LETTEREN
EN KUNST
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
KUNSTZAAL REEKER
TENTOONSTELLING
BIOSCOOP
Ontvangen boeken.
Nieuwe Uitgaven.
HAARLEM'S DAGBLAD
DERDE
HET TOONEEL
Hugo van den Denekamp.
Een openluchtspel in 5 tafereelen
door P. H. SCHRöDER.
Onze stadgenoot, de heer P. H. Schroder,
[heeft ongetwijfeld talent om voor het tooneel
te schrijven. Hij heeft dit bewezen met zijn
vlotte en aardige bewerking voor de planken
van „Rijk en geen geld", zijn kinder tooneel-
stukje De Kleeren van den Keizer, naar het
sprookje van Andersen, maar meer nog met
zijn dezen zomer bij Denekamp gespeeld
openluchtspel Hugo van den Denekamp. Tot
mijn spijt was ik niet in de gelegenheid een
der opvoeringen bij te wonen maar de
auteur zond mij zijn bij Verhoog te Olden-
zaal gedrukt stuk, zoodat ik door lezing er
kennis van heb kunnen nemen.
Nieuwe banen betreedt de heer Schroder
in dit openluchtspel niet, integendeel, wij
staan met Hugo van den Denekamp midden
in de onvervalschte ouderwetsche roman
tiek en dit spel waarvoor de schrijver zijn
stof vond in een bestaande middeleeuwsche
sage lijkt mij dan ook bijzonder geschikt
om tot een opera- libretto te worden omge
werkt. De heer Schroder beproeve er eens
zijn krachten op; dramatisch zoowel als ly
risch is de stof er voldoende voor aanwezig.
De oude ridder Kuno van den Weerselo
heeft zijn dochter Adelgonde als bruid toege
zegd aan heer Otto, zoon van Diederik van
Gronauburg. Maar Adelgonde heeft haar
hart en hand verpand aan Hugo van den
Denekamp, een jongen ridder, die aan de
zijde der Friezen tegen Willem van Holland
ten strijde is getrokken en volgens het
bericht van een bode bij Stavoren zou
zijn gevallen. Zij smeekt haar vader haar de
vrijheid te laten, doch Kuno, die van den
dood van den jongen. Hugo overtuigd is, ziet
in het huwelijk van zijn dochter met ridder
Otto 't eenige middel om een einde te ma
ken aan de twisten tusschen de Weerselöers
en de Gronauburgers en eischt daarom van
haar, dat zij het offer zal brengen.
In het tweede tafereel is alles voor de hu
welijksvoltrekking gereed. Voor het altaar
liggen Adelgonde en Otto neergeknield, maar
•juist op het oogenblik, wanneer Adelgonde
het jawoord zal uitspreken, verschijnt tot
schrik van allen Hugo van den Denekamp te
paard en eischt de hem vroeger toegezegde
jonge bruid op. Ridder Otto trekt zijn
zwaard doch stort, getroffen door Hugo's
kling, neer. De jonge Denekamp neemt de in
onmacht gevallen Adelgonde in zijn armen,
legt haar op den hals van zijn paard, springt
in het zadel en rent heen, daarmee den vloek
van allen zoowel van de Weerselöers als
üe Gronauburgers op zich ladend.
In den strijd tegen de Denekamp delven
Kuno en Diederik het onderspit en wanneer
ridder Otto en zijn vader hooren, dat Hugo
met Adelgonde door den slotkapelaan in het
huwelijk is verbonden, begrijpen zij, dat alles
voor hen verloren is, tenzij het Veemgericht
heer Hugo als altaarschenner en eerroover
ter dood veroordeelt. Maar daarvoor is het
noodig, dat het gesloten huwelijk voor een
ieder geheim blijft en de veemrechters in de
meening verkeeren dat Hugo Adelgonde te
gen haar wil op het slot gevangen houdt.
In het vierde tafereel bezweert Adelgonde
Hugo niet aan de dagvaarding van het Hei
lig Veem gehoor te geven, maar haar slot
voogd weet hen beiden te overtuigen, dat dit
een zekere dood beteekent. Niemand toch
ontkomt zijn straf, wanneer hij aan een be-
yel van het Veemgerecht ongehoorzaam is.
Hugo gaat te voet en ongewapend, doch op
het zelfde oogenblik, waarop hij het slot ver
laat, breekt ook Almanzor, zijn lievelings
paard, los en verdwijnt in het dichte kreu-
pelbosch.
Het vijfde en laatste tafereel geeft de
zitting van het Veemgerecht. Voor zijn ge
maskerde rechters verschijnt Hugo van den
Denekamp en wordt ter dood veroordeeld.
