BINNENLAND
Levenslang geëischt tegen leidekkerspatroon
JAPON VERSCHOTEN?
KLEUR VERVEELT U?
J. LOTTGERING
RHEUMATÏEK,
Het Huis op het Eiland
HAARLEM'S DACBLAD
MAANDAG 19 OCTOBER 1931
De vermoede moord op den Majellatoren.
Allerlei briefjes van verdachte.
Poging om een medegedetineerde om
te koopen.
Zaterdag hoeft de Rechtbank te Amster
dam de behandeling voortgezet van de zaak
tegen den leidekkerspatroon, die er van ver
dacht wordt op 29 Maart 1929 op den toren
van de Sint Gerardus Majellakerk op het
Ambonpleln te Amsterdam zijn knecht
Leendert Arkenbout op wiens leven hij een
compagnonsverzekering van f 50000 geslo
ten had, te hebben gedood door hem slagen
op het hoofd te geven en hem naar beneden
te werpen.
De behandeling der zaak was uitgesteld
om een onderzoek naar de geestvermogens
van verdachte, die onder alles onverschil
lig cn gevoelloos bleef, in te stellen. Ver
dachte is daarop toerekenbaar verklaard.
Inmiddels is nog aan het licht gekomen,
dat verdachte in het Huis van Bewaring
een briefje geschreven heeft aan een mede
gedetineerde om hem tot het af'eggen van
een getuigenis te bewegen, waarin hij zou
verklaren, gedurende den tijd van het on
geluk met verdachte te hebben staan pra
ten. Ook is den bewaker een briefje in han
den gevallen, dat verdachte aan zijn zoon ge
schreven had, waarin hij een heel plan ont
vouwde om den kroongetuige om het leven
te brengen en diens zelfmoord voor te wen
den, met een bekentenis dat hij de dader
zijn zou.
Verdachte windt zich op.
De Rechtbank werd gepresideerd door mr.
J. Huysinga. Officier van justitie was mr. J.
Versteeg. Verdediger was mr. F. A. Kokosky.
Precies te tien uur werd verdachte door
twee rijksveldwachters binnengevoerd. Rus
tig ging verdachte in de bek'aagdenbang zit
ten, terwijl hij eenige papieren voor zich
rangschikte.
Verd. poogde een gesprek aan te knoopen
met den rijksveldwachter, dit ge'ukte ech
ter slechts matig. De rechtbank kwam te
half elf binnen.
Mr. Kokosky begon met mede te deelen
dat hij van verdachte een briefie had ge
kregen. uit het Huis van Bewaring, waarin
hij schreef, dat hij onder zijn mede-gedeti
neerden den man had ontdekt, die op 29
Maart '29 bij hem stond te praten in. de na
bijheid van den toren, op liet oogenblik, dat
Arkenbout clen dood vond.
Pleiter' wilde het verzoek van verd. slechts
overbrengen om dezen gedetineerde, waar
van het nummer bekend Is, alsnog te hooren
De Officier van Justitie Mr. Versteeg zeide,
dat verd. óók aan dezen man een briefje
had willen doen toekomen. De mededeelin-
gen van verdachte zijn zoo onbetrouwbaar,
dat de Officier het onnoodig oordeelde als
nog dezen getuige te hooren. Mr. Kokosky
persisteerde bij zijn verzoek
De Officier tot verd.: „U wilde uw zoon
Indertijd aanstoken om W. te vermoorden!"
Verdachte wond zich meer en meer op,
hij struikelde over zijn woorden, gesticuleer
de en schreeuwde steeds luider, steeds weer
kwam hij terug op zijn verzoek om den ge
detineerde alsnog te hooren.
Na een hardnekkig debat komt een brief
ter sprake aan „vriend Herman", dit was
een herhaling van den eersten brief.
Na in raadkamer te zijn geweest besloot
de rechtbank den gedetineerde alsnog te
hooren.
Hierop werd dr. Bakker gehoord, deze
had een rapport uitgebracht over verd. Des
kundige was tot de conclusie gekomen, dat
verd. toerekeningsvatbaar is.
