Naar een nieuwe standplaats. IN DE LEERSCHOOL DER RECHERCHE. Bezoek aan „Indisch Zwitserland". door A* HEEROMA, Oud-Commissaris van Politie te Amsterdam. Het spreekt, dat als je als zuigeling bij de politie bent ondergebracht, je dan wordt die je al naar heur aard de vitaminen moe ten verschaffen, welke een politieliehaam eischt en zoo ligt het voor de hand, dat ik in mijn ontwikkelingstijdperk ook werd in gedeeld bij het bureau Recherche. Het was in den tijd, dat een nieuwe hoofd commissaris zijn intrede had gedaan en die was bezield, zooals dat gewoonlijk met nieu we chefs het geval is, met vooruitstrevende gedachten en wel zoo erg, dat hij na een jaar of zeven zichzelf voorbij was gestreefd en den aftocht blies. Maar in den tijd, waarvan ik spreek was hij in zijn hevigste vooruit streving en het is begrijpelijk dat hij de af- deeling Recherche in zijn duizelingwekkende vaart meenam. Nu was dat juist in den tijd, dat Conan Doyle het aanzijn had geschon ken aan Sherlock Holmes, die voorbestemd was om een ontelbare nakomelingschap te krijgen, waarmee het echter gaat als met de ....na een nauwgezet onderzoek.. 'nazaten van de meeste beroemde mannen: de vaders blijven leven, de zonen zijn gestor ven voor hun dood. Sherlock Holmes dan had de wereld ver baasd doen staan door zijn onnavolgbaar speurtalent en de menschen slikten de ver halen van Conan Doyle voor zoete koek, ver getende, dat Holmes slechts een denkbeeldig persoon was, even denkbeeldig als de door hem ontdekte misdrijven. Ze vergaten, dat de schrijver, in wiens brein al die scherpzin nigheid was ontsproten, nooit een misdrijf had nagespeurd en mag men de kranten ge- looven, dan is 't later eens voorgekomen, dat hij het zou beproeven, toen hij in een plaats was, waar een inbraak was gepleegd. Hij kwam na nauwgezet onderzoek tot de con clusie, dat de dief linksch moest zijn, maar de dorpsveldwachter had intusschen den dief te pakken zonder Sherlocksche wijsheid aan te wenden, waaruit blijkt, dat de dief, al was hij dan linksch, niet link was, tei*wijl de veldwachter niet linksch, maar wel link was. Conan Doyle was zelf de eerste om te er kennen, dat zijn spitsvondigheden alleen maar in theorie opgingen en dat er in de praktijk niets van terecht kwam, maar het publiek was het er niet mee eens en stelde direct Sherlock Holmes ten voorbeeld, als naar zijn meening de politie in bekwaamheid te kort schoot. Onze nieuwe hoofdcommissaris was op het punt van recherche al niet veel wijzer dan het groote publiek, maar hoe gaat het? Als je aan 't hoofd van een politiecorps wordt geplaatst, heb je 't voor 't zeggen. Wien God geeft een ambt, dien geeft Hij ook het verstand, zegt het spreekwoord en daar heb je als ondergeschikte maar rekening mee te houden. De hoofdcommssaris dan was onder de be koring van Sherlock Holmes geraakt en zoo doende kocht hij al de detective stories en droeg ons op ze ijverig te lezen, wat wij na tuurlijk graag deden. Maar hij deed meer: hij was opgetogen over Holmes' vermom mingskunst en daarom moest onze oude Overste, zooals de chef der recherche ver trouwelijk genoemd werd, zich de noodige vermommingsartikelen aanschaffen. Hij deed dit en zoo kwamen er pruiken en baarden, brillen en de onmogelijkste petten, een rood gestreept jasje van een huisknecht en een manchesterpak van een kolenbaas. Gelukkig bleven we bij de manlijke uitrusting, anders ware ons leed niet te overzien geweest, want stel, dat je op een goeden dag de damesklee- ding in gebruik wilt nemen en het blijkt, dat je in de mode tien jaar ten achter bent, dan zal het moeilijk zijn onopgemerkt langs de straat te gaan. Trouwens aan het dragen van vrouwenkleeding door mannen zijn altijd zekere bezwaren verbonden. Er was eens een man, die er zich niet mee kon vereenigen, dat hij als jongen was ge boren en omdat hij