Naar een nieuwe standplaats.
IN DE LEERSCHOOL DER RECHERCHE.
Bezoek aan „Indisch Zwitserland".
door
A* HEEROMA, Oud-Commissaris van Politie te Amsterdam.
Het spreekt, dat als je als zuigeling bij de
politie bent ondergebracht, je dan wordt
die je al naar heur aard de vitaminen moe
ten verschaffen, welke een politieliehaam
eischt en zoo ligt het voor de hand, dat ik
in mijn ontwikkelingstijdperk ook werd in
gedeeld bij het bureau Recherche.
Het was in den tijd, dat een nieuwe hoofd
commissaris zijn intrede had gedaan en die
was bezield, zooals dat gewoonlijk met nieu
we chefs het geval is, met vooruitstrevende
gedachten en wel zoo erg, dat hij na een jaar
of zeven zichzelf voorbij was gestreefd en
den aftocht blies. Maar in den tijd, waarvan
ik spreek was hij in zijn hevigste vooruit
streving en het is begrijpelijk dat hij de af-
deeling Recherche in zijn duizelingwekkende
vaart meenam. Nu was dat juist in den tijd,
dat Conan Doyle het aanzijn had geschon
ken aan Sherlock Holmes, die voorbestemd
was om een ontelbare nakomelingschap te
krijgen, waarmee het echter gaat als met de
....na een nauwgezet onderzoek..
'nazaten van de meeste beroemde mannen:
de vaders blijven leven, de zonen zijn gestor
ven voor hun dood.
Sherlock Holmes dan had de wereld ver
baasd doen staan door zijn onnavolgbaar
speurtalent en de menschen slikten de ver
halen van Conan Doyle voor zoete koek, ver
getende, dat Holmes slechts een denkbeeldig
persoon was, even denkbeeldig als de door
hem ontdekte misdrijven. Ze vergaten, dat
de schrijver, in wiens brein al die scherpzin
nigheid was ontsproten, nooit een misdrijf
had nagespeurd en mag men de kranten ge-
looven, dan is 't later eens voorgekomen, dat
hij het zou beproeven, toen hij in een plaats
was, waar een inbraak was gepleegd. Hij
kwam na nauwgezet onderzoek tot de con
clusie, dat de dief linksch moest zijn, maar
de dorpsveldwachter had intusschen den dief
te pakken zonder Sherlocksche wijsheid aan
te wenden, waaruit blijkt, dat de dief, al was
hij dan linksch, niet link was, tei*wijl de
veldwachter niet linksch, maar wel link was.
Conan Doyle was zelf de eerste om te er
kennen, dat zijn spitsvondigheden alleen
maar in theorie opgingen en dat er in de
praktijk niets van terecht kwam, maar het
publiek was het er niet mee eens en stelde
direct Sherlock Holmes ten voorbeeld, als
naar zijn meening de politie in bekwaamheid
te kort schoot.
Onze nieuwe hoofdcommissaris was op het
punt van recherche al niet veel wijzer dan
het groote publiek, maar hoe gaat het? Als
je aan 't hoofd van een politiecorps wordt
geplaatst, heb je 't voor 't zeggen. Wien
God geeft een ambt, dien geeft Hij ook het
verstand, zegt het spreekwoord en daar heb
je als ondergeschikte maar rekening mee te
houden.
De hoofdcommssaris dan was onder de be
koring van Sherlock Holmes geraakt en zoo
doende kocht hij al de detective stories en
droeg ons op ze ijverig te lezen, wat wij na
tuurlijk graag deden. Maar hij deed meer:
hij was opgetogen over Holmes' vermom
mingskunst en daarom moest onze oude
Overste, zooals de chef der recherche ver
trouwelijk genoemd werd, zich de noodige
vermommingsartikelen aanschaffen. Hij deed
dit en zoo kwamen er pruiken en baarden,
brillen en de onmogelijkste petten, een rood
gestreept jasje van een huisknecht en een
manchesterpak van een kolenbaas. Gelukkig
bleven we bij de manlijke uitrusting, anders
ware ons leed niet te overzien geweest, want
stel, dat je op een goeden dag de damesklee-
ding in gebruik wilt nemen en het blijkt, dat
je in de mode tien jaar ten achter bent, dan
zal het moeilijk zijn onopgemerkt langs de
straat te gaan. Trouwens aan het dragen van
vrouwenkleeding door mannen zijn altijd
zekere bezwaren verbonden.