Maar nauwelijks is het vonnis uitgesproken,
of Hugo grijpt het zwaard, dat op de tafel
voor de veemrechters ligt, zwaait het suizend
in het rond en roept uit: „Niet duistere
machten, maar God alleen moge mij oor-
deelen!" Hij dringt door in het bosch en
verschijnt even later, gezeten op Almanzor,
om dadelijk daarna in galop te verdwijnen.
Doch ontvluchten is onmogelijk, want over
de slotgracht waarin de ijzeren pieken
naar boven steken kan geen enkel paard
springen.
Men hoort een kreet, een daverenden
plons, alle rechters maken het teeken des
KruisesHeer Hugo heeft zich als een
zinnelooze met zijn paard in de gracht ge
stort.
„God heeft hem geoordeeld!" zegt de
Stoelheer der Veemrechters. Maar dan ver
schijnt plots Hugo van den Denekamp in
een helder licht op een heuvel, leunend tegen
zijn ros, de hand hooggeheven. „Een won
der! Een wonder! Zie daar het oordeel
Gods!" klinkt het uit de monden der rech
ter, en als even later Hugo en Adelgonde
verschijnen, buigt een ieder de knie. God
heeft gesproken!
„Heil u, Hugo van den Denekamp! Heil u
en uwe schoone Gemalin!" zegt plechtig de
veemrechter. „Heil u!" roepen allen, die nog
geen vijf minuten te voren hem ter dood
hebben veroordeeld.
Men ziet, dat alles is zware romantiek,
maar voor een openluchtspel leent het zich
uitmuntend. Een der eerste eischen voor een
dergelijk spel is, dat de toeschouwers veel te
zien krijgen. Hieraan nu komen zij bij Hugo
van den Denekamp niet te kort. Ridders te
paard, vendels aanrukkend voetvolk, kleu
rige volksgroepen, een trouwolechtigheid, een
veemgerecht, zelfs een schaking te paard
aan den regisseur biedt dit spel zeer zeker
vele mogelijkheden. En ook aan de acteurs,
die in dit stuk hoewel geen sterk dramatisch
toch wat de open lucht verlangt breed
spel kunnen geven. Er is wel actie in het
stuk al is het meer uiterlijke dan inner
lijke actie en Schroder schrijft een wel
is waar eenvoudlgen, maar goed klinkenden
dialoog, die in de ruimte wel tot zijn
recht zal zijn gekomen.
Hooge kunst is Hugo van den Denekamp
niet, maar het stuk heeft voor het doel,
waarvoor het geschreven werd, ongetwijfeld
kwaliteiten kwaliteiten vooral van vlot
heid en het onderscheidt zich gunstig
van vele Hollandsche openluchtspelen,
waaraan vrijwel elke actie ontbreekt en die
doorgaans zeer zwak van taal zijn. De heer
Schroder heeft, zooals ik in den aanvang
van dit artikel reeds schreef, dramatisch
talent. Misschien dat dit talent zich in den
loop der jaren in meer moderne richting zal
ontwikkelen en verdiepen en Schroder eens
nog een dramatisch werk zal schrijven, dat
meer in dezen tijd staat.
J. B. SCHUIL.
ZATERDAG 5 SEPTEMBER 1931
BLAD
HET SCHOUWTOONEEL
't Krokodillefje.
„Breng ontspanning!" dat is het motto,
waarmee alle gezelschappen dit moeilijke
seizoen ingaan en wij hebben ons dus niet
te verwonderen, dat Het Schouwtooneel nog
eéns met ,,'t Krokodilletje" terugkomt, de
klucht waarmee het ongeveer acht Jaar ge
leden 'n aardig financieel succes mocht be
halen. En nu wij 't Krokodilletje na 200 langen
tijd gisteren terug hebben gezien, zou het ons
niets verwonderen als dit oude beestje
nog eens zijn plicht zal doen. Alles draait in
deze klucht zooals in zoo vele kluchten bij
Het Schouwtooneel om Jan Musch, die als
Hugo Huschke, den gehaaiden inbreker, die
zijn vroegere collega Edmund Phillipps komt
opzoeken om 'n oude rekening met hem te
vereffenen, weer onweerstaanbaar komisch is.
De rol heeft niet de fijne kanten van het
goocheme joodje in Elias weet het beter of
van den braven pantoffelheld in De Baas in
Huis. Zij is van minder gehalte en vraagt
enkel uitbundig kluchtig spel. En Musch geeft
dat volop. Hij is heel de avond het middel
punt van de actie en speelt zooTi inbreker
met kluchtige accenten, die de zaal van den
eenen lach in den anderen doen vallen. Maar
in zijn kluchtigheid weet hij toch altijd maat
te houden! Zie hem bijvoorbeeld zoo'n scène
tje spelen als de verzekeringsagent, wanneer
hij heel de omgeving overduvelt met zijn rad
heid van tong en gladheid vam bewegen.
