BIOSCOPEN.
„THE PILGRIM"
Hierop letten!
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 22 AUGUSTUS 1931
DERDE BLAD
LUX OR -THEATER.
Eén van Chaplin's beste films in Haarlem.
De gebeurtenis van het Zomerseizoen.
Wij aarzelen niet, het bovenstaande op
schrift neer te schrijven: Eén van
Chaplin's beste films, ende ge-
gebeurtenis van het zomerseizoen. Want in
deze periode van reprises is ons geen enkele
film zoo welkom als juist deze, die typisch
is voor 't phenomeen Chaplin, en klassiek in
de geschiedenis van de filmkunst. De heer
Hartman, die zich vele opofferingen heeft
getroost en er op het laatste oogenblik dezer
week in is geslaagd, voor het programma
dat wij thans bespreken, beslag te leggen
op „The Pilgrim" verdient voor zijn onder
nemingsgeest wel alle hulde. Na de Nibelun-
gen een oude Chaplin.en is het niet als
of Haarlem thans al is het maar voor
kort een theater der avantgarde bezit?
iWant het is nu eenmaal zoo, dat de speu
rende voorhoede op het oogenblik genoopt
is, terug te blikken, in oude voorraden te
zoeken in de rommelkist te kijken, om
gewaar te worden of er tusschen de waar-
delooze prullen nog kleinoodiën schuilen,
waarvan de aanblik ons het hart verheugd
en het voorbeeld niet anders dan een goe
den invloed kan hebben op den critischen
zin van het publiek, dat in laatste instantie
toch een beslissenden invloed uitoefent op
de toekomstige productie).
Daarom is het zoo goed, dat films als de
Nibelungen en The Pilgrim nog eens ver
toond worden. Zij brengen ons weer even tot
de oude bezinning, tot het besef dat het
noodzakelijk is, dat diegenen die invloed
kunnen uitoefenen op een zekeren ontwikke
lingsgang, blijven aandringen op het volgen
van de juiste koers, vooral nu de geluids
film, de zee waarop het fragiele schip der
filmkunst vaart, wild beweegt: de geluids
film die niet de oorzaak behoeft te zijn van
den ondergang van het schip, maar het zou
kunnen worden, als het publiek zich niet in
grooten getale bijtijds afkeert van de
LETTEREN EN KUNST.
eeuwige tot cliché geworden, operette- en
revue film.
Een blik in het verleden, één avond ge
nieten van een film van den man, die zijn
tijd een jaar of tien vooruit was (welk een
indrukwekkend getal 10 jaar in den
korten leeftijd van de film!) doet ons weer
beseffen dat wij toch eigenlyk te goed zijn
voor romantiek a la Fritz Hirsch, dat wij
hunkeren naar een tweede „Sous les Toits
de Paris" (is trouwens al kant en klaar en
zal in 1932 vertoond worden) naar een
goede „Maurice Chevalier", naar een nieuwe
INGEZONDEN IUEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel
Poeders en tabletten zi]n alléén echt, als
de verpakking voorzien is van de naam
Mijnhardt. Let bij het koopen daar speciaal
op, want dit alleen garandeert U de echtheid.
Chaplin, naar een film die in durf, frisch-
heid en opzet „Der Blaue Express", of „Kara-
mazoff" of „The Pilgrim" evenaart.
The Pilgrim, als memento van dien tijd
van tooverlantaarn en donkere kiekkast,
(want meer was „de bioscoop" toch niet,
toen de één- en twee-acters van Charlie
Chaplin iedere week weer, als zuivere pare
len aan het bonte snoer van de filmpro
gramma's geregen werd.
Wij hopen dat de heer Hartman al me-
diteerende over den goeden ouden tijd
nog meer vondsten in dezen geest zal doen.
Hij kan zich van onzen steun verzekerd
houden en wij zijn ervan overtuigd, dat al
diegenen die de film een warm hart toedra--
gen, de geringe verplichte tol aan de oude
traditie Chaplin zullen willen betalen.
„The Pilgrim" draait, met on. een zeer be
langwekkende documentaire film der Ufa,
over lichaamsbeweging voor kinderen, voor
de pauze.
Op liet tooneel George en Charlis, twee
komische acrobaten, die bijzonder veel succes
oogstten.
