BINNENLAND Levenslang geëischt tegen leidekkerspatroon JAPON VERSCHOTEN? KLEUR VERVEELT U? J. LOTTGERING RHEUMATÏEK, Het Huis op het Eiland HAARLEM'S DACBLAD MAANDAG 19 OCTOBER 1931 De vermoede moord op den Majellatoren. Allerlei briefjes van verdachte. Poging om een medegedetineerde om te koopen. Zaterdag hoeft de Rechtbank te Amster dam de behandeling voortgezet van de zaak tegen den leidekkerspatroon, die er van ver dacht wordt op 29 Maart 1929 op den toren van de Sint Gerardus Majellakerk op het Ambonpleln te Amsterdam zijn knecht Leendert Arkenbout op wiens leven hij een compagnonsverzekering van f 50000 geslo ten had, te hebben gedood door hem slagen op het hoofd te geven en hem naar beneden te werpen. De behandeling der zaak was uitgesteld om een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte, die onder alles onverschil lig cn gevoelloos bleef, in te stellen. Ver dachte is daarop toerekenbaar verklaard. Inmiddels is nog aan het licht gekomen, dat verdachte in het Huis van Bewaring een briefje geschreven heeft aan een mede gedetineerde om hem tot het af'eggen van een getuigenis te bewegen, waarin hij zou verklaren, gedurende den tijd van het on geluk met verdachte te hebben staan pra ten. Ook is den bewaker een briefje in han den gevallen, dat verdachte aan zijn zoon ge schreven had, waarin hij een heel plan ont vouwde om den kroongetuige om het leven te brengen en diens zelfmoord voor te wen den, met een bekentenis dat hij de dader zijn zou. Verdachte windt zich op. De Rechtbank werd gepresideerd door mr. J. Huysinga. Officier van justitie was mr. J. Versteeg. Verdediger was mr. F. A. Kokosky. Precies te tien uur werd verdachte door twee rijksveldwachters binnengevoerd. Rus tig ging verdachte in de bek'aagdenbang zit ten, terwijl hij eenige papieren voor zich rangschikte. Verd. poogde een gesprek aan te knoopen met den rijksveldwachter, dit ge'ukte ech ter slechts matig. De rechtbank kwam te half elf binnen. Mr. Kokosky begon met mede te deelen dat hij van verdachte een briefie had ge kregen. uit het Huis van Bewaring, waarin hij schreef, dat hij onder zijn mede-gedeti neerden den man had ontdekt, die op 29 Maart '29 bij hem stond te praten in. de na bijheid van den toren, op liet oogenblik, dat Arkenbout clen dood vond. Pleiter' wilde het verzoek van verd. slechts overbrengen om dezen gedetineerde, waar van het nummer bekend Is, alsnog te hooren De Officier van Justitie Mr. Versteeg zeide, dat verd. óók aan dezen man een briefje had willen doen toekomen. De mededeelin- gen van verdachte zijn zoo onbetrouwbaar, dat de Officier het onnoodig oordeelde als nog dezen getuige te hooren. Mr. Kokosky persisteerde bij zijn verzoek De Officier tot verd.: „U wilde uw zoon Indertijd aanstoken om W. te vermoorden!" Verdachte wond zich meer en meer op, hij struikelde over zijn woorden, gesticuleer de en schreeuwde steeds luider, steeds weer kwam hij terug op zijn verzoek om den ge detineerde alsnog te hooren. Na een hardnekkig debat komt een brief ter sprake aan „vriend Herman", dit was een herhaling van den eersten brief. Na in raadkamer te zijn geweest besloot de rechtbank den gedetineerde alsnog te hooren. Hierop werd dr. Bakker gehoord, deze had een rapport uitgebracht over verd. Des kundige was tot de conclusie gekomen, dat verd. toerekeningsvatbaar is. Voorts zei Dr. Bakker, nog. dat verdachte den