ATERDAGAVO De Kapitein van Köpenick. WEENSCHE BRIEF. .E";- ■tafliartiaiÉMaiii ZATERDAG 17 OCTOBER 1931 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD c... - - l*. -J VIJFDE BLAD De klucht van 25 jaar geleden. EEN SCHOENMAKER ALS CARDE-OFFICIER VERKLEED. De schoenmaker van Köpenick als kapitein en als burger. Zij heeft op 17 October 1906, dus heden juist 25 jaren geleden plaats gehad, de ge schiedenis, die ik hier ga verhalen, de ge schiedenis van den kleinen, krommen, leelij- ken schoenmaker, die een slechtzittend twee- dehandsch kapiteinuniform aantrok en zoo vele Duitsche militairen, den burgemeester en andere gemeente-ambtenaren van Köpenick volkomen overblufte de laatsten liet hij zelfs in arrest stellen en er met een bedrag van f 2400 uit de gemeentekas ongehinderd vandoor ging, de geschiedenis, bekend ge worden onder den naam: Köpenickiade. die de wereld heeft doen lachen en een karak teristiek beeld gaf van de toenmalige Duit sche mentaliteit: voor een uniform te sid deren. Het was ongeveer half vier op den boven- genoemden dag, dat de deur van de burge meesterskamer in het stadhuis te Köpenick werd opengeworpen en een gardekapitein met eenige soldaten binnentrad. „Zijt gij de burgemeester van Köpeaück? vroeg de kapitein. „Ja", antwoordde de aangesprokene, dr. Langerhans, „mag ik weten met welke machtiging...." „Zwijg!" snauwde de kapitein hem toe. „Mijn machtiging staat hier: mijn soldaten. Gij staat onder arrest en zult naar de Neue Wache in Berlijn worden overgebracht." „M^g ik opmerken dat ik reserve-kapitein ben? Dit is een beleediging voor mijn rang.." ,Dan moet ik u als officier tegenover of ficier, vragen mij uw woord te geven, dat ge niet ontvluchten zult." Desondanks werd de ongelukkige burge meester onder strenge bewaking der soldaten gesteld. De plaatselijke politie had intusschen op des kapiteins bevel, de straat afgezet om een volksoploop voor het gemeentehuis te gen te gaan, terwijl de soldaten met gevelde bajonet het raadhuis bewaakten, 'opdat er niemand kon binnentreden of uitgaan. De kapitein begaf zich met enkele soldaten naar den ontvanger, Herr van Wiltberg. Hij eischte van dezen op barschen toon de sleu tels van de brandkast en het zich daarin be vindende geld. Toen Von Wiltberg daarvoor een bevelschrift ter inzage vroeg, bulderde de kapitein: „Ik ben nu voor het geld verantwoordelijk. Bevel van den keizer." Hij kreeg het geld, in totaal 2400 gulden, waarvoor hij een kwitantie teekende met den naam V. Aioesan, H. I. G. R. Vervolgens liet hij den burgemeester en ontvanger in daarvoor bestelde rijtuigen plaats nemen, elk in één, met twee bewa kingssoldaten en gelastte de koetsiers naar de Neue Wache te rijden in Berlijn. Zelf be gaf hij zich naar het station, onder de eer biedige eerbewijzen van soldaten en politie en spoorde naar Rixdorf, waar hij uit stapte, zijn sabel in de stationstoiletten ach terliet en naar een vlakte buiten de stad, het Tempelhofveld liep, om zich van zijn uni formjas en pet te ontdoen. En daarmee was voor hem het eerste bedrijf van het blijspel, dat in een drama zou eindigen afgeloopen. Dr. Langerhans, die met zijn ontvanger bij de Hoofdwacht Unter den Linden aan kwam, vroeg onmiddellijk, waarvoor hij on der arrest naar Berlijn gevoerd was. „Hier ben ik", kondigde hij zich aan. „Zeg mij, wat ik misdaan heb". „Wat wilt gij?" vroeg Prins Joachim van Pruisen den wachtcommandant op dat mo ment. „En wie zijt ge?" „Ik ben de gearresteerde burgemeester van Köpenick!" Dit antwoord scheen den Prins te verba zen. Gearresteerd? Niets van bekend! Men ging informeeren, ordonnansen werden uit gestuurd en de commandant van Berlijn graaf Moltke kwam zelfs op het tooneel. Er bleek geen enkele opdracht gegeven te zijn om het geld te halen. Was het wel een officier