Na de pauze wordt het groote filmwerk
„Een avontuur aan de Rio Grande" ver
toond; de naam verraadt reeds met welk
genre men hier te doen heeft. Het is een
voortreffelijke Mexicaansche sensatiefilm,
die zich onderscheidt door een zorgvuldige
mise-en-scène en uitstekend spel.
REMBRANDT THEATER
ChristI van den Houtvester
Een alleramusantst programma weer deze
week in Rembandt! „ChristI van den Hout
vester" is vooral in het begin een jolige film,
sprankelend van levenslust. Een zeldzaam
geestige creatie maakt Tibor von Halmay
van zijn rol, den hof-zilverpoetser Walperl,
de particuliere vriend van den keizer, zooals
hij zich noemt tegenover zijn kennissen, die
alleen weten dat hij aan het hof werkzaam
is. Zijn sprekende kop, zijn grappig optre
den maken van zijn betrekkelijk onderge
schikt rolletje een succes. Trouwens de
meeste rollen zijn uitstekend bezet. Daar is
Irene Eisinger als Christ Lange, de dochter
van den houtvester, Paul Richter als keizer
Jozef, André Pilot als Földessy, Oskar Karl-
weiss als Mozart en Fritz Daghofer als hout
vester Lange, de vader van ChristI. Zij allen
spelen hun rollen op een dusdanige manier,
dat het menschen zijn van vleesch en bloed
die ten voeten uit voor u staan. De inhoud?
Houtvester Lange, die last heeft van rheu-
matiek, kan daardoor niet altijd zijn dienst
doen, en dan neemt zijn dochter ChristI
zijn taak over. Op zekeren dag moet ze een
jongen man bekeuren, die zonder in het be
zit van een jachtacte te zijn aan het jagen
is. De jonge man is ten zeerste gecharmeerd
van het grappige jonge meisje en maakt
zich niet aan haar bekend. Op zekeren dag
krijgt de houtvester bericht, dat hij de wei
de, die al 30 jaar zijn eigendom is. aan den
Staat af moet staan. Woede bij vader en
dochter, die echter gauw bedaard is door
het kapotsmijten door allebei van een paar
vazen. ChristI zal het goede recht van haar
vader zelf bij den keizer gaan bepleiten. Als
ze zichzelf in een groote vaas in het paleis
heeft laten smokkelen komt ze in het kabi
net van den keizer, die juist de kachel op
pookt. Beiden herkennen elkaar van het
jachtavontuur en ze denkt dat hij „ober-
keizer"-stoker is. Keizer Jozef, want die is
de j ach to vei't reder, laat haar in die waan
en vraagt haar wat zij hier komt doen. Zij
geeft hem haar verzoekschrift en hij be
looft haar, dat alles vandaag nog in orde
komt. Ze maken voor dien avond een af
spraakje om elkaar te zien. Op zekeren dag
krijgt ChristI een uitnoodiging om op het
hofbal te verschijnen. Het is natuurlijk heel
moeilijk voor haar, omdat ze heelemaal niet
op de hoogte is van de hofetiquette. Het
wordt nog verwarrender voor ChristI, als ze
in den keizer herkent haar stoker. Het ge
geven van deze film is niet nieuw en al
gue ook Molnar's stuk kent. Ook wij, toe-
schouwers, zweven heel den avond tusschen
schijn en werkelijkheid, want Molnar ver
werkt in dit geestige blijspel twee motieven
op weergaloos-knappe wijze door elkaar. Hij
jongleert als het ware met zijn personen, die
nu eens voor ons als menschen in het wer
kelijke leven verschijnen, dan weer als figu-
ren in een tooneelstuk, dat in het brein van
een auteur ontstaat en wij in al de grillig
heid van het wordingsproces voor ons zien
groeien. Telkens weet hij onverwachte wen
dingen aan zijn stuk te geven en staan wij
daardoor voor verrassingen. Het drievoudig
slot van n is er een verbluffend voorbeeld
van.
Welke tooneelschrijver van heden kent zoo
zijn vak als deze Hongaar?
Zijn techniek is onfeilbaar, zijn fantasie
onbegrensd, zijn dialoog puntig en slagvaar
dig. alle rollen zijn speelrollen, in het kort
„c'est du theatre" van het begin tot het
eind! Het is een kostelijk moment als deze
volbloed theaterman den anderen theater
man van een vorige generatie Victorien
Sardou op verrukkelijk-geestige wijze pa
rodieert en dit deel van de voorstelling werd
de climax van de ook overigens volmaak
te vertooning.
