FEMINA Over Naaien. ABR. MEIJER Haar! em s D a g b i a d VESTEN EN PULLOVERS. Het aantal op te zetten steken voor al deze pull-overs en vesten ls niet op te geven omdat dit afhankelijk ls van de dikte van de wol, de dikte der pennen en de afme tingen die het kleedingstuk hebben moet. Men breit dus altijd eerst een proeflapje in den steek, dien men gebruiken wil en meet het aantal steken per centimeter. Op deze manier berekent men het aantal op te zet ten steken. A. Pull-over zonder mouwen in twee kleu ren wol, b.v. rood en zwart bij een zwart rok, of donkerblauw en grijsblauw bij een donkerblauwe rokof in twee verschil lende steken gebreid b.v. recht en gaatjes. Rugpand. Opzetten een oneven aantal ste ken, omdat de punt in het midden met een steek begint. Boord. Twee recht twee averecht, ongev. 10 c.M. hoog. Na een paar toeren (één toer recht, één toer averecht), begint men met den punt. Gaatjes maakt men op de vol gende manier: aan den rechten kant twee steken samenbrelen, daarna den draad om slaan. In den volgenden averechten toer wordt de omgeslagen draad als steek ge breid. De punt wordt eiken toer aan weers kanten één steek breeder. Armsgaten. 8 toeren na elkaar aan weers kanten een steek minderen, daarna gewoon doorbreien. Halsopening. Geen halsopening aan het rugpand. Voorpand. Net als het rugpand tot men net begonnen is aan het rechte gedeelte van het. armsgat. Dan begint men aan de kleine halsopening. Steken in tweeën ver- deelen, aan den kant van de halsopening eiken toer één steek minderen. Wanneer het voorpand de goede hoogte heeft maakt men den schouder iets schuin, door zes steken af te hechten, den pen uit te breien en dit te herhalen tot men geen steken meer over heeft. Bij het achterpand is de schouder recht. Hals. Wanneer men voor- en achterpand nan elkaar gezet heeft, neemt men de ste ken van de halsopening op drie pennen en breit een boordje twee recht twee averecht van ongeveer twee c.M. breedte. Armsgaten. Afwerken net als de hals. B Vest zonder mouwen, van hardgroene, hardblauwe of roode wol, met nikkelen knoopen. Rugpand. Een smal boordje één recht één averecht, de rechte steken verdraaid inste ken. Verder een toer recht, een toer ave recht. armsgaten als bij A. Rechter voorpand. Smal boordje, aan den open kant vijf steken altijd recht breien te gen het omkrullen. Tot op de halve hoogte niet meerderen of minderen. Hoogte van de knoopsgaten zelf bepalen. Het hoogste knoopsgat komt drie toeren voor men gaat minderen. Knoopsgaten: Vier steken afhech ten in den eenen toer, volgende toer weer opzetten. Drie toeren na de hoogste knoops gaten begint men te minderen voor den schuinen kant, één steek om het andere toer. Armsgaten en schouders als bij A. Linker voorpand. Net als het rechter maar zonder knoopsgaten. Armsgaten. Klein boordje inbrelen. C. Lange wollen trui met mouwen, in twee kleuren wol of in twee verschillende steken, b.v. recht en gaatjes. Kleuren donkerbruin of grijsblauw of donkergroen of donker- Rugpand. Boord ongeveer 5 c.M. hoog. één recht één averecht. De punten meerdert of mindert men eiken toer één toer of een gaatje. (Zelf de hoogte meten). Armsgaten als bij A en B. Voorpand. Als rugpand, voor armsgaten cn schouders zie A en B. Halsopening afwerken als bij A. Mouw. Boordje van ongeveer 5 c.M. een recht één averecht. Gaatjes of kleur van de punten tot aan den elleboog. Eiken tien den toer aan weerskanten één steek meer deren. Lengte meten van pols tot oksel, daarna hecht men aan het begin van den pen steeds zes steken af, waarna men den pen verder breit. Hierdoor ontstaat de kap. Halsopening afwerken als bij A. D. Lange trui met raglan-mouwen, van witte zij. Rugpand. Boordje één recht één averecht. Verder een toer recht een toer averecht breien. De ribbels ontstaan door in den rechten pen drie steken averecht