Voorts zei Dr. Bakker, nog. dat verdachte
den eencn keer dit verklaarde, den anderen
keer dat. Doch ziekelijke afwijkingen ver
toont hij naar spr.'s meening, niet. Des
kundige is van meening, dat M. simuleert om
telkens weer een andere verklaring te geven
van het briefje aan zijn zoon
Na het hooren van Dr. Bakker bracht de
Officier het briefje van 12 Juni in het ge
ding (de brief aan Herman). In dit epistel
trachtte hij wederom een medeverdachte
Herman over te halen om te verklaren,
dat hij op 29 Maart '29 vóór de kerk met hem
stond te praten. Verdachte spiegelde den ge
detineerde veel geld voor, om deze „nood
leugen", zooals hij het noemde, af te leggen.
Zelfs spiegelde hij den man een „vacantle-
reisje naar Zwltseriand" voor.
Weer ontspon zich een heftig debat over
de verschillende briefjes. Verdachte poogde
een verklaring te geven van den brief, dien
hij aan zijn zoon had geschreven betreffende
het vermoorden van W.
„Ik was", aldus verd., „woedend op W., want
deze heeft een valsche eed afge'egd, ik poog
mezelf dan weer tot kalmte te brengen, door
alles op te schrijven, maar ik had er geen
ernstige bedoelingen mee
Ook voor het „briefje aan Herman" wie
dat is weet men niet heeft verd. een in-
genieuse verklaring gevonden, hij vermiste
brieven, geschreven door zijn vrouw; om nu
te ontdekken wie die brieven had gestolen,
schreef verd. den „brief, aan Herman" en
liet dien „stelen" door den bewaker. Dat was
dus maar pro forma, zoo merkte verd. op.
Weer wond verd. zich meer en meer op,
doch veel Indruk maakte zijn betoog niet.
De gedetineerde, die met verdachte op het
plein voor de kerk zou hebben staan praten
werd vervolgens gehoord.
De mede-gedetineerde gehoord.
De getuige verklaarde, dat hij verdachte
Inderdaad kende, maaruit het Huis van
Bewaring. Voor zoover hij wist, had hij M.
nooit eerder gezien. Getuige vertelde voorts
van het ontvangen briefje.
Requisitoir.
De Officier van Justitie bracht hulde aan
de politiebeambten, de doktoren Holst en
Hammer, den rechter-commlssaris en den
president van de Rechtbank.
Spr. verdeelde het drama in drie gedeel
ten, het voorspel, de daad zelve en het na
spel.
W. heeft hier een verre van fraaie rol ge
speeld, hij Is toegetreden tot een geheim,
dat eenige jaren stond tusschen hem en ver
dachte. Ge'd heeft hij verdachte afgeperst
zonder eenige tegenprestatie te verrichten.
Uitvoerig ging spr. de voorgeschiedenis na,
die zich afspeelde tusschen verdachte en de
vrouw van Arkenbout. Verd. heeft tijdenlang
geleefd op kosten van Arkenbout.
Arkenbout was in dienst getreden bij ver
dachte. De vrouw van Arkenbout stuurde
het ook op een scheiding aan, zij liet het
voorkomen alsof zij slechts scheiding van
goederen wilde om dan later te hertrouwen.
Tijdens de scheidingsactie werden haar de
bedoelingen van verdachte duidelijk. Zij wist
nog door te drijven, dat land te Zwijndrecht
op haar naam werd gesteld. Tot in de détails
besprak de Officier de scheidingsresultaten.
Verdachte liet zich wel eens ongeduldig
uit: „Ik kom toch wel eens aan het geld van
Leendert (Arkenbout), en als het me te lang
duurt, gooi ik hem van den toren".
Als men hem op deze uiting opmerkzaam
maakte zeide hij: „Och, dat is maar een
grapje". Dergelijke uitdrukkingen gebruikte
verdachte dikwijls; zoo zeide hij eens; „A's
ik die luie lummel moe ben, gaat hy er aan!"
In die jaren van weinig vriendelijkheid
tegenover A., poogde de patroon verzekerin
gen af te sluiten op het leven van Arken
bout. Wat was de bedoeling van deze ver
zekering? Iedere leidekker kon Arkenbout
vervangen, schade zou de patroon dus niet
ondervinden als A- kwam te vallen.