niet inzag, waarom hij als man door het leven zou gaan, terwijl hij begeerde vrouw te zijn, besloot hij zijn uiter lijk voorkomen in zoodanigen staat te bren gen, dat de wereld de illusie zou hebben, dat hij tot het schoone geslacht behoorde. Dit nu was ten opzichte van de Natuur een onge hoorde brutaliteit, want Moeder Natuur had juist te zijnen opzichte bepaald, dat er geen verschil van meening zou bestaan en had hem gevormd tot een lang, bonkig wezen ....groote handen en voeten met flinken baardgroei, groote handen en voeten en een schraal, tanig uiterlijk, al het geen de gedachte kan wekken aan manlijke kracht en taaiheid, maar de meest toegeven de mensch kon daarin geen vrouwelijk schoon ontdekken. Maar men weet het: er zijn menschen, die het onmogelijke willen; waarom wilde mijn yriend Dirk met alle geweld lid van een zang- vereeniging worden, terwijl hij niet kon hoo- ren of hij naar boven of naar beneden ging en waarom wou hij altijd het Wien Neer- landsch Bloed zingen op een wijs als nooit iemand had gehoord? Zoo wou en zou die man zich het uiterlijk van een vrouw geven en daartoe schafte hij zich een complete uitrusting aan, zette een pruik op (de korte haren waren helaas nog niet in de mode) schoor zich uiterst zorgvul dig, besmeerde zijn gezicht met rood en wit en hing er een voile voor, pour cachez la misère. Voorts bezigde hij hulpmiddelen ter afronding der lichaamsvormen en vernau wing der taille en toen hij naar zijn meening alles gedaan had om Moeder Natuur te dwarsboomen, waar dit maar mogelijk was, stapte hij in den trein en verliet zijn Hei- math met de bedoeling over Amsterdam naar Zuid-Amerika te gaan. Hij kwam ongehin derd in onze stad en wandelde met zijn sier lijkste pasjes langs de straat. In een groote stad hebben de menschen het over het algemeen te druk met zich zelf om hun aandacht aan iederen voorbijgan ger te schenken, maar er huist een volksstam die juist het tegenovergestelde beoogt en dat is de stam der straatjongens. Het geviel, dat Hein en Kees, twee roemruchte leden van dien stam, door Amstels straten slenterden, zich onledig houdende met hier een handkar te laten wippen, daar een deur open te gooien elders den emmer van een glazenwasscher om te trappen of met snerpende kreten van au, au! een hondje, dat vreedzaam naast- een oude juffrouw liep, de stuipen op het lijf te jagen, zoodat de dame zich ïn den honden- riem verstrikte en niet meer voort kon. ....de dame zich in den hondenriem verstrikte. Moeder Natuur, op wraak belust, dreef dit edele tweetal op het pad van de pseudo-juf frouw en opeens gaf Hein zijn vriend Kees een vriendschappelijken, doch daarom niet minder gevoeligen stoot in de ribben, wat voor Kees het duidelijk bewijs was, dat een ongewoon vermaak te wachten stond, waar om hij reageerde: „Wat is er?" Hein nam zijn vriend bij de mouw, trok hem mee door het volk, zonder daarbij ook maar de minste égards in acht te nemen, zoodat ze tegen de voorbijgangers kaatsten als knikkers in een flesch en wist niet anders te zeggen dan: „Kaak dar, wat een waaf!" inmiddels het voorwerp van zijn belangstelling op een paar pas naderend. Kees was direct bij en zijn straatjongens intellect zag wat kleeding, poeder én pruik niet vermochten te bedekken: „As je me nou! 