Uit Oost Jndië.
Door hef land van Minangkabau naar Padang.
WAT VERSTAAN WE ONDER GENIE?
H.D. VERTELLING
Rijstschuurtjes bij een Minangkabausch huis.
Het scheppen een worsteling 1
door LUIGI PIRANDELLO (den bekenden Ilaliaanschen dramaturg).
Wanneer de reiziger het middelpunt der
Padangsehe Bovenlanden, Fort de Koek, na
dert, zal hij al spoedig bemerken, dat hij in
een geheel ander land terecht komt. De grove
vaak zelfs norsche gezichten der Batakkers
maken plaats voor de regelmatige, soms mooi
ovale typen, die wij van Javanen en Soen-
daneezen kennen. Tegelijkertijd wordt de
kleeding vroolijker. Ruiten en blokken in
frlssche kleuren sieren de vaak zelf geweven
sarongs; kleurige baadjes, vaak met bor
duurwerk versierd en dan meest van glinste
rende zijde, vormen aardige kleurschakeerin-
gen zoodra er iets bijzonders te doen Is. Is
er bepaald feest, dan worden kunstig met
goud en zilverdraad doorstikte weefsels ge
dragen. Eerst namen de „gewone" huisjes
langs den weg in aantal toe, en dan verschij
nen plotseling groote langgestrekte huizen
met in scherpe punten uitloopende daken,
die glinsteren in de zon, want.... het Mi-
ningkabausche Adathuis heeft tegenwoordig
een dak van gegolfd plaatijzer! Geen grooter
misdaad denkbaar, dan wat wij hier bij res
tauratie dagelijks zien gebeuren.
Het Minangkabausche huls heeft In bouw
wel iets van het Bataksche, Zware balken
steunen het huls, waarvan de opstaande hou
ten wanden gewoonlijk eerst anderhalf a
twee meter boven den grond beginnen. Bij de
oude huizen zijn v/anden en stijlen met
prachtig houtsnijwerk versierd, dat meestal
rood met godu is geschilderd. Huwt een doch
ter in het gezin, dan wordt voor haar aan
het groote huls, dat een schipvormig dak van
plantenvezels, zoogenaamde idjoek, draagt,
een zijkamertje aangebouwd, waarvan het
dak iets lager is aangezet, maar ook weer in
een hooge spits eindigt. Deze spits is slechts
zelden uit houtsnijwerk vervaardigd, meest
al uit zink gesneden en versierd met halve
maan en ster. Hulzen met drie en vier, soms
zelfs zes bijgebouwen maken een zeer schil -
derachtigen indruk, vooral wanneer rood en
goud, fonkelend in de zon, vroolijk afsteken
tegen het glanzend zwarte dak. En dat dak
wordt nu door plaatijzer vervangen, het is
afschuwelijk! Maar een paar mooie huizen
staan er nog, half verscholen tusschen bam
boe en klapper en op steeds grooter worden
den afstand van den grooten weg. Eén voor
deel hebben die plaatijzeren daken, namelijk
dat ze zich uit de verte goed laten fotogra
feeren en gelukkig is althans de schipvorm
met hooge punten bewaard gebleven. Zien
wij zoo'n dorp uit de verte, dan valt ook
steeds de moskee in het oog. Flinke gebouw
tjes, meest met ruimen vijver er voor, waar
de geloovigen de noodige wasschingen kun
nen verrichten en gekroond door een pagode
van vier tot zes, helaas meest weer plaat
ijzeren daken. Slechts enkele moskeeën heb
ben nog houten wanden, maar dan ook zeer
rijk met snijwerk versierd, vooral ook de
balken, die het dak steunen. Het kan geen
toeval zijn, dat me ndat rood met goud uit
gevoerde bladornament, de eigenaardige bal-
kenversiering, en in de Padangsehe Boven
landen, en in de Kraton van Djocja en ook
in de Ballneesche tempels vindt. De Minang-
kabauers zijn dan ook geen oer Sumatranen.
