FEMINA
MODESHOW.
Najaarsoverpeinzing.
Haarlem's
Dagblad
V r ij d a g
11 Sept. 1931
IB»BllfllMniii!ii:i;iiiiiti!ii!i;;iiii!i«
MANTELS.
Nu is dan toch inderdaad het tijdstip aan
gebroken, waarop wij onze keus inzake' een
na-jaars (winter) mantel moeten gaan be
palen. Ten minste wanneer wij van plan zijn
deze zelf te gaan maken. Want wie „ge
maakt" koopt, hoeft zich niet te haasten,
daar een mante lgauw genoeg gekocht is,
wanneer we er behoefte aan krijgen. Maar
al de nijveren, die naald en draad en een
goed patroon ter hand nemen, geven hun
oogen goed den kost om een aardigen man
tel te ontdekken .En misschien kunnen daar
bij de bijgaande teekeningen een kleine
handleiding vormen. Een fijne, warme jas
van een wollige warme fantasiestof is in de
eerste plaats het model links op de teekening
aangegeven. (Nr. 3039). De rug is met een
ingezet pand. Het ceintuurtje in den rug
verbindt twee vastgestikte plooien, die van
onderen los hangen. Een zelfde ingezet pand
treft men van voren in dezen mantel aan.
Aan 2.50 M. stof van 1.40 M. breed heeft men
voldoende. Een buitengewoon aardig model
ls het andere figuurtje. Dit is nl. een man
tel van effen groene wollen stof gegarneerd
met een alleraardigste Schotsche ruit van
groen met zwart en beige. De mouwen, die
op raglanmanier zijn ingezet hebben van
onderen een verwijding door een ingezet
stuk Schotsche ruit. Daardoor krijgt de mouw
dat bijzondere model met die wijde punt in
de ondermouw, welke een kenmerk was van
de wintermode van verleden jaar, speciaal
voor bontmantels en die thans weer is over
genomen. De sjaalkraag', eveneens van Schot
sche ruit, wordt van voren toegeknoopt. De
stee'kzakken zijn wederom gegarneerd met
opgezette stukjes Schotsche ruit. Voor dezen
mantel (Nr. 3040) is 2.60 M. stof van 1.40 M.
breed toereikend.
Een andere opmerking moet mij nog van
het hart. Zooals al eerder geschreven, is de
veerengarneering in de hoedenmode op het
oogenblik alles overheerschend. Onze indruk
3s, dat vooral de hoedjes met van achteren
schuin opzij afhangende korte struisveer
(overblijfselen uit een vorige struisveeren
mode van 10 en meer jaren terug?) zeer al
gemeen zullen worden. Er wordt op het
oogenblik een enorme hoeveelheid struisvee-
ren verkocht, zoodat men verwachten kan,
dat men in het koude seizoen een overstel
pende hoeveelheid hoeden met struisveeren
zal zien. Wie dus niet „algemeen" wil zijn,
doet verstandig, zich tot een eenvoudiger
hoedengarneering nl. de korte, somtijds heel
mooi gekrulde hanen- en andere veertjes te
bepalen.
Van deze mantels zijn knippatronen ver
krijgbaar a 75 ct. Postwissel zenden aan: De
Beurs, Amstellaan 66, Amsterdam (Z.) Le
vering binnen 1 week. Op het strookje nauw
keurig vermelden: naam en adres van afzen
der. Nummer van het gewenschte patroon en
maat. (De maten van 40 tot 52 kunnen ge
leverd worden).
EEN BOUDOIRLAMPJE.
Er zijn tegenwoordig zulke beeldige sche
merlampjes in den handel, dat de keuze
steeds moeilijker wordt. Daarom is het wel
origineel om zelf zoon lampje te maken.
