HET HAARLEMSCHE STADSBEELD. Hoe het geworden ïs. Biographieën in een notedop. H.D. VERTELLING WEEKENDS IN ITALIË. De Groote Houtstraat met de Hout-poort op den achtergrond. J. IMMERZEEL Jr. Hetzelfde gedeelte van de Groote Houtstraat zooals wij die nu kennen. Wie een oud boek ter hand neemt, hetzij van Van Lennep of Tollens, Bilderdijk of Rhijnvis, Feith of Helmers, zal onder het rijkelijk met engelen bazuinen en ganze- veeren getooide vignet in zeer veel geval len den naam van den uitgever J. Immer- zeel Jr. aantreffen. Hij mag daaruit conclu- deeren, dat deze Immerzeel in het begin der vorige eeuw 'n leidende figuur in de boeken wereld geweest is, Dat was J, Immerzeel Jr. ook inderdaad. Uitgever, dichter en kunst- kooper. In de geschiedschrijving van den Neder- landschen Boekhandel, zoowel als in de an nalen van de Maatschappij der Letterkunde vinden wij den Dordtschen kunstïievenden bockhandelaar dan ook met dankbaarheid en eere ingeschreven. 2 Juli 1776 was Johannes Immerzeel Jr. te Dordrecht geboren. Hij had een goede aanleg, bekwaamde zich zonder, leermeester in Duitsch, Fransch en Engelsch, leerde er Italiaansch bij. Aanvankelijk een schilders atelier begonnen, noopte gezichtszwakte hem tot verandering, hij werd ambtenaar. In 1795 was hij secretaris van den Krijg:-raad in zijn geboortestad, daarna was hij verbonden aan het departement van Binnenland che Zaken. Toen hij in 1807 zijn ontslag nam, was hij commies. De dichtkunst had in zijn vrije uren zijn grootste aandacht. Wat hij zelf produceerde waren meest vertalingen uit Fransch en Engelsch. Nog voor het jaar 1805 is hij een boek handel begonnen, aanvankelijk in 's Graven- hage. In 1813 verplaatste hij deze naar Rot terdam en na isi9 vinden wij hem in Am sterdam. In den Franschen tijd legde hij met behulp van een paar bekwame advo caten een uitgebreid magazijn van Fransche rechtsgeleerde werken aan, waarbij hij be redeneerde catalogi uitgaf. Ook publiceerde hij lijsten van Fransche klassieken en boeken op onderwijsgebied. Reeds in Den Haag voegde hij een kunsthandel bij zijn boekwinkel en begon hij ook een uitgeverszaak. In 1804 gaf hij zelf zijn „Socrates" uit. Immerzeel was goed geïntroduceerd in de contemporaine letterkundige maatschappij. Hij was de schakel tusschen vele dicht- en letterlievende genootschappen en de dichters. Zijn „Neder landsche Muzenalmanak" was een tempel voor de kunst der tijdgenooten. menig jong dichter en graveur moedigde hij aan om aan den almanak mee te werken. De almanak had zijn groote liefde. In 1819 gaf hij hem voor het eerst uit, hij ver scheen daarop 17 jaren achtereen. Men kan de bedoeling der uitgave vergelijken met den grondslag van „De Gids" en Nieuwe Gids" later. Wij mogen er bij het begrip almanak nu wel wat om lachen, het ver heffen van den vaderlandsche kunst was toch Immerzeel's ernstig streven. In 1835 bracht J, Immerzeel Jr. zijn uit geversfonds in veiling en trok zich uit de zaken terug. Hij ging zich wijden aan de uitvoering van een lang gekoesterd plan: de uitgave van een boek over schilders, zooals Van Mander er een had geschreven, zooals Houbraken het nog in de vorige eeuw had ge daan. Het is verschenen in drie deelen. en heet „De levens en werken der Hollandsche en Vlaamschc Kunstschilders, Beeldhouwers. Graveurs en Bouwmeesters, van het begin der vijftiende eeuw tot heden". Jammer is, dat hij het niet geheel voltooid heeft mogen zien. Het is in 1843 uitgegeven te Amsterdam bij J. C. van Kesteren door zijn zonen mr. C. H. Immerzeel en C. Immerzeel, corres- pondeerende leden der Koninklijke Maat schappij van Schoone Kunsten en Letteren te Gent. Het is geïllustreerd met ruiim 200 por tretten naar houtsneden. Het geeft