te breien en omgekeerd. Eiken toer één steek ver springen. Onderlinge afstand ribbels 4 ste ken. Ter hoogte van de oksel mindert men om den anderen toer aan weerskanten één steek. Bovenkant recht. Voorpand. Als achterpand, behalve de halsopening (zie A). Mouw. Eén recht één averecht tot aan den elleboog. Eiken tienden toer aan weerskanten één steek meerderen. Ter hoogte van de oksel minderen als bij voor en achterpand (de schuine kanten moeten even lang zijn). Bovenkantje mouw recht. MIES BLOMSMA. Premier Bal 1931. REVUE DER MODE: 1880 TOT NU. Show van Redfero. Het is waarlijk geen wonder, en allesbe halve een kwaad idee, dat de groote mode- thuizen langzamerhand al weer tot de con clusie komen, dat modeshows, zooals ze tot voor kort opgediend werden: een oneindige reeks van niets dan op den duur vrij moeilijk te verduwen hoofdschotels, allernoodzakelijkst met den geest van onzen vrij luxu- euzen tijd mee moesten gaan en natuurlijk was het een Franschman, die hier in Holland de primeur bracht van den laatsten door hein uitgedachten maaltijd: be trekkelijk weinig hoofd schotel met hier en daar een dotje saus in den vorm van de zoete klanken Kijkt uw oogen die van het orkest af de uit.... zaal indruppelden, voor afgegaan door een pikant soepje, verper soonlijkt door Mademoiselle Paris, die boven dien voor een verrassing zorgde door er heel anders uit te zien dan men gevoegelijk van een mademoiselle Paris verwachten zou, en een uitgezocht hors d'oeuvre, gebaseerd op de producten der Fransche modekeuken van achttienhonderd tachtig tot op heden. Het moet gezegd: de maaltijd was bijzonder sma kelijk en gezien mijn persoonlijke passie voor hors d'oeuvres heb ik Zondagmiddag mijn ergernissen over de tweedehands Fran sche kellners in het Carltonhotel in het hartje van ons dierbaar Hollandsch Amster dam in mijn achterzakje gestopt, en mJJm hart opgehaald Kijkt uw oogen uit, zeer geëerde dames en heeren, want ginds, aan het andere eindt van de zaal komt uw grootmoeder aan! Uw grootmoe der, niet zooals ge haar gekend hebt in hooge boord of zwart fluweel, uw grootmoeder, niet in haar zwarte ja pon met stootkan ten, en niet met haar trouwe camee aan, en haar hor loge aan een gou den ketting tus- schen haar cein tuur met zilveren gesp gestopt, neen uw grootmoeder, zooals ze met haar man, uw grootvader, naar haar eerste bal van jonggetrouwde vrouw ging. misschien ook wel, zooals ze naar het bal ging, waarop uw grootvader zijn hart onher roepelijk aan haar verloor! Is het niet ver rukkelijk, dat costuum van heldergroen flu weel, gedrapeerd om hals en heupen, met een krans van bloemen om het decolleté, en een enkele verdwaalde toef in het hoog op gemaakte haar? Zijn ze eigenlijk niet'alle maal verrukkelijk en van een zeldzame beko ring, deze jurken van die „dwaze" mode, die in de negentiger jaren en daaromtrent hoog tij vierde, en die heelemaal niet zoo vreese- lijk veel dwazer is dan de mode van dezen winter, met zijn zwierige lijn en zijn ge durfde allure? Het eenige wat er nog aan mankeert zijn de corsetten. de luchtballon nen van mouwen en queue de Paris, en wie weet, in wat voor costuums wij het vol gend jaar al weer rondloopen? De mode van negentienhonderd twintig cn vijfen twintig mag dan geroemd zijn om haar sim pelheid, haar warsheid van overbodigheden en haar zakelijkheid, wie hem zoo ziet voor voeren te midden van al die deinende rok kenruimte van dertig jaar en minder gele den ende simpele, maar rijke lijn van de toi letten van nu, die zal moeten erkennen, als hij nog niet eerder tot die conclusie is ge komen, dat door alle eeuwen heen de mode kunstenaars nooit leelijker, kleurloozer, on vrouwelijker mode uitvonden dan die. Zie dan toch zop'n robe d'anrès-midi uit acht- tlentlen vijf en tachtig, zie de schilderachtige lijn, die dan ook zoo ten volle