HET HAARLEMSCHE STADSBEELD. Hoe het geworden ïs.
Biographieën in een
notedop.
H.D. VERTELLING
WEEKENDS IN ITALIË.
De Groote Houtstraat met de Hout-poort op den achtergrond.
J. IMMERZEEL Jr.
Hetzelfde gedeelte van de Groote Houtstraat zooals wij die nu kennen.
Wie een oud boek ter hand neemt, hetzij
van Van Lennep of Tollens, Bilderdijk of
Rhijnvis, Feith of Helmers, zal onder het
rijkelijk met engelen bazuinen en ganze-
veeren getooide vignet in zeer veel geval
len den naam van den uitgever J. Immer-
zeel Jr. aantreffen. Hij mag daaruit conclu-
deeren, dat deze Immerzeel in het begin der
vorige eeuw 'n leidende figuur in de boeken
wereld geweest is, Dat was J, Immerzeel Jr.
ook inderdaad. Uitgever, dichter en kunst-
kooper.
In de geschiedschrijving van den Neder-
landschen Boekhandel, zoowel als in de an
nalen van de Maatschappij der Letterkunde
vinden wij den Dordtschen kunstïievenden
bockhandelaar dan ook met dankbaarheid en
eere ingeschreven.
2 Juli 1776 was Johannes Immerzeel Jr.
te Dordrecht geboren. Hij had een goede
aanleg, bekwaamde zich zonder, leermeester
in Duitsch, Fransch en Engelsch, leerde er
Italiaansch bij. Aanvankelijk een schilders
atelier begonnen, noopte gezichtszwakte hem
tot verandering, hij werd ambtenaar. In 1795
was hij secretaris van den Krijg:-raad in zijn
geboortestad, daarna was hij verbonden aan
het departement van Binnenland che Zaken.
Toen hij in 1807 zijn ontslag nam, was hij
commies.
De dichtkunst had in zijn vrije uren zijn
grootste aandacht. Wat hij zelf produceerde
waren meest vertalingen uit Fransch en
Engelsch.
Nog voor het jaar 1805 is hij een boek
handel begonnen, aanvankelijk in 's Graven-
hage. In 1813 verplaatste hij deze naar Rot
terdam en na isi9 vinden wij hem in Am
sterdam. In den Franschen tijd legde hij
met behulp van een paar bekwame advo
caten een uitgebreid magazijn van Fransche
rechtsgeleerde werken aan, waarbij hij be
redeneerde catalogi uitgaf. Ook publiceerde
hij lijsten van Fransche klassieken en boeken
op onderwijsgebied. Reeds in Den Haag voegde
hij een kunsthandel bij zijn boekwinkel en
begon hij ook een uitgeverszaak. In 1804 gaf
hij zelf zijn „Socrates" uit.
Immerzeel was goed geïntroduceerd in de
contemporaine letterkundige maatschappij.
Hij was de schakel tusschen vele dicht- en
letterlievende genootschappen en de dichters.
Zijn „Neder landsche Muzenalmanak" was een
tempel voor de kunst der tijdgenooten. menig
jong dichter en graveur moedigde hij aan om
aan den almanak mee te werken.
De almanak had zijn groote liefde. In
1819 gaf hij hem voor het eerst uit, hij ver
scheen daarop 17 jaren achtereen. Men kan
de bedoeling der uitgave vergelijken met den
grondslag van „De Gids" en Nieuwe
Gids" later. Wij mogen er bij het begrip
almanak nu wel wat om lachen, het ver
heffen van den vaderlandsche kunst was
toch Immerzeel's ernstig streven.
In 1835 bracht J, Immerzeel Jr. zijn uit
geversfonds in veiling en trok zich uit de
zaken terug. Hij ging zich wijden aan de
uitvoering van een lang gekoesterd plan:
de uitgave van een boek over schilders, zooals
Van Mander er een had geschreven, zooals
Houbraken het nog in de vorige eeuw had ge
daan. Het is verschenen in drie deelen. en
heet „De levens en werken der Hollandsche
en Vlaamschc Kunstschilders, Beeldhouwers.
Graveurs en Bouwmeesters, van het begin
der vijftiende eeuw tot heden". Jammer is,
dat hij het niet geheel voltooid heeft mogen
zien. Het is in 1843 uitgegeven te Amsterdam
bij J. C. van Kesteren door zijn zonen mr.