Er was eens een man, die er zich niet mee
kon vereenigen, dat hij als jongen was ge
boren en omdat hij niet inzag, waarom hij
als man door het leven zou gaan, terwijl hij
begeerde vrouw te zijn, besloot hij zijn uiter
lijk voorkomen in zoodanigen staat te bren
gen, dat de wereld de illusie zou hebben, dat
hij tot het schoone geslacht behoorde. Dit nu
was ten opzichte van de Natuur een onge
hoorde brutaliteit, want Moeder Natuur had
juist te zijnen opzichte bepaald, dat er geen
verschil van meening zou bestaan en had
hem gevormd tot een lang, bonkig wezen
....groote handen en voeten
met flinken baardgroei, groote handen en
voeten en een schraal, tanig uiterlijk, al het
geen de gedachte kan wekken aan manlijke
kracht en taaiheid, maar de meest toegeven
de mensch kon daarin geen vrouwelijk
schoon ontdekken.
Maar men weet het: er zijn menschen, die
het onmogelijke willen; waarom wilde mijn
yriend Dirk met alle geweld lid van een zang-
vereeniging worden, terwijl hij niet kon hoo-
ren of hij naar boven of naar beneden ging
en waarom wou hij altijd het Wien Neer-
landsch Bloed zingen op een wijs als nooit
iemand had gehoord?
Zoo wou en zou die man zich het uiterlijk
van een vrouw geven en daartoe schafte hij
zich een complete uitrusting aan, zette een
pruik op (de korte haren waren helaas nog
niet in de mode) schoor zich uiterst zorgvul
dig, besmeerde zijn gezicht met rood en wit
en hing er een voile voor, pour cachez la
misère. Voorts bezigde hij hulpmiddelen ter
afronding der lichaamsvormen en vernau
wing der taille en toen hij naar zijn meening
alles gedaan had om Moeder Natuur te
dwarsboomen, waar dit maar mogelijk was,
stapte hij in den trein en verliet zijn Hei-
math met de bedoeling over Amsterdam naar
Zuid-Amerika te gaan. Hij kwam ongehin
derd in onze stad en wandelde met zijn sier
lijkste pasjes langs de straat.
In een groote stad hebben de menschen
het over het algemeen te druk met zich zelf
om hun aandacht aan iederen voorbijgan
ger te schenken, maar er huist een volksstam
die juist het tegenovergestelde beoogt en dat
is de stam der straatjongens. Het geviel, dat
Hein en Kees, twee roemruchte leden van
dien stam, door Amstels straten slenterden,
zich onledig houdende met hier een handkar
te laten wippen, daar een deur open te gooien
elders den emmer van een glazenwasscher
om te trappen of met snerpende kreten van
au, au! een hondje, dat vreedzaam naast- een
oude juffrouw liep, de stuipen op het lijf te
jagen, zoodat de dame zich ïn den honden-
riem verstrikte en niet meer voort kon.
....de dame zich in den hondenriem
verstrikte.