eencn keer dit verklaarde, den anderen keer dat. Doch ziekelijke afwijkingen ver toont hij naar spr.'s meening, niet. Des kundige is van meening, dat M. simuleert om telkens weer een andere verklaring te geven van het briefje aan zijn zoon Na het hooren van Dr. Bakker bracht de Officier het briefje van 12 Juni in het ge ding (de brief aan Herman). In dit epistel trachtte hij wederom een medeverdachte Herman over te halen om te verklaren, dat hij op 29 Maart '29 vóór de kerk met hem stond te praten. Verdachte spiegelde den ge detineerde veel geld voor, om deze „nood leugen", zooals hij het noemde, af te leggen. Zelfs spiegelde hij den man een „vacantle- reisje naar Zwltseriand" voor. Weer ontspon zich een heftig debat over de verschillende briefjes. Verdachte poogde een verklaring te geven van den brief, dien hij aan zijn zoon had geschreven betreffende het vermoorden van W. „Ik was", aldus verd., „woedend op W., want deze heeft een valsche eed afge'egd, ik poog mezelf dan weer tot kalmte te brengen, door alles op te schrijven, maar ik had er geen ernstige bedoelingen mee Ook voor het „briefje aan Herman" wie dat is weet men niet heeft verd. een in- genieuse verklaring gevonden, hij vermiste brieven, geschreven door zijn vrouw; om nu te ontdekken wie die brieven had gestolen, schreef verd. den „brief, aan Herman" en liet dien „stelen" door den bewaker. Dat was dus maar pro forma, zoo merkte verd. op. Weer wond verd. zich meer en meer op, doch veel Indruk maakte zijn betoog niet. De gedetineerde, die met verdachte op het plein voor de kerk zou hebben staan praten werd vervolgens gehoord. De mede-gedetineerde gehoord. De getuige verklaarde, dat hij verdachte Inderdaad kende, maaruit het Huis van Bewaring. Voor zoover hij wist, had hij M. nooit eerder gezien. Getuige vertelde voorts van het ontvangen briefje. Requisitoir. De Officier van Justitie bracht hulde aan de politiebeambten, de doktoren Holst en Hammer, den rechter-commlssaris en den president van de Rechtbank. Spr. verdeelde het drama in drie gedeel ten, het voorspel, de daad zelve en het na spel. W. heeft hier een verre van fraaie rol ge speeld, hij Is toegetreden tot een geheim, dat eenige jaren stond tusschen hem en ver dachte. Ge'd heeft hij verdachte afgeperst zonder eenige tegenprestatie te verrichten. Uitvoerig ging spr. de voorgeschiedenis na, die zich afspeelde tusschen verdachte en de vrouw van Arkenbout. Verd. heeft tijdenlang geleefd op kosten van Arkenbout. Arkenbout was in dienst getreden bij ver dachte. De vrouw van Arkenbout stuurde het ook op een scheiding aan, zij liet het voorkomen alsof zij slechts scheiding van goederen wilde om dan later te hertrouwen. Tijdens de scheidingsactie werden haar de bedoelingen van verdachte duidelijk. Zij wist nog door te drijven, dat land te Zwijndrecht op haar naam werd gesteld. Tot in de détails besprak de Officier de scheidingsresultaten. Verdachte liet zich wel eens ongeduldig uit: „Ik kom toch wel eens aan het geld van Leendert (Arkenbout), en als het me te lang duurt, gooi ik hem van den toren". Als men hem op deze uiting opmerkzaam maakte zeide hij: „Och, dat is maar een grapje". Dergelijke uitdrukkingen gebruikte verdachte dikwijls; zoo zeide hij eens; „A's ik die luie lummel moe ben, gaat hy er aan!" In die jaren van weinig vriendelijkheid tegenover A., poogde de patroon verzekerin gen af te