H.D. VERTELLING DE STRAAT •LEVENS. (Nadruk verboden; auteursrecht voor behouden.) Het Slagveld. door WILLY VAN DER TAK. Hij 'stapte in Parijs in mijn coupé, en al "Voor dien tijd, terwijl hij nog, wachtend +ot het tijd was om in den trein te gaan zitten, heen en weer drentelde op het donkere per ron, waren ze me opgevallen, omdat hij zoo lang en zij zoo heel klein en 'nietig naast hem was. Toen hij instapte, belegde zij, met <de regenjas die ze voor hem gedragen had, de beste plaats, die er nog over was, voor hem, en tot de trein zich in beweging zette, vervolgden zij hun fluisterend gesprek. We waren al zoover, dat ze hem onmogelijk meer moest kunnen zien, toen hij nog wuivend uit het raampje hing, en pas, toen we de eerste bocht om waren, draaide hij zich met een zucht om, nam de jas van zijn plaats, hing hem in gedachten verdiept op, en ging zitten. Ik had zijn gezicht nog ternauwernood gezien; wel het hare, dat klein en lief, en één en al donkere, bezorgde oogen was ge weest. Ze moesten in de tropen zijn geweest, want ook het zijne had die wonderlijke gelige kleur, alsof de huid in zijn langen strijd tegen de zon niets beters had weten te doen, dan veel vroeger dan noodig was uit te drogen en slap en kleurloos te worden. Zijn oogen waren blauw en vriendelijk, en het was, of zich in de rimpels er om heen een vage, geduldige glimlach verborgen had, die bij iedere gelegenheid klaar was om zich over zijn gezicht te spreiden. Hij was broodmager, en ik heb nog nooit zulke teere, zwakke handen gezien als de zijne, met de lange, gevoelige vingers en de zachtblauwe aderen, die vlak onder de huid hun netwerk gelegd hadden. Tusschen het derde en het vierde station, waar we stil hielden, raakten we in gesprek. Ik vroeg hem, hoe laat het was, en hij zei het mij; ik vroeg hem waar hij naar toe ging, en we ontdekten, dat het doel van onze reis hetzelfde stadje in Noord-Frankrijk was Hij ried mij een klein hotelletje een eindje buiten de stad aan, waar hij altijd zijn in trek nam, hij vertelde, dat het zijn vrouw was geweest, die hem weggebracht had, en dat hij zendeling in Afrika was, maar om zijn gezondheid eens in de twee jaar een zomer in Frankrijk door kwam brengen. Zijn vrouw ging altijd met hem mee, hoewel zij twee kinderen van twee en drie hadden, die achterbleven bij de grootouders. „Zij zegt, dat de kinderen daar goed ver zorgd worden, en dat ik alleen daar ginds dat niet zou zijn. Het kan niet anders, of het moet ontzettend voor haar zijn, en soms begrijp ik bijna niet, dat zij het kan zei hij met gefr.pnste wenkbrauwen, terwijl hij mij aankeek met zijn vagen glimlach. Ik keek naar zijn teere handen, en dacht aan haar groote, bezorgde oogen, en meende het wel te begrijpen. Maar wat een leven! Ze was niet ouder dan vijf, zes en twintig ge weest Ik vertelde hem, dat ik voor zaken daar ginds moest zijn, en vroeg hem, hoe lang hij er bleef. Hij gaf een ontwijkend antwoord, en keek met een gezicht, waarvan de glimlach plotseling geheel verdwenen was, het raam uit. Om het weer goed te maken, bood ik hem één van de twee boeken aan, die ik meegenomen had, en hij nam het aan en verdiepte zich er spoedig in. Vanuit mijn hoekje kon ik net zijn profiel zien, voor overgebogen over het boek, en zijn ééne hand, lang en mager, die slap op zijn been lag. Hij was geen oogenblik in rust, dat ge zicht. De glimlach was er weer volmaakt van verdwenen, de wenkbrauwen fronsten zich voortdurend, zijn tanden bebeten ner veus den bleeken, smallen onderlip. Op een gegeven oogenblik zag ik plotseling de hand, die ik zien kon, zich krampachtig tot een vuist ballen, en op hetzelfde oogenblik, dat ik, verwonderd en verbaasd, weer naar zijn gezicht keek, zag hij op en sloot het boek. „Pardon, monsieur", zei hij, „maar Ik lees liever niet. Mille remerciements, maar ziet