Wat het kleine gezelschap in het Rika
Hopper Theater onder Verkade's leiding be
reiken kan, heeft deze eerste voorstelling
reeds dadelijk bewezen. De opvoering was
als het stuk licht van toon en flonkerend
van geest. Een uitnemend staal van regie
gaf bijvoorbeeld de scène der ontdekking
van Annie's ontrouw te zien, die ondanks
de pijnlijke situatie toch geheel in den
comedie-stijl bleef. Verrukkelijk was in
dat tooneel' Paul Huf als Hans Korth, de
librettist, die trouwens heel den avond met
geen moment verflauwende verve en
esprit speelde. Nel Stants levendig en pit
tig als de primadonna, Frits van Dijk, jong
en onbedorven als de jeugdige componist.
Hans van Meeerten als de bediende, Rob van
Iersel in de rol van den secretaris en Willem
van der Veer, zeldzaam goed op dreef als de
komediant Almady vooral in de ge
speelde sketch sloten zich geheel bij het
spel van Huf aan. Cor Hermus was als
Mansky, de niet al te snuggere collega
librettist wel heel vermakelijk, maar viel
toch eenigszins buiten het ensemble.
Nacht-Repetitie had bij het pubiiek een
f doorslaand succes. Vooral om de zoo dol-
amusante en door allen voortreffelijk ge
speelde „sketch" had de zaal uitbundig plei-
zier. Deze eerste voorstelling houdt een goede
belofte in voor het komend seizoen van het
gezelschap Verkade, dat wij helaas maar heel
zelden te Haarlem zullen zien.
Ben Hecht en Charles Mac Arthur, de
ettelijke malen verwerkt, maar het blijft
steeds een genoegen de vroolijke lustige
zwier van dergelijke operette-films te aan
schouwen. Het is een film, waar iedereen
plezier in zal hebben.
Het Polygoon Holl. geluidnieuws is deze
week heel goed en Paramount Sound Jour
naal dito-dito. De cultuurfilm van de Ufa
„Sporen der Hindoe-Javaansche Beschaving
op Java" is bijzonder interessant.
Op het tooneel de 3 Flying Flacory's, tra
peze-act, die heel mooi werk to zien geven.
PALACE.
Buster Keaton. in „Dc
Amateur Regisseur".
Regisseur-zijn is een buitengewoon inte
ressant beroep, maar je moet er verstand van
hebben, anders komt er bitter weinig van
terecht. Elmer Butch (Buster Keaton) heeft
niet het minste begrip van de veelomvattend
heid van zijn taak, met het gevolg, dat hij
voor de pijnlijkste stituaties komt te staan.
Hoe het ook zij, de man „met het stalen ge
zicht" is nu eenmaal door een noodlottig
toeval gepromoveerd tot „manager" van een
schoonheidskoninginnetje (Anita Page), dat
carrière in Hollywood hoopt te maken. Wij
zien Elmer en de knappe Elvira, in gezelschap
van haar hevig obstinate moeder, na een reis
(met duizend en één wederwaardigheden, in
derdaad in de klankfilmstudio's van Holly
wood arriveeren. Hier brengt de ongelukkige
amateur-regisseur de grootste verwarring te
weeg. Het noodlot voert hem in een der
studio's, waar men juist bezig is met het
vervaardigen van een revuefilm. Tegen wil
en dank verschijnt hij plotseling in een
prachtige finale en ofschoon Elmer alles in
het werk stelt om te maken wat er van te
maken valt, loopt natuurlijk de geheele scène
hopeloos in het honderd.
Toch gelukt het hem tenslotte een verdien
stelijk komiek te worden, maar helaas wordt
hem het schoonheidskoninginnetje ontnomen
door den gevierden filmacteur Larry Mitchell
(Robert Montgomery).
Niettegenstaande het min of meer wrange
slot van deze film, is „De amateur-regisseur"
voor alles een hoogst vermakelijke klucht. Er
wordt dan ook uitbundig gelachen om de
talrijke zotte tooneeltjes. waarvan de onver
stoorbare komiek met de effen gelaatsuit
drukking de oorzaak is. De scènes in de stu
dio's zijn in de ateliers van de Metro Gold-
wyn" opgenomen. Vandaar, dat we o.m. den
bekenden regisseur Fred Niblo aan den arbeid
zien. Ook Cecil B. de Mille, de filmacteur
Williams Haines en Jackie Coogan treden er
in op.
