Uit den Strijd teËen de Misdaad BANKBILJETTEN. door A. HEEROMA, Oud-Commissaris van Pdlitie te Amsterdam. Als je patroon Bakker heet, dan spreek Je hem aan als mijnheer; verder niets; als je geen ondergeschikte, maar zijn buurman hent en zoo'n beetje gelijkwaardig in stand, dan zeg je mijnheer Bakker; ben je een collega en uit dien hoofde met hem bevriend dan noem je hem Bakker en ben Je z'n kroeggenoot dan is het Jaap. Ik kan me zelfs voorstellen, dat, als de heer Bakker een dochter van zestien jaar heeft, hij bij wijlen wordt betiteld als „ouwe sok" en als de meer genoemde heer naar de Groote Club zal gaan, doch toevalligerwijze in de kleine club terecht komt, dan kan het voorkomen, dat een persoontje, daar evenzeer verzeild, on der het genot van een glas champagne den cieftlgen heer, dien zijn personeel slechts „Moppie! met beschroomdheid nadert, vrijmoedig Moppie noemt, waaruit men ziet, dat je zelf niet je titel maakt, maar dat anderen dat doen. Wat voor menschen geldt, is ook van toe passing op de papiertjes, die op de drukkerij van Enschedé geboren worden en een zekere aantrekkelijkheid krijgen, wanneer de Ne- derlandsche Bank zoo beleefd is ze je voor goede munt in de hand te stoppen. Met hei ligen eerbied beschouwt een gesjochte jongen en hun aantal is groot een bankbiljet van duizend gulden en hij zal niet nalaten zoo'n papiertje dien officieelen naam te geven. Lui, die gewoon zijn met geld om te gaan, al is 't hun geld niet, staan wat meer vertrouwelijk daar tegenover en noemen het een bankje van duizend of een duizendje, maar de jongens van de vlakte, die ongeveer in de verhouding staan tot die waardepapiertjes als het meisje uit de Klei ne Club tot den heer Bakker, dat wil zeggen, dat ze zonder eenig gewetensbezwaar die papiertjes uit een anders bezit in het hunne doen overgaan, ontleenen den naam aan het uiterlijk, zooals Moppie was ontleend aan den mopneus van den heer Bakker. De ach terzijde van een briefje van duizend was rood, vandaar de naam rooie rug, of een- V'"i. dig rug. Ja, voor die Jongens is het geld niet iets waar je voor werkt of waar je mee werkt, neen, 't is feitelijk iets wat hun spe lenderwijs in handen komt en daarom heeft dat geen officieelen naam, maar een onder ons-naampje. Honderd gulden is een meier, een rijks daalder een knaak, een gulden een piek, kwartjes zijn maffies en centen spieën. Zooals gezegd, die Jongens hebben een voorliefde voor de bedoelde papiertjes en ze hebben het zich tot levensdoel gesteld ande ren daarvan te ontlasten. Nu is buiten den kring dier brave burgers het aantal personen, die op het bezit ervan prijs stellen, nog zeer groot, maar zij meenen, dat, om ze te krijgen, ervoor gewerkt moet worden en hebben nog een flauwe hoop, dat de staatsloterij of een vergeten bloedverwant hun er eenige van zal bezorgen, hetgeen meestal een IJdele hoop is. Doch die hoop doet hen leven en zij scharre len verder met de guldens en de kleine pa piertjes, waarop zij door hun arbeid aan spraak kunnen maken. Er is echter zoo nu en dan eens iemand, die door de begeerte naar bankbiljetten aan 't piekeren is geslagen, of het hem niet mogelijk zou zijn die voorwer pen zelf te vervaardigen of liever, om iets te maken, dat er bedriegelijk veel op lijkt. De jongens van de rooie ruggen tobben daar niet over; die zoeken de echte en geen val- sche, maar er is een andere categorie; dat zijn de lui, die wat verstand van drukken hebben en die kennis productlever hopqn te maken dan tot dusverre. Ze zoeken naar andere gesjochte jongens, die het ook niet zoo nauw