikel. Livesey had reeds een heele ronde gereden vóór het meerendeel der deelnemers de mo toren op gang gebracht had. Hierbij zullen wel eenige hartige woorden gesproken zijn! Wat me doet denken aan het volgende ver haal uit „Tempo". Een ernstig man met strenge gelaatsuitdrukking belde bij iemand, aan. Zalvend sprak hij tot de vrouw des hui zes: „Ik ben van de vereeniging tot bestrij ding van het vloeken een vereeniging, wier doel is alle ruwe, en kwetsende woorden uit te bannen uit de taal en daarom wilde ik u vragen Mevrouw draaide zich om en riep met van vreugde trillende stem: „Hendrik! Kom gauw hier! Er is iemand, die je oude auto wil koo pen INDIAANSCHE MILLIONNAIRS. Wiley Post, de een-oogige Indiaan, die met Gatty om de wereld gevlogen is, komt uit Oklahoma en hoort tot de Cherokees-In- dianen. De geschiedenis der Cherokees is zeer merk waardig. In de vorige eeuw werd voortdu rend meer terrein van hen afgenomen dooi de blanken. Er is hun een reservaat toege staan maar door allerlei politieke trucs en draaierijen is hun een zeer dor ge'deelte toe gewezen, zegt Tit-Bits. De Indianen sleepten een ellendig bestaan voort. Totdat op een goeden dag iemand olie sporen vond in het Cherokee-reservaat. De volgende onderzoekingen brachten aan het licht, dat er enorm voordeelige bronnen la gen verborgen. Nu is Oklahoma een van 's werelds belang rijkste oliegebieden. Indianen die nauwelijks ee'n droog stuk brood verdienden, waren nu eensklaps millionnair. Zóó rijk werden ze in één slag, dat als een auto, die hun twaalf duizend gulden gekost had, het kleinste mankement opliep, zij den wagen lieten staan en een nieuwe kochten. Ofschoon Wiley Post ook tot den stam der Cherokees behoorde, is hij niet een der rijk ste leden. Hij was voor zijn vlucht om de we reld in dienst van den millionair Hall.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 14