uit gebuit werd door de schilders van dien tijd, zie de charme van zoo'n hoed. tronend op het in gewikkelde kapsel, waar- v -r onze grootmoeders zich in heur leven heel wat uren tijd getroostten! Is het geen verrukking, zoo'n avondjapon uit het jaar achttien vijf en ne gentig, het enge keurs lijf van wit satijn, de vier kant halsopening afgezet met wat fijne geplooide kant. en van het slanke middel af de bijna brutale zwier van den amethyst- kleurigen fluweelen rok vol van plooien en inge nieuze draperieën? En vaat ons aller hart niet uit naar die middagjurk uit negen tienvijf. van eng sluitende paarse stof. met een bovenstuk van grUze kant, en een hoed van zilverkleurig stroo, bijna ca- nailleus schuin op het hoofd, on met een reusachtigen toef bloemen tusschen het Amazone 1914. zwarte haar en de zacht glanzende golving van den hoed gedrukt? Neen zooals elke mode haar bekoring had. zoo had deze mode, die haar ondergang vond in het ontwakend „zelfbewustzijn" der vrouw- die uitgekreten werd door de suffragettes van negentien en later, en die opzij geduwd werd dood de plotseling opkomende behoefte van het vrouwelijk geslacht cm zelfs in de meest vrouwelijke dingen den heer der schepping te imiteeren. haar zeer bijzon dere eigen bekoring, een bekoring, die niet tegenstaande alles steeds tot ons sprak uit de vrouwenportretten uit dien tijd. waarvan de gezichtjes ons lief, misschien een beetje dom en opgelegd onschuldig toeglim lach ten, en die ons gisteren maar al te zeer heeft bewezen, dat zij haar uitwerking nog steeds niet mist. Want tien jaar lang heeft Hare Majesteit de Vrouw het gezocht in de lijn, die vol gens haar toen plotseling de eenige was, en waarvan zij het loflied in heel wat toonaar den zong: de langs een lineaal getrokken rechte lijn. En tien jaar zijn niet veel, als men ze uitmeet tegen de eeuwen.... En na tien jaar had de vrouw genoeg van de lijn. die de eenige was, en floep, daar ging zij overboord, en zoo'n geweldige haast had ze om wat anders te hebben, dat de modeschep pers er geen kans toe zagen om het zoo gauw te bolwerken en in hun zenuwachtigheid maar holderdebolder een beetje in het zoo zeer verafschuwde, onpraktische verleden gingen grasduinen. En zoo hangen we op het oog-enblik aan een zijden draadje tusschen diverse mogelijkheden in: onze afschuw van „overbodigheden" gooi/den we verleden jaar al met een resoluut gebaar over boord; de simpelheid van de tien jaar, die we door worstelden in jurken als rechte papieren zak ken kunnen we nog niet heelemaal uit ons hoofd zetten, dat we voor de zekerheid toch maar vast tooien met hoeden, die we opgroe ven uit de in vergetelheid rakende mode van keizerin Eugenie en haar tijdgenootenwe zweren, dat we wel dwaas zouden zijn, als we weer aan de queue de Paris begonnen, maar ondertusschen dragen we weer vervaarlijke strikken op den rug. die bedenkelijk op dat instrument beginnen te lijken, 's Ochtends zijn de rokken nog steeds betrekkelijk kort en de jurken nog steeds vrij simpel, maar des avonds naderen we en naderen we zelfs heel erg diezelfde lijn, die onder onze moeders en grootmoeders haar grootsten bloeitijd ken de. En het eenige dat ons terughoudt van een uitroep van ja, toch nog wel een beetje schrik is de overweging, dat het zelfs hier niet alles goud is wat er blinkt, want deze toiletten zijn maar copieën van wat er gedra gen werd in dien tijd, en de origineelen, ge maakt voor in ge pende, verwrongen en uit hun model geperste figuren van toen, zou den wij met geen mogelijkheid meer aan kunnen. Robe d'après midi 1885. De mode van toen was dwazer, onlogischer dan zij ons hier vertoond werd, en het hors d'oeuvre „a la 1890". Zoodat, mocht een kwaadwillend iemand de huidige mode wenschen te bespotten, we altijd kunnen zeggen, dat die ideaal is, want de uitkomst van vijftig