C. H. Immerzeel en C. Immerzeel, corres-
pondeerende leden der Koninklijke Maat
schappij van Schoone Kunsten en Letteren
te Gent.
Het is geïllustreerd met ruiim 200 por
tretten naar houtsneden.
Het geeft biografische beschrijvingen der
kunstenaars, zonder in hun particuliere leven
te treden.
Immerzeel heeft verscheidene gedichten
bundels en ook proza geschreven. Herhaal
delijk werd zijn werk bekroond met goud
en zilver. Hij bewerkte ook een bloemlezing
„Gedichten, bijzonder voor de declamatie ver
zameld uit hedendaagsche dichters en ten
deele vervaardigd door J. Immerzeel Jr.
(1838).
Behalve lid van de Maatschappij der Ne
derlandsche Letterkunde te Leiden was hij
ook lid van tal van andere binnen- en buiten-
landsche genootschappen.
Immerzeel was getrouwd met Adelaide
Louize Frangoise Charlotte Cera, wier ouders
uit Italië afkomstig zich te Parijs gevestigd
hadden, doch wegens de troebelen uitgeweken
waren.
Het echtpaar Immerzeel had vijf kinderen
en het was den vader een bijzondere vreugde
dat zich in den zoon Christlaan, die in 1308
te 's Gravenhage geboren werd. een schilder
ontpopte. Immerzeel gaf den jongen zelf de
eerste leiding en liet hem later onderricht
in de schilderkunst geven. Christiaan Immer
zeel heeft veel in de omgeving van Haarlem
landschappen geschilderd.
Ook een dochter van Immerzeel, Anna
Marie, maakte naam als schilderes. Zij werk
te onder leiding van Christiaan.
door GISELLA SELDEN-GOTH, Florence.
Het Fascisme heeft een nieuw initiatief
tot welzijn van zijn burgers en tot vergroo
ting van zijn eigen populariteit genomen:
het zendt het Italiaansche volk op reis,
iederen Zondag van middernacht tot mid
dernacht. Sedert eenige weken kan zich ook
de kleinste man in Italië zijn weekend, zon
der kostbaar overnachten buitenshuis ver
oorloven, iederen Zondag, vroeg in den mor
gen en laat in den avond rijden de„feest-
dagtreinen" („treni festivi"), kris kras over
het geheele schiereiland, alle steden onder
ling alsmede met het zeestrand en het ge
bergte verbindend, altijd op afstanden, die
tusschen twee nachten de volledigste uitbui
ting van een feestdag veroorloven. De door
den minister van binnenlandsche zaken,
Clano, in het leven geroepen, nadrukkelijk
de verkwikking van den werkenden mensch
dienende, grootsche oragnisatie wekt bewon
dering voor de In den besten zin sociale
oriëntatie van het regime. Deze „treni
festivi" hebben niet met extra-Zondagstrei-
nen, met gereduceerde retourbiljetten te
maken, men rijdt er mede tegen zoo onge-
loofelijk geringe prijzen, dat de biljetten als
het ware als geschenk van den staat aan
zijn kleine luiden aandoen. Al is Mussolini,
zooals de zaken thans staan, ook nog niet
zoo ver, dat hij ieder van zijn boeren zijn
Zondagsche kip in den pot kan waarborgen,
hij zorgt er toch voore dat het ieder van zijn
arbeiders en employe's mogelijk wordt, zijn
maccaroni eens per week in frissche lucht
en zon of ook maar in een opwekkend en
amusant „elders" te kunnen genieten.
Deze „treni festivi" na een maand een
van de populairste instellingen van Italië!
rijden met de op binnenlandsche trajecten
grootst mogelijke sneltreinsnelheid en stop
pen uitsluitend aan de voor hun speciaal pu
bliek beoogde stations. Zij zijn in het alge
meen uit nieuwe, moderne wagens derde
klasse samengesteld en het aantal uitgege
ven biljetten is bij gebruikmaking tot het
uiterste van de beschikbare plaatsen be
perkt, De dienstregeling is zoodanig samen
gesteld, dat de reizigers de beschikking heb
ben over den geheelen Zondag: het vertrek
geschiedt al naar den afstand van het doel
tusschen middernacht en zes uur des mor
gens, de terugreis denzelfden avond laat. De
verkoop van kaarten begint aan de loket
ten op Maandagochtend voor den volgenden
Zondag en om het jagen van agio te voorko
men worden aan ieder niet meer dan drie
biljetten verstrekt.