Het belang, dat verd. bij de verzekering
had, was de spoedige dood van Arkenbout,
want het premiebetalen viel verd. zéér zwaar
Hierop besprak de Officier uitvoerig het
gebeurde op den dag van het misdrijf. Om
wonenden hebben verd. pertinent herkend
boven bij het luik van d enkoepel. Vlak bij
het luik is, volgens de deskundige verkla
ringen, Arkenbout doodgeslagen. Verdachte
is alléén het luik weer uitgekomen. Toen W.
later tegen den patroon zei, dat A. doodge
vallen was, antwoordde deze: „Als je zegt,
dat ik op den toren geweest ben, ga je er
aan, als je zwijgt, krijg je het beter dan ooit
te voren.
De verklaringen van verdachte zijn niet
alleen onderling verschillend, maar worden
alle door getuigenverklaringen weerlegd. De
Officier ging uitvoerig de verschillende ver
klaringen van verdachte, afgelegd voor po
litiecommissaris en rechtbank, na.
INGEZONDEN MEDEDEELÏNGEN
a 60 Cts. per regel
Wij verven ze voor U in de
NIEUWSTE MODE-KLEUREN
Gr. Houtstr. 5a, Tel. 10771
Herhaaldelijk poogde verd. door middel
van briefjes met mooie beloften, getuigen a
décharge te maken, die zouden verklaren,
dat zij met hem hadden staan praten Vóór
de kerk. Verdachte kwam steeds met nieuwe
verk'aringen. Later schreef hij zelfs, dat W.
hem in dronkenschap had bekend de dader
te zijn. Maar waarom, zoo vroeg de Officier,
heeft M. deze bijzonderheid niet direct ge
zegd. Er was voor verdachte allerminst re
den om „den moordenaar van zijn vriend"
f 1000 te geven en zijn loon te verhoogen en
toch deed hij het!
De houding van verdachte aldus de Of
ficier is de houding van een in het nauw
gedreven moordenaar.
Na het gebeurde met Arkenbout, poogde
hij weer een verzekering te sluiten op zijn
knecht Hampe, voor een bedrag van
f 800.000.zegge acht ton! Deze verzeke
ring mislukte echter gelukkigerwijs, de po
litie werd in de zaak gemengd Hevig is ver
dachte ontsteld als hij hoort, dat de politie
nasporingen doet, hij poogt Hampe zooveel
moge'ijk te belasteren. Hij stuurt een ra
deloos telegram aan zijn vrouw.
Al deze aanwijzingen, beschouwd in hun
samenhang, voeren tot de conclusie, dat de
sluier over dit drama is opgeheven. De waar
heid heeft haar stralend licht over deze
sombere zaak geworpen. Hoe is het mogelijk
aldus spr., dat een mensch zich zóó onmen-
schelïjk kan gedragen? Hij hunkert en hon
gert en dorst naar geld, en die dorst is
slechts te sti len met het leven van anderen.
Toen hij de eerste maal f 50.000 verkreeg
maakte hij plannen om acht ton machtig te
worden, wéér verkeerde een menschenleven
in gevaar.
Verdachte is een gevaar voor de samenle
ving, uit het Huis van Bewaring bedreigde
hij W. nog met moord.
Spr. requireerde wegens moord levenslange
gevangenisstraf.
Op de tribune weerklonk applaus. Het re
quisitoir had ongeveer twee uur in beslag
genomen.
Hierop werd gepauzeerd.
Pleidooi.
Na de pauze, te omstreeks half drie, had
de verdachte weer even kalm in de beklaag
denbank plaats genomen alsof er in plaats
van levenslang een geldboete tegen hem was
geëischt.
De verdediger, mr. Kokosky ving onder
doodsohe stilte zijn moeilijke taak aan. Ook
hij bracht hulde aan de politie, evenals aan
den president en den Officier voor zijn lo
gisch opgebouwd requisitoir.
De Officier had het gemakkelijk, door de
vele bouwstoffen die verd. zelf aanbracht.
Deze verdachte huldigt het systeem: „veel
zeggen', in hun machtelooze woede uiten ver
dachten als hij de eene beschuldiging na de
andere.