Het is nogal eenvoudig voor de vrouw, die
graag knutselt. Daarom stel ik u voor, dat
we dit lampje samen eens maken. We heb
ben alleseerst noodig het plankje, waar het
heele lampje op bevestigd is. De teekening
toont dit heel duidelijk. Daarop wordt eerst
een klein vierkant plankje gelijihd, dan een
nog kleiner maar van heel dun hout en ten
slotte het blok, dat op 1 3 van onderen iets
breeder is. In het grootste gedeelte van ons
plankje boren we een opening om het snoer
door te trekken. Op deze opening bevestigen
we eerst ons voetje, een speciaal koperen
apparaatje, dat in iederen electriciteit-s-
winkel te koop is, daarop monteeren we de
lampdrager. De rest is heel eenvoudig. U
koopt een plafonnière met een donker ge-
bronsden rand en bevestigt die op het plank
je. Het eenige wat we nu nog te doen hebben
is het geheel te verven, hetzij in één of in
meerdere kleuren. Al het houtwerk zwart ge
beitst staat altijt wel heel mooi. Is het hout
geverfd en droog, dan is ons lampje klaar
en. u zult zien hoe gezellig het eruit ziet,
HOE MEN DE KLEUTERS
BEZIG HOUDT.
ETUITJE MET BRILLENZEEMPJE.
Een aardig en gezellig handwerkje voor
meisjes van 12 a 13 jaar is een klein étuitje
te maken, waarin een zeemleerenlapje om
de brilleglazen schoon te maken, wordt op
geborgen.
Zoo diwijls komt het voor, dat de bril met
een niet al te schoone zakdoek wordt
schoongemaakt.
Een étuitje met een brillenzeempje zal
door velen gebruikt kunnen worden; het is
daarbij maar een klein voorwerpje en daar
om zal het zeer zeker in Moeder's tasch wel
een plaatsje kunnen krijgen.
Hebt u nog een paar ouden leex*en of peau
de suède handschoenen in huis? Natuurlijk
kunt ook een heel klein stukje leer koopen,
maar dit is in het geheel niet noodig en
het is toch veel aardiger van de oude hand
schoen iets nieuws te maken.
Wij zoeken de
mooiste plekjes van
de handschoen uit
en knippen 2 drie
hoekjes volgens af
beelding a. Op ge
lijke afstanden, on
geveer 1/2 cJM. van
elkaar, slaan we
kleine gaatjes, met
een holpijp of een
ander instrumentje
dat in huis te vinden is. De onderkant van
het driehoekje wordt een beetje ovaalvormig
bijgeknipt.
Vervolgens zoeken wij een aardige kleur
raffia uit en naaien hiermede de beide
stukjes op elkaar, alleen de onderkant blijft
natuurlijk open, maar deze wordt wel met
raffia omgewerkt.
Het étuitje is klaar,
afbeelding b, en
het zeempje kan er
nu in opgeborgen
worden.
Het zeempje wordt
eerst ovaalvormig
uitgeknipt, volgens
afbeelding c. en in
het midden worden
4 gaatjes gemaakt.
Van eenige raffia-
draden wordt een
dun vlechtje ge
vlochten. De ge
vlochten raffiadra-
den halen wij door
het zeempje heen
en daarna door den
bovenkant van het
étuitje, het zeemp
je wordt dus als 't
ware opgetrokken.
Velen zullen dit
eenvoudige étuitje
als een klein geschenk graag willen geven.
Het modelletje is in de Tijdingzaal van ons
blad te bezichtigen.
W. R.
GIRIof
Onze ontspanningslectuur bestaat tegen
woordig hoofdzakelijk uit Amerikaansohe
boeken. Het zakelijke Amerika weet ook op
dit gebied wat we noodig hebben. Spanning,
humor, een tikje sentiment. Precies genoeg,
niet te veel, niet te weinig. Groote levens
problemen, echte diepte moet men niet in
die boeken zoeken, maar dat moet ook niet,
het is ontspanning. En ze zijn toch goed ge
schreven, met flair, verstand en een zekere
levenswijsheid. Kunstwerken kan men het
niet noemen maar ook geen prullen.
Door al deze boeken krijgen we een typi-
schen kijk op het moderne meisje, speciaal
op het meisje uit Amerika. Ze doet meestal
erg „gek" en toch is ze geen onmogelijk we
zen, waarvan we zeggen: zoo'n meisje kan
niet bestaan. De Amerikaansche schrijver
houdt zich meestal niet bezig met psycho
analyse, wat veel Europeesche romans van
gewichtig doende schrijvers zoo ongenietbaar
maakt. Het meisje wordt ons direct voor
gezet, we krijgen een gedachte, een gevoe-
lentje van haar te hooren. iets menschelijks
in ieder geval, wat wij ook wel eens gedacht
of gevoeld hebben en ze is een levend wezen
geworden. Wat zij beleeft is meestal niet al-
ledaagsch, maar dan zou het ook vervelend
worden.