Het programma wordt geopend met het
Ufa geluidsjournaal, gevolgd door Polygoon's
geluidsnieuws, dat ons o.m. de zwemster
Martha Snel en eenige opnemingen van de
Alkmaarsche kaasmarkt op het doek brengt.
Een uiterst geestig teekenfilmpje met Oswald
(„The Lucky Rabbit") en de klucht „Kelly als
bankier" completeeren het rijk gevarieerde
filmprogramma.
De heer Selbo, „English juggler", demon
streert op het tooneel een verbluffende be
hendigheid in het jongleeren met borden en
andere voorwerpen.
dooi KAREL DE JONG.
De merkwaardigste van de uitzendingen,
die we aanstaande week zullen kunnen hoo-
ren lijken mij die van de Salzburger Fest-
spiele op Vrijdagavond en die van het draai
orgelconcert uit Brussel op Donderdagavond.
Wellicht zal meer dan één lezer verwon
derd zijn, deze beide „muzikale gebeurte
nissen" in één adem genoemd te vinden, en
het een onduldbare profanatie ten opzichte
van Mozart's nagedachtenis oordeelen. Toch
is dit laatste allerminst mijn bedoeling. Ik
heb beide uitzendingen samengevat, omdat
ze allebei aan straatmuziek gewijd zijn. Men
versta mij niet verkeerd. Meermalen heb ik
er op gewezen, dat de orkestsuites van Bach
schrijvers van „Extra Tijding", het Ameri-
kaansche stuk, waarmee Het Nederlandsch
Tooneel zijn seizoen heeft geopend, zijn vol
gens het programma vermaarde verslagge
vers van groote misdaden en hun talent <werd
gevormd in het verslaan van de belangrijkste
gebeurtenissen op het gebied van oplichting,
moord, bende-oorlog, gemeente-politiek en
zede-schandalen. Wanneer ik nu nog vertel,
dat Extra Tijding in de perskamer van het
„Criminal Courts Building" in een gevan
genis dus te Chicago speelt, dan zal men
ongeveer begrijpen, met welk soort tooneel
wij in dit stuk te doen hebben. Het gaat
daar in die perskamer echt Amerikaansch
toe en de schrijvers, die in de gevangenis
wereld blijkbaar goed thuis zijn, weten in
drie bedrijven een film voor ons af te draaien,
die voor de meest opwindende sensatie-film
niet onderdoet. Toch onderscheidt dit stuk
zich van zoo vele andere van dit soort, om
dat deze Amerikaansche auteurs hun sen
satie geven met spottende ironie, zoodat wij
nu en dan de satyre naderen, al merken
wij dan ook nooit iets van gloeiende veront
waardiging of haat bij de schrijvers. Extra
Tijding is niet alleen vol spanning, het is ook
amusant en het zou mij niet verwonderen,
als het bleek, dat Het Nederlandsch Tooneel
met dit Amerikaansche stuk een zeer ge
lukkige keuze voor de komende September
maand heeft gedaan.
In Amerika en vooral in Chicago kan
het tegenwoordig niet te gek en overtreft de
werkelijkheid soms het meest fantastische
bedenksel. Wat wij vroeger dan ook met het
enkele woord „draak" onmiddellijk zouden
afmaken, komt in dezen tijd soms de werke
lijkheid al aardig nabij. Wij weten ook, dat
het krantenbedrijf en de politiek in de
Nieuwe Wereld door en door bedorven zijn
om niet te spreken van „verrot" en
de Amerikaan zal daarom evenals wij
de waarheid voelen achter deze zeer sterk
aangezette satyre.