u Ik begon het te begrijpen, en ik had mij zelf om mijn ooren kunnen slaan. Het boek was de vertaling van een Duitsch oorlogs boek. „Geeft u het maar hier", zei ik, en aarzelde éven. „Bent u in den oorlog geweest?" Hij keek mij aan met zijn geduldigen glimlach en knikte. „Oui, monsieur. Het het is soms moeilijk". Daarna zag ik hem drie dagen lang niet, hoewel wij dien zelfden avond samen in een oud, wrak rijtuigje, met een sukkelend paard ervoor en een weinig actieven koetsier op den bok, naar het hotelletje buiten de stad waren gereden, dat hij mij in den trein aan bevolen had. Een hotel in de stad zou mij eigenlijk beter uitgekomen zijn, maar half omdat mijn medereiziger mij belang in was gaan boezemen, en half omdat ik hem sym pathiek gevonden had en het mij niet ge speten zou hebben om hem wat beter te leeren kennen, was ik met hem mee gegaan. Het hotelletje was inderdaad ternauwer nood den naam v.an hotelletje waard. Het lag tusschen wat hooge boomen, en had links van de lange gang, direct naast de voordeur, een soort van boerengelagkamer voor de habitué's uit het stadje, en rechts ervan de „conversatiezaal", een stoffige, muffe kamer, die waarschijnlijk alleen gebruikt werd, als er eens een verdwaalde gast gebruik maakte van de keurig nette, maar primitieve slaap kamertjes boven. De eetkamer was achter, en werd dan waarschijnlijk voor de gelegen heid ontruimd door het gezin zelf. Maar het eten, bereid door de dikke waardin, was goed en ik had er geen spijt van, dat ik het ad vies van mijn vriend opgevolgd had. De paar dingen, die ik in het stadje op te knappen had, verliepen vlot, maar namen mijn heele eerste drie dagen ongeveer in beslag, zoodat het pas op den avond van den derden dag was, toen ik voor de derde keer alleen in de stille eetkamer het avondeten zat te sa- voureeren, dat het mij opviel, dat ik mijn geheimzinnigen vriend nog in het geheel niet gezien had. Hij had zijn slaapkamer naast de mijne, en daar de muren niet al te dik waren, en bovendien een dicht gespijkerde tusschendeur onze kamers nogal gehoorig maakte, wist ik dat hij 's morgens vroeger opstond dan ik, al ontbeten had en weg was, als ik al naar boven gegaan was. Uit het bordengerammel en het geloop op de steenen van de gang maakte ik op, dat de waardin het eten voor hem warm hield en mogelijk zelfs een heele nieuwe maaltijd voor hem bereidde. Aan de begroeting tusschen die twee had ik gemerkt, dat zij oude vrienden waren. Zij had mijn metgezel Monsieur Charles genoemd en naar zijn vrouw ge ïnformeerd. Hij noemde haar bij haar naam, en had gevraagd naar een getrouwde doch ter van haar, die in Nantes woonde. Ik vroeg mij af, waar Monsieur Charles den ganschen dag zoo druk mee bezig was, en herinnerde mij plotseling het ontwijkende antwoord, dat hij mij in den trein gegeven had, toen ik vroeg naar den duur van zijn verblijf. En daar ik van plan was in den loop van den volgenden dag te vertrekken, wandelde ik de lange gang af naar de huiskamer van de vrouw des huizes, die breed uit, met haar voeten op een stoof, en een ouderwetschen stalen bril op haar rood verbrande neus een dikke wollen zwarte kous zat te stoppen. Sn terwijl ik mij neerzette, op den stoel, die ze me, over haar bril kijkend, wees, vroeg ik mijn rekening, en lanceerde voorzichtig mijn vraag omtrent Monsieur Charles. „Ja", zei de waardin, en ze keek me onder zoekend aan, terwijl ze opkeek van het op tellen van mijn weinig gecompliceerde reke ning, Monsieur Charles was uit. Hij bleef altijd den heelen dag uit, at waarschijnlijk niets om twaalf uur, weigerde ook altijd om iets mee te nemen, en kwam pas 's avonds heel laat thuis. Was ik een vriend van Mon sieur Charles? Monsieur Charles wat tot nu toe altijd alleen gekomen, zelfs zijn vrouw wilde hij niet mee hebben. Ik zei, dat ik geen vriend van