nemen en gezamenlijk tijgt men aan 't werk. Nu is het namaken van een bankbiljet minder gemakkelijk dan men oppervlakkig zou denken, want de Nederlandsche Bank weet maar al te goed hoezeer men op het bezit harer biljetten gesteld is en zij heeft minder vertrouwen in ons, dan wij in haar. Terwijl wij er niet aan denken, dat de bank ons zal bedriegen, acht zij ten opzichte van ons die mogelijkheid niet buitengesloten en daarom heeft zij allerlei gniepigheden be dacht, welke het nauwkeurig namaken der biljetten bemoeilijken. Zoo was hier en daar een van de tallooze kringen en krullen on derbroken, zoo gebruikte men papier van een blzondere structuur, waarin letters of figuur- sprakeloos van verbazins/.. 1 tjes doorschemerden en reken maar, dat dit papier vanaf de fabriek nauwkeurig bewaakt werd. Vroeger hield men er alleen rekening mee, dat kunstenaars de stukken zouden na- teekenen, vandaar het gewarrel van lijntjes met hun geheime foutjes, maar toen de foto grafie meer gemeengoed was geworden, had de gecompliceerde figuur geen beteekenis meer en zocht men het in geraffineerde kleu renmengeling. Ik moet zeggen, na alles wat ik van valsche bankbiljetten heb gezien, dat het nog nooit iemand gelukt is, een biljet zoo na te maken, dat het niet als valsch te er kennen is, door den deskundige, wel te ver staan, maar daar gaat het den vervaardiger niet om, wpnt deze weet zeer goed, dat aan de Bank een valsch biljet altijd ondekt moei. worden. In Australië gebruiken de inboorlingen een werktuig, dat ze boemering heeten en dat dienst doet als wapen om er vogels in boomen mee te dooden. Dit voorwerp heeft de eigen aardigheid, dat, als het wordt weggeslingerd, het na zijn dcodelijk werk te hebben gedaan, bij den werper terugkeert. Welnu, een bank biljet is als een boemerang; na zijn goed of slecht werk te hebben verricht, keert het bij de Bank terug en wordt na bewezen diensten tot pap vermalen, maar niet dan nadat het behoorlijk in de overlijdensregisters is Inge boekt. Nu is het wel mogelijk, dat op denzelf den dag twee Jan Meyers worden geboren, maar dat twee bankbiljetten hetzelfde num mer hebben is buitengesloten, zoodat, wan neer de man, met het overlijdensregister be last BB 7896 ter inschrijving ontvangt en hij dan ziet, dat dit allang deze zondige wereld heeft verlaten, hij met ontstelden blik en sprakeloos van verbazing naar den uit den dood herrezene kijkt. Stel je voor, dat je in de vaste overtuiging bent, dat een oud vriend, die nog een paar centen van je kreeg, dood en begraven is en je zit opeens in de tram tegenover hem; je haren zouden te berge rijzen. Zoo gaat het dien braven ambtenaar op het Rokin ook, tenminste als hij na veel jarigen trouwen dienst nog haren heeft. Er is geen twijfel mogelijk: de Bank heeft een concurrent gekregen en dat, niettegenstaan de haar monopolie deugdelijk in de wet is directie met de ontdekking in kennis wordt gesteld en voor een oogenblik vergeet ze haar disconto te verhoogen of te verlagen; een on officieele bankpapierfabricatie beteekent een aanval op het credlet van den Staat, een in- held komt er aan te pas en na vele en lang durige beschouwingen is men het er over eens, dat het biljet is gedrukt, wat wil zeg gen, dat er zeer waarschijnlijk wel meer zul len zijn vervaardigd, want dit is het gevaar. Was het geteekend, wat ook wel voorkomt, het gevaar ware niet groot, want een derge lijke vervaardiging vereischt zooveel tijd, dat de maker er geen honderden van in omloop zal brengen en och, zoo'n sukkel heeft het geld dan wel verdiend. Maar als er één