't Is geen waaf, 't is een verkleede ke rel!" wat zijn maat direct beaamde. De gedachte, dat een man daar als een dame verkleed rondliep, wat in strijd is met het meest elementaire begrip van welvoege- lijkheid, uit straatjongens ..oogpunt., be schouwd, was voldoende om dat wezen tot het mikpunt hunner baldadigheid te maken en nadat ze nog even hadden gedelibereerd en op grond van de handen, voeten, gang en veel andere dingen hadden uitgemaakt, dat het waaf geen waaf was, gingen ze tot den aanval over. Hein gaf Kees een duw, dat die tegen de dame in kwestie viel, waardoor ze haast van de been raakte en in haar pogin gen om staande te blijven, vergat, dat ze een vrouw was en met forsche stappen voortging waarbij de rokken haar in den weg zaten. Bovendien vergat ze, nijdig door den onver- wachten gooi, dat ze fijntjes behoorde te spreken, wat ook al geen gave was, haar door de Natuur geschonken en een ruw: „Donner- wetter" kwam onder de voile uit. Maar, mocht er nog twijfel bestaan hebben bij de beide heertjes, dan had die „donnerwetter" hem wel weggevaagd en dansend buiten het be reik der lange damesarmen deelden zij het publiek mede, dat door hen een ontdekking was gedaan, terwijl ze' probeerden de dame aan de rokken te trekken. Het Amsterdamsche publiek, belust als het is op relletjes, bleef niet onverschillig en de dame, die het allure van dame had pogen te herwinnen, was dra omringd door een groep menschen, die haar van onder tot boven op namen en hun meening over het geslacht van de in vrouwenkleeding gehulde persoon ten beste gaven boven allen uit juichten Kees en Hein: ,,'t Is een waaf!" Natuurlijk werd een agent, die daar in de buurt van 't mooie weer stond te genieten, in 't geval betrokken en deze begreep, dat zoo'n delicate kwestie niet op straat tot op lossing kon worden gebracht, waarom hij het voorwerp van belangstelling, dat zich op zijn vraag geheel in de vrouwelijke sfeer had te ruggetrokken, meenam naar het hoofdbu reau. Daar was juist de overste bezig om te lee- ren, wat voor vergezichten de fantasie van den hoofdcommissaris had geopend, door zich een pruik op het hoofd te drukken, wel ke haartooi gedachten wekte aan een Rood huid voorts trok hij meergemeld huisknech tenjasje aan, zette een pet op met gewel dige klep en geruiten bol en verwisselde zijn lognet voor een zwart lapje, dat een der oogen bedekte. Als men nu weet. dat de Overste een klein, gedrongen heertje was met een rood hoofd, vooruitspringende onderlip en een ietwat gebogen rug, zal men begrij pen. dat de vermomming er een zonderling wezen van getooverd had. Het lijdt geen twij fel of. indien hij in die uitrusting de straat was opgegaan zijn wandeling haar einde ge nomen zou hebben in het Buitengasthuis. Maar de Overste ging niet de straat op, doch borg de genoemde artikelen weer bij andere merkwaardigheden en juist wilde hij zich een enorme pluizige baard omhangen teneinde met een vetten grijzen hoed het landloopers type te imiteeren, toen wij verrast werden door de komst van den agent, die begeleid door Hein en Kees de van manzijn verdachte zette een pet op.... dame had aangebracht en bij de poort- zijn lijfwacht had weggezonden met de belofte, dat hij hun een doodtrap zou geven als ze niet vertrokken en omdat dit woord vertrek ken vcor de jongelieden misschien minder duidelijk was geweest, bezigde hij een woord, dat aan een natuurverschijnsel deed denken. De jongens begrepen dit volkomen en na men de beenen, na behoorlijk afscheid ge- namen te hebben met: „Hu, smeris!" De overste moest erkennen, dat hij op het gebied van vermomming zijn meerdere ge vonden had maar tevens leerden wij de moei lijkheden kennen aan Sherlock Holmeserij verbonden, want ofschoon de Duitscher geen kosten of moeite had gespaard voor de mé- t-amorphose, had de Overste, die in zijn soort ook een gamin was, gewonnen en geboren in de hoofdstad als hij was, hem direct door en hij zei net wat de jongens hadden gezegd: ,,'t is een verkleede kerel". De Duitscher gaf zich echter niet gewon nen, hield vol, dat hij een vrouw was. presen teerde papieren met een vrouwennaam en beklaagde zich over de behandeling, waarin hij, of zij dan, in een vreemd land had bloot gestaan. Dat werd een gek geval met vreemdelin gen viel niet te gekscheren en stel, dat de aangehoudene werkelijk een Duitsche dame was, die er den consul bij ging halen, zooals zij