Dat is gewoonweg kostelijk! En dan het
aplomb, warmee hij tegenover zijn oud-collega
den „achtenswaaxdigen" burgemeesterszoon
optreedt. O zeker, het is geen hooge kunst en
zoo nu en dan komt er zelfs een gevoel van
wrevel in ons op, dat een acteur van zulke
kwaliteiten in zoo'n klucht moet spelen, maar
het is pas begin September en dan stellen
wij onze eischen immers niet zoo hoog. Het
seizoen is nog Jang en wen hopen Musch dus
ook nog in betere rollen dan die van Hugo
Huschke, welke vlot, kluchtig spel vereischte,
te zullen zien. En laten wij erkennen, dat hij
althans „ontspanning" gisteravond gebracht
heeft.
Ezerman had zijn oude rol van den burge
meester, die zoo verlangend is naar promotie,
behouden en hij speelde haar met dat zelfde
gevoel voor maathouden ook in het kluchtige
als Musch! Dat zelfde kunnen wij onmogelijk
van Folkert Kramer zeggen. Kramer deed
doorgaans driemaal te veel en bereikte daar
door niet 'n derde van zijn collega's Ezerman
en Musch. Van Staalduynen vond in den mi
nister een rol, die hem zeer goed lag en
hij maakte- er dan ook iets aardigs van.
Enny Mennier zag ik voor het eerst op de
planken. Zij onderscheidde zich door een
prettige natuurlijkheid in haar spel.
Jan Musch had als regisseur voor een vlot
kluchtspel-tempo gezorgd. Het was geheel de
sfeer van de oude kermisstukken van 'n
twintig jaar geleden, waarin wij gisteren ver
keerden. En het lachsucces was precies als
in dien goeden, ouden tijd.
Ontspanning, ontspanning, ontspanning
dat belooft nog wat voor 't komende seizoen.
3. B. SCHUIL.
dooi KAREL DE JONGj
Het Kurhaus-programma, dat Zondag
namiddag uitgezonden wordt, geeft niets dat
nieuw, ongewoon of interessant mag heeten,
immers zoowel de „Ruy Bias" Overture van
Mendelssohn als het celloconcert van Haydn
hoort men tallooze malen. En zoo zullen we
ook weer een paar malen Tchaikowsky's
pianoconcert in bes min. (de andere van
dezen componist worden blijkbaar zoo goed
als nooit gespeeld) kunnen beluisteren; de
eene van deze voordrachten zelfs niet „in 't
echt" maar via de gramofoonplaat. Over
zulk onnoodig hameren op hetzelfde aam
beeld zou men kunnen klagen, indien het
iets hielp en indien het het eenige was dat
men op een zekeren tijd te hooren kon krij
gen. Gelukkig geeft de overvloed der Euro-
peesche zendingen gewoonlijk voldoende
keuze.
Een werk dat langen tijd weinig de wel
willende aandacht van spelers en hoorders
heeft getrokken, Brahms' dubbelconcert voor
viool en violoncel met orkest op. 102 komt
aanstaande week tweemaal tot uitzending:
Maandagavond uit Motala en Woensdag
avond uit Daventry. Brahms, die nooit op
uiterlijk succes of op de gunst van het pu
bliek speculeerde, heeft, zooals te verwach
ten was, ook in werk niet getracht -aan
smaak of wansmaak van zijn tijd tegemoet
te komen; de kernachtige inhoud is in
strenge lijnen geteekend, in stoere vormen
gevat. Maar het feit, dat werken als dit te
genwoordig herhaaldelijk op de program
ma's voorkomen bewijst de toeneming der
muzikale eruditie. Zoo vindt men ook lang
niet zelden de strijkkwartetten van den
Duitschen meester in de kolommen; deze
week het eerste in c. min. op 51 no. 1, een
werk dat zich ook allesbehalve gemakkelijk
geeft en ernstige aandacht verlangt. Boeda
pest zendt het Maandag uit. Ik wil nog op
merken, dat de titel van het dubbelconcert
in het programma van Daventry in de Ra
diobode ontbreekt, maar uit het verband en
uit de aanduiding in de Keuzenrubriek"
blijkt.