goed gelijkend papiertje da drukpers heeft verlaten, dan is het zeer ge makkelijk om dat .door eenige honderden te laten volgen en dat wordt een gekke boel. Het duurt niet lang of het blijkt, dat de vervaardigers het niet bij een proefdruk hebben gelaten en van verschillende zijden duiken de noodlottige papiertjes op, hetgeen niet bevorderlijk is voor de rust en kalmte, welke een kenmerk zijn van de deftige cen trale bank. De politie is allang ter hulp ge roepen en van haar wordt verwacht, dat ze met bekwamen spoed den concurrent zal op zoeken. Ik zei, dat de vervaardigers er zich geen illusie van maken, dat de Nederlandsche Bank de onechte kinderen zal adopteeren, maar daar gaat het hun niet omzij beoogen iets te vervaardigen, dat de gewone man voor een echt bankbiljet slikt en daarin sla gen zij soms wonderwel; de fotografie geefü het beeld nauwkeurig weer, de kleur komt ook wel bij en ze prutsen zoo iets van een watermerk met een specialen inkt dan wei door metalen letters en cijfers op het papier te slaan; het wordt dan wat dunner en zoo doende doorschijnend. Ze koopen wat sigaren en betalen met een briefje van 25 of wel ze gaan naar een buitenlandsche bank en wis selen een heel partijtje tegelijk voor ander geld. Dat gaat best, zoolang de man van het overlij densregister er geen in handen heeft gehad, want mocht er al eens een wantrou wig mensch zijn, die meent dat het biljet dat hij tusschen zijn geld vindt, niet heelemaal in orde is, dan is hij wel zoo eerlijk om het zoo gauw mogelijk te loozen; een strop heeft hij liever niet. Maar de zaak wordt anders als de politie er tusschen komt, want die gaat daar in de kranten over aan 't jammeren en dan wordt het voor de heeren fabrikanten minder ge makkelijk ze van de hand te zetten. Maar ze weten weer raad: ze maken biljetten met andere nummers of maken veertigjes in plaats van die van vijf en twintig en zoo gaat dat niet onvoordeelig bedrijf nog wel eenigen tijd door. Er was eens een statistie- kerig aangelegd heer. die de deugdelijkheid van het politieonderzoek ging afmeten naar de snelheid waarmee de fabrikanten waren ontdekt, hetgeen een zeer eigenaardige op vatting is, want stel, dat een winkelier een valsch biljet ontvangt en meteen de dader aan een agent aanwijst, dan heeft de politie eigenlijk niets gedaan, terwijl wanneer ze geen aanwijzing krijgt en maanden lang moet reizen en trekken om allerlei gegevens te verzamelen, de verdiensten veel grooter zijn. Dit te uwer instructie, ontevreden men schen, die gauw klaar staan met een neus optrekken, als het de politie niet gauw of in 't geheel niet gelukt een zaak tot klaar heid te brengen. Een eigenschap der vervaardigers is er, die hun vaak parten speelt en dat Is hun hebzucht. Ze willen graag gauw rijk worden wie wil dit niet? cn overwegende, dat het bij duizenden cn honderden vlugger op telt dan bij tien of veertig, werpen zij zich op dc rooie ruggen. Ik merk op. dat ruggen tegenwoordig niet meer rood zijn; het spijt me, dat ik op het oogenblik dit niet met zekerheid kan zeggen, maar het gebeurt me wel eens een enkele keer meer, dat ik niet op een duizend gulden kijk, als ik mijn por tefeuille open. Maar dat is alles niets; het blijven rooie ruggen. Er Is jaren geleden eens een stel ondernemende lieden geweest, die in hun zeer menschelijke begeerte naar rijkdom alleen groot papier gingen vervaar digen, maar de groote moeilijkheid zat hem nu in 't uitgeven, Dc Jongens van de rooie ruggen moesten er aan te pas komen, maar die voelden niet veel voor namaak en als Je ergens om wat te