sluiten op het leven van Arken bout. Wat was de bedoeling van deze ver zekering? Iedere leidekker kon Arkenbout vervangen, schade zou de patroon dus niet ondervinden als A- kwam te vallen. Het belang, dat verd. bij de verzekering had, was de spoedige dood van Arkenbout, want het premiebetalen viel verd. zéér zwaar Hierop besprak de Officier uitvoerig het gebeurde op den dag van het misdrijf. Om wonenden hebben verd. pertinent herkend boven bij het luik van d enkoepel. Vlak bij het luik is, volgens de deskundige verkla ringen, Arkenbout doodgeslagen. Verdachte is alléén het luik weer uitgekomen. Toen W. later tegen den patroon zei, dat A. doodge vallen was, antwoordde deze: „Als je zegt, dat ik op den toren geweest ben, ga je er aan, als je zwijgt, krijg je het beter dan ooit te voren. De verklaringen van verdachte zijn niet alleen onderling verschillend, maar worden alle door getuigenverklaringen weerlegd. De Officier ging uitvoerig de verschillende ver klaringen van verdachte, afgelegd voor po litiecommissaris en rechtbank, na. INGEZONDEN MEDEDEELÏNGEN a 60 Cts. per regel Wij verven ze voor U in de NIEUWSTE MODE-KLEUREN Gr. Houtstr. 5a, Tel. 10771 Herhaaldelijk poogde verd. door middel van briefjes met mooie beloften, getuigen a décharge te maken, die zouden verklaren, dat zij met hem hadden staan praten Vóór de kerk. Verdachte kwam steeds met nieuwe verk'aringen. Later schreef hij zelfs, dat W. hem in dronkenschap had bekend de dader te zijn. Maar waarom, zoo vroeg de Officier, heeft M. deze bijzonderheid niet direct ge zegd. Er was voor verdachte allerminst re den om „den moordenaar van zijn vriend" f 1000 te geven en zijn loon te verhoogen en toch deed hij het! De houding van verdachte aldus de Of ficier is de houding van een in het nauw gedreven moordenaar. Na het gebeurde met Arkenbout, poogde hij weer een verzekering te sluiten op zijn knecht Hampe, voor een bedrag van f 800.000.zegge acht ton! Deze verzeke ring mislukte echter gelukkigerwijs, de po litie werd in de zaak gemengd Hevig is ver dachte ontsteld als hij hoort, dat de politie nasporingen doet, hij poogt Hampe zooveel moge'ijk te belasteren. Hij stuurt een ra deloos telegram aan zijn vrouw. Al deze aanwijzingen, beschouwd in hun samenhang, voeren tot de conclusie, dat de sluier over dit drama is opgeheven. De waar heid heeft haar stralend licht over deze sombere zaak geworpen. Hoe is het mogelijk aldus spr., dat een mensch zich zóó onmen- schelïjk kan gedragen? Hij hunkert en hon gert en dorst naar geld, en die dorst is slechts te sti len met het leven van anderen. Toen hij de eerste maal f 50.000 verkreeg maakte hij plannen om acht ton machtig te worden, wéér verkeerde een menschenleven in gevaar. Verdachte is een gevaar voor de samenle ving, uit het Huis van Bewaring bedreigde hij W. nog met moord. Spr. requireerde wegens moord levenslange gevangenisstraf. Op de tribune weerklonk applaus. Het re quisitoir had ongeveer twee uur in beslag genomen. Hierop werd gepauzeerd. Pleidooi. Na de pauze, te omstreeks half drie, had de verdachte weer even kalm in de beklaag denbank plaats genomen alsof er in plaats van levenslang een geldboete tegen hem was geëischt. De verdediger, mr. Kokosky ving onder doodsohe stilte zijn moeilijke taak aan. Ook hij bracht hulde aan de politie, evenals aan den president en den Officier voor zijn lo gisch opgebouwd