geweest? Twijfel begon te rijzen. De soldaten werden ondervraagd. Zij had den dien dag op het exercitieterrein geoefend en waren op hun weg naar de kazerne een kapitein tegen gekomen, die hen halt had doen houden en meegenomen had naar Kö penick. De door hen beschreven kapitein was bij niemand bekend. Ook een luitenant, die hen ontmoet had, kende hem niet. Wel was het opgevallen, al wekte dit later pas argwaan, dat de kapitein een sjerp droeg en een pet daarbij, terwijl hij toch een helm bij die sjerp hoorde te dragen. De burgemeester van Köpenick dr. Langerhans. Men vertrouwde de zaak niet meer. De kwitantie werd onderzocht. De handteeke- ning was geschreven in een stijve, onregel matige hand. Het woord „Hauptmann" (ka pitein) dat hij er onder had gezet, was slechts met één „n" gespeld. Men begon aan oplichterij te gelooven. Doch dat wilden de personen die beetgeno men waren, niet aannemen. De burgemees ter, zijn vrouw, de ontvanger, de politie, de soldaten, zij allen verklaarden dat de man. die zich als kapitein had voorgedaan, het uiterlijk van een officier gehad had. „De Pruisische officieren hebben een zekere distinctie, die niet aan anderen eigen is. En dat had deze man ook. Hij was lang en im poneerend, met een aristocratische stem en open oogopslag, een prins onder de militai ren". Neen, daarin hadden zij zich niet vergist. Zelfs, toen op het Tempelhof Veld het ge bruikte uniform was gevonden, oud en ge vlekt, waarvan het nummer en de regiments distinctieven waren afgesneden, een tweede- handsch pak, zelfs toen nog hield men vol, dat de drager in elk geval een flink officier geweest was. Toen men den dader echter gevonden had Maar hij werd pas 9 dagen later ontdekt, op den 26sten October. De kwitantie met handteekening leidde tot de opsporing. Want in de gevangenisregisters kwam een hand schrift voor, dat hetzelfde was als op de kwitantie. Het behoorde aan een schoen maker uit Tilsit, aan Friedrich Wilhelm Voigt, 57 jaren oud, die ongeveer een derde deel van zij leven in de gevangenis had doorgebracht. De man werd gearresteerd in een achter buurt van Berlijn, doch hij ontkende alles. Hij wist nergens van. De burgemeester van Köpenick, noch de ontvanger, noch de po litie herkende in den armoedig gekleeden. ongeschoren, slordigen, leelijken, gebogen schoenmaker met kromme beenen, die alle kenteekenen droeg van gevangenisboef te zijn, den kapitein. Tot men hem schoor, waschte, kortom heelemaal opknapte en in het gevonden uniform stak. En toen pas voer een schok door de acteurs, die aan het spel deelgenomen hadden: het was de zelfde! Voigt eindigde met te bekennen. Trouwens, de enveloppe waarin het geld, ten stad- huize gekregen, gestopt was, welke envelop pe door den ontvanger aan de zegels en andere teekenen pertinent herkend werd, vond men in Voigts kamer. De rechtbank veroordeelde den schoenma ker op 1 December 1906 tot 4 jaar gevange nisstraf. De Duitsche keizer heeft hem op voorspraak van koning Eduard van Enge land na een kleine twee jaar begenadigd. Dit is de geschiedenis, die indertijd de heele wereld in beroering bracht. Overal werd de schoenmaker besproken, overal bracht hij pennen in beweging, overal wekte hij eigenlijk sympathie. Briefkaarten en spotprenten over het geval verschenen. Op één hiervan ziet men hem een ladder af komen, die tegen het stadhuis gezet is. On der zijn eene arm torst hij twee buidels geld, met zijn andere hand sleurt hij den burgemeester mee. Stram presenteeren sol daten het geweer. Er boven staat: Der Riiu- ber-Hauptmann von Cöpenick oder der ge- schundene Burgermeister. Een ander draagt het rijmpje: In Köpopick ist ein Ding passiert, ei, el! Das Bürgermeisterpaar wird arretiert, Die Kasse aber wird konfisziert, Und der Hauptmann mit dem Schnurrbart, der