monsieur Charles was, en vertelde haar, hoe ik hem in den trein ontmoet had. „Ah!" zei ze, toen ik uitgesproken was, „een oorlogsboek? Ja." En ze keek me nogmaals onderzoekend en keurend aan, terwijl haar rechterhand met de penhouder erin peinzend over het groene pluche tafelkleed streek. „Monsieur Charles is er drie jaar in ge weest", zei ze toen, „en hij heeft heel lang hier gelegen.'Daar En haar hand woof in de richting van de open velden aan den anderen kant van het huis, en ze nam plotseling met een gedeci deerd gebaar haar bril af en legde hem op tafel. „Het is hier een hel geweest in dien tijd, monsieur", zei ze. „Vertellen hoef ik het u niet, want je zou zoo denken, dat ieder een nou langzamex-hand wel zal weten, hoe erg het was. Maar Monsieur Charles kwam hier, toen hij pas zeventien was, en ik heb hem langzaam aan gek zien worden. Hij was vroolijk, en een jongen, toen hij kwam, en hij was iemand, die weken lang geen woord zei, toen ze hem eindelijk met een granaat splinter in zijn been naar Parijs stuurden. Dat is terecht gekomen, maar dat andere Toen de oorlog over was, was zijn been net zoover beter, dat hij vervoerd mocht worden, en hij wilde met alle geweld hier naar toe. Ik heb nooit begrepen, waar ik het aan te danken had, maar dit huis hier was gespaard gebleven, en ze brachten hem hier. Ik kende hem natuurlijk allang. Ik kende ze zoowat allemaal, en er zat er altijd 's avonds wel één hier om te vertellen, dat hij het niet langer kon uithouden, en dat dien dag die en die en die en die er aan hadden moeten gelooven. Maar Monsieur Charles dan kwam hier, en ik moest hem iederen dag daarginds naar toe brengen in zijn wagen, en hem komen halen, als het donker werd. Dan lag hij uren voor zich uit te staren, en 's nachts droomde hij hardop, en schreeuwde soms het heele huis bij elkaar. Maar den volgenden dag ging hij weer opnieuw. Twee maanden lang. Toen kwamen ze hem halen, zijn vader en zijn moeder. -Maar na veertien dagen was hij terug, en bleef weer drie weken". Ze zweeg, en haar hand greep de bril, die op tafel lag. „Hij kwam steeds weer terug, zelfs toen hij al voor zendeling studeerde, zelfs toen hij was verloofd. Hij kon niet wegblijven. En nu nog iedere.twee jaar komt hij, en blijft, tot hij denkt, dat hij er de volgende twee jaar op teren kan. Zijn vrouw vindt het vreeselijk, maar hij moet. En ze laat hem gaan, en blijft in Parijs. Hij zwerft hier den heelen dag rond, en zit uren stil te staren, en te denken. En gewoonlijk na een week of zoo, gaat hij weer naar Parijs terug, en dan naar Afrika, en over twee jaar komt hij weer En ze zette met een zakelijk gebaar haar bril op, na hem beademd en bepoetst te hebben met een punt van het tafelkleed, en zei met een zucht: „Tja, monsieur", en over handigde mij mijn rekening. Toen ik hem ongeveer een uur later boven hoorde komen, en het zachte geritsel op zijn kamer hoorde, zag ik voortdurend de be zorgde oogen van het Fransche vrouwtje voor me, en ik zag den geduldigen glimlach, waarmee hij gezegd had: „Oui, monsieur. Het is soms moeilijk De waardin scheen hem verteld te hebben, dat ik- van plan was weg te gaan, want den volgenden morgen zat hij met het ont bijt in de eetkamer op mij te wachten. „Ik hoorde, dat u vertrekken wilde", zei hij half verontschuldigend. „Als u er niets tegen hebt, zullen wij samen ontbijten". Ik had er natuurlijk niets tegen, en wij dronken samen de koffie der waardin, en hij at één van de broodjes, die zij voor mij, die niet zonder een goed Hollandsch ontbijt kon, bij den bakker in het stadje liet halen, al pratend over koetjes en kalfjes. Toen wij afscheid genomen hadden, én ik hem aanstalten zag maken om zijn ge wone dagelijksche zwerftocht te ondernemen, bracht ik hem tot op den weg, en keek hem na, zooals hij, mager en lang, in de richting