FEM1NA
PENSIONGASTEN.
BLOUSES.
Haarlem's
Dagblad
Zaterdag
5 Sept. 1931
De groote blousenmode, welke wij dezen
zomer hebben meegemaakt en welke zich,
naar het zich laat aanzien, voor een belang
rijk deel ook in het koele seizoen zal voort
zetten, geeft ons aanleiding om een paar aar
dige modellen te bespreken. De twee in het
midden van de teekening zijn de meer „ge-
kleede" blousen, die bij een „gekleed" tailleur-
costuum gedragen worden. Ze zijn dan ook
van crêpe de chine en tussor. De linksche
blouse (patroon No. 2968) is van banaarigele
crêpe de chine met liggend kraagje en das
van dezelfde stof. Van voren is een plastron
van dezelfde stof ingezet. Aan 1.80 M. stof van
1 M. breed heeft men voor deze blouse vol
doende. De andere (patroon No. 2969) is van
tussor naturel, van voren gegarneerd met in
gezette smalle strooken, welke daar een
plastron vormen. Het kleine figuurtje in den
rechter-bovenhoek, dat de rugzijde toont,
laat zien, dat de smalle ingezette band zich
op den rug in een punt voortzet. Voor dit
model is 2 M. stof van 1 M. breed toereikend.
Op zij van deze twee figuren, uiterst links en
uiterst rechts, vindt men nog een tweetal mo
dellen aangegeven met korte mouwtjes,
welke in allerlei levendige kleuren dezen
zomer op fantasie-rokjes gedragen werden,
hetgeen buitengewoon aardig en sportief
staat. Zooals men ziet, waren de rokken bijna
altijd met flinke ruime stolpplooien vanaf
even onder de heup; daarboven waren ze
meestal vastgestikt. In het voorbijgaan kan
nog worden opgemerkt, dat voor deze rokken
1.50 M. stof van 1.40 M. breed noodig is.
De hoedenmode vertoont een buitengewone
verscheidenheid van vorm en kleur en gar
neering, al spelen veeren, van struis- tot
haneveer, een groote rol. Doch één ding heb
ben alle hoedjes gemeen, of het nu een nauw
sluitend tulbandje dan wel een vilthoed met
breeden rand is, zij staan geen van allen
recht op het hoofd, althans zij maken den in
druk door een vrij diep over het rechteroog
getrokken rand, scheef en hupsch op onze
krullebollen geplaatst te zijn.
Van de 2 besproken blouses zijn knippa
tronen verkrijgbaar a 65 ct. Postwissel zenden
aan: De Beurs, Amstellaan 66, Amsterdam Z.
Levering binnen 1 week. Op het strookje
nauwkeurig vermelden: naam en adres van
afzender, maat en het nummer van het ge-
wenschte patroon, (de maten van 40 tot 52
kunnen geleverd worden).
Y/arme trui met lange mouwen
om zelf te dragen.
Voor deze trui
neme men het
liefst donkere wol,
bijv. donkerblauwe
of grijsblauwe. Het
bovenste gedeelte
van voor-, rug
pand en mouwen
heeft kleine gaat
jes, verder wordt
de trui gebreid één
toer recht, één
toer averecht. On
deraan de trui en
aan de mouwen is
een boord twee
recht twee ave
recht, waarvan de
rechte steken ver
draaid zijn opge
nomen. Het aan
tal steken dat men
opzet is niet op te
geven, omdat dat
afhangt van de
dikte van de wol, de
dikte der pennen
en de grootte van
de trui. Men breit
dus een proeflapje
en kijkt, hoeveel
steken er op één c.M. gaan. Op deze ma
nier berekend men het aantal op te zetten
steken.
Voorpand: Men begint onderaan en breit
een boord van ongeveer 10 c.M. hoogte.
Daarna volgt een stuk één recht één ave
recht, tot 4 c.M. onder de V-vormige hals
opening. Hier begint de gaatjessteek. Aan
den rechterkant breit men twee steken sa
men, waarna de draad om den naald wordt
geslagen, twee steken samenbreien, draad
omslaan enz. De volgende averechte toer
wordt gewoon gebreid. Door de omgeslagen
lussen als steken te behandelen houdt men
hetzelde aantal stekend. Na ongeveer vijf
c.M. op deze manier gebreid te hebben, be
gint men de halsopening en de armsgaten
op de gewone manier.