koopen en met duizend gulden op de proppen komt, dan kijken ze je aan en ze kijken het papiertje aan, be- frommelen het, houden het tegen het licht en denken; „jonge, hoe kom jij eraan? Als dat geen zuivere koffie is, zit ik erin voor duizend gulden en dan ben ik ridder te voet". Ze kijken je ernstig aan, scharrelen wat in hun kas en zeggen; 't spijt me, ik kan het niet wisselen". Als je dan vertrekt, zien ze waar je blijft en als je uiterlijk niet bevalt, want een echte-dulzendgulden be zitter heeft een bepaald gunstig voorkomen. ,.,Jk kan het niet wisselen anders zou hij overal niet zoo getapt zijn, dan geven ze een wenk aan een agent, die zijn twee uur straatdienst bezig is, te ver staan en neen, dat 's gevaarlijk met die rooie ruggen, begin daar niet aan, anders vergaat het u als het ondernemend gezel schap vele jaren terug, die in minder dan geen tijd in de kast zaten, daarmede een trofee voegende bil de vele, die onze oude heer Batelt, de chef der recherche, had verzameld. Begeerig als ik was naar dergelijke zege- teekenen, heb ik, toen de valsche vijf en twintigjes verschenen, een drijfjacht ge organiseerd, maar ik ondervond, dat, als 't maken van valsche biljetten geen licht werk is, het vinden van de fabriek niet minder moeilijk is en we belandden tenslotte in Dus- seldorf en Keulen, waar na veel wederwaar digheden de daders werden gevonden. Wat later bleek, dat de begeerte naar Nederlandsch bankpapier zich niet tot Duitschland bepaalde, want een nieuwe serie bleek haar ontstaan in Antwerpen te hebben gevonden. Toen werd ik bedankt, of liever ik werd niet bedankt, maar men ging een centraal bureau stichten voor het opsporen van valsch-geldfabrikanten en dat bureau zoekt enspeurt nu voor 't heele land. F. DOMELA NIEUWENHUIS. 1846—1919. Vandaag over een week, 29 Augustus, zal op het Nassauplein te Amster dam een monument onthuld worden voor Domela Nieuwenhuis. Wij zullen bij het beschrijven van het leven van den volksleider de autobiographic volgen, die hij zelf in de jaren 19061910 heeft uitgegeven, onder den titel „Van Christen tot Anarchist" en die een dik boek van 600 bladzijden be slaat. Zijn geboorte valt op Oudejaarsdag van het jaar 1846 te Amsterdam, waar zijn vader een bekend en gaarne gehoord predikant was. Van moederszijde is hij een Engelsch- man en van vaderszijde een Deen. met recht kan hij zich dus een internationaal mensch voelen. Een der voorvaderen heette N.yegaard en vestigde zich te Alkmaar als kaashande laar. Omdat de menschen den naam uit spraken als de minder vleiende van „Nijdig aard" werd hij vertaald in Nieuwenhuis, Ferdinand's vader voegde er den naam van zijn moeder Domela aan toe, omdat deze naam anders zou zijn uitgestorven. Van adel was de familie dus niet, maar het was een geslacht van theologen en hoogleeraren, zoo dat Ferdinand de familie rekent onder de geestelijke aristocratie. Het is ook een ge slacht van sterk onafhankelijk voelende men schen, zeer vrijzinnig in hun godsdienstige opvattingen. Ook Ferdinand is bestemd om predikant te worden en hij wordt opgevoed in de Luthersche leer. Hij heeft een school tijd en een studententijd, die zich niet door bijzondere daden onderscheiden, doch reeds voor zijn optreden als predikant heeft hij met allerlei tradities gebroken en staat hij tegenover vele geloofszaken critisch. Hij wordt beroepen te I-Iarlingen en nadat hij getrouwd is, spoedig te Beverwijk, zijn eer ste optreden voor de publieke zaak is eigen lijk het bijeenroepen van een bijeenkomst in 1870 tot stichting van een Vredebond te gen den oorlog. De