wandelde, die de waardin mij den vorigen avond gewezen had. In haar keukendeur stond zij zelve, en keek monsieur Charles hoofdschuddend na. Sir Malcolm Campbell. Het wereldrecord over de mijl per race-auto. In de News Chronicle vertelt Campbell van zijn wereldrecord over de mijl met een race-auto. In 192425 werd zijn wagen, de Blue Bird, van 450 P.K. „geboren", waarmee hij in Februari 1927 op het Pendine strand een wereldrecord van 175 mijlen per uur vestigde. Op 3 Maart van dat jaar deed Parry- Thomas een poging op hetzelfde strand met zijn 500 paards Liberty machine „Babs", waarmee hij dien dag verongelukte. Kort daarop haalde Segrave in zijn Sunbeam van 1000 P.K. 203 mijlen per uur op den Daytona beach in Florida. Het is niet te verwonderen dat Campbell eenigszins teleurgesteld was. Zijn Blue Bird, die hem 3 jaren gekost had van con- strueeren, bleek nu geheel uit den tijd te zijn, waarbij het record zóó hoog opgevoerd was, dat het volkomen buiten haar capaci teiten viel. Hij besloot derhalve de auto te herzien en plaatste er den nieuwsten Napier-Lion Schneider Trophy vliegtuigmotor in, waar voor hij van het ministerie van Luchtvaart een speciale vergunning noodig had, In Februari 1928 begaf Campbell zich weer naar Daytona, waar o.a. Ray Keech en Frank Lockart (beiden nu overleden) po gingen zouden doen. Zij hadden geen suc ces. Maar Campbell wist 19 Febr. heen 214.7, en terug 199.9 mijlen per uur te halen wat een gemiddelde snelheid over de mijn van 206.95 mijlen per uur beteekende. Op die rit kreeg hij plotseling zóó'n schok, dat hij bijna uit zijn zitplaats geworpeix werd, de wagen slipte door het mulle zand aan den voet der duinen over een afstand van een 7800 M. Ieder oogenblik kon hij omslaanmaar Campbell kreeg den wa gen weer in de macht en op het vaste strand. Doch als toen iemand hem al het geld ter wereld geboden had voor nog een po ging dienzelfden dag, hij zou het niet ge daan hebben. Ray Keech haalde even later 207 mijl per uur. Maar Segrave wilde het record weer op zijn naam hebben. Hij wist daarvoor op het Daytona-strand beslag te leggen, zoodat Campbell genoodzaakt was ergens anders zijn geluk te gaan beproeven. Want dat hij nog grootere snelheid kon bereiken stond vast bij hem. Exx die andere plek vond hij in Zuid-Afrika in een uitgedroogd meer, de Verneuk Pan. Op 12 Maart 1929 bereikte hem daar het bericht, dat Segrave het record op het Day tona-strand verbeterd had en gebracht op 231.36 mijlen per uur! Verneuk Pan bracht hem niet het ver langde. Wel bracht Campbell met 212 mij len per uur het record over 5 mijlen op zijn naam (72 mijlen meer dan het vorige!) en verbeterde dat van Segrave over 5 Kilome ter met 15 mijlen per uur, doch over één mijl haalde hij geen snelheid van 231.36 mijlen. En toch moest en zou Campbell het ver beteren. Een natie, zegt hij, die de beste auto's, motorbooten en vliegtuigen kan ont werpen en bouwen, is de natie, zegt Camp bell die den sleutel houdt voor het beste verkeer en vervoer. Hij wilde het record verbeteren, niet al leen om het hooger op te voeren voor eigen roem, doch ook en vooral om het buiten bereik van de andere naties te stellen. De Blue Bird moest derhalve wèèr ver bouwd worden. En toen hij op 5 Febr. 1931 op het strand van Daytona weer 'n poging deed, was zijn Blue Bird voorzien van een motor van 1450 P.K. en banden geschikt voor een snelheid van 300 mijlen per uur. Een gemiddelde snelheid van 245,736 mij len per uur heeft hij toen bereikt, het we reldrecord. Hij hoopt de eerste te zijn, die de 300 mijl per uur haalt. Want snelheid is de basis van alle toekomstig verkeer. Wij moeten voorwaarts gaan zegt hij, en niet stil blijven staan en zeggen: Genoeg! ADOLPHE SAX EN DE SAXOPHONE. Er zijn er onder het groote publiek, die de saxophone fel haten en er zijn er die van haar