Halsopening: Aantal steken in tweeën
verdeelen, aan den rechten kant minderen,
aan den averechten kant overbreien.
Armsgaten: Om het schuine kantje te
krijgen mindert men 8 maal na elkaar tel
kens een steek, daarna wordt niet meer ge
minderd. Om den schouder een beetje schuin
af te laten loopen, hecht men eerst 8 steken
af, breit den toer uit en herhaalt dit tot er
geen steken meer over zijn.
Rugpand: Boord van 10 cM. Recht ge
deelte af te meten naar het voorpand. Gaat
jesgedeelte af te meten naar het voorpand.
Schouders recht, geen halsuitsnijding.
Mouwen: Men zet het vereischte aantal
steken op, breit de boord en meeixlert daar
na om de 10 c.M. aan weerskanten s
steek, meet den afstand okselpols, en breit
één toer recht, één averecht tot men op
vijf c.M. na deze lengte heeft. Dan begint
men met den gaatjessteek. Om een kap op
den mouw te krijgen begint men eiken toer
met 8 steken te minderen, daarna breit men
den toer uit.
Halsopening: Men neemt de steken van
de halsopening op drie pennen en breit in
het rond twee recht twee averecht, tot het
boordje breed genoeg is.
MIES BLOMSMA.
MENU.
Eieren met tomatensaus.
Runderrolletjes.
Aardappelen.
Snijboonen.
Omelet met bitterkoekjesvla.
Reken voor het voorgerecht een ei per per
soon: is het gezelschap groot, dan kan men
er beter wat minder voor nemen, omdat het
nogal uitlevert. Kook de eieren hard en snijd
ze, liefst met een witte draad, in de lengte
in drieën. Schik ze' op een verwarmden plat
ten schotel, en zorg dat intusschen een ge
bonden tomatensaus is gemaakt van boter,
bloem, bouillon en tomatenpuree. Deze puree
wordt het lekkerst, wanneer versche toma
ten, in vieren gesneden, opgekookt worden
met een fijngesnipperd uitje. Als dit gaar is,
wordt het gezeefd en bij de saus gevoegd.
De saus wordt goed heet over de eieren ge
goten en hierna wordt de schotel gegarneerd
met een paar frissche takjes peterselie.
De runderrolletjes worden gemaakt van
dunne, magere runderlappen, die gewas-
schen en aan beide zijden gezouten en ge
peperd worden. Op elk lapje wordt een stukje
spek gelegd, wat gesnipperde ui en gehakte
peterselie. Nu wordt het lapje met wat er
op ligt opgerold en ot> twee plaatsen met een
dx-aadje dichtgebonden. Deze rolletjes braadt
men vlug in boter of vet aan alle kanten
mooi bruin, maakt de jus af met een scheutje
water en zet ze' daarna nog anderhalf a twee
uur zachtjes te stoven. Zorg vooral, dat het
water er niet geheel op verdampt, zoodat de
rolletjes weer gaan braden, want dan wor
den ze te donker van kleur en te droog. Giet
er daartoe, zoo noodig, zoo nu en dan nog
wat water bij.
De snijboonen kunnen nu het wat verder
in den tijd is, wel een schepje suiker ge
bruiken bij het stoven, de eerste zoete smaak
is er meestal nu wel af.
Voor het dessert hebben wij de volgende
ingrediënten noodig:
5 eieren
3 d.L. melk
een half ons suiker
een klontje boter
een eetlepel bloem
1 ons bitterkoekjes
vanille.
Maak, om te beginnen een vla van 1 el
met twee eetlepels suiker, het merg uit het
vanillestokje, de bloem en tenslotte 2 d.L.
van de melk. Dit moet zeer zorgvuldig op de
kachel geroerd worden totdat het gebonden
is. De bitterkoekjes zijn intusschen in den
oven opgedroogd, men laat ze even afkoelen
en stampt ze daarna fijn, waarna ze door de
vla worden geroerd.
Bak nu vlug de omelet vaix de andere vier
geklopte eieren met de melk en een snipper
zout, in de koekepan in boter op een niet
te heet vuur. Leg de bitterkoekjesvla er op,
sla de omelet dicht en bestrooi ze met wat
suiker.