biografische beschrijvingen der kunstenaars, zonder in hun particuliere leven te treden. Immerzeel heeft verscheidene gedichten bundels en ook proza geschreven. Herhaal delijk werd zijn werk bekroond met goud en zilver. Hij bewerkte ook een bloemlezing „Gedichten, bijzonder voor de declamatie ver zameld uit hedendaagsche dichters en ten deele vervaardigd door J. Immerzeel Jr. (1838). Behalve lid van de Maatschappij der Ne derlandsche Letterkunde te Leiden was hij ook lid van tal van andere binnen- en buiten- landsche genootschappen. Immerzeel was getrouwd met Adelaide Louize Frangoise Charlotte Cera, wier ouders uit Italië afkomstig zich te Parijs gevestigd hadden, doch wegens de troebelen uitgeweken waren. Het echtpaar Immerzeel had vijf kinderen en het was den vader een bijzondere vreugde dat zich in den zoon Christlaan, die in 1308 te 's Gravenhage geboren werd. een schilder ontpopte. Immerzeel gaf den jongen zelf de eerste leiding en liet hem later onderricht in de schilderkunst geven. Christiaan Immer zeel heeft veel in de omgeving van Haarlem landschappen geschilderd. Ook een dochter van Immerzeel, Anna Marie, maakte naam als schilderes. Zij werk te onder leiding van Christiaan. door GISELLA SELDEN-GOTH, Florence. Het Fascisme heeft een nieuw initiatief tot welzijn van zijn burgers en tot vergroo ting van zijn eigen populariteit genomen: het zendt het Italiaansche volk op reis, iederen Zondag van middernacht tot mid dernacht. Sedert eenige weken kan zich ook de kleinste man in Italië zijn weekend, zon der kostbaar overnachten buitenshuis ver oorloven, iederen Zondag, vroeg in den mor gen en laat in den avond rijden de„feest- dagtreinen" („treni festivi"), kris kras over het geheele schiereiland, alle steden onder ling alsmede met het zeestrand en het ge bergte verbindend, altijd op afstanden, die tusschen twee nachten de volledigste uitbui ting van een feestdag veroorloven. De door den minister van binnenlandsche zaken, Clano, in het leven geroepen, nadrukkelijk de verkwikking van den werkenden mensch dienende, grootsche oragnisatie wekt bewon dering voor de In den besten zin sociale oriëntatie van het regime. Deze „treni festivi" hebben niet met extra-Zondagstrei- nen, met gereduceerde retourbiljetten te maken, men rijdt er mede tegen zoo onge- loofelijk geringe prijzen, dat de biljetten als het ware als geschenk van den staat aan zijn kleine luiden aandoen. Al is Mussolini, zooals de zaken thans staan, ook nog niet zoo ver, dat hij ieder van zijn boeren zijn Zondagsche kip in den pot kan waarborgen, hij zorgt er toch voore dat het ieder van zijn arbeiders en employe's mogelijk wordt, zijn maccaroni eens per week in frissche lucht en zon of ook maar in een opwekkend en amusant „elders" te kunnen genieten. Deze „treni festivi" na een maand een van de populairste instellingen van Italië! rijden met de op binnenlandsche trajecten grootst mogelijke sneltreinsnelheid en stop pen uitsluitend aan de voor hun speciaal pu bliek beoogde stations. Zij zijn in het alge meen uit nieuwe, moderne wagens derde klasse samengesteld en het aantal uitgege ven biljetten is bij gebruikmaking tot het uiterste van de beschikbare plaatsen be perkt, De dienstregeling is zoodanig samen gesteld, dat de reizigers de beschikking heb ben over den geheelen Zondag: het vertrek geschiedt al naar den afstand van het doel tusschen middernacht en zes uur des mor gens, de terugreis denzelfden avond laat. De verkoop van kaarten begint aan de loket ten op Maandagochtend voor den volgenden Zondag en om het jagen van agio te voorko men worden aan ieder niet meer dan drie biljetten verstrekt. Om te begrijpen waarom nu in de groote steden voor deze loketten