kommandiert. In het rijtuig op deze kaart zit, zwaarbe waakt het „Bürgermeisterpaar", de garde salueert. Zelf staat hij met zijn kromme beenen voor den ingang van de stadhuis poort, in zijn linkerhand een geldzakje, ter wijl hij met hautain gebaar de rechterarm uitstrekt: „Naar Berlijn met hen!" In later jaren schreef Carl Zuchmayer een tooneelstuk over den schoenmaker van Kö penick. waarin Werner Krauss de hoofdrol vervulde. Toen Voigt vrij kwam, was hij een rijk man: een oude dame was hem zóó welge zind, dat zij hem haar geheele vermogen naliet. Hij heeft dat geld gedurende den inflatie-tijd verloren. Hij wekte overal sympathie, schreef ik. Behalve dan in de Duitsche kringen, wier leden door het optreden van Voigt bij den neus genomen waren. En vooral in de mi litaire wereld kookte men. Want er is niets zoo kwetsend, als belachelijk te worden ge maakt. Voigt bleef niet in Duitschland. Hij was op zijn achttiende jaar tot 12 jaar tuchthuis straf veroordeeld wegens valschheid in ge schrifte en hij mocht sindsdien Duitschland niet meer betreden. Eenmaal heeft hij dat geprobeerd en wel toen in November 1918 de wapenstilstand was afgekondigd. Het is hem niet gelukt. Na lange omzwervingen in den vreemde is Wilhelm Voigt tenslotte in Luxemburg neer gestreken, vlak bij het door hem zoo gelief de vaderland, waar hij eens hoopte terug te keeren. Maar hij is in Luxemburg over leden. De laatste twaalf jaren van zijn leven bracht hij daar door, in een huis, dat vol herinneringen was aan Duitschland en aan zijn, laat ik het noemen, meesterstuk; welke daad, ondanks den misdadigen ondergrond, toch door de heele wereld sympathiek is opgenomen wegens de overmoedige operette-achtige manier van inkleeding. Door de humoristische brutali teit, waarmee hij achtenswaardige notabe len in de luren gelegd heeft. Volgt had een juisten kijk op de psyche van zijn tijdgenooten. Hij wist den overdre ven en bel ach el ij ken eerbied voor de mili tairen uit te buiten voor zijn doeleinden. Hij wist, dat een Duitsch burger of politieman, hoe verloopen iemand er ook uitzag in een kwalijk-passend-officiers-uniform, aan dat uniform zou gehoorzamen, voor dat uniform zou buigen. Lang heeft hij niet plezier gehad van zijn Wilhelm Voigt b\J een bezoek aan Londen. Een Weensche schilder, die drie en twintig jaar na zijn dood ontdekt en opeens beroemd wordt. Richard Gerstl, de Oostenrijksche Vincent van Gogh. Schilderijen en teekeningen, die drie en twintig jaar in een kist bij een expediteur staan- (Van onzen Weenschen correspondent) Weenen, 3 October. Opeens is een nieuwe Oostenrijksche schil der opgedoken, die binnen een paar dagen, of misschien maar binnen een paar uren tijds, een beroemdheid is geworden. De we reld had nog nooit van hem gehoord, zijn naam was maar ternauwernood bekend en nog nimmer waren werken van hem in het openbaar tentoongesteld. Daarbij komt nog, dat de thans plotseling „ontdekte" kunste naar al drie-en-twintig jaar dood is. Wan neer men zijn werken ziet, welke op het oogenblik in de Neue Galerie te Weenen ten toongesteld zijn, moet men onmiddellijk aan Vincent van Gogh denken. Precies dezelfde stijl en precies dezelfde opvattingen! Wel is zijn coloriet niet altijd zoo heftig en zoo fel als bij den grooten Vincent, wel ligt er niets steeds zulk een vlammende passie in zijn werk, maar toch is er maar heel weinig verschil te bemerken. Ook wat het perspec tief van zijn doeken betreft heeft hij veel met Van Gogh gemeen! Evenals Van Gogh werd hij door zijn medemenschen miskend, evenals Van Gogh was hij nooit tevreden met zichzelf en evenals Van Gogh heeft hij vrijwillig afscheid van het leven geno men. Zijn levensloop is bijzonder interes sant. Richard Gerstl werd op den 14en Sep tember 1883 te Weenen geboren Hij door liep de twee