Ook „de Grondslagen der Muziek" van
Daventry worden deze week door werken
van Brahms gevormd en wel door piano
duetten van het bekende kunstenaarstwee-
tal Bartlett en Robertson. We hebben in
dit geval onder „duetten" werken zoowel
voor 2 piano's als voor piano viei'handig te
verstaan De beide werken voor 2 klavieren,
de Haydn-variatles op 56b en de Sonate op
34b zijn, zooals de bijvoeging van een b bij
het opusgetal reeds doet vermoeden, paral
lelbewerkingen, het eene van de orkestvaria
ties op. 56a, het andere van het kwintet voor
piano en strijkinstrumenten op 34a. De rest
der te spelen werken: de Walsen op 39, de
Schumann-variaties op. 23 en de Hongaar-
sche dansen, zijn alle oorspronkelijk voor
piana 4-handig; de walsen worden echter
nog meer in het arrangement voor 2 hadden
gespeeld dan in hun oorspronkelijke zetting
Ook het hoorn-trio op. 40 wordt meer in ar
rangement dan in originali gespeeld; Don-
INGEZONTÏEX 'MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel
WAGENWEG 102
VAN SCHILDERIJEN EN GRAFISCHE WERKEN
DAGELIJKS GEOPEND VAN 10-7.30 UUR
'S ZONDAGS VAN 2 4'UUR
TOEGANG KOSTELOOS.
derdagavond echter zal men het via Straats
burg in de oorspronkelijke gedaante kunnen
hooren en ik kan den serieuzen muzieklief
hebbers van harte aanraden dit te doen.
Van de verschillende geaardheid der drie in
strumenten heeft de componist op schoone
en gelukkige wijze partij getrokken.
Wie van kamermuziek houdt zol omtrent
Schuberts heerlijk Strijkkwintet (Weenen
Maandagavond) wel geen aanbeveling meer
noodig hebben: enkele trio-aankondigingen
mogen daarnevens niet onopgemerkt voorbij
gaan, juist omdat er werken bij zijn, die
men zelden te hooren krijgt. Zoo vind ik
voor Zondagavond uit Hamburg een trio
van Ravel, waarvan vooral het „Modéré" een
juweel van klank en stemming is; de maat,
8/8, is niet met 4 4 te identificeeren maar
meer "I"2* In het „Assez vif' vindt men
8
een merkwaardige polymetriek, n.l. 3/4 ma
ten tegen 4/2; in het „Animé" wisselen 5/4
en 7/4 maten met elkaar af. De trios, die de
N. C. R. V. Donderdagavond uitzendt, be-
hooren ook tot de minder vaak gehoorde en
verdienen dus de aandacht, temeer daar de
namen der componisten een goeden klank
hebben.
Verschillende soli voor clavecin of cembalo
komen ditmaal voor, hetgeen op een herle
ving van de belangstelling voor dit oude in
strument wijst. Verschillende pianofabrieken
van naam, als Pleyel en Gaveau en ook en
kele Duitsche, zijn zich dan ook weer op de
vervaardiging van clavecins gaan toeleggen;
de prijzen maken ze echter nog onbereik
baar voor niet-gefortuneerde bewonderaars.
Zoo kost een Pleyel-instrument ongeveer
50.000 francs; de Duitsche zijn minder
duur, maar toch niet minder dan goede vleu
gels. Cembalo-uitzendingen geven Kaluod-
borg (Zondag) Huizen en Heilsberg (belde
Dinsdag)
Het Dvorak-concert te Praag (Dinsdag
avond) geeft de gelegenheid om met ver
schillende liederen en kamermuziekwerken
van deze oer-muzikale persoonlijkheid ken
nis te maken; na de uitvoering der sympho
nic „Aus der neuen Welt", zal menigeen zich
daartoe aangetrokken gevoelen. Ook de Va
riaties voor 2 piano's van den Noorschen
componist Chr. Linding (Motala, Vrijdag
avond) verdienen de aandacht; ze worden
als een zijner beste werken gewaardeerd. De
toonsoort es kl. t. moge met haar zes mollen
eenigszins afschrikkend werken, oneindig
veel erger zijn de Etude van Liszt in Ais en
het kwartet van Beethoven in Eis, waarop
Motala ons respectievelijk Zondag en Dins
dag wil vergasten. Geen van beide toon
soorten komt ooit in de litteratuur voor, en
ik betwijfel of velen in staat zouden zijn de
betreffende toonladders met 10 en 11 kruisen
vlug zonder fouten op te noemen. Aangezien
echter geen van beide werken als zoodanig
bekend staan, zullen we maar aannemen,
dat de piano's in Motala tijdelijk een halven
toon te laag staan en dat de Etude in As en
het kwartet in Es bedoeld zijn. Met deze
veronder- en gerust-stelling wil ik mijn
overzicht voor deze week besluiten.
LUXOR-THEATER
Export in Blond. Een goede ten-
denz-film.