dood van zijn vrouw bij de geboorte van zijn tweeden zoon brengt hem een gevoeligen slag toe, ook in zijn gods vertrouwen. In Beverwijk voert hij met in stemming van den kerkeraad oorspronkelijke gedachten uit, hij preekt bijvoorbeeld niet op Hemelvaartsdag, omdat hij er een herha ling van Paschen cn dus iets onwaarachtigs in ziet. In 1875 in Den Haag beroepen brengt deze opvatting de eerste botsingen met andere predikanten en tenslotte met eigen gemeente mee' In aanraking gekomen met den arbeider-philosoof Krythe. uit de om geving van Coevorden, begint hij zich meer en meer bezig te houden met sociale kwes ties. De sociale dominee heet hij. Hij ziet, dat de bestaande kerkgenootschappen hin derlijk in den weg staan aan het humanis me, dat hij wensclit te belijden en bedankt voor zijn ambt. Hij legt zich èr op toe ee"n groote belezenheid te verkrijgen over het socialisme en hoewel hij de arbeidersbewe ging niet gezocht heeft, wordt hij er toch middenin getrokken. In 1871 houdt hij voor den Amsterdamschen Bestuurdersbond een lezing over algemeen stemrecht en van toen af aan, wordt hij eigenlijk beschouwd als de aangewezen leider. Bij zijn lezingen heeft hij volle zalen, hij schrijft artikelen in de Werk mansbode het orgaan van het Nederlandsch Werkliedenverbond, al zijn vrijen tijd be steedt hij aan de studie van de voorgangers op socialistisch gebied Het weekblad „Recht voor Allen" wordt opgericht. (Maart 1879). Sinds 1878 is hij vegetariër, teneinde zijn uithoudingsvermogen te versterken. Opnieuw getrouwd, denkt hij er eén oogenblik aan, om het land te verlaten en als balling in Zurich te gaan wonen, doch verantwoorde lijkheidsgevoel houdt hem hier. Hij houdt propagandatochten naar Groningen, de pers zwijgt de geheele beweging dood, doch zij groeit tegen de verdrukking in. Duizenden stroomden naar de vergaderingen. Daarop volgt de periode van bespottelijk maken door de pers en daarna die van de vervolgingen door de justitie. Hoewel het hem moeite ge kost heeft, heeft Domela Nieuwenhuis zich geheel van het Christendom los gemaakt, van „evangelisch" is hij vrijzinnig geworden, van vrijzinnig atheïst, hij sluit zich aan bij de vrijdenkersvereeniging ,De Dageraad". De botsingen met de politie beginnen, in het bijzonder komen de socialisten in con flict met den Amsterdamschen commissaris Stork. In Den Haag wordt een betooging gehouden voor algemeen kiesrecht en minister Heems kerk doet uit vrees, dat de socialisten de publieke tribune van de Kamer zullen vullen, deze bezetten met weesmeisjes. Een ander kenteeken van de omstandigheden, waaronder Nieuwenhuis de propaganda moet voeren is, dat als hij een pleidooi houdt voor sohool- voeding men hem op niet onduidelijke wijze te kennen geeft, dat hij eigenlijk in Meeren- berg thuis hoort. Te Haarlem wordt een zaal bestormd, waar Nieuwenhuis met socialis ten vergadert, velen worden mishandeld. Niettemin groeit de beweging, soms wordt het blad bij duizenden verkocht. In België houdt Nieuwenhuis redevoeringen. Hij bezoekt Douwes Dekker te Nieder-Ingelheim kort voor diens dood, doch de persoonlijke kennisma king is een teleurstelling. Multatuli voelt niet voor het practische socialisme. Het beruchte Palingoproer te Amsterdam is een aanleiding om op den socialisten, die er part noch deel aan hadden, een aanval te doen die tot in de buitenlandsche pers weerklank vond. In het jaar 1886 vóór het bezoek van Koning Willem III aan Amster dam verschijnt in „Recht voor Allen" een artikel, dat beleedigend geacht wordt voor den koning. De schrijver is iemand