Het is hoogst afkeurenswaardig wat hij
gedaan heeft: het bewerken van getuigen.
Doch uit dergelijke handleingen vloeit niet
voort, dat hij de dader is, doch dat hij niet
langer weet hoe hij zich moet verdedigen
tegen de handelingen van W. Steeds legt
verd. er den nadruk op, dat hij onschuldig is.
Het zwakke punt in het requisitoir is, dat de
Officier niet de mogelijkheid overweegt, dat
W. de daad gepleegd heeft op instigatie van
verdachte.
Is de zaak niet omgekeerd gebeurd, is ver
dachte niet angstig gemaakt door dreige
menten betreffende de gesloten verzekering
enz.
Verdachte is tijdens dit gedeelte van de
rede van zijn verdediger in heftige gemoeds
beweging gekomen. Hij is zijn ..tranen niet
meer meester en geeft door knikken zijn in
stemming te kennen.
Verdachte moest, zoo vervolgde mr. Ko
kosky, toen de beschuldigingen van W. steeds
krachtiger werden, natuurlijk zijn verklarin
gen steeds wijzigen.
De verzekering de f 50.000 neemt hier
eén gewichtige plaats in. Ook de verklarin
gen van W. kloppen niet. Vlak na het on
geluk zou hij verdachte W. hebben bedreigd
en omgekocht dochenkele dagen later,
na de begrafenis, zoo verklaarde W. had hij
hem gezegd, dat er een ongeluk was gebeurd.
De vrouw van Arkenbout had voor de recht
bank een belachelijke finesse. Vijf jaar na
dat zij gescheiden was stelde zij zich aan als
de diepgetroffene. Toen beneden het getui-
gengeld werd uitbetaald was de wanhoop
voorbij, zij wilde méér geld.
Met de verzekeringen was verdachte reeds
twee jaar tevoren bezig. De officier nam ook
aan, dat hij later een verzekering wou slui
ten tot een bedrag van f 800.000 maar, hoe
zou verdachte de jaarpremie van f 29.400
moeten betalen.
Tusschen den dood van Arkenbout en de
verzekering mag niet zonder meer zooals
de Officier doet verband worden gelegd,
er is hier naar pleiters meening sprake van
een coïncidentie.
Komende tot de verklaringen van de juf
frouw die in de nabijheid van den toren was
en die verd. bij het luik zou hebben gezien,
noemde pl. de verklaring dat zij hem her
kende. onaannemelijk. Een politie-agent, die
naast de juffrouw had gestaan kon hem ab
soluut niet herkennen. De juffrouw verklaar
de echter, dat de als werkman gekleede man
dit zou dan verdachte geweest zijn lang
schraal en niet dik was maar dat signalement
slaat op W. en niet op Arkenbout, die zéér
dik was. Op den toren waren dus, volgens
deze verklaring W. en Arkenbout. Nogmaals
zei Mr. Kokosky met klem, dat W. verdachte
volkomen ln zijn macht had, daarom gaf hij
W. geld, een positie en een auto, verdachte
was bang. dat W. hem zou beschuldigen van
iets, wat W. zelf gedaan had.
Men heeft moord ten laste gelegd, doch
men heeft niet aangetoond, dat het opzet en
het plan bij verdachte bestond om A. te doo-
den.
In deze heele zaak bestaat twijfel. Pleiter
wilde de rechtbank afvragen of het voor haar
een volkomen vaststaand feit is, dat ver
dachte de daad heeft begaan. Naar de mee
ning van Mr. Kokosky mag men het requi
sitoir volgen. Verdachte is misschien on
schuldig en daarom mag hij niet veroordeeld
worden. Spr. hoopt dat er ook bij de recht
bank twijfel is gewekt en dat vrijspraak zal
volgen.
Verdachte zegt nog snikkend: „Ik ben on
schuldig".
Vrijdag 30 October te 10 uur zal de recht
bank uitspraak doen.
GULHEID MET RIDDERORDEN.
EN MET HET MINISTERSCHAP VAN STAAT.
Verschenen is het voorloopig verslag der
Tweede Kamer over het hoofdstuk II der
Rijksbegrootlng (Hooge Colleges van Staat en'
Huis der Koningin.
