LETTEREN EN KUNST LOUIS CHRISPIJN. t Radiomuziek der week. EEN VOORBESPREKING REPRISE VAN DE SIEGFRIED SAGE. DIACONIEHUIS DER NED. HERV. GEMEENTE. HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 15 AUGUSTUS 1931 DERDE BLAD Louis Chrispijn gestorvendat be richt zal vooral in tooneelkringen met groot leedwezen ontvangen zijn. Want in Lou Chrispijn zooals hij door zijn collega's al gemeen genoemd werd erkende een ieder den ras-tooneelspeler. Van moeder's zijde van Marie van Westerhoven stroomde het bloed der Majofski's door zijn aderen Chris tine Stoetz was zijn grootmoeder en van zijn vader L. H. Chrispijn had hij die zeldzame gaven meegekregen, die hem jaren lang tot Neerland's eersten ja, wij mogen wel zeggen eenigen „jeune premier" hebben gemaakt. Hij was de jonge rol „par droit de naissance". Er is zelfs een tijd geweest, dat ons tooneel slechts op twee jeune premiers kon wijzen,' op de twee Chiispijns: vader en zoon! Van zijn vader had hij de merkwaardige lenigheid, de prettige losheid, de soepele vlugheid geërfd, van zijn moeder en groot moeder de bewonderenswaardige natuurlijk heid in het spel. Juist in ons land, waar de jonge acteurs vooral 'n twintig jaar ge leden bijna allen even „zwaar" speelden, waar dartele overmoed en blijde levenslust wel contrabande leken te zijn, trof het spel van Lou Chrispijn door zijn zeldzame licht heid en lenigheid. Het was steeds een genot dit lichte „Fransche" spel te volgen; in hem zag men onmiddellijk-den speler van ras. En wat ik misschien nog het meest in hem heb gewaardeerd nooit heeft hij ge offerd aan den smaak van het publiek, zelfs niet in de jaren, toen het gevaar daarvoor het grootst was, toen hij in den Plantage- Schouwburg te Amsterdam bij Prot uitslui tend het luchtige Fransche repertoire speel de. Ook daar wist hij zijn spel in stukken als Spaar je hart, Linkerhand, Twintig da gen achter slot enz. op een hoog plan te houden, was hij altijd de „fijne" acteur. Zeer velen zullen zeker nog met vreugde 'en met weemoed tevens, nu hij voor goed is heengegaan aan zijn grootste succesrol Al bert, den kellner, in Het Cafétje terugden ken. Met welk een. levendig entrain speelde hij die rol. En hoe. wist hij in dat blijspel tusschen alle vroolijkheid door in dat kleine tooneeltje met Annie van Ees plotseling een stemming van ernst te brengen, zóó dat je 'n brok in de keel schoot. Maar niet alleen in het luchtige blijspel, ook in het dramatische heeft Lou Chrispijn prachtige dingen gedaan. In Seminï's Kinde ren, een slechts heel weinig gespeeld stuk van Rafaël Verhulst, gaf hij indertijd den waanzinnigen Alarik met zulk een fantasie en zulk een kracht, dat wij met de herinne ring daaraan het moeten betreuren, dat men Chrispijn zoo zelden de gelegenheid heeft ge boden in Shakespeare-stukken op te treden, temeer omdat hij als Slapperman in „De Vroolijke Vrouwtjes van Windsor" onder re gie van Royaards bewezen heeft, welk een voortreffelijk Shakespeare-speler hij was. Dezelfde gaven, als in Alarik ten toon ge spreid, waren het, welke in zijn Rotterdam- schen tijd in Vasantesena als de perverse en zwakhoofdige prins Samstanaka misschien Chrispijn's mooiste rol zoo sterk de aan dacht trokken. Het was zooals Top Naeff eens schreef een zeer knappe, van vreem de hartstocht doorhuiverde uitbeelding, waar in hij aan Moissi deed denken. Er zijn enkele rollen, waaraan de herinne ring aan Lou Chrispijn altijd verbonden zal blijven, omdat wij met zekerheid weten, dat zij nooit door andere Nederlandsche acteurs te verbeteren zullen zijn. Zoo zijn Octave in Monsieur Alphonse, dat in een volmaakt samenspel met Philomene Kerckhoven Jonkers tot het beste behoort, dat wij ooit op ons tooneel hebben gezien! En wie ver mocht in „Nur ein Traum" als Karl Strabin zoo de