Dien ze dadelijk op een goed verwarmden
schotel voor.
NEEN, DAT WIST U NIET
Met behulp van citroensap kunt U nage
noeg alle vlekken uit Uw koperen voorwerpen
verwijd ex-en.
Glazen „kraften", die door het water aan
geslagen zijn, kunt U heel goed schoonkrijgen,
door er aardappelschillen en koud water in
te doen. Daarna flink schudden. Dan ver
dwijnt de aaxislag.
Die leelijke wijnvlekken in Uw tafellinnen,
krijgt U er best uit. wanneer de vlek in ko
kende melk gehouden wordt..
Als Uw kousen nat zijn, hetzij van was-
schen, hetzij door een plasregen, hang ze dan
niet te drogen met de teenen naar beneden,
doch hang ze aan de teenen op. Dat verlangt
hun levensduur,
Beginselen, principes zijn soms lastige
dingen. De verleiding er van af te wijken is
dikwijls heel groot. Maar je weet, dat je er
later spijt van zult hebben.
Ik spreek nu natuurlijk alleen van de
échte principes, die we aan hebben moeten
nemen, omdat ons gevoel er ons toe drong.
De andere, verstandelijk uitgedacht of over
genomen uit gewichtigdoenerij, zijn maar
huichelachtige dingetjes, waar we zonder
gewetenswroeging wel eens van af kunnen
wijken als maar niemand het merkt.
Kinderen zijn niet huichelachtig; men
kan hen wel - en zelfs heel makkelijk!
opvoeden tot kleine huichelaars, maar van
nature zijn ze het niet.
„Het is zoo mooi om eerlijk te zijn", zegt
moeder, „en jij bent het altijd, hè zusje,
jij jokt nooit".
„Nee", zegt zusje, die even dikwijls jokt
als elk normaal kind, „ik ben eei'lijk". En
dat vindt ze dan heel mooi. Ze laat zich op
haar eerlijkheid voorstaan, ze wox-dt graag
geprezen. Eerlijkheid wordt haar beginsel,
waar ze zonder scrupules dikwijls van af
wijkt. Want zusje is niet eerlijk omdat ze
het moet zijn.
Guusje is niet huichelachtig of schijnhei
lig. Van beginselen en principes heeft hij
nog nooit gehoord. Als hij dus een beginsel
heeft is het wel heel echt
Maar daar is de verleiding. Guusje zal het
ook geen verleiding noemen, het is iets
„akeligs" en als hij er weerstand aan ge
boden heeft zegt hij: „hè, gelukkig!" Hij
zal niet trotsch zijn op zijn vastheid van
karakter en er nergens mee gaan opschep
pen.
Guusje heeft met een paar vriendjes ge
hakt gehaald bij den slager. Ze hebben
stukjes worst toegekx-egen, een heeleboel
lekkere stukjes worst, want de moeder van
de vriendjes is een goede klant van den
slager.
Exx nu zijn ze op een stoepje gaan zitten,
Het papier met gehakt en worst ligt op huxx
knieën
De vriendjes smullen van de worst, Guus
je zit er naast, kijkt toe, wendt telkens zijn
hoofdje af, kijkt weer. Hij slikt even, hij
slikt het water weg( dat hem in den mond
komt.
Een dienstmeisje dat de jongens wel kent,
komt langs, ziet het etende tweetal, ziet
Guusje.
„Waarom geven jullie Guusje niets?'
vraagt ze verontwaardigd.
Maar de vriendjes kijken haar glunderend
en zelf-voldaan aan, overtuigd van hun on
schuld. Ze zijn niet gierig of gulzig, zooaLs
het meisje denkt. Nee, hoor!
„Guusje mag het niet hebben", vertellen
ze, „bij hem thuis zijn ze vegetax-iërs".
Guusje kijkt van de worst naar het meisje.
Erg vx-oolijk ziet hij er niet uit. „Ja", zegt hij
in een zucht: „ik ben vegetariër. Ik vind 't
leelijk als je visschen en beesten dood
maakt. Dat mag je niet doen".
Het is geen van buiten geleerd lesje.
Guusje groot dierenvriend meent wat
hij zegt. Maar het enthousiasme is ver te
zoeken.