dreigde, dan zou dat een hoop narigheid geven en dan had de Overste kans, dat hij 't op zijn kop kreeg, want dat gaat zoo in een corps, een hoofd van Jut moet er zijn. Omdat 't nu altijd beter is een ander tot die functie te promoveeren, dan dat je er zelf in optreedt, werd den agent gevraagd, wat voor reden hij had om dat mensch op te brengen en de agent verdedigde zich zwak jes met een beroep op de twee straatjongens, waarop de Overste zuchtte over een dom heid om zich op straatjongens te verlaten. De agent kon weggaan met de troost, dat als er eventueel een kop van Jut zou moeten zijn, zijn kansen voor die betrekking uiterst gunstig stonden. De Overste zat in zak en asch en hij snoot vele malen zijn neus, altijd een bewijs, dat hij niet op zijn gemak was. Hij kon toch niet met een halve zaak bij den hoofdcommissa ris komen, want dan kreeg hij een uitbran der en dat wijf protesteerde maar, wilde weg ....dat zij een zij was en geen hij.... en hield vol, dat zij een zij was en geen hij. Plaats je nu als man zelf eens in den toe stand van den goeden Overste je mag op 't eerste gezicht zeggen: dat is geen vrouw, maar weten doe je 't toch niet je kan wel zeggen dit of dat, maar als 't nu toch eens een vrouw was! De Overste snoot maar al door zijn neus, maar die neus, al had die dikwijls goed gesnoven, bracht geen uit komst. Ik was nog onervaren en wist nog niets af van de moeilijke situaties waarin een chef kan geraken en daarom zei ik lukraak: „laat een dokter komen". Of dat mocht en kon, wat wist ik er van? De Overste, die toch ook niet anders wist, ging er direct op in en zoo geschiedde het, dat korten tijd later langs medischen weg was uitgemaakt, dat de straatjongens gelijk hadden gehad en uit dankbaarheid werd ik gekleed in de uitrus ting van de dame en zoo gefotografeerd. KABELS GELEGD DOOR EEN FRET. De afgevaardigden naar het internationale verlichtingscongres, dat deze week voor de eerste maal in Engeland gehouden is, zijn verwelkomd met groote illuminaties, zoowel in Londen als in andere groote Engelsche steden. Voor deze verlichting is van gas en elec- triciteit gebruik gemaakt en de gebouwen hebben in een zee van licht gebaad. Wat zouden de Ingenieurs die de eerste electrische illuminatie te Londen aanlegden op het Theems Embankment wel zeggen van zoo grootsche en groote verlichtingen? Zij moesten zelf met primitieve apparaten wer ken en vonden het leggen van kabels al moei lijk. Vooral, als die door een pijp gehaald moesten worden. Eerst probeerden ze het met lange stokken, aan de eerste waarvan zij den draad bevestigd hadden en die zij achter el kaar door de pijp schoven. Het ging slecht. Toen kwam iemand op het idee de draad om den hals van een fret te binden en dit dier door de pijp te sturen door middel ""an een stuk vleesch of een vooruit losgelaten rat. Maar soms gingen de fretten aan een draad knabbelen, of ze werden moe en bleven liggen in de pijpen. Het experiment kon dus niet erg gpslaagd genoemd worden. En iedereen was blij, toon tenslotte iemand een electrische methode uit vond voor dit werkje. Door een Controleur B. B. Aan boord van het m.s. de Klerk met bestemming naar Soembawa. Ik zal al varende naar mijn nieuwe stand plaats, die ik vol verwachting tegemoet ga, al vast maar aan het Ukken slaan, want straks na aankomst ter plaatse zal het wel te druk zijn om veel te schrijven. Het afscheid van Siak was van weerskan ten meer dan hartelijk, ik had er tegen op gezien als tegen een berg maar de laatste da gen waren zoo druk en jachterig (daarbij het vervelende kofferleven in de Passangranan. daar al mijn barang al weg was) dat ik er eigenlijk naar verlangen ging en blij was toen ik 's avonds laat aan boord stapte, uit geleide gedaan door heel Siak. zoowel bruin als wit Maar toen de boot vertrok en ik het land zag wegglijden, waar