jaren van overpein zing en praktische ondervinding. De garcon- ne, teruggekomen van haar mannelijkheid, dat „ewig Weibliche" van eertijds getemperd door de overwegingen, die leidden tot den korten rok, voor zoolang het duurt Waarom zouden we ook niet leven bij het oogenblik? Volgend jaar is er toch weer wat anders we weten het langzamerhand wel. De mode van het oogenblik mag er wezen, Redfern leverde er het overtuigende bewijs van, en zoolang er zulke dingen gemaakt worden als bijvoorbeeld het donkerroode „En course", met als eenige garneering een col van vossenbont, die gesloten werd met een strik van de stof zelve als het grijze wandel toiletje, met den simpelen, doorge haalden shawlkraag van stemmig bedrukte crêpe de chine, als het zwart fluweelen ge valletje met wat lichtblauw satijn en de vor stelijke avondjurken, dan doen we ook wel weer met plezier mee aan het eenige buite nissigheid je, dat de mode van het oogenblik vertoont: de korte, grappig ouderwetsche schoudercapejes van bont en stof, en een verdwaald negentiende oeuwsch draperie- tje WILLY .VAN DER TAK. DE DASSEN VAN „MIJNHEER"! Dikwijls worden heerendassen doorgedra gen, totdat ze versleten en zeer vuil zijn. Dit is heelemaal niet noodlg en we kunnen menige, door veelvuldig gebruik sterk ge kreukelde das weer zoo goed als nieuw ma ken door deze in een lauw sopje van hout- zeep snel te wasschen. Daartoe tornt men de met een gewone steek gehechte uiteinden van de das los, tot aan den gestlkten band. Desnoods geeft men de vouwen met een rijgdraad aan. Indien één sopje niet voldoen de ls. herhaalt men de bewerking. Daarna een paar keer in lauw water uitspoelen. Ver volgens de das zoo droog mogelijk, liefst in een handdoek, uitknijpen en dan aan den verkeerden kant droog strijken. Als de das droog is, strijkt men er pas aar. den binnen kant de vouwen in, langs de lijn, aangege ven door den rijgdraad. Deed men dit., terwijl de das nog nat was, dan zou de vouw cr veel te scherp ingeperst zijn. Tenslotte naait men de das weer dicht (overhands naadje). Om gemakkelijk in te rimpelen, en om het gerimpelde bovendien zoo gelijk mogelijk te krijgen, kunnen wij dit het beste op de ma chine doen, en wel met een lange bovendraad en met een zeer losse onderdraad. Wanneer wij op die manier het te rimpelen stuk ge naaid hebben, halen wij den onderdraad zoo veel in als noodig is, en dan is het rimpel- strookje zoo gelijkmatig als maar mogelijk is. Nu er zooveel klokrokken gedragen worden, of ook veel groote kragen, mouwversieringen. Jabots en dergelijke, nu is het afbooren een belangrijk onderdeel van ons naaiwerk ge worden. En daarbij is het nog bewerkelijk ook. het knippen van al die schuine respen is een heel gedoe. Nu zijn er weliswaar van die reepen in den handel, maar zij moeten dan toch ook al met stof en kleur geheel overeenkomen. Veel eenvoudiger is het vol gende middeltje: knip de om te booren stof zoowat anderhalve centimeter langer (als het een rok is bijvoorbeeld) dan vereischt is. Naai dan op een centimeter afstand van den onderkant aan de verkeerde zijde een op rij gje, en vouw de overgeschoten centimeter met een klein inslagje tegen dat naaisel aan den binnenkant. Naai het met de hand vast, en dan zult u zien, dat het resultaat van dit schijnbaar geboorde randje precies hetzelfde ls, als bij het echte. En natuurlijk gaat het veel vlugger. Met onze nauwsluitende japonnen van te genwoordig zijn wij wel genoodzaakt een splltje te maken In den zijnaad, zoowel van de rok als van het lijfje. Maar omdat wij niet altijd genoeg tijd hebben, of onszelf genoeg tijd gunnen, om de japon behoedzaam uit of aan te trekken, scheuren die splitjes nog wei eens in, en natuurlijk altijd juist op het oogenblik, dat er de meeste haast bij het, werk ls. Om dit te voorkomen maakt men het splitje van onderen en