Stil en bedrukt zit de „vegetariër" op het
stoepje. Van onder zijn wimpers gluurt hij
af en toe naar „dat arme doode beest". Dan
kijkt hij weer den anderen kant op.en
zucht.
Guusje is een flink en eerlijk mannetje,
eentje waar je van op aan kunt, dapperder
dan menig groot mensch. Hij weet het zelf
niet en laten we hopen, dat het nog héél
Iaxxg duurt eer hij het te weten komt.
BEP OTTEN
EEN LEKKER HAPJE VOOR TOE
Een toetje, dat de kindex-en vooral zullen
toejuichen is, „gedroogde abrikozen". Neem
hiervoor 4 ons gedroogde abrikozen, 1 ons
suiker en een beetje sago. Eerst worden de
abrikozen een paar keer afgewasschen met
lauw water. Zet ze daarna een dag en een
nacht in koud water, zoodat ze net bedekt
zijn. Daarna kookt men ze met hetzelfde
water en laat ze langzaam gaar koken. Dit
duux-t zoowat een minuut of 10. Goed oplet
ten, dat ze niet aanbranden door droogkoken.
Daarna de suiker er bij voegen en het nat
binden met een beetje sago, (de sago eerst
aanmengen). Een andere methode is de abri
kozen 2 dagen en 2 nachten in het water te
laten weeken. Dan behoeft U ze maar enkel
even aan de kook te brengen om de suiker te
doen smelten en het nat te binden, want de
abrikozen zelf zijn dan al zoo geweekt, dat ze
heelemaal zacht zijn.
De geschiedenis herhaalt zich
De bovenstaande foto iverd enkele dagen
geleden genomen op een groote Herfstmode-
show in Londen. De linksche dame draagt
een japon van tientallen jaren geleden, de
rechtsche is gekleed in de nieuwste creatie
van 1931. Het verschil is waarlijk niet groot
In ons pension is een familie, die ons wil
„indeelen", dat wil zeggen, dat ze niet zal
rusten, voordat ze ons heeft geplaatst in het
vakje, waarin wij, naar haar meening, maat
schappelijk behooren. En het zal velen van
u vermoedelijk wel hetzelfde gaan als ons:
wanneer het zoo de vooropgezette bedoeling
is, om ons uit te hooren, willen we daar juist
niets van weten en we verzetten ons.
Waar woont u?
Bent u hier al lang?
Bent u hier al eerder geweest?
Vindt u het een goed pexision?
Zijn dit uw kinderen?
Zijn het uw eenige?
Is u allang getrouwd?
Heeft uw man het druk?
Is uw man niet meneer H., die ik verle
den jaar op een diner heb ontmoet?
Hé, dan moet ik me vergist hebben, ik
dacht zoo stellig dat hij(volgt een be
roep) was.
AJs deze zeer duidelijk zichtbare vlieger
niet opgaat, worden wij op een andere ma
nier bewerkt.
Toch maar prettig, dat uw man zoo vaak
eens kan ovex-wippen, ja, dat heb je natuur
lijk alleen als je afgepaste werktijden hebt,
dan ben je zeker van je vrijen tijd.
Enzoovoort lederen dag opnieuw en
steeds weer op een andere manier, totdat zij
met conclusies aankomen en beweren willen,
dat je wel zien kunt, dat deze twee van ons
gezelschap zustex-s zijn, zij lijken sprekend op
elkaar. Maar zelfs die veronderstelling laten
we voor wat ze is, hoewel er geen sprake van
is, omdat we geen zin hebben in verdere uit
leggingen.
Ik ben ervan ovex-tuigd, dat deze familie
is weggegaan in de meening, dat we een won
derlijk stelletje waren, dat er vermoedelijk
iets niet in den haak was met ons, want dat
je anders toch weieens wat vertelt.
Maar nu vraag ik u. het is allemaal alweer
eenige weken geleden, we wonen ver van
elkaar en onze herinnering aan hen is nu al
zeer vervaagd, wat vermoedelijk wederkee-
rig is. Als we elkaar over een half jaar bij
toeval tegenkomen, kennen wij elkaar niet
eens meer, waarvoor moeten we dan eikaars
heele levensgeschiedenis kennen?