uit Zwolle die zich W. Jansen genoemd heeft, doch om een vervolging van den drukker te voorkomen noemt Nieuwenhuis zich -zelf den schrijver. Hij wordt vervolgd wegens majesteitsschen nis, doch niet in voorloopige hechtenis ge nomen. De eisch is twee jaar gevangenis straf. Nieuwenhuis voert zelf zijn verdediging en maakt daarin propaganda, hetgeen zijn zaak waarschijnlijk geen goed heeft gedaan. Het vonnis luidt een jaar gevangenisstraf, bovendien wordt hij veroordeeld tot f 50 boete wegens beleediging van commissaris Stork. De verontwaardiging onder de aan hangers, die in Nieuwenhuis een martelaar hebben gekregen, kende geen grenzen. Na het vonnis maakt zekere Boelens zich bekend als de schrijver van het stuk, hij treedt als getuige op, bij de behandeling voor het Hof en Nieuwenhuis geeft toe, dat hij het niet geschreven heeft. Het getuigenis en deze ver klaring hebben echter geen resultaat, het vonnis blijft gehandhaafd. Bij de groote ver gaderingen, die volgen heeft de politie steeds uitgebreide maatregelen genomen. Herhaal delijk wordt de menigte uit elkaar geslagen De toegang tot België wordt Nieuwenhuis ontzegd. Voor den Hoogen Raad wordt hij verdedigd door mr, S. van Houten, doch het baat niet. Acht dagen na het arrest wordt Nieuwenhuis te Utrecht gevangen gezet. Hij wordt behandeld als een gewone mis dadiger, niet als een politieke gevangene en volgens zijn gedenkschriften heeft hij van den directeur der gevangenis de onaange naamste 'behandeling, die mogelijk was, te verduren gehad. Niet het minst door de artikelen van den mederedacteur van „Recht voor Allen", Croll worden de gemoederen van de aanhangers meer en meer opgezweept. Anderzijds ontstaat bij het koningsgezinde volk het lied, dat groote populariteit ver wierf: „Nieuwenhuis moet zakkies plakken, hi, ha, ho", In werkelijkheid waren het doos jes voor den stijfselfabrikant Duyvis. Later weet hij vertaalwerk te krijgen, Buiten hem om wordt een beweging op touw gezet om gratie voor hem te krijgen o.a. door prof. Al- lard Plerson. Deze heeft geen direct resul taat, doch op 31 Augustus wordt Nieuwenhuis die sedert Januari gevangen zat, in vrij heid gesteld. Hij is ten zeerste vermagerd en verouderd, de aanhangers bereiden hem een reeks van hartelijke huldigingen, waaraan hij zelf een einde maakt omdat hij naar rust verlangt. In Rotterdam veroorzaken zijn tegenstanders groot tumult en hij brengt er ternauwernood het leven af. Zijn redding heeft hij slechts te danken aan het gevangenishaar, waardoor men hem niet herkent. Nieuwenhuis bezoekt prof. Pierson. deze geeft toe, dat men zich van het lot der ar beidersklasse te weinig heeft aangetrokken, doch tot het socialisme wordt hij niet be keerd. In 1888 wordt Nieuwenhuis gekozen tot Kamerlid door het district Schoterland. Hij is de eerste en eenige socialist in de Tweede Kamer en wordt door de andere leden ge schuwd als de pest. Aan niemand voorge steld, door iedereen gehoond en geminacht, vervult hij zijn taak. De elementaire beleefdheidsvormen worden tegenover hem niet in acht genomen. Men groet hem bijna niet op straat en wanneer hij in de koffiekamer verschijnt, verstommen de gesprekken. De koning weigert het parle ment te openen, zoolang die man in de Kamer zit en houdt zich daar vier jaar lang aan. Alleen de minister van Koloniën Keuche- nieus, die ook tijdens zijn gevangenschap ten voordeele van Nieuwenhuis heeft gespro ken, heeft den moed hem in de Kamer een hand te geven. De pers zwijgt den afgevaardigde van Scho terland dood, cn later wanneer Nieuwenhuis een wetsontwerp