requisitoir. De Officier had het gemakkelijk, door de vele bouwstoffen die verd. zelf aanbracht. Deze verdachte huldigt het systeem: „veel zeggen', in hun machtelooze woede uiten ver dachten als hij de eene beschuldiging na de andere. Het is hoogst afkeurenswaardig wat hij gedaan heeft: het bewerken van getuigen. Doch uit dergelijke handleingen vloeit niet voort, dat hij de dader is, doch dat hij niet langer weet hoe hij zich moet verdedigen tegen de handelingen van W. Steeds legt verd. er den nadruk op, dat hij onschuldig is. Het zwakke punt in het requisitoir is, dat de Officier niet de mogelijkheid overweegt, dat W. de daad gepleegd heeft op instigatie van verdachte. Is de zaak niet omgekeerd gebeurd, is ver dachte niet angstig gemaakt door dreige menten betreffende de gesloten verzekering enz. Verdachte is tijdens dit gedeelte van de rede van zijn verdediger in heftige gemoeds beweging gekomen. Hij is zijn ..tranen niet meer meester en geeft door knikken zijn in stemming te kennen. Verdachte moest, zoo vervolgde mr. Ko kosky, toen de beschuldigingen van W. steeds krachtiger werden, natuurlijk zijn verklarin gen steeds wijzigen. De verzekering de f 50.000 neemt hier eén gewichtige plaats in. Ook de verklarin gen van W. kloppen niet. Vlak na het on geluk zou hij verdachte W. hebben bedreigd en omgekocht dochenkele dagen later, na de begrafenis, zoo verklaarde W. had hij hem gezegd, dat er een ongeluk was gebeurd. De vrouw van Arkenbout had voor de recht bank een belachelijke finesse. Vijf jaar na dat zij gescheiden was stelde zij zich aan als de diepgetroffene. Toen beneden het getui- gengeld werd uitbetaald was de wanhoop voorbij, zij wilde méér geld. Met de verzekeringen was verdachte reeds twee jaar tevoren bezig. De officier nam ook aan, dat hij later een verzekering wou slui ten tot een bedrag van f 800.000 maar, hoe zou verdachte de jaarpremie van f 29.400 moeten betalen. Tusschen den dood van Arkenbout en de verzekering mag niet zonder meer zooals de Officier doet verband worden gelegd, er is hier naar pleiters meening sprake van een coïncidentie. Komende tot de verklaringen van de juf frouw die in de nabijheid van den toren was en die verd. bij het luik zou hebben gezien, noemde pl. de verklaring dat zij hem her kende. onaannemelijk. Een politie-agent, die naast de juffrouw had gestaan kon hem ab soluut niet herkennen. De juffrouw verklaar de echter, dat de als werkman gekleede man dit zou dan verdachte geweest zijn lang schraal en niet dik was maar dat signalement slaat op W. en niet op Arkenbout, die zéér dik was. Op den toren waren dus, volgens deze verklaring W. en Arkenbout. Nogmaals zei Mr. Kokosky met klem, dat W. verdachte volkomen ln zijn macht had, daarom gaf hij W. geld, een positie en een auto, verdachte was bang. dat W. hem zou beschuldigen van iets, wat W. zelf gedaan had. Men heeft moord ten laste gelegd, doch men heeft niet aangetoond, dat het opzet en het plan bij verdachte bestond om A. te doo- den. In deze heele zaak bestaat twijfel. Pleiter wilde de rechtbank afvragen of het voor haar een volkomen vaststaand feit is, dat ver dachte de daad heeft begaan. Naar de mee ning van Mr. Kokosky mag men het requi sitoir volgen. Verdachte is misschien on schuldig en daarom mag hij niet veroordeeld worden. Spr. hoopt dat er ook bij de recht bank twijfel is gewekt en dat vrijspraak zal