Moeder Natuur, op wraak belust, dreef dit
edele tweetal op het pad van de pseudo-juf
frouw en opeens gaf Hein zijn vriend Kees
een vriendschappelijken, doch daarom niet
minder gevoeligen stoot in de ribben, wat
voor Kees het duidelijk bewijs was, dat een
ongewoon vermaak te wachten stond, waar
om hij reageerde: „Wat is er?" Hein nam zijn
vriend bij de mouw, trok hem mee door het
volk, zonder daarbij ook maar de minste
égards in acht te nemen, zoodat ze tegen de
voorbijgangers kaatsten als knikkers in een
flesch en wist niet anders te zeggen dan:
„Kaak dar, wat een waaf!" inmiddels het
voorwerp van zijn belangstelling op een paar
pas naderend.
Kees was direct bij en zijn straatjongens
intellect zag wat kleeding, poeder én pruik
niet vermochten te bedekken: „As je me
nou! 't Is geen waaf, 't is een verkleede ke
rel!" wat zijn maat direct beaamde.
De gedachte, dat een man daar als een
dame verkleed rondliep, wat in strijd is met
het meest elementaire begrip van welvoege-
lijkheid, uit straatjongens ..oogpunt., be
schouwd, was voldoende om dat wezen tot
het mikpunt hunner baldadigheid te maken
en nadat ze nog even hadden gedelibereerd
en op grond van de handen, voeten, gang en
veel andere dingen hadden uitgemaakt, dat
het waaf geen waaf was, gingen ze tot den
aanval over. Hein gaf Kees een duw, dat die
tegen de dame in kwestie viel, waardoor ze
haast van de been raakte en in haar pogin
gen om staande te blijven, vergat, dat ze een
vrouw was en met forsche stappen voortging
waarbij de rokken haar in den weg zaten.
Bovendien vergat ze, nijdig door den onver-
wachten gooi, dat ze fijntjes behoorde te
spreken, wat ook al geen gave was, haar door
de Natuur geschonken en een ruw: „Donner-
wetter" kwam onder de voile uit. Maar, mocht
er nog twijfel bestaan hebben bij de beide
heertjes, dan had die „donnerwetter" hem
wel weggevaagd en dansend buiten het be
reik der lange damesarmen deelden zij het
publiek mede, dat door hen een ontdekking
was gedaan, terwijl ze' probeerden de dame
aan de rokken te trekken.
Het Amsterdamsche publiek, belust als het
is op relletjes, bleef niet onverschillig en de
dame, die het allure van dame had pogen te
herwinnen, was dra omringd door een groep
menschen, die haar van onder tot boven op
namen en hun meening over het geslacht
van de in vrouwenkleeding gehulde persoon
ten beste gaven boven allen uit juichten
Kees en Hein: ,,'t Is een waaf!"
Natuurlijk werd een agent, die daar in de
buurt van 't mooie weer stond te genieten,
in 't geval betrokken en deze begreep, dat
zoo'n delicate kwestie niet op straat tot op
lossing kon worden gebracht, waarom hij het
voorwerp van belangstelling, dat zich op zijn
vraag geheel in de vrouwelijke sfeer had te
ruggetrokken, meenam naar het hoofdbu
reau.
Daar was juist de overste bezig om te lee-
ren, wat voor vergezichten de fantasie van
den hoofdcommissaris had geopend, door
zich een pruik op het hoofd te drukken, wel
ke haartooi gedachten wekte aan een Rood
huid voorts trok hij meergemeld huisknech
tenjasje aan, zette een pet op met gewel
dige klep en geruiten bol en verwisselde zijn
lognet voor een zwart lapje, dat een der
oogen bedekte. Als men nu weet. dat de
Overste een klein, gedrongen heertje was met
een rood hoofd, vooruitspringende onderlip
en een ietwat gebogen rug, zal men begrij
pen. dat de vermomming er een zonderling
wezen van getooverd had. Het lijdt geen twij
fel of. indien hij in die uitrusting de straat
was opgegaan zijn wandeling haar einde ge
nomen zou hebben in het Buitengasthuis.