lichte champagne-sfeer op de planken te brengen als Chrispijn? In de laatste jaren was Lou Chrispijn als jeune premier door jongeren vervangen, al toonde hij nu en dan nog zooals in Recla me hoe ver hij nog altijd in dit moeilijk emplooi boven vele anderen uitstak. Maar hoe hij ook van genre veranderde, zijn losse na tuurlijkheid een natuurlijkheid, waarbij men doorgaans niet meer aan komedie spelen dacht bleef in alle rollen, die hij ook in de laatste jaren heeft vervuld. Ik denk hier bijvoorbeeld aan zijn James Fraser in „De eerste mevrouw Fraser". Hoe fijn en teer gaf hij daarin den weemoed van den eenzaam geworden man en de „Sehnsucht" naar het geluk, dat hij verloren had! En met welk een zekerheid wist hij met tal van fijne nuances in zulk een rol steeds op de grens tusschen blijspel en tooneelspel te blijven! Diezelfde benijdenswaardige eigenschappen toonde hij ook in stukken als „Trio" en „De man, die zijn naam veranderde". In Shaw's helaas hier niet gespeelde Satan's Kerel stak Chrispijn als generaal Burgogne ver boven heel zijn omgeving uit en toonde hij nog eens overtuigend, welk een uitzonderlijk fijn talent hij was. Ja, fijn, dat was Chrispijn als tooneelspeler in hooge mate. Ik herinner mij niet in mijn reeds vrij lange loopbaan als criticus, dat ik hem ooit grof of zwaar heb zien spelen. Een zeldzaam rijk talent hebben wij met Lou Chrispijn verloren en vooral in de tooneel- wereld, waar men dit talent zoo hoog achtte, zal dit verlies zwaar worden gevoeld. Met Chrispijn is een onzer meest talentvolle acteurs heengegaan. J. B. SCHUIL. dooi KAREL DE JONG. Mijn buitenlandscn verblijf behoort voor dezen zomer weer tot het verleden en ik kan dus mijn aandacht weer tijdig aan onze radio-programma's wijden. Verschillende uitzendingen heb ik daar in den vreemde nog beluisterd: goede en slechte apparaten waren het medium. En ik -heb kunnen ervaren welk een kostelijk bezit een goed radiotoestel voor de bewoners eener afgelegen, tusschen bergen ingesloten boerenhoeve is. De aeUhergolven laten zich door bergruggen niet tegenhouden; zij bereiken de dalen zoo goed als de hoogten. En de in eenzaamheid -levenden blijven door de radio met de wereld in contact. Maar ik heb ook kunnen ervaren dat voor ons station Hilversum versterking van de energie der uitzending geen overbodige luxe zou zijn; op de korte golf althans is het op eenigszins grooten afstand moeilijk vindbaar en wordt het door andere licht vertroebeld. Bij het doorzien van de programma's voor a.s. Zondag valt mijn oog op het namiddag- concert, dat door twee onzer meest talent volle instrumentalisten, n.l. Carol van Leeuwen Boomkamp en Theo v. d. Pas ge geven zal worden, en nu treft het mij dat alleen van den eersten een portret gegeven wordt, en daarbij vermeldt staat dat v. d. Pas hem „begeleidt". Dit is een onbillijkheid- tegenover den pianist, d e een minstens ge lijkwaardige rol als den cellist heeft. In de Sonate van Grieg treden -beiden als kamer muziekspelers op en verder speelt elk drie solonummers. Over die cello-sonate van Grieg heb ik al eens iets opgemerkt, nJl. ten op zichte der factuur; over de 'vele motiefher halingen, die de plaats van een logische ont wikkeling in de doorwerking innemen. Het werk heeft een brillont, concertant karak ter. In het eerste hoofddeel ontbreken de arpeg gios, die in een -rechtgeaard cello-concert on misbaar zijn, niet; het Agadio is vervuld van pathos,, dat zich na de eerste maten al baan breekt. De finale begint met een inleiding voor cello-solo, die aan het einde der door werking versterkt door het klavier terug komt en ook do oh dan in de grootst mogelij ke 'klankontwikkeling, het werk besluit. Het thematisch materiaal is van uitgesproken Noorschen aard en -gemakkelijk in *t oor lig gend