Ze is grappig oppervlakkig dit Amerikaan
sche meisje uit de ontspanningsboeken. Ze
gedraagt zich dikwijls alsof ze nooit van
moraal en zeden gehoord heeft zooals de
domme, frivole meisjes uit de soms wel erg
malle boeken van Anita Loos.
Erg lang interesseert je een dergelijke
meisje niet, want ze is aan het slot van het
boek nog net zoo als aan het begin. Dat gaat
toch meest zoo met dergelijke geraffineerde
schepseltjes. Een enkelen keer komt „de
groote liefde" en verandert haar. Maar dat
is lichtelijk ouderwetsch en past niet in den
trant van het boek. In boeken waarin de
groote liefde een rol speelt, is het meisje
fijngevoeliger en au fond onschuldig.
Er is ook nog het héél onschuldige, type,
het meisje, dat „van niets weet". De schrijf
ster Pamela Wynne maakt daar haar specia
liteit van. En zoo'n meisje is aan het eind
van het boek wel veranderd, maar ze ver
geet al haar ellende en schrik om de booze
wereld in de armen van een ouderen, zeer
charmanten en zeer liefhebbenden echtge
noot.
Hoe is nu het Amerikaansche meisje? Ze
deloos. dom, frivool, geraffineerd of onschul
dig? We zouden zeggen: van alles een beetje.
En daarbij erg oppervlakkig met af en toe
een vleugje sentiment. Een meisje, dat ge
schikt is voor een partijtje of een week-end,
een meisje voor groote. drukke gezelschap
pen, maar geen meisje om prettig mee" al
leen te zijn, geen meisje met wie je „praten
kunt".
Maar moeten we gelooven wat die boeken
ons vertellen? Of zijn die meisjes alleen ge
schapen om de schrijvers en het publiek te
amuseeren? We zouden net haast gelooven,
als we hier 's zomers de Amerikaansche toe
risten zien, de meisjes in solide mantelpak
jes, met platgehakte schoenen en onflatteuse
uilen brillen Ze zien er zoo echt degelijk uit,
zakelijk ook. Veel te degelijk en te zakelijk
om dwaasheden te doen. „aWt kost dat en
is dit voordeelig?" hoor je ze als het ware
vragen. Bij de keuze van een echtgenoot zul
len ze wel het eerst informeeren naar zijn
fortuin, zijn betrekking en zijn vooruitzich
ten. Ze zien er werkelijk niet uit of ze van
„sprookjesprinsen" droomen. Ook niet of ze
zedeloos en frivool zijn. ze maken eerder een
strengen indruk, haar veto zal onverbidde
lijk zijn. En doodonschuldig en naïef lijken
ze heelemaal niet.
Wat ik zoo van het Amerikaansche meisje
gezien heb zou ik concludeerenvertegen
woordigsters van „de nieuwe zakelijkheid',
resoluut, verstandig.
Maar het type uit de ontspanningsboe
ken is wel zoo amusant. En wij zijn niet za
kelijk genoeg om onze ontspanning te willen
missen,
BEP OTTEN.
MODE VARIA.
De stoffen met Engelsch karakter hebben
in den herfst de overhand. Ze worden veel
gebezigd voor mantels en mantelcostuums.
Ze maken dan ook een warmen, aangenamen
indruk en zijn tevens zeer solide en duur
zaam. Ze hebben een onopvallend, zeer een
voudig patroontje in zich verwerkt, domi-
neerend in groene en bruine tinten. Groen
zal „de" kleur worden, let maar eens op.
Hierbij ziet u een tweetal van dergelijke
mantelcostuums van Engelsche stof. Het is
een warme en toch luchtige dracht en daar
om zoo uiterst geschikt voor het najaar.
Van het eerste modelletje vallen de plooien
der rok van de heup af naar beneden, van
het tweede model zijn ze dichtgestikt tot
even boven de knie en vallen dan diep en los
naar beneden. De korte jas kan met één
knoop of met een „Zipp-sluiting" worden
gesloten. Soms ziet men, dat de voorpanden
tegen elkaar aansluiten en door de ceintuur
bij elkaar gehouden worden.