volgen. Verdachte zegt nog snikkend: „Ik ben on schuldig". Vrijdag 30 October te 10 uur zal de recht bank uitspraak doen. GULHEID MET RIDDERORDEN. EN MET HET MINISTERSCHAP VAN STAAT. Verschenen is het voorloopig verslag der Tweede Kamer over het hoofdstuk II der Rijksbegrootlng (Hooge Colleges van Staat en' Huis der Koningin. Sommige leden klaarden over de ruime verleening van ridderorden, gepaard aan on gemotiveerde onderscheidingen naar den maatschappelijken stand van de gedecoreer den. Nog erger achtten zij het, dat men da laatste jaren zoo gul geworden is met de ver leening van de positie van minister van Staat. In elk geval zouden zij wenschen, dat de diensten vermeld worden, op grond waarvan deze onderscheiding verleend wordt. DIEFSTAL OP EEN POSTKANTOOR. Op het bijpostkantoor aan den De la Rey- weg te 's-Gravenhage Is een kastekort van ongeveer f 200 ontdekt. De directeur van het hoofdpostkantoor die reden meende te hebben om achter dit tekort meer dan een slordigheid te moeten zoeken deed, naai de Tel. meldt, van een en ander aangifte bij de politie. Verschillende ambtenaren zijn aan een verhoor onderworpen. Daar al het personeel van het bij postkantoor over de kas gaat is het onderzoek uitermate moeilijk. UIT DE STAATSCOURANT. ONDERSCHEIDINGEN. Bij K. B. is de bronzen eeremedaille dei- Oranje Nassau-orde toegekend aan C. van der Laan, boschbaas te Lisse. RIJKSVERZEKERINGSBANK. Met Ingang van 1 October j.l. is benoemd tot geneeskundige bij den medischen dienst der R.V.B.; W. Blijleven, thans tijdelijk als zoodanig werkzaam. AUDIëNTIES. Donderdag geen audiëntie door den minis ter van Arbeid, H. en N. DE ROOFOVERVAL TE ROTTERDAM. DE DADER EEN GOED SCHUTTER. Bij het voortgezet onderzoek naar de bru tale bankoverval in het bijkantoor van de Incassobank aan den Goudsche Singel te Rotterdam, heeft de gearresteerde dader ver klaard, dat hij een uitstekend schutter is zoowel op het geweer als op de revolver. Toen de schrijver van het hoofdbureau van politie de heer Ruigrok hem aanviel heeft hij dezen man nog gewaarschuwd. „Ik had hem best de volle laag kunnen geven, maar dat durfde ik niet aan", ver telde hij. ITALIAANSCH ANARCHIST ONTVLUCHT PLANNEN VOOR EEN AANSLAG TE HEERLEN. In een buitengewoon Politieblad wordt medegedeeld dat de Italiaansche anarchist Stefano Daverio, geboren te Vergiate, 25 De cember 1897, laatstgewoond hebbende te Heerlen en die per schip naar zijn vaderland werd teruggebracht, tijdens dat transport te Oran (Noord-Afrika) is ontvlucht. Daverio heeft te kennen gegeven naar Heerlen terug te keeren om zich voor een vermeende ver ongelijking te wreken op den consulairen agent van Italië te Heerlen. SCHEEPVAARTBERICHTEN INGEZONDEN MEDEDEELÏNGEN a 60 Cta. per regel. Ingenomen door hen dio an dei •pit. lachlaa, jicht, griep, hoofd-, kies-en zenuwpijn wordt volgen» rvi/^ 6000 jcuneesheeren op de meeit afdoende wijze bestreden door fj ff 'SC A I lii Apoth Dros.10.60 Dinteldljk 17 16 u. 40 m. te Liverpool, Paci fickust naar Rotterdam. Drechtdijk 17 te Rotterdam v. Vancouver. Edam 17 v.m. te Havana, New Orleans n. Rotterdam. Kota Agoeng 17 v. Rotterdam naar Batavia. Nieuw Amsterdam 17 v.m. v. New York n. Rotterdam. Patrla 1 715 u. v. Tanger, Batavia n. Rotter dam. Streefkerk 17 te Port Soedan, Rotterdam n. Calcutta. Statendam 17 19 u. v. Boulogne, 18 2 u. voor- gaats van den N. Waterdag verwacht, New