evenals dat van Grieg's pianoconcert. Den avond van denzelfden dag zal men v. d. Pas nogmaals kunnen hooren, doch dan onder de auspiciën der V.P.R.O. en in werken van geheel ander karakter dan 's namiddags. De Variaties van Beethoven op het eigen, chaconne-achtige thema vertoonen hier en daar nog virtuoze allures, maar bij de inter mezzi van Brahms is elk spoor van uiterlijken glans ver te zoeken. Al die laatste piano- werken van Brahms, „tiefsinnige Monologe", zooals een biograaf ze noemt zijn volkomen verinnerlijkte kunst, die naar buiten stroef schijnt, en een ernstig, voor een groot deel zelfs zwaarmoedig karakter bezit. Die ernsti ge toon verloochent zich ook in het capriccio, dat tot de klavierstücke op. 76 behoort, niet, hoewel dit opus velejaren vroeger geschre ven werd dan de Intermezzi op. 116, 117, 118, 119. Voor v. d. Pas veelzijdigheid als uitvoe rend kunstenaar pleit het feit, dat hij op één dag Grieg, Albeniz, Liszt, Sweelinck, Beetho ven, Bach en Brahms zal vertolken, Hoe een componist uit een kort motief een geheel stuk ontwikkelen kan, op nog andere wijze dan Grieg, dat in zijn cello-sonate deed, kon men hooren uit de finale van het strijkkwartet van Mozart, dat Zondagnam. door Forth Reg. uitgezonden wordt. Het motief bestaat hier uit slechts twee achtste-noten, doch welk een van geest tintelend stuk hoeft Mozart daarop gebouwd! Van dergelijken arbeid blijft trouwens het eerste hoofddeel van Beethoven's Vijfde Symphonie een klassiek en moeilijk te evenaren voorbeeld. In het zoo even genoemde kwartet van Mozart biedt o.a. ook het Trio der Menuet merkwaardigheden en wel in harmonisch opzicht; het wijkt n.l. op dit punt van de gewone regels af. De Menuet zelf staat in Es, en men zou dus ver wachten dat het Trio in Es of As zou staan. Maar het eerste deel van het Trio begint in c. min. en sluit in Bes; het tweede deel vangt in g. min. aan om ook weer in Bes te sluiten. Dit is voor Mozart, die erg aan het formeele hechtte, wel zeer revolutionnalrl Het programma van het orgelconcert van Maandag-voormiddag (A.V.R.O.) brengt mij de bescheiden en teruggetrokken persoonlijk heid van wijlen J. B. de Pauw, den eminenten organist, weer voor den geest. Ouderen van dagen zullen zich de voortreffelijke bespe lingen van het orgel in het Paleis voor Volks vlijt (dat nu ook al een paar jaar „wijlen" is) nog herinneren. Na het staken dezer concer ten en het vervallen van het orgel heeft nie mand de Pauw ooit meer in 't openbaar als solist gehoord, noch op 't orgel, noch op het klavier, dat hij eveneens meesterlijk be- heerschte. Wars van publiciteit gaf hij er de voorkeur aan binnen de muren van het Con servatorium te werken en voor zijn talrijke leerlingen een betrouwbaar mentor te zijn. Geen onder hen die zijn nagedachtenis niet dankbaar eert. En van zijn vele composities heeft hij het grootste deel zelf vernietigd; slechts een paar zijn uitgegeven, en dit mis schien nog tegen zijn wil. Een van deze zal door Hasselaar worden gespeeld. De Pauw's bescheidenheid en zelfkritiek vormen wel een tegenstelling met de vrijmoedigheid waarmcè vele anderen composities van zeer twijfel achtige waarde op de drukpers werpen! Belangrijke oude muziek biedt het pro gramma der N.C.R.V. van Maandagnamiddag. Ik wil vooral wijzen op de beide preludiums en fugas uit het Wohltemperiertè klavier, die demonstreeren kunnen hoe voor Bach de strenge kunstvormen geen beletsel waren om zijn fantasie op de meest verscheiden wijze te uiten. De elegante, roccoco-achtige, aan de manier van den schilder Watteau herinnerende aard van de beide Fis maj. stukken (No. XIII) en de ernst en hartstoch telijkheid van het preludium in es min. welk een diametraal verschil. En dan de ge weldige opbouw van de es min. fuga, waarin de ophooping van