Tallooze sagen vertellen nog hoe indertijd de
Hindoes, waarschijnlijk wel onder aanvoe
ring van Javaansche vorsten, over de bergen
gekomen zijn u\t de groote vlakte van Djam-
bl van daan en hoe zij streden om den grond
die hun toelachte, te veroveren. Velen wa
ren reeds gevallen en het einde van den
strijd was nog niet te zien, toen werd voor
gesteld het gevecht door een tweestrijd te
beslissen. Twee buffels zouden elkaar bestrij
den en de overwinnaar zou zijn volk tot eige
naar maken van den grond. De oorspronke
lijke bewoners kozen een reusachtig zwaren
strijdbuffel; de invallers een.... zuigend kalf
dat het al spoedig den stier door stooten te
gen den buik, waar het den uier zocht, zoo
moeilijk maakte, dat deze onder luid gejuich
van de helft der toeschouwers aan den haal
ging-
De Minangkabauers zijn tegenwoordig Ma-
homedanen, al hebben ze in weefkunst, hout
snijwerk en dergelijke heel wat Hindoege
woonten bewaard. De mooie Adathuizen en
aardige Moskeeën, omgeven door de buiten
gewoon sierlijke en vaak prachtig bewerkte
rijstschuurtjes maken elk dorp tot een waar
Museum van oudheden.
Hier en daar worden ook nog heilige voor
werpen. bijvoorbeeld bronzen zwaarden en
spiegels bewaard. Overal hangt een reusach
tige trom bij de Moskee, want hier roept de
priester niet van den toren, maar wordt de
goegemeente met trommelslag gewaar
schuwd, als het uur van het gebed daar ls.
Doch niet alleen huizen en dorpen zijn
schilderachtig, ook het landschap is in de
Padangsehe Bovenlanden van een zeer bij
zondere schoonheid. Heuvels en bergen be
staan ook hier weer grootendeels uit vulka
nische asch, waarin regen en stroomend wa
ter diepe ravijnen hebben uitgespoeld. Het
meest bekende voorbeeld daarvan is wel het
Karbouwen gat, een zeer diep, maar ook zeer
breed ravijn, dat in breede bochten de vlak
te doorsnijdt én waarin een smal riviertje
slingerend in een breed grindbed zijn weg
zoekt. Nog schilderachtiger zijn de meeren.
onder andere dat van Manindjau. Dit is een
typische ingestorte vulkaan, met een diep
kratermeer van zeer groote afmetingen even
onder den top. Het meer heeft een afvloeiing
naar zee door een ook weer diep in de rotsen
uitgespoelde kloof en wordt vooral bezocht
kort na zonsopgang. Wie het treft vindt dan
als hij boven komt het meer aan zijn voeten
met een wolkenzee gevuld, die wit oplicht
tusschen de donkere rotswanden. Zoodra de
zon even kracht krijgt lost de nevel zich in
het midden op en aan de randen trekken
zware wolkenmassa's omhoog tegen de blau
wige bergwanden. Door den kloofingang
wordt in de verte de Indische Oceaan zicht
baar. Groote roofvogels beginnen hun spel
van rondwielen en spieden en neerstooten en
meisjes komen aandragen met suikerriet als
versnapering en met orchideeën om die aan
de toeristen te verkoopen. Zoo verdwijnt hier
reeds een belangrijk deel van den prachtigen
plantengroei aan den rand van het oerwoud,
waar alleen de Inlander ze kan bemachtigen
en ze voor een paar centen afstaat aan den
eersten den besten toerist. Van de meeste van
die planten komt niets terecht, o.a. omdat ze
meest bloeiend worden geplukt en dan het
overplanten niet verdragen.
Slechts een heel enkele heeft er de moeite
en de zorg voor over om aan deze steeds zeld
zamer worden prachtige planten te geven
wat ze noodig hebben, al is het ook nog wei
nig. Op groote gedeelten van Java zijn alle
orchideeën al verdwenen en als wij niet op
passen gaat het in Sumatra hard den zelfden
kant uit. Als wij, thans weer in het heldere
zonlicht naar Fort de Koek terugrijden,
blijkt het landschap weer rijk den abbeid te
beloonen, die aan de velden wordt besteed.