De nieuwste model-hoeden, van een zeer
aparte snit, komen in de donkergroene tin
ten het veelvuldigst voor. Nu, groen maakt
vooral in najaar en winter een behagelijken
indruk en wanneer die kleur verlevendigd
wordt door bruin, goud-geel of oranje, kan
zij een prachtig effect opleveren. Genoemde
kleuren worden veel voor de garneering der
hoeden gebezigd, welke in dit geval bijna
uitsluitend uit veeren-versiering bestaat.
Een drietal van dit soort hoeden laten u
het allernieuwste zien. Het bovenste hoedje
is van donkergroen vilt, gegarneerd met een
klein sierspeldje en heeft van achteren een
strik van hetzelfde vilt, waarvan de uiteinden
tegen den hals komen en een bijzonder
jeugdigen indruk maken.
Het hoedje links onderaan is van donker
bruin vilt, iets grooter van model en ver
sierd met lichtbruin peau de peche-bloemen.
Het laatste model is van donkergroen vilt,
gegarneerd met een kokarde van hel
oranje veertjes. Deze garneering is op het
oogenblik wel de meest gewilde.
i'i--
Wat zullen we accepteeren? Wat is er eigen
lijk bij, dat we niet voor korteren of langeren
tijd al eens gedragen hebben? Ik heb me veel
herinnerd vanmiddag op deze eerste show na
den zomer. Vooral heb ik mijn artistieken
tijd herinnerd, toen ik zelf mijn jurken ont
wierp, onder sterk Middeneeuwschen invloed
en volgens vaste kleurrecepten: oranje, paars,
groen.Het was in den tijd, dat we tamelijk
lange rokken droegen, wijde mouwen, aange
knipte mouwen, breede ceintuurs van de stof
van de jurk, net onder het. middel. Ik heb
met schrik geconstateerd, dat (ik hoop
me te hebben vergist) dat do ceintuurs
weer zachtjes afzakken. De rokken worden
zachtjesaan weer langer. Er waren zelfs kan
ten gewaden tot op den grond, met fladde
rende mouwen en pogingen tot sleepjes, waar
bij een hoed gedragen werd Moeten we daar
mee op straat loopen. Of zijn ze alleen maar
bedacht voor gelukkige stervelingen met
auto's, en is de hoed voor binnenshuis be
doeld? Moeten we weer rokken dragen, die
van de heupen tot onder de knieën zoo nauw
zijn, dat we moeten schuiven, inplaats van
loopen? Moeten we strikken en bloemen van
lint en kant dragen op den rug, onder ons
middel en in onze knieholten? Moet dai. alles
waar we nu nog om lachenalweer?
Laten we hopen, dat we de andere dingen
kiezen, die er ook waren. Avondjaponnen, die
zoo mooi van lijn zijn, dat het nageslacht er
niet om lachen zal, zoo min als wij doen om
een Grieksche draperie. Met rugdecolletes,
die lijken op het- gevlochten bundwerk van
onze zomersandalen. dat we in goud- of zil-
verlcer aan onze avondschoen-m zouden kun
nen toepassen. Avondmantels in alle lengten:
nauwsluitende jakjes tot aan het middel, waar
een lange wijde rok. aan den zoom verzwaard,
onderuit waaiertof halflange, nauwslui
tende mantels, met veel bont. Veel zwart nog
steeds, veel-wlt ook. maar een zilvergnjsachtig
wit. soms donkerbruin of paars en dikwijls
met een onverwachte felle kleur erbij, als
gifgroen of licht vermlllloen.
Wat de gekleede Japonnen betreft, daar
verheugen zich de mouwen in een groote be
langstelling. Ze ziln vóór alles nooit, gewoon,
hebben bijv. een glad schoudergedeelte en een
gladde manchet, daartusschen zijn ze dan
zoo wijd mogelijk, of ze bestaan helemaal uit
twee stoffen en twee kleuren, uit een half
lang en geklokt bovenstuk van zwart fluweel
komt dan een nauwsluitende ondermouw van
groene wollen stof.
De mantels vertoonen soms dezelfde dartele
neigingen, zijn rijk versierd met bont in een
afstekende kleur, vooral de mouwen. De kra
gen zijn meestal sjaalvormig en soms ge
plooid. Andere mantels zijn streng en stem
mig. zwart of heel donkerbruin. Maar als ze
opengaan, is daaronder een felgekleurde
japon, heel vaak weer dat vlammende oranje-
vermiilioen of anders een giftig groen. Soms
zelfs de twee kleuren gecombineerd.