tegen de gedwongen winkel nering heeft ingediend en zwijgen niet langer gaat, scheldt zij. Doordat Nieuwenhuis in 1891 niet herkozen wordt, gaat ook het wets ontwerp de doofpot in. Op zijn programma stonden o.a. beperking van den arbeidstijd, vaststelling van minimum-loon beperking van vrouwen- en kinderarbeid. Bij de verkiezingen van 1891 wordt in het district Schoterland prof. Treub, de candidaat der liberalen gekozen. Deze staat volgens be lofte. omdat ook in Winschoten een liberaal ^kozen is, zijn zetel af aan den socialist. Nieuwenhuis weigert echter zit ting te nemen bij de gratie van de tegen partij en komt niet meer in het parlement. Het spijt hem geenszins, aangezien hij zich meer en meer afkeert van het parlementaire werk en den weg der revolutie wenscht in te slaan. Niet alleen met de kerk, maar ook met den staat heeft hij gebroken. Tijdons zijn Kamerlidmaatschap weigert hij een uitnoo- diging van de Koningin aan alle leden tot een diner, onder mededeeling. dat hij wel wenscht te komen praten over de nocden des volks. Hierop is nimmer antwoord ontvangen. De nationale werkzaamheid van Nieuwen huis verandert nu voor een groot deel in in ternationale, en met veel strijd ontstaat op de congressen van 1889 te Parijs, de latere van Brussel, Zurich en Londen de afschei ding van de evolutionaire socialisten. Niet alleen van sociaal-democraten als Van Kol cn Vliegen ontstaat verwijdering, ook met de groote buitenlandsche voorgangers. de vroegere vrienden Liebknecht, Bebel, Engels, komen conflicten, die niet te overbruggen blijken. Met Troelstra ls de verhouding nooit goed geweest. Reeds bij het begin van Troel stra's politieke carrière als Nieuwenhuis weigert hem tot redacteur van .Recht voor Allen" te benoemen, omdat de Frlesche so ciaal-democraat waarborgen vraagt voor zijn bestaanszekerheid. Na de oprichting van de S.D.A.P. in 1894 wordt de tegenstelling tusschen sociaal-demo craten en anarchisten steeds scherper. In Duitschland heeft Domela Nieuwenhuis zwaar te lijden van politie-willekeur. Bij een bezoek aan Berlijn om de Rijks dagverkiezingen gade te slaan wordt hij ge arresteerd en uitgewezen. Te Bielefeld wordt hij gearresteerd en verhindert men hem een lezing te houden. Later in Keulen, waar hij uit Parijs aankomt op doorreis naar Marburg om rust te zoe ken, wordt hij gearresteerd en dagen lang vastgehouden tot zijn veroordeeling wegens overtreding van het blijkbaar nog steeds van kracht zijnde uitwijzing^bevel. Na zijn veroordeeling tot eenige dagen hechtenis, die hij inmiddels uitgezeten heeft, wordt hij op nieuw gevangen gezet, zoogenaamd, omdat zijn toelating in Nederland nog niet was af gekomen. De geheele internationale pers be moeit zich met het geval, dat een groot politieschandaal wordt. Ook in de leiding van „Recht voor Allen" dringt de oneenigheid door. Croll, Nieuwen huis' trouwe vriend en medestrijder wordt hem vijandig gezind en schrijft een scherpe brochure tegen hem. Na de weigering om Troelstra in de redactie op te nemen wordt Cornelissen tot mede-redacteur benoemd. Van het weekblad wordt een dagblad ge maakt. Op een zijner propagandatochten naar het Noorden houdt de ex-predlkant een soort „hagepreek" in de kerk te Het Bildt, die door meer dan duizend menschen, welke zich zoo wel in als buiten de kerk bevinden, wordt gevolgd. Toen de S.D.A.P. opgericht was vereenig- den zich de revolutionnaire socialisten in den Sociaaldemocratischen bond, waaraan de koninklijke goedkeuring werd onthouden. Rumoerige tooneelen spelen zich af als Do mela Nieuwenhuis in debat komt