eerste klassen van het Piaris- ten-gymnasium in de Donaustad, maar hij kon 'zich niet goed aan de regels van dit in stituut onderwerpen en hij werd derhalve naar een andere, particuhere school ge stuurd, waar hij twee andere schooljaren doorbracht. Als kind reeds bleek het. dat hij een buitengewoon sterken aanleg voor teekenen had en toen hij het „Untergym- nasium" achter den rug had, werd hij der halve leerling van de teekenacademie. Pro fessor Griepenkerl gaf hem les in schilde ren, maar veelal werkte de jonge Gerstl ook alleen en voor zich zelf Twee zomers bracht hij in Hongarije door, waar de bekende Hon- gaarsche schi'der Holosy in Nagy-Banya zifcn leermeester was. Toen hij weer te Weenen terug was, zag professor Heinrich Lefler bij Viktor Hammer een groot doek van Gerstl, waarop twee dames afgebeeld waren. Profes sor Lefler bewoog Gerstl ertoe zijn leerling in een speciale afdeeling van de academie te worden. Twee jaren lang het zouden de laatste jaren van zijn leven zijn werkte Gerstl hier nu onder Leflers toezicht, maar toen ontstonden er verschillen van meening Lefler was bezig met de voorbereidingen voor den grooten feestoptocht ter eere van het zestigjarige regeeringsjubileum van kei zer Frans Jozef en Gerstl gaf hem onom wonden te kennen, dat hij deze werkzaam heden niet bijzonder hoog schatte. Gerstl verliet de academie en huurde een atelier in de Liechtensteinstrasse. Den zomer bracht hij te Traunkirchen door. Hij kon geen in nerlijke rust vinden en op den vierden No vember 1908 heeft hij te Weenen vrijwillig een einde aan zijn leven gemaakt. Hij stak zichzelf dood. Tevoren had hij een deel van wat zich in zijn atelier bevond, brieven, schilderijen en teekeningen vernield. Gedeel telijk verscheurde en gedeeltelijk verbrand de hij deze dingen. Toch is er nog een vrij groot aantal schilderijen en teekeningen over gebleven. De familie van Gerstl heeft na zijn dood professor Lefler verzocht de gespaard gebleven werken in het atelier te komen bezichtigen. Lefler was echter nog steeds met zijn drukke werkzaamheden voor den feestoptocht bezig en daardoor is er van een bezoek aan het atelier niets gekomen. De familie heeft daarom de schilderijen in een groote kist gepakt ten deele werden de doeken opgerold en deze kist in het pakhuis van een expediteur neergezet. De broeder van den gestorven kunstenaar kwam enkele maanden geleden door een toeval in aanraking met dr. Otto Nirenstein. den eige naar van de Neue Galerie te Weenen, een tentoonstellingszaal. Hij liet heb enkele tee keningen en krabbels van zijn broeder zien. Dr. Nirenstein zag onmiddellijk, dat zij van buitengewoon veel talent getuigden en hij liet derhave de kist met de andere kunst- werden openmaken. Hij liet de doeken, die veel geleden hadden, zoo goed mogelijk in orde brengen en heeft hen nu in zijn kunst salon laten ophangen. Reeds tydens Gerstls leven is er sprake van geweest, dat zijn werken in het open baar tentoongesteld zouden worden. Profes sor Lefler had erover gedacht een expositie van Gerstls schilderijen in het tentoonstel lingsgebouw van den Hagen bund te laten plaats vinden, maar hij heE.t van dit p an afstand gedaan, daar hij ..geen publiek schandaal wilde verwekken"! Ook had de Ansorge-vereeniging bijna een Gerstl-ton- toonstelling gearrangeerd en had het niet veel gescheeld, of Gerstls werken zouden in de Galerie Miethke een plaatsje krijgen, doch ook hiervan is niets gekomen. Tot dus verre was dus nog nooit een enkel werk van Gerstl in het openbaar tentoongesteld. Gerstl heeft nooi veel persoonlijk contact met andere te Weenen wonende schilders gezocht. Alleen kwam hij af en toe in aan raking met Gustav Klimt, dien hij zeer ver eerde. Klimts werken maakten een buiten gewoon sterken indruk op hem en men ziet in sommige