ik met plezier ge werkt en vele vrienden gemaakt had, kwam er toch een brok in mijn keel Ik kon er niet toe komen te gaan slapen, bleef den geheelen nacht aan dek zitten peinzen over alles wat ik in Ir.dlë al had beleefd en wat er nu weer voor mij was weggelegd. Maar de gedachte dat het eenzame leven uit was en ik in Soem bawa een eigen thuis ging süchten, bracht me weer in een gelukkige stemming en voor ik het wist of een oog dicht had gedaan, wa ren we in Singapore, waar ik een paar pret tige dagen vol afwisseling doorbracht en me al eenigszins in verlofstemming ging voelen. En toen de Plancius me twee dagen later in Priok bracht en ik in de verte al spoedig familie en kennissen ontdekte, was ik heele- maal niet meer te houden en lag Siak met zijn lief en leed al gauw achter me, heel ver weg. Daar de K.P.M. van Soerabaja naar Soembawa maar om d« veertien daag vaart, en ik die aansluiting net miste was ik ge lukkig gedwongen om 12 dagen op Batavia te blijven en kon ik dus gelukkig vrienden en kennissen weer echt in de Hollandsche sfeer komen. Het begon iederen dag al met groote reünie in de mooie zweminrichting, waar dan allerlei afspraken werden gemaakt. Zoo bezochten we o.a. het, volgens mij. beste en aardigste deel van Batavia; niet de oor den van "modern en wuft vermaak, maar de solide en oude benedenstad. We aten eerst heel lekker maar nogal primitief en volgens sommige wat onhygiënisch, in een Chineesch restaurant, waar hét eten mij echter buiten gewoon goed smaakte. Na een proef van Chi- neesche koffie en thee, kropen we in de auto en maakten een interessante toer door oud- Batavia dat er met zijn oude gebouwen, on derbroken door wanstallige nieuwe bouwsels, in de volle maneschijn, fantastisch uitzag. Na een rit van een uur, weer terug naar mondain Batavia, waar we bij het Capitool in een buitenzitje met genietbare muziek in den koelen avond lekker zaten en ons te goed deden aan cocktails, en wel speciaal aan „schoonmoeders", die ik na ingesteld onder zoek op een der vorige avonden' uit de lange lijst als de lekkerste had ontdekt. Daar het de laatste avond was, bleven we tot één uur plakken, maakten toen met alle familieleden nog een tlppeltje op een soort weiland, waar we door het zingen van vaderlandsche liede ren, zoo diep in den nacht, blijkbaar zoo de aandacht trokken dat we bij terugkomst bij de auto, drie politiemannen zagen staan die ons wantrouwend aankeken en het nummer van de auto opnamen. Om twee uur lagen we pas in bed en om 5 uur was het weer op staan want om 6 uur moest ik aan het sta tion zijn voor de eendaagsche verbinding met Soerabaja. Tamelijk verpieterd en sla perig werden we dus wakker. Gemandied en koffie gedronken en toen in de volgepropte auto naar het station; drie groote men schen, twee kinderen en tien stuks bagage. Er ging dus heel wat in die Chevrolet, of zooals een Inlander die de v niet kan uit spreken, zegt „si-proleet". We waren keurig op tijd, ik nam mijn be sproken plaats in bezit en toen kwam het afscheid dat (gelukkig maar!) door de eenigs zins melige stemming waarin we waren niet zoo aangrijpend was. Dat is heusch de beste manier. Toen begon na het uitzwaaien de lange reis voor me, lang stoffig en warm. Want 14 uur zitten valt niet mee, de ramen moesten dicht met het oog op de kolenstof, die echter toch door scheuren en kieren naar binnen komt, zoodat je witte pak er aan het eind van de reis als het costuum van een kolensjouwer uitziet. Van slapen kwam niet veel. Van lezen ook niet, zoodat je je maar stomweg zit te vervelen daar het uitzicht ook weinig moois of interessants oplevert. In dat opzicht is Java me niet meegevallen, maar het stuk dat je door komt, al door de vlakte, is dan ook niet het mooiste. Het heeft soms iets van den Achterhoek en in het be gin iets van een Rijnreis, als je de rails als