contrapuntische kunsten als over elkaar schuiving, omkeering en ver grooting van het thema den gang en de ontwikkeling geen oogenblik stremt, zoodat het stuk ook voor het oor van den leek tot het einde toe boeiend blijft! Daventry Nat. brengt a.s. in de „Grond slagen" strijkkwartetten van Beethoven. Voor de echte muziekliefhebbers dus een waar festijn, dat geen verdere aankondiging of aanbeveling van noode heeft. De „Tristan und Isolde" uitzending van Dinsdagavond zou voor velen wel eens een teleurstelling kunnen worden. Het komt me voor dat deze „Unendliche Melodie" en chro matiek voor hen, die niet met den inhoud van het muziekdrama goed vertrouwd en bovendien van een klavieruittreksel voorzien zijn, gauw onverstaanbaar en langdradig moet worden. Dicht naast elkaar vind ik de orkest-Suite in D van Bach, en de daaruit genomen Aria voor de g-snaar der viool, de eene uit Da ventry, de andere uit Parijs, beide Woensdag. Over de bewerking van het beroemde Air door Aug. Wilheling is menig afkeurend woord gesproken. Het is waar dat de verleg ging der hoofdmelodie, die in 't orkest dooi de 1ste violen gespeeld wordt, naar een la ger register (de g-snaar) een ander karakter aan het stuk geeft, maar Bachs polyphonie verdraagt- deze omzetting wel en het Air is ook als solo-vioolstuk mooi. Ik voor mij kan dus de bewerking niet zóó verwerpen als vele anderen. De „Kreislerlana" van Schumann (Mün- chen Donderdag) zullen velen van dezen tijd wel eenigszins verouderd lijken. In elk geval voelen we romantiek en fantastiek dezer vrij uniforme composities, die evengoed een an deren of in 't geheel geen titel konden dra gen, lang niet meerzoo aan als de men- schen van een eeuw geleden. Er is gelukkig ook kunst die niet ver oudert! FILMKUNST. UIT „DE NIBELUNGEN". De beste film van Fritz Lang. De aankomst in Brunhilde's "burcht. In ejn tijd, toen film nog stiefkind was van een verdacht ouderpaar, toen het aantal pogingen om zuivere film te maken, nog door een getal van één cijfer vertegenwoor digd werd, maakte Fritz Lang „De Nibelun- gen". Het was de Siegfried Sage die door de serieuze filmcritiek werd begroet, als een product dat een nieuwe aera inluidde. En hoewel wij toen, ook in dit blad, reeds voor spelden, dat de door Fritz Lang gevolgde me thode nimmer zou kunnen leiden tot waar- achtig-zuivere filmkunst, moesten wij toch eonstateeïen, dat hier volkomen gebroken was, met een sleur, met een door en door verworden traditie, kortom, met de triviali teit en de gemeenplaats in de filmindustrie, Lang's werk heeft daarom dezelfde betee- kenis als de arbeid van die pioniers, die eer der al dan hij een geheel anderen weg zoch ten, dezen weg dikwijls (en aanvankelijk zonder uitzondering) in een verkeerde streek zochten, maar alleen al om het feit dat zij ten stelligste van koers veranderden, de film kunst een enorm eind op streek hielpen. Later is gebleken en wij schreven het trouwens reeds bij de première van de film dat tenslotte ook Lang al had hij iets nieuws en iets levends geschapen en iets waarmede het andere werk van dien en zelfs veel lateren tijd. eenvoudig in de verste verte niet t-e vergelijken was, nog niet dien typischen polsslag aan zijn schepping had 1856 Augustus 1931. Op 28 Augustus a.s. zal het 75-jarig bestaan van het welbekende Diaconiehuis der Ned. Herv. Gemeente aan de Jansstraat gevierd worden. Eén der diaken-regenten was zoo vriende lijk, ons een en ander van dit oude huis. be stuur en inwonenden te vertellen. Het doel van het Diaconiehuis is: huisves ting en verpleging van oude en gebrekkige lieden. Opgenomen worden bedeelden (ali- mentanten) der Diaconie boven de 65 jaar; behoeftige lidmaten der Ned. Herv. Gemeente eveneens boven de 65 jaar, die minstens één jaar kerkelijk alhier zijn