van zijn vroegere doeken dan ook een sterken invloed van dezen kunste naar. Later weer herinnerde zijn stijl aan dien van Corinth en van Kokoschka. Gerstl was een groot bewonderaar van de oude Spaansche en Neder!andsche meesters en dan had hij verder een buitengewoon hooge vereering voor Vincent van Gogh, aan wiens werken Gerstls doeken het meest herinne ren. Er zijn wecken van Gerstl die zoo door en door Van Gogh zijn, dat men, wanneer men niet anders zou weten, gerust zou kun nen aannemen, dat Vincent hen geschilderd had. Gerstl was een tegenstander van minu tieus teekenen. Hij begon al zijn doeken on middellijk met het penseel. Hij wilde, dat zijn doeken impressionistisch zouden wer ken en opdat zij vanuit de verte een indruk op de menschen zouden maken, schilderde hij hen ook vanaf eenigen afstand, waarbij hij zich van penseelen bediende, die een meter lang waren. Gerstl leerde zichzelf Italiaansch cn Spaansch en beheerschte deze beide talen weldra zoo goed, dat hij ook wetenschappe lijke werken in het Italiaansch en het Spaansch kon lezen en begrijpen, Hij had een bijzondere groote voorliefde voor philo- sophische werken. Gedurende de laatste jaren van zijn le ven verwaarloosde hij zijn uiterlijke ver schijning geheel en al. Hij was er voortdu rend van overtuigd, dat zijn werken op een veel hooger peil stonden dan die van al'e andere kunstenaars te Weenen. Hoe minder waardeering hij bij zijn medemenschen vond des te meer was hij er zeker van, dat de door hem ingeslagen weg de éénlge goede was. Op zekeren dag had een bezoeker een van zijn schilderijen geprezen. Voor Gerstl was dit nu een bewijs, dat het werk niet goed was. Hij nam een mes en sneed het doek in stukken. De tentoonstelling van zijn werken heeft hier te Weenen veel opzien gebaard. Tal van doeken en teekeningen werden reeds ver kocht. Een schilderij werd door een deskun dige voor een particuliere kunstverzameling in Den Haag gekocht, welke voor het publiek toegankelijk is. W. M- BEKAAR. optreden als kapitein. Slechts negen dagen kon hij zich ongestoord verkneukelen over de domheid der menschen, want toen is hij achterhaald. Zelf geloofde hij niet, door de handteeke ning op dc kwitantie ontdekt te zijn. Hij heeft altijd gedacht, dat hij door een mede gevangene Hartmann verraden was. Want toen de bewuste handteekening vergeleken werd met zijn schrift in een gevangenisbook en herkend werd als dat van den 6 maanden geleden ontslagen gevangene Voigt, is Hart mann. die naast Volgt gewerkt had in de gevangenis, ondervraagd. HU verklaarde, dat Voigt meermalen vagehjk op zooiets gezin speeld had. Details liet de schoenmaker niet los. Maar eens zeide hU„Ik wordt kapitein en ik hou de heele politiemacht voor den gek". Daarom heeft Voigt tot zUn dood toe dien Hartmann haat toegedragen. Hij stierf in de eerste dagen van 1924 en is bU Luxemburg begraven. OVER METEOORSTEENEN. Bij Benares, in Brltech-Intdlö, is fin de maand September van het Jaar 1798, tegen acht uur in den avond een schitterende meteoor op de aarde gevallen. Men hoomde een gerammel als dat van den donder, weUc geluid gevolgd werd door een lievigen stag, alsof een zwaar liohaam neerplofte. Er was geen wolkje aan de lucht te bekennen, cn zóó sterk was het licht van don meteoor, dat het duidelij ke schaduwen veroorzaakte van de voorwerpen die in de buurt lagen. Later onderzocht men den grond waar de steen gevallen moest zijn. M en ontdekte er een groot aantal kfeine gaten, terwijl in eek van die gaten een steen lag, gemiddeld ander half pond zwaar. In 1803 gebeurde iets dergelijks in Nor- mar.die. De meieoor moet. toen hU het eerst werd opgomes-tot, vrij hoog zijn geweest, daar de bewoners van twee plaatsen op meer dan een mUl afstands van elkaar verwijderd, in de meening verkeerden, dat