Sommige leden klaarden over de ruime
verleening van ridderorden, gepaard aan on
gemotiveerde onderscheidingen naar den
maatschappelijken stand van de gedecoreer
den.
Nog erger achtten zij het, dat men da
laatste jaren zoo gul geworden is met de ver
leening van de positie van minister van Staat.
In elk geval zouden zij wenschen, dat de
diensten vermeld worden, op grond waarvan
deze onderscheiding verleend wordt.
DIEFSTAL OP EEN POSTKANTOOR.
Op het bijpostkantoor aan den De la Rey-
weg te 's-Gravenhage Is een kastekort van
ongeveer f 200 ontdekt. De directeur van
het hoofdpostkantoor die reden meende
te hebben om achter dit tekort meer dan
een slordigheid te moeten zoeken deed, naai
de Tel. meldt, van een en ander aangifte
bij de politie.
Verschillende ambtenaren zijn aan een
verhoor onderworpen. Daar al het personeel
van het bij postkantoor over de kas gaat is
het onderzoek uitermate moeilijk.
UIT DE STAATSCOURANT.
ONDERSCHEIDINGEN.
Bij K. B. is de bronzen eeremedaille dei-
Oranje Nassau-orde toegekend aan C. van
der Laan, boschbaas te Lisse.
RIJKSVERZEKERINGSBANK.
Met Ingang van 1 October j.l. is benoemd
tot geneeskundige bij den medischen dienst
der R.V.B.; W. Blijleven, thans tijdelijk als
zoodanig werkzaam.
AUDIëNTIES.
Donderdag geen audiëntie door den minis
ter van Arbeid, H. en N.
DE ROOFOVERVAL TE
ROTTERDAM.
DE DADER EEN GOED SCHUTTER.
Bij het voortgezet onderzoek naar de bru
tale bankoverval in het bijkantoor van de
Incassobank aan den Goudsche Singel te
Rotterdam, heeft de gearresteerde dader ver
klaard, dat hij een uitstekend schutter is
zoowel op het geweer als op de revolver. Toen
de schrijver van het hoofdbureau van politie
de heer Ruigrok hem aanviel heeft hij dezen
man nog gewaarschuwd.
„Ik had hem best de volle laag kunnen
geven, maar dat durfde ik niet aan", ver
telde hij.
ITALIAANSCH ANARCHIST
ONTVLUCHT
PLANNEN VOOR EEN AANSLAG TE
HEERLEN.
In een buitengewoon Politieblad wordt
medegedeeld dat de Italiaansche anarchist
Stefano Daverio, geboren te Vergiate, 25 De
cember 1897, laatstgewoond hebbende te
Heerlen en die per schip naar zijn vaderland
werd teruggebracht, tijdens dat transport te
Oran (Noord-Afrika) is ontvlucht. Daverio
heeft te kennen gegeven naar Heerlen terug
te keeren om zich voor een vermeende ver
ongelijking te wreken op den consulairen
agent van Italië te Heerlen.
SCHEEPVAARTBERICHTEN
INGEZONDEN MEDEDEELÏNGEN a 60 Cta. per regel.
Ingenomen door hen dio an dei
•pit. lachlaa, jicht, griep, hoofd-, kies-en zenuwpijn wordt volgen» rvi/^
6000 jcuneesheeren op de meeit afdoende wijze bestreden door fj ff 'SC A I
lii Apoth Dros.10.60
Dinteldljk 17 16 u. 40 m. te Liverpool, Paci
fickust naar Rotterdam.
Drechtdijk 17 te Rotterdam v. Vancouver.
Edam 17 v.m. te Havana, New Orleans n.
Rotterdam.
Kota Agoeng 17 v. Rotterdam naar Batavia.
Nieuw Amsterdam 17 v.m. v. New York n.
Rotterdam.
Patrla 1 715 u. v. Tanger, Batavia n. Rotter
dam.
Streefkerk 17 te Port Soedan, Rotterdam n.
Calcutta.
Statendam 17 19 u. v. Boulogne, 18 2 u. voor-
gaats van den N. Waterdag verwacht, New
York n. Rotterdam.
Wateerland 17 16 u. v. Hamburg naar Am
sterdam.