York n. Rotterdam. Wateerland 17 16 u. v. Hamburg naar Am sterdam. Zeelandia 19 6 u. te IJmulden verw,, Buenos Ayres naar Amsterdam, Baarn, 16 8 u. 7 m. 45 mijl Z.West van Land's End, Amsterdam naar Curacao. Alkmaar, p. 16 Montevideo n. Bahia Blanca. Breedijk 16 te Penang. Java n. New York. Boskoop 15 v. Tocopilla n. Antofagasta. Christiaan Huygens 16 v. Port Said, Batavia naar Amsterdam. Cottica 14 v. Barbados n. Trinidad. Crijnssen 19 12 u. v. W. Indlë te Plymouth, 20 v.m. te Havre en 21 12 u. te Amsterdam verwacht. Deli 14 v. Philadelphia n. Java. Delftdijk 16 te Lons Angeles v, Rotterdam. Drechtdijk 17 v. Londen, Paciflckust naar Rotterdam. Flandrla 16, 16 u. van Bahia, Amsterdam n, Buenos Ayres. Gaasterland 16 v. Las Palmas naar Takoradl, Amsterdam naar West-Afrlka. Houtman 15 te Beira v. Kaapstad. Johan de Witt 17 te Batavia v. Amsterdam Johan van Oldenbarnevelt 15 v. Singapore, Batavia naar Amsterdam. Jota Nopan p. 16, 23 u. Gibraltar, Batavia naar Rotterdam. Kota Radja, 16. 12 nu. van Port Sudan, Ba tavia naar Rotterdam. Kota Tjandi 17 v. Batavia n. Rotterdam. Lochmonar 14 te Everet, Pacifickust naar Rotterdam. Lochgoil 15 te Swansea, Rotterdam naar de Pacifickust. Mellskerk 17 v. Dar-es-Salaam, n. Zanzibar, Beira naar Rotterdam. Meerkerk 16 te Manilla Japan n. Rotterdam Melampus 10 v. Belawan Dell, Batavia naar Amsterdam. Munster 15 v. Sao Francscio do Sul, Amster dam naar Z.-Amerika. Nickerie 16 v. Paramaribo n. Trinidad. Patria 17, 8 u. te en 10 u, van Gibraltar, Ba tavia naar Rotterdam. Parana 16 te Cristobal, Newport (Mon.) n. N.-Paclfic. Statendam 17, 6 u. v. Plymouth, New York naar Rotterdam. Salawati 14 te San Francisco v. Calcutta, Springfontein 17 v. Amsterdam naar Antwer pen. Tabinta 16 te Londen, Batavia n, Amsterdam Tjikampelc 16 te Manilla. Tjibadak 15 v. Hongkong n. Amoy, Tjlliwong 16 v. Sjanghai- n. Dalren, Ulysses 15 v. Talcahuano n. San Nntonio. Van Rensselaer p. 16 16 u. Finisterre, Am sterdam naar West-Indië. Zeelandia 16, 21 u. van Santander n. Bou- logne.Buenos Ayres naar Amsterdam. FEUILLETON. Naar het Engelsch van ARCHIBALD MARSHALL. (Nadruk verboden.) 42) „Dan moesten jullie nu anaar eerst wat gaan eUki en dan cie wacht gaan houden", 'besliste Guy. „Het lijkt me niet waarschijn lijk. dat zij vóór laat in den avond komen zuiien en ik vraag me af hoe het hun ge lukken zou onopgemerkt over te steken, wan neer we. zooals meneer Greenfield terecht zegt voldoende waakzaam zijn. Dus zoodra jullie gegeten hebben, gaan jullie naiar buiten. Meneer Calthorp zal tegen tien uur hier zijn met nog een heer. dus er zullen mannen ge noeg zijn. om jullie een handje te helpen als zij komen". Na het diner, waarbij Guy. George en me vrouw Herbert zich geweld moesten aandoen om niets te laten blijken van de spanning, waarin zij verkeerden, gingen de twee jonge lui weer naar buiten, naar de wakers op het eiland en buiten de muren. Maar niemand had iets gezien. Toen zij terugkwamen, bleek mevrouw Herbert de twee meisjes onder een of ander voorwendsel naar bed te hebben gezonden, ofschoon het pas tien uur was; Lord Caradoc vervuld van een wetenschap pelijk pdobieem cn daarcoor blijkbaar ver geten dat er iets bijzonders aan de hand was, had zich in de bibliotheek teruggetrokken. Toen volgde een vervelend uur van ter gend afwachten, tot het tijd zou zijn Calthorp cn Bobby Cond or van de steiger te gaan