ingeschreven; ge brekkige lieden (lidmaten der Ned. Herv. Gem.), mits voorzien van een attest van een door het bestuur aan te wijzen, arts; gehuwde lieden van gemengd huwelijk alleen dan, als het hoofd van het gezin tot de Ned. Herv. Ge meente en de vrouw tot de Evang. Luthersche Gemeente behoort, ingevolge nadere bepalin gen van het desbetreffend wederzijdsch con tract met regenten van het Evang. Luthersch Wees- en Armhuis. Boven het getal alimentanten kunnen bij beschikbare ruimte en na behoorlijk onder zoek, personen worden opgenomen als be stedeling tegen een door het bestuur vast te stellen tarief. Om als bestedeling te worden op genomen wordt vereischt: bij voorkeur lid maatschap van één der Hervormde Kerkge nootschappen of van de Bisschoppelijke Cle- resie der Oud-Roomsche Kerk; goed zedelijk gedrag en zoo noodig een borgtocht. Op het oogenblik worden bijna honderd ali mentanten en bestedelingen verpleegd. Tot 1854 was het eigenlijk een burgerlijk- kerkelijke Armverzorging. Dat wil zeggen een burgerlijke regeering en kerkelijke besturen van allerlei kerkgenootschappen deden dit te f amen. Toen in 1854 de nieuwe Armenwet kwam, werden die twee lichamen gescheiden. Elke kerkelijke gemeente was verplicht, voor haar eigen armen te zorgen. Het armenwezen was toen natuurlijk nog niet zoo ontwikkeld als tegenwoordig. Sinds 1810 was het oude mili taire hospitaal aan de Kinderhuisvest het Ge reformeerd Aalmoezeniers- en Armenhuis. Toen de nieuwe wet in werking trad besloot de Ned. Herv. Gemeente in 1855 een eigen Diaconiehuis te stichten omdat in het Aal moezeniershuis verpleegden van alle gezind ten zaten. Bovendien was dit gebouw heel oud en ondoelmatig en de verpleging was ook niet in overeenstemming met de meest eenvoudige eischen, die daaraan gesteld mochten worden. De Diaconie besloot toen het huis in de Jansstraat, toebehoorende aan G. Scholten en dat vroeger een kostschool was, voor f 24-500 aan te koopen. In 1855 werd dit ge bouw tot Diaconiehuis ingericht. Er werden zeven regenten uit de Diaconie benoemd en op 29 Augustus 1856 werd het huis geopend. Het werd ingewijd door Ds. F. C. Hinlopen, toen predikant bij de Ned. Herv. Gemeente te Haarlem, Er werd begonnen met vijftig verpleegden. Aanvankelijk werden hier ook kinderen ver pleegd, maar dit is later afgeschaft. De ver pleging stond toen nog niet op zulk een hoog peil als tegenwoordig. Thans is er in het huis een heel goede ziekenafdeeling onder leiding van Dr. M. Eeftinck Schattenkerk. Er is een diacones als hoofdzuster en drie zusters. Vroeg-r stond alles onder leiding van een „vader" en een „moeder", maar een ideaal toestand was dat niet. Sinds anderhalf jaar is dit verouderde instituut afgeschaft. Het be heer wordt nu gevoerd door een directeur en een directrice, namelijk door den heer Th. Ziegenhardt en diens echtgenoote- Alles gaat nu veel beter. De verpleging is gemoderniseerd dank zij het feit, dat de heer Ziegenhardt, die lid is van de Broederschap van Diakonen, van 1908 af doorkneed is in het verplegingswerk. Verder is er een kok en de geheele adminis tratie wordt op uitstekende wijze gevoerd door den heer C. Nel, den bekenden artistieken or ganisator van bazars, die het volgend jaar als administrateur zijn 25-jarig jubileum hoopt te vieren. Ook dit werk is dus in goede handen. Uit den aard der zaak is de ziekenafdeeling dikwijls bezet, omdat het hier patiënten be treft met ouderdomsgebreken. Zij hebben het uitstekend naar hun zin. De bestedelingen hebben aparte kamers- Er is een bestuur van zeventien diakenen, die ambtshalve regenten zijn. De heer B. Ser- née Jr., eere-diaken, is praeses der regenten. Ondervoorzitter is de heer J. C. Cramer en scriba de heer S. Bakker. Regentessen zijn Mevr. A. Kleijn—-Ratering en Mevr. J. Bouwman .De overige regenten zijn de heeren P. Schuuring, A- Ph. Romeijn, C. Fortgens, notaris T. Bruyn Pzn., Sj. de Vries, J. P. de Klerk, A- E. Beekman, K. J. Dijkstra, Dr. A. de Vries. K. Groot, A- J. Rijkhoek, C. de Wijman, W. P. J. Overmeer en Mr. A. H- Vaags. Van de vroegere regenten is de heer J. Blom, eere-diaken, nog in leven. Een wandeling door het gebouw Tot zoover de mededeelingen van den re gent. Door den directeur, den heer Th. Ziegenhardt, werden wij vervolgens in de gelegenheid ge steld. om het huis aan de Jansstraat te be zichtigen. Wie langs dezen bekenden ouden gevel wandelt, zou niet vermoeden, dat daar binnen zooveel groote en hooge zalen en lange marmeren gangen zijn. Rechts van den in gang ligt de groote algemeene conversatiezaal waar 's winters, als de oude menschen dan niet naar de Groote Kerk kunnen gaan, gods- öi (oefeningen worden gehouden. Daar aan die gezellige tafeltjes worden heel wat on- derwex-pen van den dag besproken. Bij ons bezoek zaten vier oude bewoners genoeglijk met elkander te domineei-en. „Die kleine wint natuurlijk weer alles," zei ons één der spe lers, wijzende op zijn partner van ver over de tachtig jaar. De verpleegden genieten een groote vrijheid; zij mogen eiken middag gaan wandelen en de kenmerkende Diaconiehuls- kleeding is afgeschaft. Links van den ingang ligt de kamer van den directeur met haar fraaie midden 18e-eeuwsch behangschildering van Augustien in 1758. Heel stemmig en deftig is de groote bestuurskamer en modern ingericht is de ruime keuken. Langs een lange verbindingsgang (alle ka mers en gangen liggen gelijkvloers) komt men in de ziekenafdelingen voor vrouwen en mannen. In de afdeeling voor vrouwen lig gen op het oogenblik vijf patiënten en de mannen-afdeeling was geheel leeg. De alge meene gezondheidstoestand laat dan ook niets te wenschen over. Dit kan ook haast niet an- dex-s, als men ziet, hoe bij alles de grootste hygiëne wordt beti-acht. Alle zalen, kamers, gangen en vooral de vloeren de trots van de vriendelijke directrice zijn kraakzin delijk. De verstandhouding tusschen directeur en verpleegden laat ook niets te wenschen over. Die is van den meest vriendschappelijken en gemoedeïijken aard. De menschen zijn dan ook uiterst tevreden. Dat bleek ons uit een gesprek tusschen den directeur en een ver pleegde, die het volgend jaar zijn gouden hu welijksfeest hoopt te vieren. Hij vertelde, dat hij van de week getracteerd was en zulk een „fijnen" dag had gehad. „Ik heb een heer lijk maal gehad," zei hij en bij de herinnering daaraan glinsterden nog zijn oogen, „koek bij de koffie, krentenbroodjes en cadetjes. En. tja, wat hebben oude menschen dan eigenlijk nog méér noodig!" De oudste .inwoonster is 93 en de oudste mannelijke verpleegde 90 jaar. Er worden ook een paar blinden verpleegd. Alle groote slaapzalen zijn eenvoudig maar hoogst zindelijk ingericht. Aan de wanden bo ven de bedden der vrouwen hangen vele por tretten en andere dingen, die voor haar even- zooveel kostbare herinneringen aan het vroe gere eigen huishouden zijn. Successievelijk worden alle oude bedden verwisseld voor meer moderne. Hierbij wordt echter rekening ge houden met den wensch van een enkele pa tiënte ,die zóózeer aan haar oude bed gehecht is, dat zij er niet van scheiden kan. De mannen hebben nog een aparte rook kamer. En alle patiënten mogen gebruik maken van een verrukkelijken, grooten tuin, die ach ter het gebouw ligt, en die vol is met prach- tig-bloeiende heesters en bloemen en die tal rijke aardige zitjes bevat. Tijdens ons bezoek zaten daar aan een tafeltje vijf vrouwelijke patiënten genoeglijk met elkaar te kouten. „Het is een lust," aldus vertelde ons de direc teur, „deze vijf vrouwtjes af en toe tweestem mige liederen te hooren zingen- Dat klinkt werkelijk