denkt. Zoo kronkelt de weg. We passeerden Solo, Djocja, Madioen, plaatsen waar Je ech ter maar weinig van ziet. Aan alles komt een eind en kwart voor acht schoven we Soera baja binnen, wel wat gaar en vuil, maar toch niet zoo moe en akelig als ik verwacht had. Op het station zag ik al gauw oude vrienden uit Holland bij wie ik logeeren zou, kroop bij hen in de auto (de bagage ging in een volgauto) en toen naar hun gezellige huis, waar ik me onmiddellijk in de mandie kamer terugtrok en na scheren en ontdoen van het akelige kolenstof, was ik weer geheel fit We zaten tot laat in den avond gezellig te boomen, bekeken eikaars kiek-albums, haal den oude toestanden en verhalen op, gaven inlichtingen over wederzljdsche familie en kennissen, kortom, zooals altijd bij zoo'n ont moeting, werd er wat je noemt „bijgepraat" en de schade van een paar jaar ingehaald. Den volgenden dag heb ik met twee vrien den een prachtigen tocht gemaakt naar „In disch Zwitserland". We vertrokken 's mor gens om 8 uur met de auto, maakten aan den voet van den berg een photo om te la ten zien welk een machtig gebergte de Weli- rang is, en waren na 1 1/2 uur in Tretes (800 M.) waar de tocht te voet verder ging. We hadden voor ons drieën twee paardjes plus 6 koelies voor de bagage. Na een uur tippelen zuchtte de jongste, maar zwaarste van ons, en deelde mee dat hij niet verder kon. Hij werd op een paardje getild maar na een paar minuten vertikte het paardje het om de 180 pond verder te dragen en liet het zich kalm op zijn achterpooten vallen. Het andere paard deed het beter en na een uur tippelen kwamen we aan een moolen waterval. De koppen verfrischt ln het ijs koude water, den inwendlgen mensch ver sterkt en weer verder om van het bosch met kreupelhout in het Tjemara-woud te komen. De lucht werd al zuiverder en ineens kwa men we op een weidje midden tusschen de tjamara's, wé stonden getroffen stil zoo mooi was het; de al ondergaande zon, tusschen de boomen op den achtergrond het massief van de Ardjoeno. machtig omhoog stijgend. Na een kwartiertje kwamen we aan de pon dok (25 M.) waar we zouden overnachten. Om twee uur 's nachts werden wij gewekt, er uit In de koude, wat gegeten en op stap! Nu zonder paarden en met twee koelies, een met een fakkel en een met proviand. Weer ging het door het bosch onder een prachti gen Indischen sterrenhemel zooals je die in Europa niet kent Het was wcct steil zoodat de dikke kleeren die we voor de kou hadden aangetrokken, stuk voor stuk naar de koe lies verhuisden zoo warm werden we. We zetten er toen flink den pas in, want we wilden den top voor zonsopgang bereiken. Toen we de boomgrens waren gepasseerd, kregen we last van den storm die over de kale rotsen gierde. Ondertusschen hadden we een schitterend uitzicht gekregen: rechts de vlakte met Soe rabaja en de straat van Madoera. De opko mende zon maakte van de zee een gloeiende massa. Madoera konden we geheel zien lig gen. Achter ons de rookendc Bromo. de Sme- roe en vlakbij de steile Ardjoeno. Links van ons de Kloet, Kawl, Willis en allerlei grillig gevormd gebergte. De Welirang wierp een paarse schaduw op de Willis, een magnifiek schouwspel. 's Morgens 6 1/2 uur: de top bereikt! (3150 M.) We konden ons nauwelijks staande hou den. zoo'n geweldige wind woei er. Naar be neden ln de 200 M. diepe krater gekeken, op den bodem gaten waaruit zwaveldamp om hoog steeg. De zwavel wordt in brokken geslagen en dan door koelies in manden getransporteerd Na op een beschut plekje boerenkool met worst te hebben gegeten cn het noodige te hebben gekiekt, aanvaarden we den terug tocht. Om 10 1/2 uur waren we weer in de pondok Lalle Djlwo (spiegel der ziel). Ge mandied, gezonnebaad en om 1 uur eerst te paard en daarna geloopen naar bededen. Om drie uur te Trettes waar ln hot heerlijke koude zwembad onze vermoeide