Waarom kunnexi wij niet gewoon met el
kaar praten, zonder direct naar eikaars maat
schappelijke positie te informeeren! Het kan
me niets schelen wat meneer Z. doet voor
den kost: hij is vriendelijk, zijn vrouw is
vriendelijk, we praten met elkaar en als we
uit elkaar zijn gegaan, zijn we elkaar verge
ten, maar ze laten een herinnering bij ons
achter van eenvoudige opgewektheid.
Er zijn echter ook altijd xnenschen, die zich
graag door de andere pensiongasten in zoo'n
maatschappelijk vakje laten indeelen mits
dat vakje dan maar een of twee trapjes hoo-
ger ligt, dan waartoe zij zelf meenen, dat zij
behooren.
Bijvoorbeeld wanneer 's avonds het heele
pension broederlijk bijeen zit in de gemeen
schappelijke zitkamer, constateex't een der
dames dat het erg warm is in de kamer. Men
is het hierover eens, waarop een der anderen
zegt: ja, ik kan er zoo slecht tegen in zoo'n
kleine rxximte; als je ook zooveel grootere ka
mers gewend bent thuis, is dat toch ook wel
vervelend met het onuitgesproken verzoek
of je dat vooral goed wilt onthouden, dat zij
thuis veel grootere kamers gewend zijn.
Het beroep van een der pa's is ook allang
verteld, en het heeft een tintje van gestu
deerd-zijn. Totdat een der kinderen zich ver
gist, en pa's ware beroep, ook zeer respec
tabel overigens, maar zonder het studie
tintje, den volke verkondigt. Groote conster
natie, het heele gezin beijvert zich om deze
onthulling weg te praten, maar er is niets
meer aan te doen, iedereen heeft het gevoel
dat hij ertusschen genomen is, opdat wij de
familie vooral maar als deftig zullen be
schouwen.
Een gezin met eenige kinderen heeft de
kinderjuffrouw meegenomen, waarvan een
der kleine pummels naief komt vertellen: we
moeten wel juffrouw tegen haar zeggen van
vader en moeder, maar eigenlijk is ze ons
dienstmeisje en thuis heet ze Annie.
Bij een andere familie met een paar kleine
kinderen heeft moeder al eenige malen met
luider stemme verkondigd, dat de tafelma
nieren van haar spruiten niet goed genoeg
zijn voor Hotel het duixrste hotel van
de plaats, maar over een paar jaar zal het
toch misschien wel gaan!
Al deze kostelijke verhalen maken het ver
blijf in een pension veel interessanter en ko
mischer dan in een hotel: daar bemoeien de
menschen zich weinig of in het geheel niet
met elkaar, het is er meer een gaan en ko
men van de menschen, de eene blijft maar
een dag, een andere weer wat langer, som
migen logeeren er permanent, en door het
vele wisselen der gezichten komt men aan een
nadere kennismaking niet toe.
Een pension geeft daartoe echter alle aan
leiding en men kan er meer dan humoristi
sche ondexrvindingen opdoen, soms natuur
lijk ook wel tragische vaix oude menschen die
een schijnleven leiden, om de vergane glorie
uit hun beste jaren nog vast te houden. Hier
aan kan een verdriet ten grondslag liggen,
dat niet voor belachelijkheid in aanmerking
komt; het komische element schuilt alleen
in de drukte van allerlei menschen over wat
ze niet zijn, ook nooit geweest zijn, en waar
mee ze nu anderen willen imponeeren. En
de vindingrijkheid, om dat den menschen
te doen gelooven, is zoo groot, dat het be
paald de moeite waard is, om het te observee-
ren, mits men tenminste zelf zorgt, er buiten
te blijven.
E. E. J.—P.
HOE MEN DE KLEUTERS
BEZIG HOUDT,
HUISJES.
Dezen keer een paar eenvoudige modelletjes
van huisjes voor de grootere meisjes.
Voor de kleuters is dit wex-kje nog veel te
moeilijk, alleen bij het uitknippen der deuren
en ramen zullen zij een klein beetje kunnen
helpen.
Het eerste huisje,
afbeelding b. werd
verkregen uit een
boi-dpapieren doos
van 21 c.M. leng
te en 16 c.M. hoog
te.
Wij zoeken een
stevige doos uit met
een plat deksel.
Om het dak goed
te kunnen vastma
ken knippen of
snijden wij van
karton nog 2
reepen van 5 c.M. breedte en 21 c.M. lengte.