Om te begrijpen waarom nu in de groote
steden voor deze loketten Zondagavond, ja,
reeds van den vroegen morgen af onafzien
bare menschenmenigten tot op de stations
pleinen in file staan, waarom geheele fami
lies in de stationshallen met klapstoelen en
picnicmanden den nacht doorbivakkeeren en
op Maandagemorgen te Rome en Milaan po-
De Groote Houtstraat bij de Houtbrug.
IV.
Deze twee teekeningen toonen wel een heel
sterk contrast. Links laten wij zien hoe de
Groote Houtstraat er in de 18e eeuw uitzag,
rechts wat er daarvan geworden is. Het
was in de 18de eeuw nog zoo gemoedelijk
in onze hoofdstraat. Verkeer van voertuigen
was er vrijwel niet. Er was zelfs geen gedrang
aan de kleine opening van de Houtpoort.
Het was in dien tijd een moment van den
dag als de postkoets passeerde!
De mooie oude geveltjes van de vele woon-
en weinige winkelhuizen zijn nu vervangen
door huizen van velerlei stijl, waaronder er
slechts weinige zijn die op het keurmerk
„verdienstelijk" aanspraak kunnen maken.
De groote etalageruiten zijn practisch voor derf
winkelier om den voorbijganger te laten zien
wat hij te koop heeft, maar de vroegere
glas-in-lood- raampjes met luiken waren toch
heel wat schilderachtiger.
Het stadsbeeld van het verleden ademt
kalmte, dat van het heden maakt een on-
rustigen indruk, ook al is daarop geen levend
wezen te bekennen, in tegenstelling met de
oude teekening, die in beeld brengt, dat een
koopvrouw haar juk met manden midden
in de straat neerzet om handel te drijven,
Zoo nu een koopvrouw of koopman dit deed
zou hij zijn leven niet zeker zijn vanwege
de tram, auto's en andere voertuigen die
voorbij snorren.
De pomp op straat toont aan, dat onze
voorouders nog niet aan een kraantje konden
draaien om heerlijk frlsch drinkwater te krij
gen!
In 1420 was er reeds een Groote Hout
poort. Maar tijdens het beleg door de Span
jaarden is die poort zoo gehavend, dat zij
door de belegerden werd „toegedolven". Tegen
het einde der 16e eeuw werd de poort her
bouwd. Het gebouw was van baksteen opge
trokken, met bergsteenen, kant- en kraag
stukken, banden, gewelfribben, enz. De vorm
was vierkant van vorm uit de grondslagen
tot de kanteelen waarin de muren eindigden
en had een vierzijdig spitstoeloopend dak met
nokversierlng. Aan de vier hoeken stonden
torentjes, waarvan het muurwerk tot den
bovenkant der kanteelen reikte en waarvan
de spitsen tot halverwege het dak van het
hoofdgebouw kwamen. Aan de buitenzijde
stonden bovendien nog twee 8-hoekige torens.
In 1824 toen de raad van Haarlem plan
nen ging maken om de stad te verfraaien in
verband met een te houden tentoonstelling
van nationale nijverheid, werd de Houtpoort
weggebroken. De poort werd voor f 3500 voor
afbraak verkocht.
Daarna werden de kommiezenhuisjes ge
bouwd, die de Haarlemmers zich nog herin
neren, want zij zijn slechts enikele jaren
geleden gesloopt om het bouwen van een
groote Houtbrug, berekend op het moderne
verkeer, mogelijk te maken.
litietroepen in actie moeten komen, om de
teleurgestelde reislustigen, die na eindeloos
wachten de borden „Uitverkocht" aan het
loket vinden, te kalmeeren, moet men de ta
bellen van deze Zondagstarieven bestudeerd
hebben. Men rijdt voor 10 Lire van Milaan
naar het Gardameer, voor 15 van Genua
naar Livorno, voor 17 van Turijn naar den
Val d'Aosta, voor 18 van Roma naar Napels-
Pompeji en van Milaan of Genua naar Ve
netië, voor 22 van Livorno naar Assissi en
voor 30 de hoogste prijs! van Milaan,
Genua of Turijn naar Viareggio en Livorno
Natuurlijk heen en terug. Men stelle zich
voor: voor 30 Lire van Turijn naar Livomo
en terug, zestien uren per sneltrein! Aan
de verschilende stations van aankomst, die
bijzonder in trek zijn zorgen de autoriteiten
de voor dat ook de bijkomstige uitgaven van
den vrijen dag de smalle beurzen van de rei
zigers niet belasten: een aantal bescheiden
restaurants zijn tot het verstrekken van
maaltijden tegen matige, vaste prijzen ver
plicht en voor het bezoek aan bezienswaar
digheden, badgelegenheden en dergelijke,
zoo wel als voor het gebi-uik van lokale ver
keersmiddelen worden aanzienlijke reducties
verleend. Zoo kan b.v. te Ostia iedere be
zitter van een Zondagskaartje zich amu
seeren met een gratis tocht per rijtuig door
de badplaats.