Zeelandia 19 6 u. te IJmulden verw,, Buenos
Ayres naar Amsterdam,
Baarn, 16 8 u. 7 m. 45 mijl Z.West van Land's
End, Amsterdam naar Curacao.
Alkmaar, p. 16 Montevideo n. Bahia Blanca.
Breedijk 16 te Penang. Java n. New York.
Boskoop 15 v. Tocopilla n. Antofagasta.
Christiaan Huygens 16 v. Port Said, Batavia
naar Amsterdam.
Cottica 14 v. Barbados n. Trinidad.
Crijnssen 19 12 u. v. W. Indlë te Plymouth,
20 v.m. te Havre en 21 12 u. te Amsterdam
verwacht.
Deli 14 v. Philadelphia n. Java.
Delftdijk 16 te Lons Angeles v, Rotterdam.
Drechtdijk 17 v. Londen, Paciflckust naar
Rotterdam.
Flandrla 16, 16 u. van Bahia, Amsterdam n,
Buenos Ayres.
Gaasterland 16 v. Las Palmas naar Takoradl,
Amsterdam naar West-Afrlka.
Houtman 15 te Beira v. Kaapstad.
Johan de Witt 17 te Batavia v. Amsterdam
Johan van Oldenbarnevelt 15 v. Singapore,
Batavia naar Amsterdam.
Jota Nopan p. 16, 23 u. Gibraltar, Batavia
naar Rotterdam.
Kota Radja, 16. 12 nu. van Port Sudan, Ba
tavia naar Rotterdam.
Kota Tjandi 17 v. Batavia n. Rotterdam.
Lochmonar 14 te Everet, Pacifickust naar
Rotterdam.
Lochgoil 15 te Swansea, Rotterdam naar de
Pacifickust.
Mellskerk 17 v. Dar-es-Salaam, n. Zanzibar,
Beira naar Rotterdam.
Meerkerk 16 te Manilla Japan n. Rotterdam
Melampus 10 v. Belawan Dell, Batavia naar
Amsterdam.
Munster 15 v. Sao Francscio do Sul, Amster
dam naar Z.-Amerika.
Nickerie 16 v. Paramaribo n. Trinidad.
Patria 17, 8 u. te en 10 u, van Gibraltar, Ba
tavia naar Rotterdam.
Parana 16 te Cristobal, Newport (Mon.) n.
N.-Paclfic.
Statendam 17, 6 u. v. Plymouth, New York
naar Rotterdam.
Salawati 14 te San Francisco v. Calcutta,
Springfontein 17 v. Amsterdam naar Antwer
pen.
Tabinta 16 te Londen, Batavia n, Amsterdam
Tjikampelc 16 te Manilla.
Tjibadak 15 v. Hongkong n. Amoy,
Tjlliwong 16 v. Sjanghai- n. Dalren,
Ulysses 15 v. Talcahuano n. San Nntonio.
Van Rensselaer p. 16 16 u. Finisterre, Am
sterdam naar West-Indië.
Zeelandia 16, 21 u. van Santander n. Bou-
logne.Buenos Ayres naar Amsterdam.
FEUILLETON.
Naar het Engelsch van
ARCHIBALD MARSHALL.
(Nadruk verboden.)
42)
„Dan moesten jullie nu anaar eerst wat
gaan eUki en dan cie wacht gaan houden",
'besliste Guy. „Het lijkt me niet waarschijn
lijk. dat zij vóór laat in den avond komen
zuiien en ik vraag me af hoe het hun ge
lukken zou onopgemerkt over te steken, wan
neer we. zooals meneer Greenfield terecht zegt
voldoende waakzaam zijn. Dus zoodra jullie
gegeten hebben, gaan jullie naiar buiten.
Meneer Calthorp zal tegen tien uur hier zijn
met nog een heer. dus er zullen mannen ge
noeg zijn. om jullie een handje te helpen als
zij komen".