Zondagavond, ja, reeds van den vroegen morgen af onafzien bare menschenmenigten tot op de stations pleinen in file staan, waarom geheele fami lies in de stationshallen met klapstoelen en picnicmanden den nacht doorbivakkeeren en op Maandagemorgen te Rome en Milaan po- De Groote Houtstraat bij de Houtbrug. IV. Deze twee teekeningen toonen wel een heel sterk contrast. Links laten wij zien hoe de Groote Houtstraat er in de 18e eeuw uitzag, rechts wat er daarvan geworden is. Het was in de 18de eeuw nog zoo gemoedelijk in onze hoofdstraat. Verkeer van voertuigen was er vrijwel niet. Er was zelfs geen gedrang aan de kleine opening van de Houtpoort. Het was in dien tijd een moment van den dag als de postkoets passeerde! De mooie oude geveltjes van de vele woon- en weinige winkelhuizen zijn nu vervangen door huizen van velerlei stijl, waaronder er slechts weinige zijn die op het keurmerk „verdienstelijk" aanspraak kunnen maken. De groote etalageruiten zijn practisch voor derf winkelier om den voorbijganger te laten zien wat hij te koop heeft, maar de vroegere glas-in-lood- raampjes met luiken waren toch heel wat schilderachtiger. Het stadsbeeld van het verleden ademt kalmte, dat van het heden maakt een on- rustigen indruk, ook al is daarop geen levend wezen te bekennen, in tegenstelling met de oude teekening, die in beeld brengt, dat een koopvrouw haar juk met manden midden in de straat neerzet om handel te drijven, Zoo nu een koopvrouw of koopman dit deed zou hij zijn leven niet zeker zijn vanwege de tram, auto's en andere voertuigen die voorbij snorren. De pomp op straat toont aan, dat onze voorouders nog niet aan een kraantje konden draaien om heerlijk frlsch drinkwater te krij gen! In 1420 was er reeds een Groote Hout poort. Maar tijdens het beleg door de Span jaarden is die poort zoo gehavend, dat zij door de belegerden werd „toegedolven". Tegen het einde der 16e eeuw werd de poort her bouwd. Het gebouw was van baksteen opge trokken, met bergsteenen, kant- en kraag stukken, banden, gewelfribben, enz. De vorm was vierkant van vorm uit de grondslagen tot de kanteelen waarin de muren eindigden en had een vierzijdig spitstoeloopend dak met nokversierlng. Aan de vier hoeken stonden torentjes, waarvan het muurwerk tot den bovenkant der kanteelen reikte en waarvan de spitsen tot halverwege het dak van het hoofdgebouw kwamen. Aan de buitenzijde stonden bovendien nog twee 8-hoekige torens. In 1824 toen de raad van Haarlem plan nen ging maken om de stad te verfraaien in verband met een te houden tentoonstelling van nationale nijverheid, werd de Houtpoort weggebroken. De poort werd voor f 3500 voor afbraak verkocht. Daarna werden de kommiezenhuisjes ge bouwd, die de Haarlemmers zich nog herin neren, want zij zijn slechts enikele jaren geleden gesloopt om het bouwen van een groote Houtbrug, berekend op het moderne verkeer, mogelijk te maken. litietroepen in actie moeten komen, om de teleurgestelde reislustigen, die na eindeloos wachten de borden „Uitverkocht" aan het loket vinden, te kalmeeren, moet men de ta bellen van deze Zondagstarieven bestudeerd hebben. Men rijdt voor 10 Lire van Milaan naar het Gardameer, voor 15 van Genua naar Livorno, voor 17 van Turijn naar den Val d'Aosta, voor 18 van Roma naar Napels- Pompeji en van Milaan of Genua naar Ve netië, voor 22 van Livorno naar Assissi en voor 30 de hoogste prijs! van Milaan, Genua of Turijn naar Viareggio en Livorno Natuurlijk heen en terug. Men stelle zich voor: voor 30 Lire van Turijn naar Livomo en terug, zestien uren per sneltrein! Aan de verschilende stations van aankomst, die bijzonder in trek zijn zorgen de autoriteiten de voor dat ook de bijkomstige uitgaven van den vrijen dag de smalle