Binnen één maand tljds is het aantal van
de eerste zes om zoo te zeggen als proefbal
lons losgelaten treinen tot zes-en-veertig
gestegen, die den vorigen Zondag door meer
dan 50.000 treinen gebruikt werden. 3600 ver
trokken er alleen uit het bijzonder reislustige
Milaan en niet veel minder uit Genua naar
Venetië, 2400 uit Bologna naar het Garda
meer, 1200 uit Bari naar Pompeji, 2000 uit
Milaan naar San Remo' uit Rome 2200 naar
Perugia, 1200 naar Siena, 1150 naar Pescara
naar een grooten automobielwedstrijd. Dat
zich uit twee treinen duizend Romeinen al
leen over Assisl uitgoten, zal evenwel voor
den bezoeker aan Italië van den „ouden stijl"
die de betooverende eenzaamheid van de
stille Franciscusstad tot zijn kostelijkste her
inneringen rekent, een ontzettende gedachte
zijn. Maar moet men de duizend eenvoudigen
van hart, die stellig weinig van den heilige,
vermoedelijk niets van Giotto en van Saba-
tler, Hervey, Thode en De Sanctis weten, niet
ook eens het onbevangen Zondagsgenoegen
in het teere Umbrische landschap en de ook
tot het eenvoudigste gemoed toegankelijke
romantiek der kathedralen gunnen?
De man, die op zoo'n Zondag in de zon ge
braden. aan het. stand geluierd in zee gebaad
vrienden bezocht, nieuwe dingen gezien,
zich en zijn familie voor het eerst uit de
eentonigheid van veeljarigen, eeuwig gelij
ken arbeid heeft losgescheurd en des avonds
verfrischt, opgewekt en vergenoegd van de
ongewone escapade terugkeert, zal zeker
niet tot de ontevreden vitters op den staat en
Bezit
door BEP OTTEN.
Toen Alice met Harry trouwde was hij rijk
en bekend, een schilder waarvan men sprak.
Alice mooi, arm en behaagziek, vond hem
juist den man dien ze noodig had om te
schitteren in de wereld van snobs en artisten.
Harry hield van Alice. Meer dan van zijn
kunst, meer dan van alles ter wereld.
Ze waren een paar jaar getrouwd toen
Harry's roem begon te tanen. Hij maakte ook
werkelijk niets meer wat de moeite waard
was. De kranten en tijdschriften zwegen over
hem, maar Alice zweeg niet. Zij zelf zag wel
niet het verschil tusschen zijn schilderijen
van vroeger en nu, maar er moest toch iets
niet in orde wezen. Er werd bijna niets meer
verkocht en Harry was akelig zuinig gewor
den.
„We moeten een mooie, lange reis gaan
maken", zei ze tegen hem, „dat zal je inspi-
reeren".
„Ik heb geen geld voor reizen", zuchtte
Harry. „Het publiek wil mijn werk niet meer.
Misschien hebben ze wel gelijk; het is maak
werk".
„Dan mag je dat wel gauw veranderen", zei
Allee snibbig, „ik wil op reis, zie je".
„Kon ik het maar veranderen. Maar ik heb
het niet in mijn macht". Harry keek pein
zend voor zich uit. „De omstandigheden doen
het 'm, begrijp je. Mijn tegenwoordig le\en
deugt niet voor mijn kunst.*5
op het regime behooren. Bij de altijd nog
sobere, gelukkig niet-politieke en in vele op
zichten kinderlijke Italiaansche bevolking
vindt ieder vriendelijk gebaar van „boven"
weerklank; alleen op jonge, ondernemende
en naar ontspanning smachtende menschen
kon het plan van de Zondagstreinen geba
seerd worden, alleen bij niet verbitterde ge
moederen, zulk een stormachtigen weer
klank vinden. Arbeiders en bedienden, kleine
kooplieden, onderwijzers en studenten, die
in de felle hitte van den Italiaanschen zomer
twee nachten opofferen en zich op harde
houten banken acht, tien, twaalf uur lang
in stampvolle wagens persen, om Venetië,
Siena of Livorno te zien of ook maar één
enkelen dag in de open lucht door te bren
gen zijn ais exponenten van een lichame
lijk weerstandskrachtig, geestelijk ontvanke
lijk volk een niet veel minder verblijdend
verschijnsel dan het bestuur, dat dergelijke
weerstandskracht en ontvankelijkheid weet
te cultiveeren. Ook Italië strijdt hevig tegen
economische crisis en werkloosheid en het
valt moeilijk, zijn burgers voldoende brood te
verschaffen. Maar de leidende figuren weten
misschien ómdat zij zelf nog jong zijn!