Mais en suikerriet bedekken groote uitge
strektheden langs de berghellingen; overal
in de ravijntjes en op grootere vlakke gedeel
ten verrast weer het prachtige lichtgroen der
jonge rijstvelden en rondom Fort de Koek
worden aardappelen en allerlei Europeesche
groenten gekweekt, zooals dit op zoovele
plaatsen in Indië met koel klimaat het geval
is. Er is dan ook weer een druk komen en
gaan van Inlanders, die hun producten ter
markt brengen. Maar het zijn niet alleen de
rijkdommen van den bodem, die althans
naar Inlandschen maatstaf weelde en over
maat brengen in de Padangsehe Bovenlan
den. Er ls ook een groote kunstvaardigheid te
constateeren. die zich uit in prachtige weef
sels, waarvan vooral de met goud- en zilver
draad doorwerkte een Europeesche vermaard
heid hebben gekregen. Dan is er snijwerk in
hout, hoorn, soms ook ivoor, koperdrijfwerk,
dat helaas nu de toerist een massa-arti'kel
vraagt en het handwerk niet betalen wil,
meer en meer door gietwerk wordt vervan
gen, Dat is een van de grootste gevaren voor
de prachtige Inlandsche kunstnijverheid, dat
de Europeaan zoo graag mag afdingen en
zelden bereid is een forschen prijs te betalen
voor werkelijk mooi werk. Daardoor wordt
het knoeien in de hand gewerkt en leert de
Inlander vlug en slordig werken, omdat hem
e-en ruime belooning voor zijn arbeid niet ge
gund wordt.
Fort de Koek is .practig gelegen aan den
voet van den Merapi, een vuurspuwenden
berg van bijna drieduizend Meter hoogte. Me
rapi is gevormd uit de samentrekking van
twee woorden, meroe berg en api vuur en dit
is de reden, dat er overal in onzen archipel
bergen met den naam Merapi worden gevon
den. De Merapi van Fort de Koek is meestal
getooid met een prachtige rookpluim, die een
zeer goed verkenmerk in het landschap
vormt, vooral daarom zoo welkom, omdat
een der mooiste excursies in de omstreken
van Fort de Koek is de rit rondom den Me
rapi. Wij moeten natuurlijk weer vroeg uit
de veeren. Om zes uur staat de wagen voor.
Wij rijden allereerst naar Ta-bek Patah, een
pas tusschen twee bergruggen vanwaar men
een schitterend panorama heeft, vooral bij
zonsopgang. Er ligt een oud fort en er staat
een nieuwe passangrahan, een plekje om te
onthouden. Dan slingert weer een prachtige
bergweg omlaag door dqn rijken plantengroei
van het Indische landschap, tot Fort van
der Capellen -bereikt is, weer een belangrijk
centrum van Inlandschen handel met een
grooten, zeer druk bezochten pasar. Bij hon
derden staan de aardige met een puntdak
voorziene huifkarren langs den weg ge
schaard, of komen langzaam aan sukkelen
door twee zware ossen of karbouwen getrok
ken. Bij aankomst wordt het dak opgelicht
aan één zijde en er een stok onder gezet en
dan klautert een tiental Inlanders omhoog
om ^te kijken wat de nieuw aangekomene
ter markt heeft gebracht. Snel wordt alles
uitgeladen en in manden op het hoofd naar
het marktplein gebracht, dat als steeds door
een hek is omgeven, daar elke Inlander voor
zijn standplaats op den pasar betalen moet.
Er zijn kaartjes van een, drie en vijf cent,
maar de Chinees, die er zijn snuisterijen
verkoopt, prullaria voor duur geld, betaalt
heel wat meer. Langs het mooie meer van
Singkarak rijden wij huiswaarts
Achter Fort de Koek ligt nog een ander
landschap, dat beroemd is om zijn schoon
heid, namelijk de Haraukloof en omgeving.
Daar steekt een reeks van halkbergen steil
op uit het vulkanische landschap en vormt
met zijn grillige rotspunten en loodrechte
wanden een geheel ander landschapbeeld
dan wij gewend zijn. In dat kalksteen ge
bergte liggen druipsteengrotten, soms van
bijzondere schoonheid, maar daar vertel ik
later nog wel eens van als wij hier terug
komen in Augustus om naar overblijfselen
van den voorhïstorischen mensoh te zoeken.