Eerst even op de helft de reepen ritsen,
buigen de ééne helft naar boven en plakken
de andere helft op den rand van het deksel
vast (afb. a.)
Voor het dak ne
men wij donker
karton. Op de helft
wordt een vouw ge
maakt en het dak
woi'dt op de hoog
staande randen ge
plakt en op den
rand van het dek
sel. Het dakruim
wordt gesloten door
van het donkere
karton naar boven
afgeronde gedeelten uit te knippen en op te
plakken.
Van glanzend papier knippen wij nu ramen
en deuren uit en plakken deze op de doos.
Het huisje is nu klaar en kan tevens nog
dienst doen voor het opbergen van klein
speelgoed.
Nu nog een huisje van teekexxpapier of dun
geklexird karton, waarvoor wij het modelletje
op afbeelding c noodig hebben. Dit kan heel
gemakkelijk overgenomen worden. Wel moe
ten wij alles precies uitmeten.
De stippellijnen worden geritst en voor do
inslagen rekenen wij 1 c.M. Ook wordt aan
den zijkant een kleine overslag meegerekend
voor het dichtplakken. Ook het dak wordt
eerst geteekend en daarna op het huisje
aangebracht.
Deuren en ramen knippen wij weer van
gekleurd papier uit en het tweede huisje, af
beelding d., is klaar.
Natuurlijk kan men bij deze huisjes, vooral
bij de versiering, allerlei veranderingen aan
brengen.
Beide modelletjes zijn in de Tijdingzaal
van ons blad te zien.
W. R.
MESSENSLIJPEN.
Messenslijpen is nu eenmaal een werkje,
waaraan de meeste huisvrouwen een broertje
dood hebben. En toch moet het gebeuren,
wanneer men tenminste prijs stelt op nette
sneetjes brood, in plaats van vonnelooze
hompen, en bovenal, op tevreden gezichten
aan tafel. Want 't is wondex-lijk, hoe slecht
een bot mes aan de ontbijttafel op het hu
meur der huisgenooten werkt. Voorkomen is
beter dan genezen en daarom, voorkom zoo
veel mogelijk het slijpen der messen door een
zorgvuldige behandeling van deze eetwerk-
tuigen. Dus, snijd het brood niet op een bord
of schaal, doch op een houten plank, druk
niet al te hard dooi', alsof U door den plank
heen wilde snijden, heusch, als het brood
alleen maar gesneden is, is dat ruimschoots
voldoende. Hetzelfde geldt voor vleeschsnij-
den. Doe dat ook op een plank. Een steenen
of porseleinen bord is zoo hard, weet U. En
als U een kurk bij moet snijden, doe dat dan
ook niet met een van de messen uit den mes
senbak, doch gebruik daar een oud mes voor,
speciaal gereserveerd voor dergelijke messen-
moordende karwijtjes. Ook moet U met Uw
messen de kachelhoutjes niet bewerken en er
ernstig voor waken, dat Uw Pietje geen mes
kaapt, om dat mooie latje tot een pracht
wandelstokje te vervormen. Zijn er vlekken
op Uw messen gekomen, wrijf die weg met een
kurk of een schijfje appel, dat U eerst in wat
blauwsteen of amarilpoeder, desnoods aan
gemaakt met wat sla-olie, wrijft. U moet na
tuurlijk stevig drukken en in de breedte van
het mes schuren. Roestvlekken krijgt U er
heel makkelijk uit, door de messen met raap
olie in te smeren en ze daarna een paar dagen
in de watten te laten liggen. U moet eens
zien, dan kunt U er de roest zoo afwrijven.
DE NIEUWE HOED....
EN HOE HEM TE DRAGEN
links te zien is, zoo
weinig rechts. In
den nek moet het
haar óf zoo kort
zijn dat het niet
te zien is onder
den hoed uit of
hef moet er goed
verzorgd een flink
eind onderuit ste
ken.
Vóór alles: durf
bij het opzetten!
Allereerst: hoe 't
haar te dragen:
scheiding rechts
want de hoed
wordt rechts laag
en links hoog ge
dragen, zoodat het
grootste gedeelte
van 't haar zicht
baar is.
De hoed wordt
diep in het rech
teroog gedrukt.
ZooveeJ haar er