Maar de Overste ging niet de straat op, doch
borg de genoemde artikelen weer bij andere
merkwaardigheden en juist wilde hij zich een
enorme pluizige baard omhangen teneinde
met een vetten grijzen hoed het landloopers
type te imiteeren, toen wij verrast werden
door de komst van den agent, die begeleid
door Hein en Kees de van manzijn verdachte
zette een pet op....
dame had aangebracht en bij de poort- zijn
lijfwacht had weggezonden met de belofte,
dat hij hun een doodtrap zou geven als ze
niet vertrokken en omdat dit woord vertrek
ken vcor de jongelieden misschien minder
duidelijk was geweest, bezigde hij een woord,
dat aan een natuurverschijnsel deed denken.
De jongens begrepen dit volkomen en na
men de beenen, na behoorlijk afscheid ge-
namen te hebben met: „Hu, smeris!"
De overste moest erkennen, dat hij op het
gebied van vermomming zijn meerdere ge
vonden had maar tevens leerden wij de moei
lijkheden kennen aan Sherlock Holmeserij
verbonden, want ofschoon de Duitscher geen
kosten of moeite had gespaard voor de mé-
t-amorphose, had de Overste, die in zijn soort
ook een gamin was, gewonnen en geboren in
de hoofdstad als hij was, hem direct door en
hij zei net wat de jongens hadden gezegd:
,,'t is een verkleede kerel".
De Duitscher gaf zich echter niet gewon
nen, hield vol, dat hij een vrouw was. presen
teerde papieren met een vrouwennaam en
beklaagde zich over de behandeling, waarin
hij, of zij dan, in een vreemd land had bloot
gestaan.
Dat werd een gek geval met vreemdelin
gen viel niet te gekscheren en stel, dat de
aangehoudene werkelijk een Duitsche dame
was, die er den consul bij ging halen, zooals
zij dreigde, dan zou dat een hoop narigheid
geven en dan had de Overste kans, dat hij
't op zijn kop kreeg, want dat gaat zoo in een
corps, een hoofd van Jut moet er zijn.
Omdat 't nu altijd beter is een ander tot
die functie te promoveeren, dan dat je er zelf
in optreedt, werd den agent gevraagd, wat
voor reden hij had om dat mensch op te
brengen en de agent verdedigde zich zwak
jes met een beroep op de twee straatjongens,
waarop de Overste zuchtte over een dom
heid om zich op straatjongens te verlaten.
De agent kon weggaan met de troost, dat
als er eventueel een kop van Jut zou moeten
zijn, zijn kansen voor die betrekking uiterst
gunstig stonden.
De Overste zat in zak en asch en hij snoot
vele malen zijn neus, altijd een bewijs, dat
hij niet op zijn gemak was. Hij kon toch niet
met een halve zaak bij den hoofdcommissa
ris komen, want dan kreeg hij een uitbran
der en dat wijf protesteerde maar, wilde weg
....dat zij een zij was en geen hij....
en hield vol, dat zij een zij was en geen hij.
Plaats je nu als man zelf eens in den toe
stand van den goeden Overste je mag op 't
eerste gezicht zeggen: dat is geen vrouw,
maar weten doe je 't toch niet je kan wel
zeggen dit of dat, maar als 't nu toch eens
een vrouw was! De Overste snoot maar al
door zijn neus, maar die neus, al had die
dikwijls goed gesnoven, bracht geen uit
komst.
Ik was nog onervaren en wist nog niets
af van de moeilijke situaties waarin een chef
kan geraken en daarom zei ik lukraak: „laat
een dokter komen". Of dat mocht en kon,
wat wist ik er van? De Overste, die toch ook
niet anders wist, ging er direct op in en
zoo geschiedde het, dat korten tijd later langs
medischen weg was uitgemaakt, dat de
straatjongens gelijk hadden gehad en uit
dankbaarheid werd ik gekleed in de uitrus
ting van de dame en zoo gefotografeerd.
KABELS GELEGD DOOR EEN
FRET.