geluid houden met hartstocht. De eer sten spreken van het „Jammerholz" en de anderen hebben er het verkleinwoord voor gevonden, dat een uiting is van sympathie en spreken van de „Sax". Maar bewonderaai-s, zoowel als tegenstanders zijn in vrij grooten getale geneigd om het instrument te be schouwen als een van den laatsten tijd. Daar om laten wij op de mededeelingen. die onze muziekrecensent Karei de Jong verleden week in zijn muziekpraatje deed over de saxophone iets volgen over den man die het instrument, dat na zijn dood de grootste po pulariteit verwierf, bijna een eeuw geleden uitvond. Adolphe Sax, de uitvinder, leefde van 1814 tot 1894. Sax is een van de beroemdste instrument makers, die de muziekhistorie kent. Hij heette eigenlijk Antoine Joseph Sax. waarom hij zich Adolphe noemt is nergens vermeld, misschien is het ter onderscheiding van zijn vader, die ook den naam Joseph voerde, namelijk Charles Joseph Sax. Ook deze was instrumentmaker en zeer beroemd. Hij werd 1 Februari 1791 te Dinant geboren en is 26 April 1865 te Parijs gestorven. Nadat hij zich te Brussel gevestigd had verwierf hij groote roem en het is vrijwel zeker, dat hij in de uitvindingen van zijn zoon een aandeel heeft gehad. De oude Sax vei-vaardigde zelfs violen en piano's, harpen en gitaren. Hij was een bij uitstek wetenschappelijk werkman, die diepgaande studies maakte van de ac- coustische wetenschap en daardoor de juiste „mensuur" van de blaasinstrumenten vond. Zoo wist hij instrumenten "te vervaardigen, die in volheid van toon en schoonheid van klank die van andere fabrikanten overtrof fen. In 1853 is Sax Senior naar Parijs gegaan om tezamen met zijn zoon te werken. De jonge Sax, die ook te Dinant geboren was,'6 November 1814, had het voet-spoor van zijn vader gevolgd. Hij had het conservato rium in Brussel bezocht, waai' hij fluit en klarinet leerde spelen. De klarinet was omstreeks 1700 uitgevon den door Denner en tot nu toe het eenige houten blaasinstrument met een enkelvoudig rieten mondstuk. De hobo en de fagot hadden het mondstuk van twee op elkaar gebonden blaadjes Italiaansch riet, de fluit is gebouwd volgens het principe van de labiaal-pijp. Sax' eerste werk was zich toe té leggen op de verbetering van de klarinet en de bas klarinet (1840). Daarna bouwde' hij op het zelfde principe als de klarinet de saxophone. Het merkwaardige.is, dat hij het principe van het houten blaasinstrument overbracht op metaal, het lichaam van de saxophoon toch is van koper. Aangezien echter de toonvormlng berust op het principe, wat het mondstuk betreft, van de klarinet, wat aangaat de vorming der toonhoogte op dat van fluit, hobo en fagot, wordt de saxophone doorgaans tot de groep der houten blaasinstrumenten gerekend. De jonge Saxhad te kampen met wat den meesten uitvinders in den weg staat: hij was zonder middelen. Zijn vader had veel geld noodig voor zijn proefnemingen, zoodat hij zelfs herhaaldelijk door de regeering gesteund moest worden; er schoot niet veel over voor den zoon. In dezen toestand trok Adolphe Sax in 1842 naar Parijs, met als eenige aanbeveling het nieuwe instrument, dat hij geconstrueerd had. Hij had het geluk, dat de musici van naam, die toen in Parijs waren zooals Auber, Halévy, belang in hem stelden en hem wenschten te steunen. De krachtigste steun ondervond hij van Berlioz, de groote schrij ver over instrumentatie, die hem hielp met de peil, waarop er weidra helpers in natura kwamen opdagen. Sax was nu in staat de familie der saxo phones uit te bouwen, naar het voorbeeld van de familie der violen. In niet minder dan acht toonsoorten bouwde hij het instrument en het is te begrijpen, dat het lxet geheele toongebied van de sopraan tot den contrabas omvattend, wel eenige wijziging in vorm on derging. De rechte vorm van de klarinet kon slechts gehandhaafd