In het algemeen hebben de zoogenaamde
tendez-films, de films met een bepaalde
strekking, het groote nadeel, dat ze te sterk
den nadruk leggen op de misstanden die ze
onder het oog der menschen willen brengen,
zoodat de draad door de film geweven tot
het noodzakelijkste beperkt wordt en de
film daardoor schade lijdt aan actie en
langdradig en vervelend wordt. In het al
gemeen gesproken. Want de film, die nu in
het Luxor-theater draait, heeft dit nadeel
niet. De geschiedenis is tot het einde toe
boeiend, de fotografische opnemingen zijn
meermalen schitterend, er is niet met goed-
koope effecten gewerkt en ook de humor is
niet vergeten.
De film brengt in beeld een der grootste
kankers van de maatschappij, den handel
in blanke slavinnen. De bestrijding hiervan
wordt weliswaar met kracht gevoerd, doch
desondanks is die handel nog veel te veel
verbreid. Het is daarom goed, dat de ellende
daarvan eens getoond wordt. En al is zoo
iets In ons Holland niet aan de orde van
den dag wat onzegbaar gelukkig is toch
kan men hier op ander gebied evengoed de
dupe worden van een te spoedig en niet
gebaseerd vertrouwen in vreemde personen.
De kranten staan vol aanrandingen, lust
moorden, e.d.. De waarschuwing aan het
eind der film om uit te kijken, met wie men
voornamelijk de meisjes te doen heeft,
is dan ook op zijn plaats en mag wel ter
dege ter harte genomen worde.
Het verhaal plaatst ons in Polen, waar
een boerenmeisje het hoofd op hol is ge
bracht door valsche voorspiegelingen, ten
gevolge waarvan ze naar het land van be
lofte. Amerika, wil reizen. De bende, die de
blanke slavinnen aan de overzeesche dans-
holen verschaft en ook dit meisje, Maria
daar aflevert, heeft haar centrale punt in
Warschau gevestigd De vrouwenpolitie de
film is samengesteld uit gegevens uit de ar
chieven der Warschau'er vrouwenpolitie
zoekt de bende te ontmaskeren en stuurt
één harer agenten er op af, die zich als
dansmeisje voordoet en als zoodanig met
de handelaren in aanraking komt. Na vele
verwikkelingen, die alle logisch en ongezocht
zijn, komt dan tenslotte de bende tot haar
gerechte straf en wordt Maria ter elfder ure
gered.
We hebben de namen der acteurs niet ver
mogen te ontddekken, wat jammer is, daar
ze op een enkeling na rake typeeringen
geven. Voor het hoofd der bende is een uit
zondering gemaakt, die we gaarne noemen.
Want B. Samborski vervult op knappe wijze
dien rol, waarbij hij twee personen heeft
uit te beelden.
Het bijprogramma ls eveneens goed ver
zorgd. Behalve een intellect-filmpje, dat ons
Corsica te aanschouwen geeft, draaien voor
de pauee twee grappige filmpjes, n.l. Onrust
stokers en Goede Voornemens. Vooral de
laatste, waarin we kunnen genieten van het
komische talent van Oliver Hardy, hoewel
zijn rol klein is, biedt geestige situaties.
Uit het Luxor-nieuws noemen we de ont
hulling van het standbeeld voor Domela
Nieuwenhuis, de uitvaart van mgr. Nolens
cn de parade op koninginnedag in Den Haag.
Tenslotte brengen de 3 Mdfpha Sisters op
'het tooneel- door liun verrichtingen de op
het programma aangeduide Bamboe-sen
satie.
Een zeer aantrekkelijk programma, dat
een gang naar het Luxor-theater ten volle
waard is.
REMBRANDT THEATER
Skippy geprolongeerd.
Dat een film als Skippy geprolongeerd zou
moeten worden, was te voorzien; dat het de
directie van Rembrandt Theater gelukt is.
Skippy te kunnen prolongeeren. Is een geluk
voor hen. die deze film nog niet zagen, daar
ze nu deze week nog in de gelegenheid zijn.
Skippy is een film, die wint, bij het hèrzlen,
en "de" tweede keer voor den toeschouwer nog
even frisch en pakkend, soms aangrijpend is,
als de eerste maal.
Van het bijprogramma is ook ditmaal weer
veel werk gemaakt. Het Polygoons Holl- ge-
luidnieuws wordt langzamerhand uitgebrei
der en geeft zeer actueel nieuws, evenals Pa
ramount Sound Journaal en Fox Movietone
Nieuws. De geluidsteekenfilm „My wife's gone
to the country", is geestig van teekening. zang
en melodie.