van boven een halvb centimeter dieper, zet er een haakje en oogje aan, even voor het eind der opening. Neem daarvoor een zeer klein haakje en oogje, an ders komt het te veel in het gezicht. Druk daarna het haakje met een tangetje geheel dicht en nu zal er van inscheuren weinig kwestie meer zijn. Nu de patronen voor de japonnen weer zoo veel Ingewikkelder zijn geworden ls het wel zaak om het geknipte model eerst met een groote steek in elkaar te rijgen en het dan te passen: met de eenvoudige japonnetjes was een verandering zoo vlug gebeurd, dat het dadelijk in elkaar naaien verreweg opwoog tegen de enkele maal, dat er eens iets losge tornd moest worden. Maar bij onze bewer kelijke japonnen van dezen winter kan een vergissing of een te ruim model zulke vér strekkende gevolgen hebben, dat het veel vlugger gaat, wanneer het hoofdmodel van het te naaien stuk eerst gepast en op maat afgespeld wordt. Bovendien zijn de ingewik kelde modellen van nu veel moeilijker te maken en geven daardoor veel meer aanlei ding tot fouten of vergissingen. Men ziet tegenwoordig gedrapeerde kragen en halsafwerkingen op de japonnen. Op het plaatje ziet dit er dikwijls allerliefst uit, en dat is het in werkelijkheid ook zeker, zoolang de japon alleen in huis gedragen is. Maar zoodra men over een gedrapeerd kraagje een mantel heeft gedragen, en dan vooral een zware wintermantel, zijn de losse plooien van de draperie stijf ingedrukt en het heele effect is weg. Alleen met onkreukbare stof ls zoo'n draperie mogelijk, zonder er direct ver fomfaaid uit te zien, en dit zijn eigenlijk al leen de wollen stoffen, en een enkele zijden. Dan leenen de allerdunste van deze zich na tuurlijk slechts voor het luchtige, losse dra- peeren dat zoo kan flatteeren. Meer nog dan ooit geldt bij de tegenwoor dige mode: naai luchtig! Werk niet alles zoo erg degelijk af, al die vrouwelijke elementen in onze hedendaagsche kleeding, zooals strookjes, plissé's, garneeringen aan hals en mouwen, boléro'tjes en dergelijke, verliezen aan charme, wanneer zij niet zoo frivool be handeld worden, als zij bedoeld zijn. Som migen kunnen zich altijd nog verbazen over de zoogenaamde „slordige" afwerking van confectiegoed en zij meenen dat dit met het begrip „goedkoop" in verband kan staan. Dat is echter niet zoo: het schijnbaar onafge werkte verleent heel vaak de charme en ele gance die ver te zoeken zou zijn, als er „dege lijk" was afgewerkt. E. E. J.—P. INGEZONDEN MEDEDEEL INGEN a 60 Cts. per regel. WEEKNIEUWS CR. 'HOUTSTRAAT 16, HAARLEM Guur weer meldt De Bilt, met natte sneeuwbuien. Juist met dat weer krijgt U het zoo gauw te pakken, indien U niet zorgt lekker warm gekleed te zijn. En vooral de kinderen moet goed verzorgen. Zij zijn meer dan de groo- ten aan temperatuursverschillen on derhevig. Zij loopen zoo uit een ver warmd vertrek naar buiten. Wij hebben een enorme sorteering schooltruien in alle prijzen. Probeert U toch eens dat Bleyle fabrikaat Het is zoo ijzersterk en zoo goed te wasschen. Ik weet zeker, dat U altijd weer naar Bleylezult vragen. Wij verkoopen ook daarbij passende sport kousen voor jongens en wollen school- kousen voor meisjes met extra lange beenen. HOE MEN DE KLEUTERS BEZIG HOUDT. EEN VLIEGMACHINE. Moeders, in een oogenblikje tijd kunt u uw kleuters gelukkig maken met een zeer primitieve vliegmachine, waar de kleintjes zeil aan mogen meehelpen. Vooral de kleine jongens zullen het heerlijk vinden met de eigen gemaakte vliegmachine te mogen spe len.. Zet u voor de vliegmachine maar een paar langwerpige doozen op elkaar en wel kruislings De eene doos dient voor vleugels en de andere doos, die liefst iets hooger geno- men wordt dient voor machine, die men met een paar lucifersdoosjes kan verhoogen. De doosjes worden op elkaar geplakt of even met een touwtje aan elkaar bevestigd, dit laatste