De afgevaardigden naar het internationale
verlichtingscongres, dat deze week voor de
eerste maal in Engeland gehouden is, zijn
verwelkomd met groote illuminaties, zoowel
in Londen als in andere groote Engelsche
steden.
Voor deze verlichting is van gas en elec-
triciteit gebruik gemaakt en de gebouwen
hebben in een zee van licht gebaad.
Wat zouden de Ingenieurs die de eerste
electrische illuminatie te Londen aanlegden
op het Theems Embankment wel zeggen van
zoo grootsche en groote verlichtingen? Zij
moesten zelf met primitieve apparaten wer
ken en vonden het leggen van kabels al moei
lijk.
Vooral, als die door een pijp gehaald
moesten worden. Eerst probeerden ze het met
lange stokken, aan de eerste waarvan zij den
draad bevestigd hadden en die zij achter el
kaar door de pijp schoven. Het ging slecht.
Toen kwam iemand op het idee de draad om
den hals van een fret te binden en dit dier
door de pijp te sturen door middel ""an een
stuk vleesch of een vooruit losgelaten rat.
Maar soms gingen de fretten aan een draad
knabbelen, of ze werden moe en bleven liggen
in de pijpen.
Het experiment kon dus niet erg gpslaagd
genoemd worden. En iedereen was blij, toon
tenslotte iemand een electrische methode uit
vond voor dit werkje.
Door een Controleur B. B.
Aan boord van het m.s. de Klerk
met bestemming naar Soembawa.
Ik zal al varende naar mijn nieuwe stand
plaats, die ik vol verwachting tegemoet ga,
al vast maar aan het Ukken slaan, want
straks na aankomst ter plaatse zal het wel
te druk zijn om veel te schrijven.
Het afscheid van Siak was van weerskan
ten meer dan hartelijk, ik had er tegen op
gezien als tegen een berg maar de laatste da
gen waren zoo druk en jachterig (daarbij het
vervelende kofferleven in de Passangranan.
daar al mijn barang al weg was) dat ik er
eigenlijk naar verlangen ging en blij was
toen ik 's avonds laat aan boord stapte, uit
geleide gedaan door heel Siak. zoowel bruin
als wit Maar toen de boot vertrok en ik het
land zag wegglijden, waar ik met plezier ge
werkt en vele vrienden gemaakt had, kwam
er toch een brok in mijn keel Ik kon er niet
toe komen te gaan slapen, bleef den geheelen
nacht aan dek zitten peinzen over alles wat
ik in Ir.dlë al had beleefd en wat er nu weer
voor mij was weggelegd. Maar de gedachte
dat het eenzame leven uit was en ik in Soem
bawa een eigen thuis ging süchten, bracht
me weer in een gelukkige stemming en voor
ik het wist of een oog dicht had gedaan, wa
ren we in Singapore, waar ik een paar pret
tige dagen vol afwisseling doorbracht en me
al eenigszins in verlofstemming ging voelen.
En toen de Plancius me twee dagen later
in Priok bracht en ik in de verte al spoedig
familie en kennissen ontdekte, was ik heele-
maal niet meer te houden en lag Siak met
zijn lief en leed al gauw achter me, heel ver
weg. Daar de K.P.M. van Soerabaja naar
Soembawa maar om d« veertien daag vaart,
en ik die aansluiting net miste was ik ge
lukkig gedwongen om 12 dagen op Batavia
te blijven en kon ik dus gelukkig vrienden
en kennissen weer echt in de Hollandsche
sfeer komen. Het begon iederen dag al met
groote reünie in de mooie zweminrichting,
waar dan allerlei afspraken werden gemaakt.