Het tooneelnummer is werkelijk lets zeer
bijzonders. De Willie Schenk Compagnie, mu-
sicaal-equilibre act, gaat ver uit, boven wat
in het algemeen' in dat genre wordt gepres
teerd. Dit drietal is er in geslaagd iets nieuws
en iets origineels te geven. Het publiek wist
het dan ook zeer goed te apprecieeren.
PALACE.
Met Byrd aan de Zuidpool.
In ons vorig nTimmer hebben we al uit
voerig het hoofdnummer van deze weeTc in
Palace: „Met Byrd aan de Zuidpool" bespro
ken. Onze stadgenooten, die deze prachtige
film willen gaan zien en dat zullen er heel
wat zijn raden wij aan dit stuk te lezen.
We behoeven er hier dus niet op terug te
komen.
Voor heden beginnen we ditmaal eens met
een bespreking van het tooneelnummer:
„Bel Ar gay. de vToolijke modelleur". Wat deze
man gedurende ongeveer een kwartier laat
zien. grenst aan het wonderbaarlijke. Daar
bij is hij uiterst komisch. In tijd van een
paar minuten maakt hij van een on ooglij ken
hoop klei (het kan ook stopverf of een an
dere kleverige substantie zijn!) een- prachti-
gen kop, die ieders bewondering opwekt.
Daarna kiest hij een modelkop uit het pu
bliek en bootst dit in hetzelfde kleine tijds
bestek meesterlijk na. Jammer voor hem
weigerde het door hem uitgekozen model op
het tooneel te komen, opdat alle bezoekers
de gelijkenis konden zien. Na het lang aan
gehouden applaus geeft hij nog een „toe
giftje", en dat is eigenlijk nog het mooiste
van alles: een weergalooze nabootsing van
den kop van Charlie Chaplin. De kunstenaar
want dat ls hij ongetwijfeld, laat. zijn help
ster, die het materiaal voor hem kneedt, in
het welverdiende applaus deelen. Alleen dit
nummer is bijna een gang naar Palace
waard.
Het Ufa Geluidsjournaal en het Gelulds
Hollandsch Nieuws van Polygoon bieden weer
veel actueels en interessants; het eerste o.a.
den vliegtocht van het echtpaar Lindbergh
naar Tokio; de „Bremen" door de Noorder-
sluis bij Bremerhaven en een alleraardigst
kinderconcert. Van Polygoon o.a. de teraarde
bestelling van Mgr. Nolens te Venlo; de ope
ning van de luchthaven te Twente door Edo
Bergsma en de Koninginnefeesten te Am
sterdam en Den H&ag.
De natuurtafereelen hebben ditmaal be
trekking op het oude Duitsche stadje Nörd-
lingen. Een geestige teekenfilm doet de toe
schouwers schateren van het lachen.
Zwolsche Sketsics door W.
Kloeke. Zutphen, W. J.
Thierae Cie.
Het boekje van onzen stadgenoot verdient
al om den persoon van den schrijver in deze
rubriek een bespreking. Een oud onderwijs
man, die hupsch en vroolijk uit zijn jeugd
vertelt, een jeugd die bijkant zeventig jaar
geleden doorleefd werdwie zou daarbij
niet met vriendelijk ontzag het „oor te luiste
ren leggen"? Behalve over een buitengewoon
helder geheugen beschikt de heer Kloeke
over een uitgebreide kennis van onderwijs
zaken en een rijke ervaring in de onderwijs
praktijk. Over het een en het ander zou hij
u uren lang kunnen bezig houden en u uit
de laatste alleraardigste anecdotes kunnen
vertellen, die aan het eigen leven ontleend,
soms historische beteekenis hebben. Man van
eruditie op velerlei gebied, heeft hij zich
gaarne met vergelijkende taalstudie bezig
gehouden, en, Zwollenaar van geboorte,
heeft hij den aandrang niet weerstaan de
taal van zijn geboortestad in haar parti
culariteiten phonetisch vast te leggen, en
de woordenschat die allicht in den loop der
tijden aan kenmerkende afzonderlijkheden
zal inboeten of reeds zal Ingeboet hebben,
nog zooveel mogelijk In geschrifte bijeen te
houden. De Skctsies zijn daardoor niet alleen
een amusant boek der herinnering, doch te
vens een arsenaal voor wetenschappelijke
taalvorschers geworden.
Men zal van ons hier niet anders verwach
ten dan dat wij het boekje in de eerstge
noemde qualifceit. beschouwen. Voor beoor
deeling der taal-historische beteekenis van
dezen arbeid ontbreekt ons de competentie.