hU vlak boven htm stad was. Een sissend geluid werd verno men, alsof de steen door een Slinger in het rond werd gezwaaid. Het terrein, waarover de steenen verspreid lagen, was byna drie drie kilometer lang en een kilometer breed. Het aar.tal steenen, dat werd opgeraapt en verzameld, bedroeg meer dan twee duizend. Er waren er bU van een paar graan, maar ook. dóe meer dan 17 pond wogen. Twee steenen. waarvan de een twee honderd en de ander driehonderd pond woog. zUn lm 1668 te Verona neergevallen. In 1628 vond men e.r eenlige bU Hartford in Engeland, waarbij een exemplaar van 24 pond. terwyi in 1795 een meteoorsteen van 25 pond te Yorkshire neerplofte. En 1801 kwam in Inddë een groote !u ebt- steen neer, die vier dorpen ln brand stak en verscheidene menschen doodde. Dit alles beteekent echter niets, als men het vergelijkt bU den steen van 14.000 pond, die in Bahda, Brazilië, moet zijn neergeko men. De luchtsteenen zijn doorgaans bedetot met een dunne zwarte korst, die ruw aanvoelt. Van binnen zUn ze gTauw en korreïg. BU microscopisch onderzoek blUken ze ronde, grUze korrels te bevatten: andere zen er uit als yzerroeat en een derde soort schUnt te be staan uit zuiver ijzer en wordt -ioor den magneet aangetrokken. De rest is van een cementachtige aardsoort, die alles by elkaar houdt. Telkens heeft men bU het vonden van me- teoorsteenen opgemerkt dat ze buitengewoon heet waren en er zyn voorbeelden, zooals dat in Indië gebeurde, dat zU alles waarmede zU in aanraking kwamen, in brand staken. Op verschillende manieren heeft men dit eigenaardige natuurverschynsel trachten te verklaren. Sommige geleerden meenden, dat de me teoorsteenen door vulkanen werden uit gespuwd en tot ongelooflijke afstancDen wog- gesQlngerd. De Fransche geleerde LapLace geloofde, dat het Mchamen wanen, die door vulkanen op de maan met zulk een kracht werden weggeslingerd, dat zij binnen de gren zen van de aanrtretokAngSkir aöht van de aarde kwamen. Weer aandcre natuurvorschoins be weerden. dat aërobe ten en verschietende sterren hetzelfde verschUnsei waren. Weenen. Parijs. Londen, Calcutta. Beriljn en een aantal andere groote Meden bezitten de belangrijkste en meeat volledige verzame lingen van deze geheimzinnige steenen. TEEKENT GIJ AAN DE TELEFOON? BU de tien personen die zitten te telefonee- ren, met een potlood in hun hand. zyn er negen die figuurtjes zetten op het papier vóór hen. Het wordt gedaan zonder erg En hoogst zelden kUkt de ..artist" na het tele foongesprek nog naar zUn kunstwerken. Ook worden deze vrijwel nooit door anderen wat nader bestudeerd, behalve dan door detecti ves ln een politieroman. En toch. ondanks hun schijnbare onbelangrijkheid, kunnen die toevallige krabbels een nauwkeurige aanwij zing verschaffen voor het karakter van den teekenaar. Bekijk uw teekeningen eens nader, als ge later merkt, dat ge bezig bent geweest. Zijn ze vierkant? Zoo ja. dan zyt ge bovenal practisch. Zij. die zich op driehoeken toeleg gen zijn nuchter denkend en niet sentimen tcel. Maar deze lieden worden gauw ontmoe digd en geprikkeld. De beschrijver van cirkels is berekenend, doch tevens goedhartig en begiftigd met een sterk gevoel voor humor, Deze laatste eigen schap ontbreekt bU hem die enkel stippen zet. Zoo iemand is secuur. Sommige menschen teekenen boomen, wat wUst op een hoog zedelijk peil. op een neiging nooit een vooroordeel te hebben, op eerzucht. Anderen maken huisjes, welke trek hen aan duidt als lieden in staat tot groote toege negenheid. Het Ls te hopen, dat gy niet uw eigen naam neerschrijft, gedachtenloos. Want in dat ge val bezit ge geen tact en zyt ge ietwat on- noozel, maar zéker egoïst! En als uw krabbels geen bepaalden vorm hebben, welnu dan zyt ge wispelturig.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 17