bodies wer den afgekoeld. Om 6 uur stegen we in de auto en met een vaartje van 90 K.M. arriveerden we om 7 uur in Soerabaja. Den volgenden morgen Zondag, wat laat op en om 11 uur naar Perak, de haven en de „de Klerk" opgezocht, een oude maar groote en gezellige KP.M. boot en met een glas champagne afscheid genomen. DE BLOEM DER LUCHTVAART. (Van onzen Londenschen correspondent.) In Calshot, waar het kwartier is van de of ficieren van de R. A. F., die zich oefenen met de snelle watervliegtuigen voor den wed strijd om de Schneider-trophee, is de om trek van de offlcierscantine. versierd met bedden van bloemen In vele tinten. Eén tint van één bloem trok er de aandacht van de deskundigen in optiek. Het was een kleur waarnaar zij lang naarstig hadden gezocht. Het verhaal vertelt niet welke bloem het was, die zoo werd uitverkoren om geplukt te worden teneinde een moeilijkheid voor vlie gers op te lossen. Maar het verhaal doet ver moeden dat het de gewone goudsbloem was, een bloem, die in elk bloemperk van En geland overvloedig bloeit. Want de kleur was oranje. Nederlanders weten wellicht beter dan Britten dat oranje nooit ongezien kan bloeien en dat het opvalt, zelfs al is de af stand tusschen kleur en oog groot- En zelfs van een Brit, die deskundig Is op het gebied van oog en zicht en daarom moet weten wat wel en wat niet in het oog valt, zou men hebben venvacht dat hij oranje zou hebben gekend als uitblinkend, opzien barend en opzichtig, alle drie eigenschap pen in den besten zin van haar aanduiding. Maar het verhaal leert dat zij er niets van wisten. En men kan dus slechts concludee- ren dat deze heeren in hun optische deskun digheid nog nauwelijks als deskundig kun nen worden aangemerkt. Maar misschien doen wij hun onrecht aan cn zijn zij het wel en in hooge mate, want wat doen zij anders bij de R.A.F. In dat geval is hun ondeskun dige deskundigheid vooropgesteld ten be hoeve van het verhaal, dat een aardig ver haal is, het verhaal van de bloem die be roemd werd als standaard-kleurgevcr voor hen die moeten vliegen in toestellen, welke in minuten mijlen afleggen. De bloem zal een voornaam aandeel hebben in den wed strijd om die Schneider-trophee. Ze zal niet meevliegen om voor het goed geluk van den piloot te waken; noch is het de bedoeling de slapen van den overwinnaar te sieren met een krans, uit haar en haar zusteren ver vaardigd. Neen. Maar de bakens, die aanwijzen waar de wedstrijd vlieger zijn draal moet nemen, zul len haar kleur krijgen. Want het oranje van de bloem is zooals wij Nederlanders vreten van grooten afstand af te zien. Bij vorige gelegenheden had men die bakens zwart cn wit geschilderd. Dat was een groote vergis sing van de opticiens. Maar ze is te begrij pen, zooals iedereen zal beseffen die wel eens bij 'n opticien, 'n oogarts is geweest.Deze man nen zweren bij zwart en wit. Zwart en wit is trouwens ook voortreffelijk bevonden voor mistborden langs de spoorlijnen. Maar dat wil immers allerminst zeggen dat ook de snelle luchtvaart er mee gediend is. Een wijd stuk zee en een wijd stuk lucht spelen heel anders met licht dan een spreekkamer van een oogkundige en ook heel anders dan een mistige spoorbaan. Dat leerde bij de vo rige hardvliegerij boven de Solent de vlieger Atcherley tot zijn schade. Deze deelnemer had het grootste deel van den wedstrijd van 1929 de hoogste gemiddelde snelheid onder houden. Maar toen hij meende zijn taak voortreffelijk te hebben volbracht, moest men hem vertellen dat hij gedisqualificeerd was aangezien hij niet om een der bakens heen had gedraaid maar in zijn draai de baken aan zijn buitenkant had gelaten. De kleur van de bloem in het perk voor de offi- clerscantine zal zeker een herhaling van zulk een voor den betrokkene zoo ongelukkig feit voorkomen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 17