We zouden haast zeggen: „voorloopig al
thans" want de smakelijke manier waarop de
heer Kloeke vertelt, zou ons bijna er toe
brengen van het Zwolsch een ernstige studie
te gaan maken. Maar dan zouden wij mis
schien weer onbillijk worden tegenover den
heer Ter Laan van wien wij nog eon. In het
Groningsch geschreven bundel „overleverin
gen" ter aankondiging hebben liggen. Wij
doen dus wellicht beter belde heeren, wat
hunne taai-technische evoluties betreft,
maar op hun woord te gelooven en er geen
neuswijze kantteekehingen bij uit te broe
den.
Voor den ras-echten Hollander is Zwolle
en Zwolsche spraak iets aparts, iets dat nu
niet zoo gemakkelijk zich in vertrouwen Iaat
nemen. Dat is. geloof ik, nog altijd zoo en
niet alleen in de Jeugd van den heer Kloeke
het geval geweest. Een Amsterdammer die
voor zaken heden ten dage naar Zwolle reist
voor zijn genoegen zal hij dien tocht
uiterst zelden beramen voelt zich vreemd
en verlaten vooral verlaten als hij bui
ten het station gekomen op een groote vlakte
slaat die bijna niet te overzien, doch tege
lijkertijd leeg is als de Sahara. Als ge er voor
het eerst, komt, vraagt ge u af waar nu eigen
lijk Zwolle is. Er zijn maar weinig Neder-
iandsche steden wier entrée zoo hopeloos
weinig-tegemoetkomend is Kwam je er vroe
ger met den avondtrein aan, dan stond er
gemeenlijk een paardentram gereed, die met
een vriendelijk belgerinkel u inviteerde om
plaats te nemen en naar de Melkmarkt ge
bracht te worden.
En bij den stationsuitgang stonden de
twee hotelomnibusjes van het Heerenloge
ment en de Keizerskroon, voor de „heeren-
relzigers", die van zins waren daar hun
nachtrust te genieten. De paardentram is
verdwenen en of de hotetomnibusjes al voor
hotel-autos hebben plaats gemaakt, betwij
fel ik. Toen ik er verleden jaar weer eens uit
het station stapte, was er eerst heelomaal
niets totdathet gemoderniseerd Zwolsch
verkeer zich plots vertoonde en twee fraaie
gemeentelijke autobussen de Sahara door
kruisten. Voor een vreemdeling is de keus
moeilijk: de één gaat naar Pierik. de tweede
naar Wipstrik en dit gelezen hebbende ver
wacht de vreemdeling allicht, in het Vola-
puk toegesproken te worden Hij zij echter
gerustgesteld: de man aan het stuurrad ls
van een generatie, die misschien liet Zwolsch
van 's Hecren Kloeke's Sketsies reeds als an
tiek curiosum beschouwt.
Maar ook als zoodanig kan men die waar-
deeren en er van genieten. Is het te ver
wonderen dat een onderwijsman als deze
schrijver met trots de historie van de scho
len zijner stad ophaalt, historie die al roem
rijk is in de vijftiende eeuw, als op de La-
tijnsche School van Zwolle soms wel duizend
leerlingen uit aller Heeren landen aange
troffen worden en mannen als Thomas a
Kempis. Wessel Gansfort en Paus Adriaan
VI onder haar leerlingen mochten geteld
worden Van de geleerde sfeer, rond den rec
tor Johannes Cele en diens beroemden
vriend Geert Groote. blijft na de kerkher
vorming weinig meer over: de beroemde re
kenmeester Bartjes is in de zeventiende eeuw
de coryphee van het Zwolsche onderwijs. Dat
diens rekenboekjes nog in 1851 herdrukt wer
den, pleit voor hun bruikbaarheid of voor de
traagheid der gebruikers die de geneugten
van het om-het-andere Jaar een nieuwe,
(verbeterde) druk nog niet kenden. In de
eerste helft der negentiende eeuw was het
lager onderwijs als overal trouwens
ook in Zwolle, naar ons tegenwoordig in
zicht. vrij primitief maar de verhoudingen
tusschen onderwijzer en kinderen en tus
schen kinderen onderling gaven meer aanlei
ding tot romantisch avontuur, dan de voor
beeldige, op ethiek en aesthetiek berustende
vorming der tegenwoordige jeugd vermag
aan te bieden.
De schrijver haalt menig stout stukje op,
doch ook buiten het schoolleven toefden zijn
herinneringen. Zoo viel In zijn jeugd de aan
leg van do spoorverbinding en de bouw van
het spoorwegstation. HU herinnert zich dat
Thorbecke bij de feesten aanwezig was en
dat er op de Heerensocleteit een groot feest
maal voor de Heeren was aangericht. Volks
feesten op den Spooldersbcrg etc. enfin wij
zeiden reeds, de heer Kloeke heeft een be
nijdenswaardig geheugen. Dien anderen
Zwollenaar Everardus Johannes Potgieter
ben ik in zijn boekje niet tegengekomen.