Zoo bezochten we o.a. het, volgens mij. beste
en aardigste deel van Batavia; niet de oor
den van "modern en wuft vermaak, maar de
solide en oude benedenstad. We aten eerst
heel lekker maar nogal primitief en volgens
sommige wat onhygiënisch, in een Chineesch
restaurant, waar hét eten mij echter buiten
gewoon goed smaakte. Na een proef van Chi-
neesche koffie en thee, kropen we in de auto
en maakten een interessante toer door oud-
Batavia dat er met zijn oude gebouwen, on
derbroken door wanstallige nieuwe bouwsels,
in de volle maneschijn, fantastisch uitzag.
Na een rit van een uur, weer terug naar
mondain Batavia, waar we bij het Capitool
in een buitenzitje met genietbare muziek in
den koelen avond lekker zaten en ons te goed
deden aan cocktails, en wel speciaal aan
„schoonmoeders", die ik na ingesteld onder
zoek op een der vorige avonden' uit de lange
lijst als de lekkerste had ontdekt. Daar het
de laatste avond was, bleven we tot één uur
plakken, maakten toen met alle familieleden
nog een tlppeltje op een soort weiland, waar
we door het zingen van vaderlandsche liede
ren, zoo diep in den nacht, blijkbaar zoo de
aandacht trokken dat we bij terugkomst bij
de auto, drie politiemannen zagen staan die
ons wantrouwend aankeken en het nummer
van de auto opnamen. Om twee uur lagen
we pas in bed en om 5 uur was het weer op
staan want om 6 uur moest ik aan het sta
tion zijn voor de eendaagsche verbinding
met Soerabaja. Tamelijk verpieterd en sla
perig werden we dus wakker. Gemandied en
koffie gedronken en toen in de volgepropte
auto naar het station; drie groote men
schen, twee kinderen en tien stuks bagage.
Er ging dus heel wat in die Chevrolet, of
zooals een Inlander die de v niet kan uit
spreken, zegt „si-proleet".
We waren keurig op tijd, ik nam mijn be
sproken plaats in bezit en toen kwam het
afscheid dat (gelukkig maar!) door de eenigs
zins melige stemming waarin we waren niet
zoo aangrijpend was. Dat is heusch de beste
manier. Toen begon na het uitzwaaien de
lange reis voor me, lang stoffig en warm.
Want 14 uur zitten valt niet mee, de ramen
moesten dicht met het oog op de kolenstof,
die echter toch door scheuren en kieren naar
binnen komt, zoodat je witte pak er aan
het eind van de reis als het costuum van een
kolensjouwer uitziet. Van slapen kwam niet
veel. Van lezen ook niet, zoodat je je maar
stomweg zit te vervelen daar het uitzicht ook
weinig moois of interessants oplevert. In
dat opzicht is Java me niet meegevallen,
maar het stuk dat je door komt, al door de
vlakte, is dan ook niet het mooiste. Het heeft
soms iets van den Achterhoek en in het be
gin iets van een Rijnreis, als je de rails als
denkt. Zoo kronkelt de weg. We passeerden
Solo, Djocja, Madioen, plaatsen waar Je ech
ter maar weinig van ziet. Aan alles komt een
eind en kwart voor acht schoven we Soera
baja binnen, wel wat gaar en vuil, maar toch
niet zoo moe en akelig als ik verwacht had.
Op het station zag ik al gauw oude vrienden
uit Holland bij wie ik logeeren zou, kroop
bij hen in de auto (de bagage ging in een
volgauto) en toen naar hun gezellige huis,
waar ik me onmiddellijk in de mandie kamer
terugtrok en na scheren en ontdoen van het
akelige kolenstof, was ik weer geheel fit
We zaten tot laat in den avond gezellig te
boomen, bekeken eikaars kiek-albums, haal
den oude toestanden en verhalen op, gaven
inlichtingen over wederzljdsche familie en
kennissen, kortom, zooals altijd bij zoo'n ont
moeting, werd er wat je noemt „bijgepraat"
en de schade van een paar jaar ingehaald.