Thans gaat het door de Aneikloof steil en
slingerend omlaag naar Padang, dat daar
ligt te gloeien in de heete vlakte, wachten
de op kolen en cement zoowel als op coprah
en rijst. Een zeer belangrijke haven, waar
wij ons inschepen op een der even gezellige
als keurige booten der Koninklijke Paket-
vaart Maatschappij, die ons naar Java zal
brengen.
VAN DER SLEEN.
VREEMDE TESTAMENTEN.
Onlangs heeft majoor Christopher Stone,
de gramofoondeskundige van den Britschen
Radio-Omroep, zijn testament op een gramo-
foonplaat laten opnemen over de wettigheid
waarvan de meeningen uiteenloopen. Een
testament in Engeland moet leesbaar zijn
behalve de uiterste willen gesproken in te
genwoordigheid van getuigen en dat is
het bewuste testament niet.
Drie jaar geleden schreef iemand zijn
uiterste wil op een velletje van een bridge-
scoringblok. En deze werd erkend en was
wettig.
Ook zijn ze wel neergelegd op een menu,
een schoenzool, eierschaal, of op de achter
zijde van een kalender of plattegrond.
Twee van de vreemdste gevallen zijn de
volgende: Achttien maanden geleden hakte
een Spaansch steenhouwer zijn testament in
een muur. En een soldaat graveerde het op
beide zijden van zijn metalen identiteits
plaatje. Zóó klein was dit geschreven dat
sommige woorden ternauwernood met een
vergrootglas konden worden ontcijferd.
Een andere eigenaardige wil was die, welke
bestond uit twee regels door een portret van
een ongenoemd meisje geschreven, waarbij
al de bezittingen van den erflater aan haar
nagelaten werden
Ook is een testament bekend, op denrug
van iemand getatoeëerd
VAN ALLES EN NOG WAT.
De oudste man.
Zaro Agha,.dien men als den oudsten man
der wereld beschouwt, is 156 jaar geworden
in Southpost, waar hij in een circus op
treedt. Zijn verjaarstaart was geweldig, voor
zien van 156 kaarsen!
Een der aanwezigen dronk den jarige toe
en wenschte hem nog vele jaren
Bij een onlangs te New-York gehouden
jacht op bandieten, die zich in een taxi
met een groot bedrag aan geld uit de voeten
maakten, sprong een achtervolgend detective
uit zijn stukgeschoten wagen op de tree
plank van een taxi, waarmee hij de race
voortzette, vurend op de vervolgde auto. De
taxi-chauffeur moest zig-zag rijden om de
kogels der bandieten te ontwijken.
Wat zouden onze chauffeurs zeggen, als
men zulk een achtervolging van hen eischte?
Volgens een statistiek zijn in de Vere'enig-
de Staten een millioen menschen bij de mis
daad „industrie" getrokken. Zij plegen o.a.
12000 moorden en 500.000 inbraken per jaar.
Het lijken Amerikaansche cijfers.
VOOR TWEE KWARTJES OM DE WERELD.
Eenige maanden geleden wilde W. B.
Young uit Vrijheil in Natal eens de proef
nemen hoe lang een brief over de reis om de
wereld deed. Hij zond den kaart naar een
vriend van hem in Singapore, die voor de
verdere verzending moest zorg dragen. Een
heel lijstje namen en plaatsen was op de
kaart aangegeven.
Op deze wijze is de kaart van Singapore
over Australië, de Vereenigde Staten, Cana
da en Engeland naar Zuid Afrika terugge
zonden. Het duurde 120 dagen.
Het kan wel niet vergeleken worden zegt
Tit Bits met het vliegrecord van Post en
Gatt-y in ruim 8 dagen, maar deze kaart
moest ook met zee'r verschillende middelen
van vervoer reizen.
De kaart was nog weinig beschadigd. De
totale kosten bedroegen 52 1/2 cent.
Wanneer we gemakkelijk konden definiee-
ren wat een genie was, zou het geen genie
meer zijn, want iets wat gemakkelijk te de-
finieeren is, is juist het tegendeel van genie.
En dat kleine onbepaalbare „iets", dat we
genie noemen, gaat zoozeer boven onze be
vatting dat we ons uit de moeilijkheid van
het te beschrijven redden, door eenvoudig te
constateeren, dat het er ls.