Eenvoudig is er niets. Wat zoo lijkt, is bij
nadere beschouwing een puzzle van naden en
plooitjes en rimpeltjes en ingezette banen,
die moeilijk op te lossen is. Laten we het beste
er van hopen!
MIES BLOMSMA.
FTUj.1
RECEPTEN.
ZANDTAARTJES. Men neemt 300 G. bloem
(tarwe), 200 G. boter, 100 G. poedersuiker,
naar verkiezing wat geraspte citroenschil of
vanille, een 10-tal gesnipperde amandelen.
Kneed de bloem, boter, suiker en citroenschil
tot een samenhangenden, soepelen bal door
elkaar. Smeer een aantal zandtaartvormpjes
in met boter en bestrooi ze met zeer dunne
amandelsnippers en vul ze dan tot even on
der den rand met het deeg. Zet de vormpjes
op een bakblik in een vrij warmen oven en
laat ze lichtbruin worden.
Engelsch kaasgerecht: Men neemt 4 ge
roosterde sneden brood, 2 volle eetlepels dikke
tomatenpuree. 125 G. geraspte kaas, wat zout,
1 theelepel maggi aroma en wat peper en
mosterd. Roer op een zacht vuur de tomaten-
purée met de kaas tot een gelijke, smeerbare
massa; maak ze op smaak af met de maggi
aroma, het zout en peper en mosterd. Bedek
met dit mengsel vlug de warme sneden ge
roosterd brood, leg ze op een verwarmden
schotel en dien ze onmiddellijk op. (Bij afkoe
ling wordt het mengsel taai).
PATRONEN.
Knippatronen van de genummerde afbeel
dingen zijn verkrijgbaar a 1.75 mevr. Lily
van Oyen, Riouwstraat 157, Den Haag.
S.v.p. maten op te geven.
Aan den overkant van de straat gaat een
schoorsteenveger.
Op de brug in de verte rijdt een volgela
den vrachtauto van een kolenhandelaar.
In de groote stad is een strooien dames
hoed al even sporadisch te vinden als een
heeren dito in April.
Open schoenen en sokjes zijn verdwenen:
mijn coquette buurmeisje ioopt al weer met
kaplaarzen, hoewel zij ze vermoedelijk in den
komenden winter niet veel meer dragen zal,
ze zijn „er uit".
De kastanje in de Groote Houtstraat bij
het Proveniershuis, de eerste groene in het
voorjaar, met vreugde begroet, tint al zeer
bruin, en we kijken er maar liever niet naar.
De bloemen in den tuin doen hun best,
maar bij nadere beschouwing blijken zij me
nig verregend bloemblad te hebben.
De herfst is op komst, en al zullen we dan
vermoedelijk nog wel een paar zoele dagen
krijgen voordat het kalendernajaar begint,
toch hebben wij den zomer nu al afgeschre
ven en wat er nog komt aan warmte, kunnen
we als een toegiftje beschouwen.
De vacanties zijn bijna voor iedereen af-
geloopen, op een enkele na, die het verstan
dig ingepikt had naar zijn meening want
wat kan de maand September mooi warm en
zonnig zijn en die nu tot zijn schade er
vaart, dat ook deze zomerafsluiter echte
flauwe kuren kan vertoonen. Die nu ergens
zit te bibberen in een pensionplaatsje dat
uitgestorven Ls, en daardoor, bij slecht weer,
onzegbaar vervelend
Wij moeten het van de zomermaanden
hebben, dat is niets aan te doen, en als
die ons de warmte niet geven, dan moeten
we ons in September instellen op het najaar
en den komenden winter.
Toch heeft die Septembermaand, al kan ze
dan ook regen en kou meebrengen, nog heel
wat voordeelen: de natuur doet nog eenmaal
haar uiterste best, en brengt ons nog? een
weelde aan bloemen die wel niet zoo frisch
meer is als in den zomer, maar die, om haar
laten rijkdom, des te bekoorlijker aandoet.
Bovendien wordt het werk door velen met
vernieuwde energie weer opgenomen, en voor
de jeugd heeft de nieuwe klas of de nieuwe
school een bijzondere aantrekkingskracht.