Den volgenden dag heb ik met twee vrien
den een prachtigen tocht gemaakt naar „In
disch Zwitserland". We vertrokken 's mor
gens om 8 uur met de auto, maakten aan
den voet van den berg een photo om te la
ten zien welk een machtig gebergte de Weli-
rang is, en waren na 1 1/2 uur in Tretes (800
M.) waar de tocht te voet verder ging. We
hadden voor ons drieën twee paardjes plus
6 koelies voor de bagage. Na een uur tippelen
zuchtte de jongste, maar zwaarste van ons,
en deelde mee dat hij niet verder kon. Hij
werd op een paardje getild maar na een
paar minuten vertikte het paardje het om de
180 pond verder te dragen en liet het zich
kalm op zijn achterpooten vallen.
Het andere paard deed het beter en na
een uur tippelen kwamen we aan een moolen
waterval. De koppen verfrischt ln het ijs
koude water, den inwendlgen mensch ver
sterkt en weer verder om van het bosch met
kreupelhout in het Tjemara-woud te komen.
De lucht werd al zuiverder en ineens kwa
men we op een weidje midden tusschen de
tjamara's, wé stonden getroffen stil zoo mooi
was het; de al ondergaande zon, tusschen
de boomen op den achtergrond het massief
van de Ardjoeno. machtig omhoog stijgend.
Na een kwartiertje kwamen we aan de pon
dok (25 M.) waar we zouden overnachten.
Om twee uur 's nachts werden wij gewekt,
er uit In de koude, wat gegeten en op stap!
Nu zonder paarden en met twee koelies, een
met een fakkel en een met proviand. Weer
ging het door het bosch onder een prachti
gen Indischen sterrenhemel zooals je die in
Europa niet kent Het was wcct steil zoodat
de dikke kleeren die we voor de kou hadden
aangetrokken, stuk voor stuk naar de koe
lies verhuisden zoo warm werden we. We
zetten er toen flink den pas in, want we
wilden den top voor zonsopgang bereiken.
Toen we de boomgrens waren gepasseerd,
kregen we last van den storm die over de
kale rotsen gierde.
Ondertusschen hadden we een schitterend
uitzicht gekregen: rechts de vlakte met Soe
rabaja en de straat van Madoera. De opko
mende zon maakte van de zee een gloeiende
massa. Madoera konden we geheel zien lig
gen. Achter ons de rookendc Bromo. de Sme-
roe en vlakbij de steile Ardjoeno. Links van
ons de Kloet, Kawl, Willis en allerlei grillig
gevormd gebergte. De Welirang wierp een
paarse schaduw op de Willis, een magnifiek
schouwspel.
's Morgens 6 1/2 uur: de top bereikt! (3150
M.) We konden ons nauwelijks staande hou
den. zoo'n geweldige wind woei er. Naar be
neden ln de 200 M. diepe krater gekeken, op
den bodem gaten waaruit zwaveldamp om
hoog steeg.
De zwavel wordt in brokken geslagen en
dan door koelies in manden getransporteerd
Na op een beschut plekje boerenkool met
worst te hebben gegeten cn het noodige te
hebben gekiekt, aanvaarden we den terug
tocht. Om 10 1/2 uur waren we weer in de
pondok Lalle Djlwo (spiegel der ziel). Ge
mandied, gezonnebaad en om 1 uur eerst te
paard en daarna geloopen naar bededen.
Om drie uur te Trettes waar ln hot heerlijke
koude zwembad onze vermoeide bodies wer
den afgekoeld. Om 6 uur stegen we in de auto
en met een vaartje van 90 K.M. arriveerden
we om 7 uur in Soerabaja.
Den volgenden morgen Zondag, wat laat
op en om 11 uur naar Perak, de haven en
de „de Klerk" opgezocht, een oude maar
groote en gezellige KP.M. boot en met een
glas champagne afscheid genomen.
DE BLOEM DER LUCHTVAART.
(Van onzen Londenschen correspondent.)