dat de aanvulling, ja, dikwijls het surro
gaat van brood circenses heet.. Dat een
mooie Zondag de zorgen laat vergeten, dat,
waar iets te zien te hooren en te amusee
ren valt, ook een sober middagmaal verder
geen ergernis geeft. En de „circenses" van
den tegenwoordigen mensch, hoe het ook
met zijn middagdisch gesteld moge zijn, hee-
ten: eten aan een andere tafel, voetbal
match op een onbekend veld, nieuwe steden,
straten, gezichten, afwisseling, voortbewe
ging, „movimento".
Maar ook afgezien van de politiek-moreele
afleiding van de massa's, de stemmingma
kerij voor het regime, de zuiver numerieke
uitbreiding van het binnenlandsch spoorweg
verkeer, dat uit het juist toegepaste beginsel
kleine winst bij grooten omzet reusachtige
ontvangsten uit de feestdagtreinen trekt, zal
dit wekelijksche door elkaar schudden van
groote volksmassa's in het land niet te on
derschatten voordeelen opleveren. Het Ita
liaansche vreemdelingenverkeer lijdt natuur
lijk sterk onder de economische wereldcrisis
en zal er nog wel jarenlang onder te lijden
hebben; het schept althans gedeeltelijk een
compensatie door het inheemsche Zondags-
publiek, dat voortaan geheel het jaar gele
genheid vindt zijn land te leeren kennen in
het ruilverkeer van zijn centra. Gelijk in
den zomer de Milanees aan de Ligurische
kust, zal de man uit Viareggio des winters
tusschen Zaterdag':, en Zondagnacht zich
een prettigen dag in Milaan gunnen voor
dertig Lire heen en terug. En hoe gering de
dagelijksche uitgaven van den enkeling ook
zijn mogen, van elke blijft toch overal een
klein beetje hangen, hetgeen bijeengeteld,
ook buiten deze grootsche spoorwegpolitiek
het zaad kan strooien voor een betere toe
komst. De staat, wiens bestuur thans niet
alleen kampt met de bittere nooden des tijds
maar ook tijd, middelen en wil concentreert,
om voor gezondheid, ontwikkeling en ont
spanning der zijnen te werken, moet waar
lijk door ons door ons anderen! benijd
worden.
(Nadruk verboden.)
„Kom", zei Alice, „Je moet niet zoo overge
voelig doen. Je omstandigheden zijn toch
goed genoeg. Wat zou je nog meer noodig
hebben?"
„Niets. Niets meer. Ik heb juist te veel, veer
te veel."
„Ah!" Alice meende het te begrijpen. „Dus
jij bent een van de kunstenaars, die alleen
maar in ellende kunnen werken. Jij moet
honger en kou lijden."
„Och, nee, Alice", zei Harry droevig, „dat Is
een sprookje. Op een zolderkamertje heb ik
nooit gewoond, maar wel heb ik meegemaakt
dat mijn atelier koud was en de broodtrom
mel leeg. En ik geef je de verzekering, dat het
niet Inspireerend werkte. Toch was dat nog
niet het ergste".
„Zoo arm zul je toch wel nooit weer wor
den?"
Harry voelde Alice's egoïsme niet, hij hoor
de alleen haar trillende stem.
„Nee, kindje, nee", zei hij ontroerd, „maak
je maar niet bezorgd. Ik zal werken, reclame-
werk zoeken desnoods. Als het andere niet
meer gaat
„Maar waarom gaat het niet?"
„Dat zei ik je al: ik bezit te veel. Om kun
stenaar te zijn moet je niets bezitten. Je
maakt je zorgen om je bezit, dat deed ik
vroeger, dat doe ik nu. Je még geen zorgen,
hebben. Ik heb het immers ondervonden."