beurzen van de rei zigers niet belasten: een aantal bescheiden restaurants zijn tot het verstrekken van maaltijden tegen matige, vaste prijzen ver plicht en voor het bezoek aan bezienswaar digheden, badgelegenheden en dergelijke, zoo wel als voor het gebi-uik van lokale ver keersmiddelen worden aanzienlijke reducties verleend. Zoo kan b.v. te Ostia iedere be zitter van een Zondagskaartje zich amu seeren met een gratis tocht per rijtuig door de badplaats. Binnen één maand tljds is het aantal van de eerste zes om zoo te zeggen als proefbal lons losgelaten treinen tot zes-en-veertig gestegen, die den vorigen Zondag door meer dan 50.000 treinen gebruikt werden. 3600 ver trokken er alleen uit het bijzonder reislustige Milaan en niet veel minder uit Genua naar Venetië, 2400 uit Bologna naar het Garda meer, 1200 uit Bari naar Pompeji, 2000 uit Milaan naar San Remo' uit Rome 2200 naar Perugia, 1200 naar Siena, 1150 naar Pescara naar een grooten automobielwedstrijd. Dat zich uit twee treinen duizend Romeinen al leen over Assisl uitgoten, zal evenwel voor den bezoeker aan Italië van den „ouden stijl" die de betooverende eenzaamheid van de stille Franciscusstad tot zijn kostelijkste her inneringen rekent, een ontzettende gedachte zijn. Maar moet men de duizend eenvoudigen van hart, die stellig weinig van den heilige, vermoedelijk niets van Giotto en van Saba- tler, Hervey, Thode en De Sanctis weten, niet ook eens het onbevangen Zondagsgenoegen in het teere Umbrische landschap en de ook tot het eenvoudigste gemoed toegankelijke romantiek der kathedralen gunnen? De man, die op zoo'n Zondag in de zon ge braden. aan het. stand geluierd in zee gebaad vrienden bezocht, nieuwe dingen gezien, zich en zijn familie voor het eerst uit de eentonigheid van veeljarigen, eeuwig gelij ken arbeid heeft losgescheurd en des avonds verfrischt, opgewekt en vergenoegd van de ongewone escapade terugkeert, zal zeker niet tot de ontevreden vitters op den staat en Bezit door BEP OTTEN. Toen Alice met Harry trouwde was hij rijk en bekend, een schilder waarvan men sprak. Alice mooi, arm en behaagziek, vond hem juist den man dien ze noodig had om te schitteren in de wereld van snobs en artisten. Harry hield van Alice. Meer dan van zijn kunst, meer dan van alles ter wereld. Ze waren een paar jaar getrouwd toen Harry's roem begon te tanen. Hij maakte ook werkelijk niets meer wat de moeite waard was. De kranten en tijdschriften zwegen over hem, maar Alice zweeg niet. Zij zelf zag wel niet het verschil tusschen zijn schilderijen van vroeger en nu, maar er moest toch iets niet in orde wezen. Er werd bijna niets meer verkocht en Harry was akelig zuinig gewor den. „We moeten een mooie, lange reis gaan maken", zei ze tegen hem, „dat zal je inspi- reeren". „Ik heb geen geld voor reizen", zuchtte Harry. „Het publiek wil mijn werk niet meer. Misschien hebben ze wel gelijk; het is maak werk". „Dan mag je dat wel gauw veranderen", zei Allee snibbig, „ik wil op reis, zie je". „Kon ik het maar veranderen. Maar ik heb het niet in mijn macht". Harry keek pein zend voor zich uit. „De omstandigheden doen het 'm, begrijp je. Mijn tegenwoordig le\en deugt niet voor mijn kunst.