Het eerste bedrijf, waarin de verslaggevers
van de voornaamste Amerikaansche kran
ten zitten te wachten op de executie van een
berucht gevangene, is al dadelijk heel leven
dig en amusant van milieu teekening, al is
het wat te gerekt en al geeft het dan ook
allerminst een hoog denkbeeld van de door
hun beroep afgestompte en verruwde Ameri
kaansche journalisten, bij wie elk mensche-
lijk gevoel gedood is. Zeer goed gevonden
ook is aan het slot van dit bedrijf de plot
selinge omzwaai van Hildy Johnson. die
innig gelukkig, omdat hij de journalis
tieke loopbaan den rug kan toekeeren, plot
seling als een oud cavaleriepaard, dat den
stormaanval hoort blazen weer meerent
in de jacht naar sensationeele copy, zoodra
de kreet: ,Earl Williams is ontsnapt!" weer
klinkt. Heel dat slot, yan I met die moeste,
In zijn tijd populariteit genoten, zoodat ze.
volgens mededeelingen van tijdgenooten, op
kermissen werden gespeeld. Zijn ze daarom
soms van mindere muzikale waarde? Hoog
stens zou men er de conclusie uit kunnen
trekken, dat de smaak van het straatpubliek
toen een hoogere ontwikkeling vertoonde
dan tegenwoordig, doch misschien zou die
conclusie in haar algemeenheid ook nog
voorbarig blijken. Maar wat ik zeggen wilde
is dit: ook de „Serenades" of „Nachtmusi-
ken" van Mozart zijn als echte serenades
bedoeld, dus met de bestemming om des
avonds op straat als hulde aan den een of
ander gespeeld te worden. Oorspronkelijk
waren in deze serenades alle instrumenten
concerteerend, en kwamen dus geen ripleno-
of verdubbelende stemmen voor; naarmate
ze zich meer en meer in de concertzalen in
burgerden groeide het aantal dezer stem
men. Men ziet hieruit dat het even onna
tuurlijk is een werkje als Mozart's „Ein
kleine Nachtmusik" door een orkest van
een half honderd of meer strijkers in een
zaal te laten spelen, als den zang van een
nachtegaal door een reusachtigen luidspre
ker te laten uitbulderen.
Het karakter der serenademuziek was. in
overeenstemming met het doel, licht en wei
nig doorgewerkt. Ze bestond uit meerdere
deelen, gewoonlijk een zestal, waarvan het
eerste en laatste een marschachtigen aard
vertoonen. Vrij zuiver vindt men dit terug
in de beide serenades van Beethoven, n.l.
op. 8 voor Strijktrio en op. 25 voor fluit,
viool en alt. Tusschen die boekdeelen zijn
een paar menuetten en een paar langzame
deelen geplaatst, van welke laatste één vaak
een thema met variaties is.Deze opvolging
is later in meerdere kamermuziekwerken
overgenomen, zonder dat ze daarom den ti
tel „serenade" gekregen hebben, maar het
eerste en het laatste hoofddeel zijn dan in
sonatevorm geschreven. Ik noem als voor
beelden: Beethoven's Strijktrio op, 3, zijn
Septet op. 20: Schubert's Octet op. 166. Ook
Brahms' eerste serenade voor Orkest heeft 3
hoofddeelen.
Het oorspronkelijk eenvoudige karakter
der serenade heeft in later tijden complica
ties ondergaan; hij Brahms is dit reeds
merkbaar en dc orkestserenade van Reger,
die Maardagavond door Leipzig wordt uit
gezonden. vertoont dat verschijnsel in nog
veel hooger, en zelfs eenige bedenking wek
kende, mate.