„Vertel er eens van", vroeg Alice, die er
niets van begreep.
En Harry vertelde: „Toen ik pas begon,
was ik heel arm, maar ook heel „fatsoenlijk".
Ik betaalde mijn bakker en mijn melkboer op
tijd en als ik geen geld had, at ik niet. II".
had niets van een bohemien, ik maakte ma
zorgen over de huur die betaald moest wor
den, over rekeningen van kleermakers en
tandartsen. Mijn grootste zorg was, dat eens
alles vast zou loopen; je kan één dag niet)
eten, maar langer houd je dat niet uit, je kanl
één keer je huur niet betalen, maar de mees
te huisbazen hebben niet veel geduld. Wat
moest ik dan? Moeizaam prutste ik mijns
schilderijen en teekeningen, ze werden ge
maakt om geld mee te verdienen. En juist
daarom verdiende ik er niets mee. En de ar
moede kwam al nader en nader, eindelijk was
het zoover. Ik had geen cent meer en ook
geen cent in het vooruitzicht. Ik bezat niets.
Daar was het, waar ik maanden en maan
den voor geleefd had. En het washeer
lijk". Harry's oogenstraalden bij het herden
ken. „Dat moet je meegemaakt hebben", zei
hij, „die groote bevrijding van alles. Geen
bezit, geen zorgen, niets! Toen kon ik werken,
mijn geluk, mijn vreugde en vrijheid uitschil
deren!"
„En waar leefde je dan van?"
„Ik leende geld en ik gaf het niet terug. Ik:
maakte overal schulden. Ik was in één dag, in
één uur een echte bohemien geworden. Ik
leefde en ik schilderde. Dat was alles".
„En toen ben je rijk geworden".
„Ja. Want toen was mijn werk pas goed."
„En is het nu niet meer goed? Hoe komt
dat?"
„Omdat ik nu weer bezit. Ik schilder weer
voor geld, ik maak me zorgen of ik wel ge
noeg verdienen zal om jou een prettig leven
te kunnen geven, ikoch kort gezegd: ik
bezit, dus heb ik zorgen."
„Zoo", zei Alice, „zoo, is 't d&t? Dus we
gaan niet op reis?"
„Nu niet. Volgende maand misschien. Ik zal
dat groote naakt afmaken en zien te verkoo-
pen".
Maar Harry verkocht het naakt niet en ze
gingen de volgende maand niet op reis.
Het begon Alice aardig te vervelen. Harry
was ook niets gezellig meer, hij werkte maar
of probeerde te werken en tot uitgaan was hij
niet te bewegen. „Ga jij maar", zei hij ver
drietig, „ik heb geen tijd". Hij was ook wel
eens humeurig en zei onaardige dingen tegen
haar. Zooiets verdroeg Alice heelemaal niet.
Alice was nog altijd mooi en behaagziek.
En Alice wou niet arm zijn. Ze ontmoette een
handelsman, die haar veel kon geven: mooie
kleeren, verre reizen, mondaine genoegens.
Misschien deed het haar toch wel even pijn
Harry in den steek te laten. Die arme jongen!
Maar ze stelde zich zelf gauw gerust. En haar
afscheidsbrief schreef ze: En misschien
is het beter zoo. Ook voor jou. Je zult nu weer
goed kunnen werken. Je geld Is op en ik
ben weg. Je zult geen zorgen meer hebben,
want je bezit niets meer. Je moet me dank
baar zijn, je bent bevrijd.
Nee, Harry maakte zich geen zorgen meer.
Hij was er te geslagen, te versuft voor. Alice
weg! Alice met een ander! De liefde weg uit
zijn leven! Eenzaamheid, leegte.... Harry
bewoog zich als een machine, hij leefde niet
meer. aan werken dacht hij niet.
Tot hij op een avond voor zich zelf den
zin uit haar brief herhaalde. „Je zult geen
zorgen meer hebben, want je bezit niets
meer". Zou hij werkelijk kunnen schilderen,
nu. Een leeg, opgespannen doek stond in een
hoek van het. atelier. Hij keek er naar, KT
naderde het. O. ja, werken, werken, zich.
uitenHij greep zijn penseelen. Nu schil
deren wat in hem leefde, allesMaar de
penseelen vielen uit zijn hand en met het
hoofd tegen het leege doek snikte hij het uit.
Zoo alleen kon hij zich uiten.
Een mensch kan ook te weinig bezitten.
Vacanties tusschen twee nachten.