met Henri Polak. De vergadering, waarin dit geschiedde werd door de politie ontbonden. In een motie van de afdeeling Hoogezand- Sappemcer sprak de bond zich uit voor de buiten-parlementaire actie, waarin hij prin cipieel verschilde van de SD.A.P. Later nam men echter een dubbelzinnig standpunt te dien opzichte in en Nieuwenhuis vindt er aanleiding in om te bedanken als redacteur van het orgaan. Daarop volgt zijn uittreding: uit den socialistenbond. Opnieuw staat hij alleen om van voren af aan te kunnen begin nen met opbouwenden arbeid. In Juni 190Q worden socialistenbond en S.D.A.P. samen gesmolten. Een week na zijn afscheid van Recht voor Allen" geeft Domela Nieuwenhuis een nieuw blad uit „De Vrije Socialist". Bij de kroningsfeesten van Koningin Wil- helmina raakt het volk zoodanig in opwin ding, dat het Nieuwenhuis aanvalt in zijn zomerhuisje te Baarn. Slechts door zich mot een revolver te wapenen, weet hij de tieren de menigte van zich af te houden tot de po litie komt. Een poging om het huisje in brand te steken en hem en zijn gezin zoo te doen om komen, mislukt, In 1904 richt Domela Nieuwenhuis te Am sterdam de Internationale Anti-Militairisli- sche Vereeniging op. In hetzelfde jaar be reiden de arbeiders hem een groot feest ter herdenking van de stichting van „Recht voor Allen", 25 jaar geleden. Domela Nieuwenhuis besluit zijn gedenk schriften in 1910 met een scherpe en bittere persiflage op de wijze, waarop hij behandeld is, een aantal gefingeerde redevoeringen na melijk, die hij zich voorstelt, dat men aan zijn graf zou gehouden hebben, indien hij ge storven was in 1884, of 1888, 1893, 1898 of 19? In wezen is zijn crematie een zeer indruk wekkende plechtigheid geweest. In den och tend van 19 November 1919 is hij overleden. De laatste jaren was het hem een groot leed geweest, dat hij door een verlamming van de rechterhand niet meer kon werken. Arbeid beschouwde hij als een middel om alle leed te overwinnen. Ook was hij door het mislukken van on dernemingen ten behoeve der arbeiders, waarin hij zijn geld had gestoken, in zeer moeilijke financleele omstandigheden ge raakt. Zijn geheele vermogen was verdwe nen. De arbeiders hebben toen voor hun grijzen leider een fonds bijeen gebracht, dat hem zijn buitenhuisje in Hilversum en ten minste zijn levensonderhoud waarborgde. Optimistisch over de beweging was Nieuwen huis den laatsten tijd niet, doch tot zijn dood bleef hij een vast vertrouwen houden in de anarchie. Zijn baar wei'd gedragen door een groep bootwerkers, en er achter ging een lange rij van arbeiders. In Amsterdam was de druk te langs den weg enorm. Hoezeer Domela Nieuwenhuis ook zijn auto riteit aan anderen had moeten afstaan men besefte toch, dat het de pionier van het so cialisme in Nederland Was, die werd uitge dragen. DE ELECTRISCHE COCKTAIL. lederen dag wordt een nieuw methode om electrlciteit te gebruiken uitgevonden. En we raken daar zóó aan gewend, dat we ons niet te zeer meer verbazen over iets nieuws op dat gebied. Maar de volgende uitvinding, de electrische cocktail, maakt hierop toch een uitzondering. Een lid van de Amerikaansche Radio-com missie heeft voorgesteld om de gasten op een partijtje in plaats van een cocktail hoe ze die in het „drooggelegde" Amerika kunnen verschaffen, begrijp ik niet een electrische schok toe te dienen, waardoor ze de anders door den cocktail veroorzaakte, vroolijke stemming bereiken. Of deze electrische cocktails beter „shocktails" er in zullen gaan, ls natuur lijk nog niet bekend.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 14