halen Om elf uur roeiden George en Guy over, maar hun trein had vertraging gehad en het duur de bijna een half uur voor de jongelui het rijtuig, dat hen in Keswick had afgehaald, met luid geratel hoorden aankomen. Calthorp stapte snel uit, verlangend naar het laatste nieuws. ,3raithwaite Is aan je mannen ontsnapt", was de jobstijding, waarmee Guy den ad vocaat begroette. „Dat weet ik al", was het antwoord, „ik vond in Keswick een telegram. Sedert niets van het edele tweetal gezien?" „Niets: Brown en de andere man, die uit Liverpool gekomen is. houden op het eiland de wacht; de drie anderen zijn buiten de muren". „Uitstekend", zei Calthorp. „Laten we maar zoo gauw mogelijk oversteken". Nu kwam ook Bobby Conder te voorschijn hartelijk verwelkomd door Guy en George. „Ik geloof, dat ik juist op tijd ben ge komen om een handje te helpen", verklaarde hij met een veelbeteekenend knipoogje; Calthorp had hem onderweg het een en an der vaar de te verwachten gebeurtenissen ver teld. „Wat voor bericht Is het, dat je voor me meegebracht hebt?", vroeg Guy nieuwsgie rig. „Dat zal ik je vertellen als we in huis zijn", antwoordde hij raadselachtig. Zij landden onder aan de trap. Een don kere gedaante gleed van achter de boomen te voorschijn, fluisterde een paar woorden tot Calthorp en verdween weer in de duister nis. De twee mannen op het eiland hielden scherp de wacht. In de eetzaal was voor het souper gedekt en Feitham, de oude butler, die ook onkundig was gelaten van wat er op til was. bediende zooals hij negen maanden geleden gedaan had, den avond toen het verdwijnen van Six Roderick's lijk ontdekt was. „Wat voor bericht heb je nu, Bobby?" her haalde Guy zijn vraag, zoodra de vier Jonge lui alleen waren. .Heeft het iets met deze zaak te maken? Anders kunnen wij het mis schien nog even laten rusten, hoe nieuws gierig ik ook ben". Bobby Conder haalde de papieren uit zijn zak. Het kan heel goed zijn, dat het er wel iets mee te maken heeft", zei hij. Hij vertelde zijn tafelgenooten ln het kort hoe de documenten in zijn handen waren gekomen en las hun de aanwijzingen voor, die de oude kolonist voor zijn kleinzoon had opgeschreven. In ademlooze spanning luisterden zij. „In den zomer van 18was ik met ver scheidene anderen, meest Italianen, werk zaam bij de verbouwing: van het Kasteel Wetstor.es, Morthwaite. in den tijd van Sir Michael Bertram, Baronet en bij het aanleg gen van de terrassen, cascades en het aan voerkanaal voor het water. Het werk had al ongeveer een jaar geduurd en was bijna ge reed. Op een morgén werd ik met vier an deren, allen Engelschen en betrouwbare lie den, in het kantoor van den opzichter ge- voepen en deze deelde ons mede. dat wij vij ven, wanneer de Italianen vertrokken zou den zijn, nog een poos konden blijven tegen een belangrijk hooger loon, om nog wat met selwerk te verrichten, op voorwaarde even wel. dat wij over dat werk tegen iedereen het stilzwijgen zouden bewaren. Na eenig heen en weer praten stemden wij allen toe; we moesten een stuk teekenen, waarin we die belofte van geheimhouding bevestigden. Toen werd ons uitgelegd waarin het werk zou bestaan en de volgende drie maanden hiel den we er ons mee bezig. Het kwam hierop neer. Eerst groeven we een tunnel en bouwden een trap. die van den yloer van de oude, niet meer in gebruik zijnde kapel in den Westelijken vleugel van het huis, onder de terrassen