Luigi Pirandello.
Negenhonderd negen en negentig van de
duizend menschen zijn absoluut niet in
staat te begrijpen, dat werkelijkheid eigen
lijk niet meer is dan een algemeen gangbaar
begrip. Ons begrip van de werkelijkheid
komt voort uit die van anderen. Wat zijn
bergen boomen of wegen, anders dan leege
woorden, waaraan we zelf een beteekenis heb
ben toegekend. Wanneer iemand ons aan
toont, dat het een illusie is om erin te geloo-
ven, dan schijnt ons dat een drogreden toe.
De overgroote meerderheid van het
menschdom is absoluut ongeschikt om zelf
een opvatting te vormen en we veranderen
onze meening over menschen en dingen
zoo dikwijls, dat we in een twintig jaar tijd
de geheele gamma van mogelijkheden door-
loopen. Alles wat het resultaat is van ver
standelijke overweging, is dientengevolge
slechts een zeer betrekkelijke waarheid.
Het genie is de man die in zijn werk ge
hoor geeft aan de fantasie, die latent in hem
aanwezig is. Er is geen meesterwerk in de
litteratuur, noch een roemrijk wapenfeit, of
een ontdekking, of heldendaad in de ge-
schiedenise, die niet is voortgekomen uit deze
geheimzininge eigenschap, welke een klei
nood is van onschatbare waarde.
Van het genie kan gezegd worden, dat hij
„meer luistert naar de stem van zijn eigen
innerlijk, dan naar de uitspraken van wie
ook". Principes zijn voor hem slechts abstrac
ties. Hij beseft, dat, met wat hij ook bezig is,
niemand geheel dezelfden kijk op de zaak
kan helden als hij, laat staan, het uit kan
voeren.
(Nadruk verboden; auteursrecht voor
behouden.)
De Draad.
De Nederlandsche grenssoldaat Maurits
kuierde op een Octoberavond van het jaar
1918 den „draad" voorbij. Hij wist, dat hij
hier eigenlijk overbodig was, dat 't bewaken,
van dit stuk grens heelemaal geen doel had.
Want ten eerste was deze plek wild en dicht
begroeid met braamstruiken en dennen-
bosschen. Dat verhinderde het „zakjes
gooien". Hiervoor hadden de smokkelaars
een open plek noodig, waar zij een aanloop
konden nemen, om de zakken met boter,
spek, kaas, meel over het 3 meter hooge hek
te slingeren, den teruggegooiden zak met
het geld erin te vinden en te vluchten. En
ten tweede, (en dat was de hoofdzaak) was
hier een ongewenschte immigratie" niet mo
gelijk, omdat het hek electrisch geladen
was. Dit was het laatste stuk van de „elec-
trische draad", zooals de bevolking aan
weerszijden ervan haar noemde, dat de Duit-
schers voorbij de Belgisch-Nederlandsche
grens hadden opgericht en met hoogspan
ning hadden geladen, om desertie te ver
hinderen. Deze laatste paar honderd meters
scheidden den punt van Zuid-Limburg van
de bosschen om Aken, dus al van Duitsch
gebied.
't Was een drukkende natte herfstavond.
De bladeren der jonge eiken en der hazel
nootstruiken kleefden aan elkaar. Een
vochtige damp steeg op uit den bodem en
hulde hoornen, heuvels, het „hoogste punt
van Nederland" en de verscheurde, razende
wolkenlappen in een warmen sluier. De wind
waaide met wervelende bladeren, afgebroken
takken, de klank der klokken van den kerk
toren van Vaals naar boven. Tusschen ver
waterde onduidelijke silhouetten der strui
ken en stammen kroop het bleeke, zieke geel
van den zonsondergang door de openingen
der wolken. Uit dezelfde richting klonk af
en toe, uit oneindige verte een dreunen van
kanonnen of bommen.
Maurits, de soldaat, plukte eenige bramen.
Die hoorden hem. Hier kwam, behalve an
dere wachtposten, die hem aflosten, geen
mensch. Nadat een jongetje uit Vaals bij het
braamzoeken te dicht bij het hek was ge
komen en zijn oor en de rechterhelft van
zijn gezicht had verloren, werd dit stuk van
het bosch door de bevolking geboycot.