worden voor de Saxo phone-piccolo en de sopraan, reeds bij de alt was een dusdanige verlenging van de lucht- kolom noodig, dat de buis moest worden om gebogen en het contrabasinstrument werd er een van respectabele lengte en dikte, met een zeer ver omgebogen tromp en een krul In de pijp naar het mondstuk. De vingerzetting van de saxophone was makkelijker dan die van de klarinet, het bleek een instrument te zijn, dat niet moei lijk bespeelbaar was en een edelen toon voortbracht. De tegenstand, dien het in den tegenwoordigen tijd ontmoet is dan ook niet een gevolg van den aard van het instrument,' maar van de wijze, waarop het in de jazz muziek gebruikt wordt. In de harmoniemuziek deed de saxophone haar intrede via de Fransche militaire muziek en in harmoniekorpsen is zij tot nu toe een instrument gebleven van groote waarde. Anders was het met het symphonie-orkest. Het symphonie-orkest had sinds Haydn den vorm behouden, dien hij er aan gegeven had en de saxophoon vermocht er niet dan inci denteel in door te dringen, omdat de compo nisten haar niet voorschreven. Bizet heeft haar aangewend in zijn „Arlcsienne", in een heel mooie solo-partij. Ambrolse Thomas liet haar zingen, begeleid door bazuinen, in zijn „Hamlet", Verdi gebiuiikt haar in „Othello" en verder is het Richard Strauss geweest, die bij de vele blaasinstrumenten, die hij gewoon is aan te wenden, ook de saxophoon een plaats gegeven heeft als quartet in zijn „Sin- fonia domestica" maar dat het houtkwar tet er mee uitgebreid is in het symphonle-oi-kest kan men allerminst zeg gen. Natuurlijk is het de jazz-literatuur die voorbeelden van het gebruik van saxophones te over geeft. Het jazz-erkest is er vrijwel geheel op ge baseerd en de ..familie" wordt in een groote jazzband dan ook in haar geheel aangewend sopranino 'piccolo), sopraan, alt, tenor, bari ton, bas. contrabas, sub-contrabas. Elke soort komt in verschillende stemmingen voor. de sopraan wordt meestal gebruikt in bes, de alt in es. de tenor als C-melodie solo-instrument. De sopraan is in de jazz-bands den laatsten tijd verdrongen door de klarinet, die be scheidener is van toon. In de Jazz-llteratuur beroemde saxophone- soll zijn geschreven door Rudi Wledoeft, den meester-saxophonist, componist- van de „Valse Vanlté", door „His Master's Voice" wijd en zijd verbreid: „The laughing Saxo phone". „Saxafun" enz. En verder natuurlijk ook door Paul Whiteman. Voor de groote Amerikaansche en Engelschs bands Is men zeer kostbare saxophones gaan vervaardigen van zilver en zelfs van goud en hun schittering heeft vele zeer Jonge men- schen verleid om te denken, dat- de saxo phoon het belangrijkste Instrument van de muziekwereld is Aan Adolphe Sax danken wij niet alleen de uitvinding van de saxophones. I-Iij kwam ook op het denkbeeld om den ouden klephoorn en de ophlcleïde te verbeteren door er het ven tielsysteem van de trompet op toe te passen. De ventielen waren uitgedacht door Clagget en Blühmel, zij maakten het mogelijk om door het neerdrukken van een of meer pistons beugels in te schakelen, die de klank- buis van het instrument verlengen en zoo een groot aantal tonen te vormen, Dit- paste Sax toe bij koperen hoorns van verschillende grootte, die hij wederom als een geheele „fa milie" vervaardigde en die hij den naam gaf van Saxhcorns. Bij ons zijn ze in de fanfare muziek bekend als tuba's. Van de tuba's be staan dus sopraan-, alt-, tenor-, bas- en contrabashoorns. De contrabastuba heeft den naam gekregen van Bombardon. Het groote instrument, dat genoegelijk brommen kan en den speler in hoornvorm om het lichaam gewonden is. is eeri contrabastuba, welke helicon heet. Voor de jazz-muzlek heeft men contrabastuba's vervaardigd, waarvan de klankmond naar voren is omgebogen, zij worden „soussaphoon" genoemd. In het symphonie-orkest zijn de