Na het diner, waarbij Guy. George en me
vrouw Herbert zich geweld moesten aandoen
om niets te laten blijken van de spanning,
waarin zij verkeerden, gingen de twee jonge
lui weer naar buiten, naar de wakers op
het eiland en buiten de muren. Maar niemand
had iets gezien. Toen zij terugkwamen, bleek
mevrouw Herbert de twee meisjes onder een
of ander voorwendsel naar bed te hebben
gezonden, ofschoon het pas tien uur was;
Lord Caradoc vervuld van een wetenschap
pelijk pdobieem cn daarcoor blijkbaar ver
geten dat er iets bijzonders aan de hand was,
had zich in de bibliotheek teruggetrokken.
Toen volgde een vervelend uur van ter
gend afwachten, tot het tijd zou zijn Calthorp
cn Bobby Cond or van de steiger te gaan halen
Om elf uur roeiden George en Guy over, maar
hun trein had vertraging gehad en het duur
de bijna een half uur voor de jongelui het
rijtuig, dat hen in Keswick had afgehaald,
met luid geratel hoorden aankomen.
Calthorp stapte snel uit, verlangend naar
het laatste nieuws.
,3raithwaite Is aan je mannen ontsnapt",
was de jobstijding, waarmee Guy den ad
vocaat begroette.
„Dat weet ik al", was het antwoord, „ik
vond in Keswick een telegram. Sedert niets
van het edele tweetal gezien?"
„Niets: Brown en de andere man, die uit
Liverpool gekomen is. houden op het eiland
de wacht; de drie anderen zijn buiten de
muren".
„Uitstekend", zei Calthorp. „Laten we maar
zoo gauw mogelijk oversteken".
Nu kwam ook Bobby Conder te voorschijn
hartelijk verwelkomd door Guy en George.
„Ik geloof, dat ik juist op tijd ben ge
komen om een handje te helpen", verklaarde
hij met een veelbeteekenend knipoogje;
Calthorp had hem onderweg het een en an
der vaar de te verwachten gebeurtenissen ver
teld.
„Wat voor bericht Is het, dat je voor me
meegebracht hebt?", vroeg Guy nieuwsgie
rig.
„Dat zal ik je vertellen als we in huis
zijn", antwoordde hij raadselachtig.
Zij landden onder aan de trap. Een don
kere gedaante gleed van achter de boomen
te voorschijn, fluisterde een paar woorden tot
Calthorp en verdween weer in de duister
nis. De twee mannen op het eiland hielden
scherp de wacht.
In de eetzaal was voor het souper gedekt
en Feitham, de oude butler, die ook onkundig
was gelaten van wat er op til was. bediende
zooals hij negen maanden geleden gedaan
had, den avond toen het verdwijnen van Six
Roderick's lijk ontdekt was.
„Wat voor bericht heb je nu, Bobby?" her
haalde Guy zijn vraag, zoodra de vier Jonge
lui alleen waren. .Heeft het iets met deze
zaak te maken? Anders kunnen wij het mis
schien nog even laten rusten, hoe nieuws
gierig ik ook ben".
Bobby Conder haalde de papieren uit zijn
zak.
Het kan heel goed zijn, dat het er wel iets
mee te maken heeft", zei hij. Hij vertelde zijn
tafelgenooten ln het kort hoe de documenten
in zijn handen waren gekomen en las hun
de aanwijzingen voor, die de oude kolonist
voor zijn kleinzoon had opgeschreven. In
ademlooze spanning luisterden zij.
„In den zomer van 18was ik met ver
scheidene anderen, meest Italianen, werk
zaam bij de verbouwing: van het Kasteel
Wetstor.es, Morthwaite. in den tijd van Sir
Michael Bertram, Baronet en bij het aanleg
gen van de terrassen, cascades en het aan
voerkanaal voor het water. Het werk had al
ongeveer een jaar geduurd en was bijna ge
reed. Op een morgén werd ik met vier an
deren, allen Engelschen en betrouwbare lie
den, in het kantoor van den opzichter ge-
voepen en deze deelde ons mede. dat wij vij
ven, wanneer de Italianen vertrokken zou
den zijn, nog een poos konden blijven tegen
een belangrijk hooger loon, om nog wat met
selwerk te verrichten, op voorwaarde even
wel. dat wij over dat werk tegen iedereen het
stilzwijgen zouden bewaren. Na eenig heen
en weer praten stemden wij allen toe; we
moesten een stuk teekenen, waarin we die
belofte van geheimhouding bevestigden.