heel verdienstelijk." Ook de lange gangen in het huis worden opgevroolijkt met geraniums en andere bloe men in de vensters. In een hoekje van den tuin staat de groote bergplaats voor brandstoffen. Per jaar wordt in het Diaconiehuis ongeveer 40.000 ton an- thraciet verstookt. Tenslotte kregen we nog een kijkje op de oude zolders met hun zware massieve eiken binten. Hier zijn de bergplaatsen voor over complete bedden, kleeren, enz. En als een her innering aan den ouden tijd (het huis dateert uit de zestiende eeuw) vinden we hier nog een groot houten rad, dat vroeger gebruikt werd om graan naar boven te hijschen. We hopen, dat regenten en directie op 28 Augustus zullen ondervinden, dat hun menschlievend werk door velen gewaardeerd zal worden, gegeven, die de zuivere onafhankelijke film der moderne Fransche en Russische pioniers kenmerkte. Dat Fritz Lang toen echter al een film ge maakt heeft, die in alles afwijkte van wat te doen gebruikelijk was, is op zich zelf al verbazingwekkend genoeg, maar van nog meer beteekenis is het, dat „De Nlbelungen" den tijd getrotseerd hebben (en in de wereld van de film gaat de tijd aanmerkelijk sneller dan in andere geestelijke en cultureele gebie den). Den tijd getrotseerd: want allen die Vrijdagavond nog eens naar het Luxor-Thea- ter getogen waren, zullen opnieuw onder den indruk gekomen zijn van deze film, van de reine, picturale schoonheid, van de zoo ge voelige vlakverdeeling, het licht, de nevels, de typisch-cinegrafische architectuur, en het technische meesterschap, dat in deze roman tische tafereelen-symphonie zoo duidelijk tot uiting komt. De stijl moge verouderd zijnde sfeer vermocht ons nog geheel te boeien en het was met bewondering dat wij nog eens dach ten aan de stoutmoedigheid van een regis seur, die in een periode van snel om zich heen grijpende en zeer besmettelijke ont aarding, met een dergelijk, in zijn sooi-t zeer zuiver en eenvoudig, wegbereidend filmwerk voor den dag dorst te komen. De directie van het Luxor-theater hco'ft or in ieder geval goed aan gedaan in dezen tijd van het oorverdoovende lawaai der geluids films, met een reprise te komen, van één der merkwaardigste en beste films uit een reeds lang voorbij tijdperk. Wij hopen dat deze geste in Haarlem op prijs gesteld zal worden. L. A. Brunhilde. Het overige gedeelte van het programma is gewijd aan een journaal, een komische film en een bijzonder interessant bezoek aan China en wel in het bijzonder aan „China op het water"; de Chineezen in de duizen den woonscheepjes, het wel zeer primitieve middel, tegen een nijpenden woningnood. Op het tooneel een muzikaal heei'schap, dat met zeer veel succes zijn slag-instrumen ten bespeelt. De naam van dezen variété- kunstenaar is Charly Copera. Zijn enthousiaste luisteraars dwongen hem tot het geven van een toegift. Reprise van „Die Drei von der Tankstelle". Hans Shishtl's Marionetten op het tooneel. Dat de film „Die Drei von der Tanksteiie nogmaal voor het Haarlemsche publiek zou worden gedraaid, was, gezien het succes van den vorigen keer, te verwachten. Velen zullen dit origineele product van Wilhelm Tiele een tweeden keer willen zien en hun.wlen de amoureuze lotgevallen dezer drie „ridders van de benzinepomp", nog onbekend zijn, kunnen we een bezoek aan de Palace ten zeerste aanbevelen. Vrijdagavond heeft de romantische benzinepomp een stampvolle zaal getrokken. Van het voorprogramma dient allereerst het artistieke marionettenspel van Hans Shishtl te worden genoemd. De verschillen de tafereeltjes, die opgevoerd worden, ge tuigen van een verrassende techniek. De poppen kunnen achteeren, dansen, draaien, kronkelen op een wijze, die groote bewonde ring yoor den maker van dit spel afdwingt,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 9