Jammer. Want of dat nu door de naar deze
twee genoemde Singels komt of door Iets an
ders, maar als ik aan Zwolle denk, denk ik
aan Potgieter en Thorbecke, bakkebaarden
en vadermoorders.
Als Amsterdamsche jongen, had ik van
Zwolle ln mijn jeugd nog meer zonderlinge
noties. Zoo dacht ik altijd dat het spotblad
Uilenspiegel daar door de Erven Tijl werd
gemaakt en uitgegeven. Later ontdekte ik
dat die erven met TUI Uilenspiegel niets te
maken hadden, maar een groote dagbladon
derneming waren, die de Provinciale Over-
Uselsche en Zwolsche krant uitgaven.
De heer Kloeke is „vernemstlg genogt om
te begrijpen dat dit maar veur de lol ezegd"
is ZUn schuld is het niet dat ik mij in Zwolle
wel eens „verskrikkeluk" verveeld heb. Maar
zijn boekje heeft mij hier en danr kosteUjk
geamuseerd en wat den auteur zeil betreft:
„zoo as diie man skooelmeestcr is ewest., zol
't 'n bovenste beste ewest ebben." En onder
zUn lezers van nu zullen er velen zUn die
zich zoo'n „meester" ln hun Jeugd gewenscht
hebben.
J. H. DE BOIS.
27 Aug. "31.
„Nederlandsch Fabrikaat".
Het laatste nummer van liet tUdschrift van
de vereeniging „Nederlandsch Fabrikaat" is
voor een groot gedeelte gewUd aan de Bra-
bantsche industyiedagen, die in September
gehouden zullen worden. Het bevat artikelen
over de Kamer van Koophandel en Fabrie
ken in de Langstraat, de industrie van 's-Her
togervbosch en omstreken, het Nij verheidsge-
b!ed van OostelUk Noord-Brabant, de Tex
tielschool te Tilburg. In de rubriek „Voor de
Neüerlandsche Vrouw" schrijft mevrouw
Willy Corsari over „Hollandsche Drukkers".
Gepubliceerd wordt een brief, die de secre
taris-penningmeester gericht heeft aan de
directeuren van gemeentewerken der voor
naamste gemeenten, waarin opgewekt wordt
aan producten van Nedcrlandsche nijverheid
de voorkeur te geven. Een soortgelijke brief
is aan de directeuren van gasfabrieken ge
schreven.
„Geachte collega".
Onlangs is aan de geneeskundigen in Ne
derland, praktiseerende en rustende, een
brochure t-oegezonden. getiteld „Geachte Col
lega" en geschreven door Dr. F. Delhez, arts
te Dordrecht.
In briefvorm wordt daarin verzet aange-
teekend tegen de evenzeer onder de medici
als onder de leeken gangbare opvatting, dat
het gewone maatschappelijke gebruik van
alcoholica voor de gezondheid onverschillig
of gunstig zou zijn.
Het tegendeel blijkt uit de bijna een eeuw
oude ervaring der levensverzekering, uit de
officieele statistiek van Zwitserland, uit de
aanzienlijke daling der mannensterfte in
Kopenhagen en geheel Denemarken, bij de
rantsoeneering der alcohol-productie ln den
oorlogstijd en in Dultschland en andere lan
den volgens de statistieken aldaar.
Uitvoerig worden de verschillende waar
nemingen en beweringen toegelicht en haar
juistheid vastgesteld.
De brochure, hoewel geschreven voor de
artsen, is zoowel van belang als begrijpelijk
voor het ontwikkelde publiek in het alge
meen.
Het doel ls niet propaganda voor de
geheelonthouding, maar wel het uitlokken
van een herziening van de gewone beschou
wingswijze. die o.a. door de gewoonte en veel
schijnargumenten ingeroest ls.
DE écNMANSRAAD.
Men meldt aan de N.R.Ct.:
Onlangs werden, evenals elders, ook In
Mesch bij Vaals, de verkiezingen voor den ge
meenteraad gehouden. Er was toen geen
stemming noodig, omdat slechts één lijst
werd ingediend met het benoodigde aantal
candidaten, doch wegens het zich terugtrek
ken van enkele leden en door het niet tijdig
inzenden van de geloofsbrieven van enkele
anderen, bleef slechts één candidaat over.
Het college van B. en W. met den raad in
cluis bestaat derhalve uit twee personen. Op
positie heeft de eenige wethouder van de zijde
van de leden van den raad niet te vreezen!