Met frisschen moed zijn de kinderen aan
den slag gegaan, en zoowel voor menige moe
der als voor haar spruiten is het een geluk,
als de school maar weer roept. Een klein
meisje, dat voor het eetst naar school zou
gaan, telde de dagen en de uren, totdat het
groote oogenblik zou zijn aangebroken, en
een grootere editie, die op het lyceum zou
komen, vertrouwde haar moeder de laatste
week toe, dat ze de vacantie nu eigenlijk lang
genoeg vond, ze had er meer dan haar be
komst van.
Ieder jaar weer gaan er stemmen op. die
de vacantie vroeger in den zomer willen
zien; in Augustus is 't toch altijd leelijk weer
en Juni kan soms heel mooi zijn. „Kan', ja.
maar daarom is 't niet altijd zoo. En dit jaar
heeft ons ook in Juni weinig mooi weer ge
bracht, misschien niet zooveel regen, als in
Augustus, maar wel koude. En dan komt het
mij voor, dat in Augustus een bijna onover
komelijke hinderpaal vormt als eerste werk-
maand na de vacantie: de loomheid van de
atmosfeer. Het mag dan koud zijn of warm,
nat of droog, druilerig stil weer of een fris-
sche, zonnige da^g met Noorden wind, het
loome gevoel blijft en ziedaar nu nog
een genoegen der Septembermaand: het fris-
sche, pittige gevoel komt terug.
In de laatste weken van Augustus denkt
men: nu is de zomer bijna om, kon ik hem
maar vasthouden, wat jammer, dat we er
door het slechte weer zoo weinig aan gehad
hebben, enzoovoort. Maar als het werk over
al weer is begonnen, wanneer de avonden
langer worden en wanneer het prettig is om
regen en wind buiten te sluiten, dan Ls het
najaar toch ook weer een jaargetijde, dat
net zoo goed zijn bekoring heeft als de zomer,
al is die dan ook niet zoo uitbundig en zoo
weelderig En dan kunnen we nog moer ge
nieten van a! de schoonheid en de overdadige
kleurenpracht die de afstervende natuur ons
in de twee komende maanden kan geven.
De zomer maakt dat we, of het nu mooi
of slecht weer is, veel dingen laten liggen,
die we toch wel graag zouden willen doen.
Het lezen van een mooi, maar wat zwaar
boek, het doorwerken van allerlei proble
men, waarvoor wij ons interesse eren, maar
waartoe de zomer niet de meest geschikte
tijd ls. Daaraan kunnen wij ons nu meer
gaan wijden: de lange avonden maken voor
velen een periode van studie, hetzij opper
vlakkig, hetzij diep, een periode van genie
ten mogelijk. Dat verrijkt ons leven in niet
geringe mate, maar daarbij behoeft men zich
geen voorstelling te maken van opgeschroef
de wetenschap-in-een-notedop, dit kan even
goed bestaan uit een ernstige studie over een
diepzinnig onderwerp, als een beknopt over
zicht van dc bclccfdr vacantiedagcn, met
allemaal aardige kiekjes versierd; het kan
evengoed een wetenschappelijk onderwerp
zijn, aLs een zeer populair wanneer het
dus maar belang inboezemt, en ons brengt
boven den dagelljkschen sfeer. Op die wijze
kan het najaar ons meer geven, dan de iet
wat oppervlakkige zomer: de laatste doet ons
verlangen naar den tijd, waarin wij ons beter
zullen kunnen concentreeren, de eerste ech
ter schenkt daartoe de gelegenheid.
Misschien zijn er menschen, dlc 's avonds
veel vrijen tijd hebben en zich vervelen, om
dat zij niets weten te doen. Onderneemt dan
eens iets. zie of ge zin hebt in reisbeschrij
vingen, poog interesse bij u zelf te wekken
voor het leven der dieren, neem populair-
wetenschappelljke werkjes ter hand. zie of
ge belangstelt in politiek, of in kunst of
in vult u zelf maar in, er is genoeg, en
met zooiets is het vaak: wie het nooit gepro
beerd heeft, weet ook niet, hoe het bevallen
zal.
En een dergelijk nieuw belang kan het na
jaar tot een nieuwe vreugde maken.
E. E. J.—P.