In Calshot, waar het kwartier is van de of
ficieren van de R. A. F., die zich oefenen met
de snelle watervliegtuigen voor den wed
strijd om de Schneider-trophee, is de om
trek van de offlcierscantine. versierd met
bedden van bloemen In vele tinten. Eén tint
van één bloem trok er de aandacht van de
deskundigen in optiek. Het was een kleur
waarnaar zij lang naarstig hadden gezocht.
Het verhaal vertelt niet welke bloem het
was, die zoo werd uitverkoren om geplukt te
worden teneinde een moeilijkheid voor vlie
gers op te lossen. Maar het verhaal doet ver
moeden dat het de gewone goudsbloem was,
een bloem, die in elk bloemperk van En
geland overvloedig bloeit.
Want de kleur was oranje.
Nederlanders weten wellicht beter dan
Britten dat oranje nooit ongezien kan
bloeien en dat het opvalt, zelfs al is de af
stand tusschen kleur en oog groot-
En zelfs van een Brit, die deskundig Is op
het gebied van oog en zicht en daarom moet
weten wat wel en wat niet in het oog valt,
zou men hebben venvacht dat hij oranje
zou hebben gekend als uitblinkend, opzien
barend en opzichtig, alle drie eigenschap
pen in den besten zin van haar aanduiding.
Maar het verhaal leert dat zij er niets van
wisten. En men kan dus slechts concludee-
ren dat deze heeren in hun optische deskun
digheid nog nauwelijks als deskundig kun
nen worden aangemerkt. Maar misschien
doen wij hun onrecht aan cn zijn zij het wel
en in hooge mate, want wat doen zij anders
bij de R.A.F. In dat geval is hun ondeskun
dige deskundigheid vooropgesteld ten be
hoeve van het verhaal, dat een aardig ver
haal is, het verhaal van de bloem die be
roemd werd als standaard-kleurgevcr voor
hen die moeten vliegen in toestellen, welke
in minuten mijlen afleggen. De bloem zal
een voornaam aandeel hebben in den wed
strijd om die Schneider-trophee. Ze zal niet
meevliegen om voor het goed geluk van den
piloot te waken; noch is het de bedoeling de
slapen van den overwinnaar te sieren met
een krans, uit haar en haar zusteren ver
vaardigd.
Neen.
Maar de bakens, die aanwijzen waar de
wedstrijd vlieger zijn draal moet nemen, zul
len haar kleur krijgen. Want het oranje van
de bloem is zooals wij Nederlanders vreten
van grooten afstand af te zien. Bij vorige
gelegenheden had men die bakens zwart cn
wit geschilderd. Dat was een groote vergis
sing van de opticiens. Maar ze is te begrij
pen, zooals iedereen zal beseffen die wel eens
bij 'n opticien, 'n oogarts is geweest.Deze man
nen zweren bij zwart en wit. Zwart en wit is
trouwens ook voortreffelijk bevonden voor
mistborden langs de spoorlijnen. Maar dat
wil immers allerminst zeggen dat ook de
snelle luchtvaart er mee gediend is. Een
wijd stuk zee en een wijd stuk lucht spelen
heel anders met licht dan een spreekkamer
van een oogkundige en ook heel anders dan
een mistige spoorbaan. Dat leerde bij de vo
rige hardvliegerij boven de Solent de vlieger
Atcherley tot zijn schade. Deze deelnemer
had het grootste deel van den wedstrijd van
1929 de hoogste gemiddelde snelheid onder
houden. Maar toen hij meende zijn taak
voortreffelijk te hebben volbracht, moest
men hem vertellen dat hij gedisqualificeerd
was aangezien hij niet om een der bakens
heen had gedraaid maar in zijn draai de
baken aan zijn buitenkant had gelaten. De
kleur van de bloem in het perk voor de offi-
clerscantine zal zeker een herhaling van zulk
een voor den betrokkene zoo ongelukkig feit
voorkomen.