Maurits floot een mopje door de tanden en
dacht aan duizend dingen die vervuld zou
den worden, als die gekke oorlog uit zou zijn,
waarmee wij Hollanders toch eigenlijk niets
te maken hadden. Die dwazen zouden niet
lang meer met eikaar knokken. Nog een paar
duizend dooden, dan zal het wel uit zijn.
Hier, twee passen verwijderd van Duitsch-
land, wist men het beter dan die menschen
achter het hek, die allen van „Kriegsbe-
richte" leefden.
Plotseling knakte iets aan den overkant in
de takken der struiken en een man kwam
daaruit te voorschijn. Maurits greep, zonder
het te beseffen zijn geweer. In hetzelfde
oogenblik lag de man achter den draad plat
op den grond. Dat was dc reactie van den
frontsoldaat.
..Wat wilt U hier?"Maurits had geen
recht om dat te vragen, evenmin om zijn
Ook is het genie gewoonlijk ontoegankelijk
voor beweegredenen van eigen belang; want
niets is vreemder aan de bloei van het genie
dan een „baantje". Dan is de innerlijke
overtuiging van weinig belang en is men
dikwijls gedwongen zich zeiven te verloo
chenen. Elk werk of elke daad van zuivere
inspiratie is geheel vrij van de lage zucht
naar stoffelijk gewin.
Fantasie is de eenige onmisbare voor
waarde voor genie en zij is op elk gebied te
vinden. Neem bijvoorbeeld de genieën op het
gebied der philosophie, politiek, litteratuur of
strategie. Alle groote philosophen, politici,
schrijvers of strategen, die we als genie hul
digen hebben fantasie in ongewone mate be
zeten. Kant had het, toen hij zijn: „Critiek
der zuivere Rede" scheef en evenzoo Hegel,
Newton, Bergson; maar ook treft men deze
eigenschap bij mannen als Bismarck, Gam-
betta, Cavour, of Mussolini. In de littera
tuur bij Shakespeare, in de strategie, Napo
leon.
Ook is fantasie een voornaam bestand
deel van de scheppende kracht, die een
combinatie is van instinct en genie. Het is
geen kwestie van erfelijkheid of gunstige
omstandigheden, want zijn er geen groote
gedichten èn groote daden ontstaan te mid-
der der grootste ellende. Het is een wonder-
baax-lijke vonk die iets goddelijks heeft en
daarom onbepaaldbaar is,Het groote verschil
tusschen talent en genie is, dat de eerste de
feiten uitbuit, terwijl de tweede ze schept.
Het genie houdt niet van theoretiseeren.
Het weet intuitief, dat, indien er één ding is
wat het leven ons leert, dan is dat, dat
regels gemaakt worden om ze te overtre
den en dat de ondervinding ons voortdurend
doet ontkennen, wat we in theorie beves
tigd hebben.
Hoewel fantasie het overheerschende ele
ment in genie is, is het niet het eenige; het
moet samengaan met denkkracht en be
wustzijn van eigen kunnen. Niettemin zal de
man, die hoeveel dan ook van deze eigen
schappen bezit en daarbij verstoken is van
fantasie, nooit eenig werkelijk scheppend
werk verrichten. t
Beschouw de natuur en blijkt dan niet, dat
alleen dit beginsel het wonder der schepping
kan verklaren?
Zonder dat zou er geen vooruitgang en
ontwikkeling zijn en het zou een saaie boel
in de wereld zijn. Behalve de onverbidde
lijke wet van oorzaak en gevolg, die door
de wetenschap als grondbeginsel is gepos
tuleerd, zijn er ook nog „imponderabilia", en
deze bepalen het genie.
Men heeft scheppend werk wel vergeleken
met het terwereld brengen van kinderen en
zeker is, dat, hoe spontaan het ook schijnt
te gaan, er een langen tijd van lijden voor
afgaat aan het voortbrengen van een mees
terwerk. De kunstenaar wordt gedurende
geruimen tijd heen en weer geslingerd tus
schen tegenstrijdige ideeën. Ik heb dikwijls
een dergelijken kwellenden tijd van voorbe
reiding gekend. Plotseling valt dan de last
af en een nieuwe gedachte is als vanzelf ge
boren. Er is geen bepaalde reden voor, maar
men voelt, dat het goed is en men wordt ge
dragen door een geestdrift, die niet tot rust
komt voor de vormgeving geheel is voltooid.