Maar nu heb lk nog altijd de bijeenvoeging
van Mozarts Marsch, Hoffner-Serenade en
Concertant kwartet, zooals die Vrijdag zullen
uitgezonden worden, met de draaiorgelmu-
ziek niet verdedigd. Muzikaal behooren ze
eigenlijk ook weinig bij elkaar, maar ze zijn
beide merkwaardig. De Salzburger uitzending
is dat omdat de Serenademuziek nu eens
werkelijk op straat, en wel op het plein vóór
het aartsbisschoppelijk paleis gespeeld zal
worden (de arme Mozart had anders aan zijn
verblijf in dit paleis niet zeer aangename
herinneringen) Wek zal het Wiener Philhar-
monische orkest dat doen en is de bezetting
dus eigenlijk veel te groot, maar het oor
spronkelijk karakter als openluchtmuziek is
toch geëerbiedigd De draaiorgeluitzending
stel ik daartegenover als straatmuziek in ge
mechaniseerde gedaante, en wel gemechani
seerd in den derden graad. Ik heb tijdens
mijn vacantieverblijf in Duitschland met ge
noegen de kleine onschuldige koffiemolen-
draaiorgels-op-poot. zoete herinneringen uit
mijn jeugd, teruggezien. Onze stads-draai-
orgels, gebouwd om boven het stadsrumoer
uit te klinken, zijn minder onschuldig, zijn
zelfs zeer schuldig. Men hoort ze straten ver,
zij verstoren op vaste tijden onze rust. onzo
studie, onze lessen, En nu is 't nog niet erg
genoeg dat deze onontloopbare orkesten-op-
wielen de straten onveilig maken: nu brengt
men ze nog voor de microfoon, opdat ze hun
koperen stem over heel Europa kunnen doen
daveren, of men maakt gramofoonplaten,
waarin die stem voor komende tijden vast
gelegd is, opdat haar schoonheid onvergan
kelijk blijve voor komende geslachten, en
draait die voor de microfoon af. Draaierij in
de tweede macht: 't is om draaierig van te
worden! Een troost is dat men deze omwen-
telingsmuziek ten minste niet behoeft aan te
hooren, hoewel die troost voor Amsterdam-
sche etagewoningen met hun woud van radio
masten maar geringe waarde heeft: wat
men zelf niet beluisteren wil, hoort men vaak
nolens volens door zijn boven-, beneden-,
voor-, en achter- en over-buron. Hoe heer
lijk is het groote-stads-muziekleven toch ge
jacht van de krantenmannen op het wild
„sensatie! sensatie! sensatie!" is vermakelijk
en modern tooneel.
In II, nadat de ontsnapte misdadiger de
perskamer is binnengevlucht en door Hildy
Johnson in een bureau-minister wordt ver
stopt niet zoo zeer uit mcnschelijkhcid
dan wel om de extra-fijne copy voor zijn
krant dringt de draak de satire naar ach
teren. maar in zijn soort is het toch vrij wat
vermakelijker en ook minstens even span
nend als de vele „thrillers", die van over den
oceaan geregeld hier worden geïmporteerd.
En in een gewone thriller mist men door
gaans ook figuren zooals Sheriff Hartman
en den krantcnkroningWalters Burns,die met
scherp satirieke pen hoewel dan ook flink
caricaturaal zijn getcekend.
Onder Johan de Meester's regie wordt dit
Amerikaansche stuk in het juiste, Jachtende
tempo en in aardig typeerend decor gespeeld.
Er zit in deze voorstelling voortdurend de
vaart van een film. Dc journalistongroep
in I is als groep uitstekend gelukt. Omdat
deze collega's Amerikaansch zijn, zullen wij
er ons maar niet over schamen, te meer niet,
daar deze persmannen nog heilig zijn ver
geleken bij den burgemeester, den sheriff en
den krantenkoning zonder scrupules.
Johan de Meester speelt Hildy Johnson,
den verslaggever, die het beroep in het bloed
zit, wat hoekig, maar wel levendig, jong en
met aplomb. Jules Verstraete geeft een merk
waardig drastische uitbeelding van een
ploertigen krantenkoning, die over lijken
gaat, Willem Hunsche een komische creatie
van een in het nauw gedreven, niet al te
snuggeren sheriff, Mari van Warmelo ty
peert fijn en geestig een geheel uit het ge
wone kader vallend journalist, Georgette
Hagedoorn heeft een verdiend uitbundig
lachsucces met een klein tooneeltje als Jen
nie, de schoonmaakster, Dom de Gruyter
maakt iets alleraardigst van een ambtenaar
tje met scrupules, Charlotte Kohier geeft
haar vurig temperament aan Mollie Malloy,
een meid met een nobel hart en Joh. Stern-
heim verbaast het meest door de wijze, hoe
hij als een sardine in een blik zijn lichaam
in een lessenaar weet te werken. Er zijn ook
wel eenige minder gelukkig geslaagde figu
ren zooals de burgemeester van Fiolet en
Peggy van Adrlenne Canivez maar als
geheel is het toch een amusante en zeer
vlötte vertooning, die het publiek er voort
durend „in" houdt. Het succes was dan ook
zoo groot, dat ik vele voorstellingen van
Extra Tijding durf voorspellen.
J. B. s&moj*
Het nieuwe seizoen ingeluid.
Gezelschap Verkade „Nachtrepetifie" door Molnar.