*5 op het regime behooren. Bij de altijd nog sobere, gelukkig niet-politieke en in vele op zichten kinderlijke Italiaansche bevolking vindt ieder vriendelijk gebaar van „boven" weerklank; alleen op jonge, ondernemende en naar ontspanning smachtende menschen kon het plan van de Zondagstreinen geba seerd worden, alleen bij niet verbitterde ge moederen, zulk een stormachtigen weer klank vinden. Arbeiders en bedienden, kleine kooplieden, onderwijzers en studenten, die in de felle hitte van den Italiaanschen zomer twee nachten opofferen en zich op harde houten banken acht, tien, twaalf uur lang in stampvolle wagens persen, om Venetië, Siena of Livorno te zien of ook maar één enkelen dag in de open lucht door te bren gen zijn ais exponenten van een lichame lijk weerstandskrachtig, geestelijk ontvanke lijk volk een niet veel minder verblijdend verschijnsel dan het bestuur, dat dergelijke weerstandskracht en ontvankelijkheid weet te cultiveeren. Ook Italië strijdt hevig tegen economische crisis en werkloosheid en het valt moeilijk, zijn burgers voldoende brood te verschaffen. Maar de leidende figuren weten misschien ómdat zij zelf nog jong zijn! dat de aanvulling, ja, dikwijls het surro gaat van brood circenses heet.. Dat een mooie Zondag de zorgen laat vergeten, dat, waar iets te zien te hooren en te amusee ren valt, ook een sober middagmaal verder geen ergernis geeft. En de „circenses" van den tegenwoordigen mensch, hoe het ook met zijn middagdisch gesteld moge zijn, hee- ten: eten aan een andere tafel, voetbal match op een onbekend veld, nieuwe steden, straten, gezichten, afwisseling, voortbewe ging, „movimento". Maar ook afgezien van de politiek-moreele afleiding van de massa's, de stemmingma kerij voor het regime, de zuiver numerieke uitbreiding van het binnenlandsch spoorweg verkeer, dat uit het juist toegepaste beginsel kleine winst bij grooten omzet reusachtige ontvangsten uit de feestdagtreinen trekt, zal dit wekelijksche door elkaar schudden van groote volksmassa's in het land niet te on derschatten voordeelen opleveren. Het Ita liaansche vreemdelingenverkeer lijdt natuur lijk sterk onder de economische wereldcrisis en zal er nog wel jarenlang onder te lijden hebben; het schept althans gedeeltelijk een compensatie door het inheemsche Zondags- publiek, dat voortaan geheel het jaar gele genheid vindt zijn land te leeren kennen in het ruilverkeer van zijn centra. Gelijk in den zomer de Milanees aan de Ligurische kust, zal de man uit Viareggio des winters tusschen Zaterdag':, en Zondagnacht zich een prettigen dag in Milaan gunnen voor dertig Lire heen en terug. En hoe gering de dagelijksche uitgaven van den enkeling ook zijn mogen, van elke blijft toch overal een klein beetje hangen, hetgeen bijeengeteld, ook buiten deze grootsche spoorwegpolitiek het zaad kan strooien voor een betere toe komst. De staat, wiens bestuur thans niet alleen kampt met de bittere nooden des tijds maar ook tijd, middelen en wil concentreert, om voor gezondheid, ontwikkeling en ont spanning der zijnen te werken, moet waar lijk door ons door ons anderen! benijd worden. (Nadruk verboden.) „Kom", zei Alice, „Je moet niet zoo overge voelig doen. Je omstandigheden zijn toch goed genoeg. Wat zou je nog meer noodig hebben?" „Niets. Niets meer. Ik heb juist te veel, veer te veel." „Ah!" Alice meende het te begrijpen. „Dus jij bent een van de kunstenaars, die alleen maar in ellende kunnen werken. Jij moet honger en kou lijden." „Och, nee, Alice", zei Harry droevig, „dat Is een sprookje. Op een zolderkamertje heb ik nooit gewoond, maar wel heb ik meegemaakt dat mijn atelier koud was en de broodtrom mel leeg. En ik geef je de verzekering, dat het niet Inspireerend werkte. Toch was dat nog niet het ergste". „Zoo arm zul je toch wel nooit weer wor den?" Harry voelde Alice's egoïsme niet, hij hoor de alleen haar trillende stem. „Nee, kindje, nee", zei hij ontroerd, „maak je maar niet bezorgd. Ik zal werken, reclame- werk zoeken desnoods. Als het andere niet meer gaat „Maar waarom gaat het niet?" „Dat zei ik je al: ik bezit te veel. Om kun stenaar te zijn moet je niets bezitten. Je maakt je zorgen om je bezit, dat deed ik vroeger, dat doe ik nu. Je még geen zorgen, hebben. Ik