Toen werd ons uitgelegd waarin het werk zou
bestaan en de volgende drie maanden hiel
den we er ons mee bezig.
Het kwam hierop neer. Eerst groeven we
een tunnel en bouwden een trap. die van
den yloer van de oude, niet meer in gebruik
zijnde kapel in den Westelijken vleugel van
het huis, onder de terrassen door, voerde
naar een punt, vlak onder de cascade en
beneden den waterspiegel van het meer.
Daarop hieuwen wij in de harde rots een
kamer uit, ter grootte, als ik mij goed her
inner, van ongeveer veertien voet in het
vierkant. Toen begonnen wij weer te graven,
onder het meer nu en maakten een gang,
die uitkwam bij het antieke tempeltje, dat
als zomerhuisje gebruikt wordt en in een
dichte groep boomen aan den westelijken
oever ligt Het grootste deel van het graaf
werk moest door de rots geschieden geen
licht karweitje en waar wij in aarde kwa
men. bouwden wij de gang van steen, maar
totdat wij het zomerhuis naderden, was er
weinig aard: De toegangen tot de trap en de
tunnel lagen, zoolang we met dit werk bezig
waren, geheel open, maar onderwijl bleef de
verdere arbeid aan het huis rusten en nie
mand mocht binnen de muren van het park
komen. Zoodoende wist niemand wat er ge
beurde en wij hadden ons bij contract en
bovendien nog onder eede verplicht te zwij
gen.
Toen het werk aan de tunnel gereed was,
werden de vier andere mannen ontslagen,
maar ik werd in dienst gehouden met een
smid, die ook den eed van geheimhouding
had moeten doen. We kregen aanwijzingen
over de manier waarop de toegangen tot deze
kamer onzichtbaar gemaakt moesten worden
en deden dit in korten tijd. In de kapel be
vindt de toegang naar de tunnel zich onder
het oude steencn altaar. De noordzijde van
het altaar bestaat uit één stuk harde natuur
steen. Het beweegt in het midden op ijzeren
spillen, als men er aan den kant-, die het
dichtst bij den muur is, met. eenige kracht
tegen drukt; er is geen andere bevestiging
als een veer. die vanzelf inspringt als het
blok steen weer in zijn oorspronkelijken
stand wordt teruggebracht Als het zoover i
mogelijk weggeschoven wordt, kan een man
door de opening naar de trap kruipen, die
naar de geheime kamer naar beneden voert.
De toegang van het zomerhuisje naar de
tunnel werkt op ongeveer dezelfde wijze. De
beweegbare steen is er een, die het kleine
bordes draagt bovenaan het stoepje onder de
pilaren. Hij zit aan de noordzijde.
Toen dit werk gereed was, kreeg ik de rest
van mijn geld en werd ontslagen; de smid
werd nog in dienst gehouden. Wat hij nog
verder te doen kreeg, weet ik niet, daar ik
spoedig daarop dit gedeelte van het land
verliet en hem nooit terugzag.
Ik weet niet welke bedoeling bij Sir Mi
chael Bertram voorzat bij het bouwen van
de geheime kamer en de gangen, die daar
heen voeren. Maar als zij later voor verkeer
de of misdadige doeleinden gebruikt moch
ten worden, kan deze verklaring de zaak op
helderen. Als er ooit iemand kennis van.
neemt, zal ik niet meer tot de levenden be-
hooren; Sir Michael Bertram is op het oogen
blik, dat ik dit schrijf, reeds overleden. Ik
geloof niet mijn eed gebroken te hebben door
dit op te schrijven en te verzegelen.
JOHN RAWLINGS".
De vier jongelieden waren bleek van op
winding. toen de voorlezing van het docu
ment geëindigd was. Voor een oogenblik wa
ren Marin en Braithwaite volkomen uit hun
gedachten weggevaagd.
,.Kom mee", riep Guy heesch. Hij greep een
zwaren, zilveren kandelaar, die op tafel
stond en ging naar de deur.
„Neen. neen. wacht", waarschuwde Cal
thorp. die zijn bezinning blijkbaar niet ge
heel verloren had. ..Wacht tot de kust veilig
ls. De bedienden zijn nog op".
.(Wordt vervolgd.),