is natuurlijk nog iets steviger. Om het geheel een beet netjes te krijgen, belakt men de doozen met een aardig pa piertje, liefst machine en vleugels verschil lend van kleur. Wanneer de doosjes er natuurlijk al netjes uitzien en wanneer er dus geen letters op staan, kan men heel goed voor dit eenvoudige stukje speelgoed de doos zóó gebruiken en over het touwtje een klein reepje papier plakken. Met het beplakken en met het uitknippen der stukjes kunnen de kleuters dus best hel pen. Nu nog twee kleine bootjes onder de vleugels aanbrengen, volgens afbeelding a Wij knippen deze van een beetje stevig karton en kleuren of beplakken het gedeelte van de bootjes. Ook de schroef wordt geteekend en geknipt van stevig papier of karton en door middel van een punaise of klein spijkertje aan het vliegtuig vastgemaakt. Van uitgeknipt papier plakken we kleine raampjes en we kunnen natuurlijk op allerlei manieren de machine nog versieren. Het is dus bij dit stukje speelgoed alleen de bedoeling het in een verloren oogenblik te maken. Maar juist door alles samen met de klein tjes in orde te brengen, zal dit modelletje ook tot het heerlijke speelgoed gaan behoo- ren. Het modelletje is in de Tijdingzaal van ons blad te zien. W. R. Twee korte Wintermanteltjes. De mode der korte winterjasjes, geheel van bont of van een wollen stof met bontgar neering, wekt herinneringen op aan de mode van 25 jaar terug, toen er ook korte mantel tjes gedragen werden, natuurlijk sterk getail leerd met respectabele pofmouwen. De „pof" zat toen echter, met een hoogen kop boven aan aan den schouder, terwijl nu het eenigs- zins ballon vorm ige dikwijls wordt aangetrof fen juist aan den onderkant van de mouw Bovendien veroorloven wij ons nu allerlei vrijheden met sjaalkragen of heel breede re vers, enz. Het plaatje geeft een tweetal der nieuwste modellen weer. Links een manteltje van beige stof, dat op een groene japon ge dragen wordt. De kraag en manchetten zijn gegarneerd met z.g. velours peluche". Het manteltje wordt gesloten met een vrij nauwe beige centuur en verder met 3 knoopen van dezelfde stof. Voor dit alleraardigste jasje, (patroon no. 12.139) is 1.50 M. stof van 1,40 M. breed toereikend. Rechts een manteltje van roode stof, dat heel fijn gegarneerd is met een sjaalkraag van astrakan. Onder dit jasje wordt een rok van heel donkergroene stof gedragen. De ruime, soepele mouw is met kleine plooitjes in het armgat gezet en op dezelfde wijze in de manchetten. Ik hoef u nauwelijks te zeggen, dat bij dit soort jasjes een hoedje van dezelfde kleur behoort. Voor laastgenoemd model (patroon no. 12,140) is 2 M. roode stof van 1,40 M. breed noodig. Er wordt in de nieuwe mode bijzondere aandacht aan de mouwen geschonken. Dit blijkt ook bij de nieuwe modellen voor de middag japonnen. Slechts weinige worden er zonder mouwen gemaakt. Verschillende heb ben een klein cape-je van den schouder af dat tot ongeveer 1/3 van den afstand van schoudert tot elleboog reikt. Halve mouwen tot aan den elleboog kunnen heelemaal glad zijn met een manchetje van kant of bor duursel. Ook zijn ze wel in den vorm van een pofmouwtje doordat men aan den elleboog de stof 'wat ingehaald heeft. Men ziet ver der 2 3 en 3 4 mouwen en dan tenslotte de heele lange mouwen, die boven den elle boog tamelijk nauw zijn en onder den elle boog tot aan den pols ruim, om tenslotte weer in te rimpelen, teneinde in het smalle polsbandje te eindigen. In ieder geval is er keus genoeg! (Van deze jasjes zijn knippatronen ver krijgbaar a 75 ct. Postwissel zenden aan: De Beurs, Amstellaan 66, Amsterdam Z. Op het strookje nauwkeurig vermelden: Naam en adres van den afzender, nummer van het gewenschte patroon en maat. Levering bin nen 1 week 'De maten van 40 tot 52 kunnen geleverd worden.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 16