Kon. Ver. Het Nederlandsch Tooneel „Extra Tijding"
door Ben Hecht en Charles Mac Arthur.
I-Iet was slechts een huwelijk op korte ter
mijn, de verbintenis, die Het Amstei-damsch
Tooneel en de Kon. Vereeniging Het Neder
landsch Tooneel in het vorige seizoen bij
noodverordening hadden aangegaan en wij
wisten van te voren, dat dit huwelijk na
eenige maanden weer ontbonden zou wor
den. Twee bloeiende, mooie spruiten Men
schen in 't Hotel en Jeugdliefde zullen
wij ons uit dezen echt met groote genegen
heid blijven herinneren, al zijn ze dan ook
tegelijk met de ontbinding van het huwe
lijk gestorven. Thans leeft, wat eens door
dwang verbonden werd, weer frank en vrij
gescheiden van elkaar, onder eigen dak en
eigen naam, en gaat de kleine, maar inner
lijk vrij sterke en homogene kern der af-
deeling Verkade zelfstandig haar weg in het
Rika Hopper Theater met als onmiddellijken
buur in den Hollandschen Schouwburg de,
met de beste krachten van het oorspronke
lijk Oost Nederlandsche Tooneel versterkte
Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch
Tooneel. die na Augustus haar voornaamste
domicilie op het Leidsche Plein zal hebben.
Verkade heeft het seizoen dadelijk op
gelukkige wijze ingezet met een voortreffe
lijke en zeer amusante vertooning van Nacht
Repetitie, het geestige blijspel Spiel im
Schloss van Molnar, indertijd door Het
Schouwtooneel onder den titel ,,'n Stuk zon
der Naam" hier reeds gegeven. Men zal
zich misschien den inhoud herinneren. Twee
librettisten en een jonge componist zijn na
een lange autotocht met hun drieën laat in
den nacht aangekomen op een slot. In het
zelfde slot, in de kamer vlak naast hen,
logeert de prima-donna van het operette
gezelschap, met wie de componist verloofd
is. De jonge musicus ziet in zijn meisje een
heilige en vol verlangen wacht hij haar.
Doch als de primadonna terugkeert on
wetend van de komst van den haar zoo
vereerenden musicus is zij niet alleen en
't blijkt al spoedig, dat zij allerminst de heilige
is, waarvoor de jonge en dwepende idealist
haar houdt. Met zijn twee vrienden moet
hij getuige zijn van haar ontrouw, want de
wanden in den zijvleugel van, het slot zijn
als bordpapier en de dialoog der liefdescène,
die zich in de aangrenzende 1 earner afspeelt,
klinkt met zoo pijnlijke duide-'Iijkheid tot de
drie vrienden en ons door, alsof hij per
radio regelrecht en zonder storingen wordt
uitgezonden. Er is geen twijfel meer moge
lijk en als gebroken zit de jonge man tus
schen zijn twee vrienden, die niet weten hoe
zich een houding te moeten geven bij een
zoo pijnlijk bedrog.
Maar het was Molnar alle rminst om een
treurspel te doen en hij biedt Korth, zijn
operette-librettist de gelegenheid er een blij
spel van te maken door de werkelijkheid in
schijn om te tooveren. Korth wil zijn jongen
vriend het geluk geven waarmee hij im
mers tegelijk zijn operette redt en hij
weet, dat hij zulks niet beter kan doen
dan hem de „illusie van de heilige" te laten.
Maar de liefdescène was te duidelijk om
haar te elimineeren.
Er is slechts één middel om den componist
het geloof in zijn prima-donna die niets
liever wil dan haar fout weer goed maken
terug te schenken. De jonge man moet tot de
meening gebracht worden, dat het enkel
„tooneel" was en heel de gehoorde dialoog
Jniets dan een onderdeel van een daar in de
aangrenzende kamer „gerepeteerde" scène;
dan wordt wat werkelijkheid was, schijn en
zal Albert Adam weer in zijn prima-donna
een heilige zien, zooals weleer. En Korth
schrijft vlug een „sketch", waarin heel de
dialoog van het in I gehoorde liefdesduet
op allergeestigste wijze wordt verwerkt, van
welke sketch wij in het laatste bedrijf de
dol-vermakelijke vertocning krijgen te
zien.
Men denke nu niet, dat men met de intri-