Geloof me, daar is geen enkele Voldoening
die daarmede vergeleken kan worden.
(Nadruk verboden.)'
geweer te pakken, want de man was aan
den anderen kant van het hek. Maar om
aan de pijnlijke situatie een einde te maken
moest hij toch iets zeggen.
De man op den grond riep: „Niet schie
ten!",Neen, ik schiet niet. Maar wat
doet u hier?"De andere stond op en
kwam dichterbij„Man! Blijf staan!
In Godsnaam! Raak de draad niet aan"
De andere deinsde terug„Hoogspan
ning!" zeide Maurits. Hij onderscheidde in
de schemering een smerige, verscheurde uni
form, en een gezicht met een verwaarloosde
baard, dat nog sporen van leven droeg door
de angst, honger en ellende, die zich in de
vervallen heid hadden ingegraven. „Waar
ben ik hier?" kwam het uit den dooden-
schedel aan den overkantU bent
deserteur?".... „Waar ben ik hier?" her
haalde het spook stereotyp„U bent aan
de Nederlandsche grens.".Met een sprong
was de man bij het hek. „Kerel! Pas toch
op! U bent een lijk als u dat ding aan
raakt". „Laat mij er over, laat mij er ovèr!"
fluisterde de man wild„Dat mag ik
niet. Daarvoor sta ik toch hier. We hebben
geïnterneerden genoeg hier. En we moeten
ons beetje eten voor ons zelf houden"
„Laat mij er over!"„Man! Dat kan
niet. Ik mag niet. Dienst is dienst. En bier
is bier". Dat laatste had hij van Duitschers
geleerd en hij dacht dat het hier wel te
pas kwamLaat mij er door!"
„Het kan toch niet. Zelfs als ik wilde. De
draad is immers electrisch geladen."
Maurits besloot, het geval aan godsoordeel
over te laten. „Aan dit draadje hangt je
leven", zeide hij en trok een stuk koperdraad
uit zijn zak. „Gloeit het, als ik het in de
leiding werp, dan is er stroom. Gloeit het
niet. dan is de stroom uitgeschakeld".
Hij wierp het tegen het hek, zoo, dat het
tegelijk den grond raakte. Het gloeide niet.
Maurits brulde. „Kom' Kom! Gauw!"
De andere hief zijn hoofd op. Kom toch!" De
andere keek vragend. „Geen stroom! Kom
dan man!"De vluchteling stond op,
ging zonder te weifelen in den draad. Er
gebeurde niets. Hij boog het hoofd en klom
erdoor, stond met een voet op Nederland-
schen en met een voet op Duitschen grond
„Zeg, als Ik nu bij u in Holland ben,
dan ben ik toch deserteur en mag, ook als
de oorlog voorbij zal zijn, niet meer naar
Duitschland terug".... Maurits schuimde
van woede. „Stommeling! Daar had je vroe
ger aan moeten denken. .Kom!".De man
stond onbeweeglijk in den draad. De groene
huid spande om zijn doodenschedel, de
baard-haren sidderden in den wind. Een
dunne regen begon te vallen. De zon was
verdwenen, de wolken joegen zwart over de
toppen der zuchtende boomen. „Kom. kom!
Kom dan toch!" Maurits scheurde zijn hand
bloedig aan bramenstruiken, waaraan hij
heftig trok.
„Ja, maar. dat is toch desertie, hoogver
raad. „Fahnenflucht", dan kan ik toch nooit
meer naar huis".... Man! Wil je nou
komen?! Ze kunnen ieder oogenblik den
stroom inschakelen!"De man werkte
zich langzaam door het hek. Stond weer stil.
„Ja, maarverder sprak hij niet, want
de stroom was ingeschakeld.
Den volgenden ochtend werd de stroom
voor korten tijd uitgeschakeld, omdat men
er weer een lijk moest uithalen.
AGA.