door, voerde naar een punt, vlak onder de cascade en beneden den waterspiegel van het meer. Daarop hieuwen wij in de harde rots een kamer uit, ter grootte, als ik mij goed her inner, van ongeveer veertien voet in het vierkant. Toen begonnen wij weer te graven, onder het meer nu en maakten een gang, die uitkwam bij het antieke tempeltje, dat als zomerhuisje gebruikt wordt en in een dichte groep boomen aan den westelijken oever ligt Het grootste deel van het graaf werk moest door de rots geschieden geen licht karweitje en waar wij in aarde kwa men. bouwden wij de gang van steen, maar totdat wij het zomerhuis naderden, was er weinig aard: De toegangen tot de trap en de tunnel lagen, zoolang we met dit werk bezig waren, geheel open, maar onderwijl bleef de verdere arbeid aan het huis rusten en nie mand mocht binnen de muren van het park komen. Zoodoende wist niemand wat er ge beurde en wij hadden ons bij contract en bovendien nog onder eede verplicht te zwij gen. Toen het werk aan de tunnel gereed was, werden de vier andere mannen ontslagen, maar ik werd in dienst gehouden met een smid, die ook den eed van geheimhouding had moeten doen. We kregen aanwijzingen over de manier waarop de toegangen tot deze kamer onzichtbaar gemaakt moesten worden en deden dit in korten tijd. In de kapel be vindt de toegang naar de tunnel zich onder het oude steencn altaar. De noordzijde van het altaar bestaat uit één stuk harde natuur steen. Het beweegt in het midden op ijzeren spillen, als men er aan den kant-, die het dichtst bij den muur is, met. eenige kracht tegen drukt; er is geen andere bevestiging als een veer. die vanzelf inspringt als het blok steen weer in zijn oorspronkelijken stand wordt teruggebracht Als het zoover i mogelijk weggeschoven wordt, kan een man door de opening naar de trap kruipen, die naar de geheime kamer naar beneden voert. De toegang van het zomerhuisje naar de tunnel werkt op ongeveer dezelfde wijze. De beweegbare steen is er een, die het kleine bordes draagt bovenaan het stoepje onder de pilaren. Hij zit aan de noordzijde. Toen dit werk gereed was, kreeg ik de rest van mijn geld en werd ontslagen; de smid werd nog in dienst gehouden. Wat hij nog verder te doen kreeg, weet ik niet, daar ik spoedig daarop dit gedeelte van het land verliet en hem nooit terugzag. Ik weet niet welke bedoeling bij Sir Mi chael Bertram voorzat bij het bouwen van de geheime kamer en de gangen, die daar heen voeren. Maar als zij later voor verkeer de of misdadige doeleinden gebruikt moch ten worden, kan deze verklaring de zaak op helderen. Als er ooit iemand kennis van. neemt, zal ik niet meer tot de levenden be- hooren; Sir Michael Bertram is op het oogen blik, dat ik dit schrijf, reeds overleden. Ik geloof niet mijn eed gebroken te hebben door dit op te schrijven en te verzegelen. JOHN RAWLINGS". De vier jongelieden waren bleek van op winding. toen de voorlezing van het docu ment geëindigd was. Voor een oogenblik wa ren Marin en Braithwaite volkomen uit hun gedachten weggevaagd. ,.Kom mee", riep Guy heesch. Hij greep een zwaren, zilveren kandelaar, die op tafel stond en ging naar de deur. „Neen. neen. wacht", waarschuwde Cal thorp. die zijn bezinning blijkbaar niet ge heel verloren had. ..Wacht tot de kust veilig ls. De bedienden zijn nog op". .(Wordt vervolgd.),

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 6