Sax- hoorns maar In zeer beperkte mate vertegen woordigd. Sommige componisten schrijven een contrabastuba voor. Wagner liet voor zijn „Ring des Nibelungen" door Sax speciale tuba's vervaardigen, namelijk tenortuba's in bes en bastuba's in f. Zij zijn als „Wagner- tuba's" bekend. Ongeveer tegelijkertijd dat Sax zijn Sax hoorns uitvond, construeerden twee Duit- schers. Wilhelm Wieprccht (1802—18721, die de Duitsche militaire muziek grondig reorga niseerde, en de instrumentmaker C.W. Moritz te Berlijn eveneens een bas-tuba. Zij betwist ten Sax natuurlijk de eer van de uitvinding, het werd een proces, dat door den Belg ge wonnen werd. hetgeen niet weinig bijdroeg tot vermeerdering van zijn roem. Hij werd in 1857 benoemd tot leeraar in saxophonespel aan het Parljsche conserva torium. Hij deed een leerboek voor zijn in strument verschijnen. Een derde instrument, dat aan zijn vernuft zijn oorsprong dankt is de Saoxtromba, oen koperen blaasinstrument, dat het midden houdt tusschen een hoorn en een beugel hoorn. Ook dit bouwde hij in zeven grootten. In orkesten is het echter niet doorgedrongen. In het laatst van zijn leven schijnt het Sax niet voorspoedig meer te zijn gegaan. Wel was hij op onderscheidene tentoonstellingen met het hoogste eere-metaal bekroond en waren zijn instrumenten ingevoerd in het Fransche leger, maar in 't buitenland moe ten zij weinig aftrek gevonden hebben en in 1877 was hij zelfs in de noodzaak om zijn verzameling te verkoopen. Gelukkig ging zij niet verloren, doch kwam terecht in het mu seum van het conservatoire te Parijs, en vcor een deel in het instrumentenmuseum van Brussel en in particuliere verzamelingen. Gelijk Sax het principe van de klarinet toe paste op de saxophone heeft de Fransche militaire kapelmeester Sarrus het grond beginsel van de hobo in toepassing gebracht bij een instrument, dat hij eveneens in zes vormen bouwen liet, en dat hij sarrusohono noemde. Het was bestemd voor militaire korpsen en enkele soorten voor symphonie- orkest, doch het is weinig of niet doorge drongen, Adolphe -Sax stierf op hoogen leeftijd. Ilct is belangwekkend om zich er in te verdiepen, hoe deze geniale en begaafde, maar blijk baar ook min of meer miskende man gestaan zou hebben tegenover de vlucht, die het ge bruik van zijn instrument thans genomen heeft DE FOLTERINGEN VAN DE KLEEDING Ter gelegenheid van de opening van een zonnebad in Petersfleld, Hampshire (Enge land) heeft een spreker, C. E. M. Joad de folteringen van de moderne klecding behan deld, meldt de News Chronicle. Kleeren, zoo zcide hij, uitgevonden om het lichaam te beschermen zijn door de heele geschiedenis heen voornamelijk ge bruikt om het te kwellen. Vooral de vrouw heeft om er „mooi" uit te zien, haar lichaam gehinderd met alle soorten van ongemakkelijkheid. Onze vrou wen, die met afschuw naar de metalen rin gen en staafjes kijken, die de negers in do lippen en neus dragen,hangen zelf steentjes en glas in hun ooren en persen hun vingers in metalen banden. Terwijl zij aanmerkingen maken op de Oostorsche vrouwen, die hun voeten knellen in te kle'»:e schoenen, verwringen zij ze zelf door ze to stoppen in absoluut onvoldoende ruimto-tjes van een of andere gelooide huid, zeer wankel balanceerend op 2 houten pinnen. Maar het is nog de vraag, of niet de man het voornaamste slachtoffer is van de kleeding. Zijn nek wordt geschaafd door den scherpen rand van zijn boordje en vooruit stekende boordenknoopjes prikken erin [ïRMlfl-cENTÜAlE I AU.E W 0P S AfÊerAUNG TA,NS,EN ».CQ SPGClAUfEiriN School.- s-SPokt K-LEEBINt, ?.J .SPEELGOED MO PST RA K.V. COMPLETE MEVBU-EERIM/EN MUwt iZun'n []J[] Kén. Wvtcjijv Ki'adflfwyffij einde» Co ePSLMAl V6RU)V(NCi||| RIWCEV li T K8.AAN iLOOH WYN EN-LIKEUREN C «krak (Naar Passing Show.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 15