heb het immers ondervonden." „Vertel er eens van", vroeg Alice, die er niets van begreep. En Harry vertelde: „Toen ik pas begon, was ik heel arm, maar ook heel „fatsoenlijk". Ik betaalde mijn bakker en mijn melkboer op tijd en als ik geen geld had, at ik niet. II". had niets van een bohemien, ik maakte ma zorgen over de huur die betaald moest wor den, over rekeningen van kleermakers en tandartsen. Mijn grootste zorg was, dat eens alles vast zou loopen; je kan één dag niet) eten, maar langer houd je dat niet uit, je kanl één keer je huur niet betalen, maar de mees te huisbazen hebben niet veel geduld. Wat moest ik dan? Moeizaam prutste ik mijns schilderijen en teekeningen, ze werden ge maakt om geld mee te verdienen. En juist daarom verdiende ik er niets mee. En de ar moede kwam al nader en nader, eindelijk was het zoover. Ik had geen cent meer en ook geen cent in het vooruitzicht. Ik bezat niets. Daar was het, waar ik maanden en maan den voor geleefd had. En het washeer lijk". Harry's oogenstraalden bij het herden ken. „Dat moet je meegemaakt hebben", zei hij, „die groote bevrijding van alles. Geen bezit, geen zorgen, niets! Toen kon ik werken, mijn geluk, mijn vreugde en vrijheid uitschil deren!" „En waar leefde je dan van?" „Ik leende geld en ik gaf het niet terug. Ik: maakte overal schulden. Ik was in één dag, in één uur een echte bohemien geworden. Ik leefde en ik schilderde. Dat was alles". „En toen ben je rijk geworden". „Ja. Want toen was mijn werk pas goed." „En is het nu niet meer goed? Hoe komt dat?" „Omdat ik nu weer bezit. Ik schilder weer voor geld, ik maak me zorgen of ik wel ge noeg verdienen zal om jou een prettig leven te kunnen geven, ikoch kort gezegd: ik bezit, dus heb ik zorgen." „Zoo", zei Alice, „zoo, is 't d&t? Dus we gaan niet op reis?" „Nu niet. Volgende maand misschien. Ik zal dat groote naakt afmaken en zien te verkoo- pen". Maar Harry verkocht het naakt niet en ze gingen de volgende maand niet op reis. Het begon Alice aardig te vervelen. Harry was ook niets gezellig meer, hij werkte maar of probeerde te werken en tot uitgaan was hij niet te bewegen. „Ga jij maar", zei hij ver drietig, „ik heb geen tijd". Hij was ook wel eens humeurig en zei onaardige dingen tegen haar. Zooiets verdroeg Alice heelemaal niet. Alice was nog altijd mooi en behaagziek. En Alice wou niet arm zijn. Ze ontmoette een handelsman, die haar veel kon geven: mooie kleeren, verre reizen, mondaine genoegens. Misschien deed het haar toch wel even pijn Harry in den steek te laten. Die arme jongen! Maar ze stelde zich zelf gauw gerust. En haar afscheidsbrief schreef ze: En misschien is het beter zoo. Ook voor jou. Je zult nu weer goed kunnen werken. Je geld Is op en ik ben weg. Je zult geen zorgen meer hebben, want je bezit niets meer. Je moet me dank baar zijn, je bent bevrijd. Nee, Harry maakte zich geen zorgen meer. Hij was er te geslagen, te versuft voor. Alice weg! Alice met een ander! De liefde weg uit zijn leven! Eenzaamheid, leegte.... Harry bewoog zich als een machine, hij leefde niet meer. aan werken dacht hij niet. Tot hij op een avond voor zich zelf den zin uit haar brief herhaalde. „Je zult geen zorgen meer hebben, want je bezit niets meer". Zou hij werkelijk kunnen schilderen, nu. Een leeg, opgespannen doek stond in een hoek van het. atelier. Hij keek er naar, KT naderde het. O. ja, werken, werken, zich. uitenHij greep zijn penseelen. Nu schil deren wat in hem leefde, allesMaar de penseelen vielen uit zijn hand en met het hoofd tegen het leege doek snikte hij het uit. Zoo alleen kon hij zich uiten. Een mensch kan ook te weinig bezitten. Vacanties tusschen twee nachten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 16