Lf.:nffisna DE AMBACHTEN IN DEN LOOP DER EEUWEN. ZATERDAG 24 OCTOBER 1931 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD r - 7* L> VIJFDE BLAD Een reeks interessante vergelijkingen tusschen verleden en heden door C. J. v. li Hoe de koopman uit den gildentijd kantoor hield. Ter aanvulling van de reeds uitvoerige me- tiedeelingen in ons eerste artikel geven wij hier nog eerst eenige bijzonderheden over de gilden in het*algemeen, om ons daarna te verdiepen in de verschillende afzonderlijke ambachten, waarbij trouwens opnieuw gele genheid zal zijn nog wat naders over de gil den te vertellen. Sociale maatregelen in den Gildentijd. De vakopleiding was bij de Gilden goed ge- ïegeld. Bovendien waren velerlei voorschrif ten gemaakt over de deugdelijkheid der te gebruiken grondstoffen. De Overlieden maak ten, vergezeld van de stedelijke ambtenaren, inspectietochten in de winkels en de werk plaatsen en alles was niet aan de gestelde eischen voldeed, werd in beslag genomen en vernietigd. Elke principaal die zich bena deeld achtte kon zich bij het Gilöebestuur beklagen. Op het vervaardigen en verkoopen van ondeugdelijke waren stonden voor de gildeleden niet alleen boeten, maar zelfs lichamelijke straffen. De „vinders" waren speciaal belast met het opsporen van overtre dingen. De gildenbesturen stelden ook den arbeids dag vast, zoodat zij het in de hand hadden om werkloosheid tegen te gaan. Over het al gemeen was er dan onder de gesloten gilden (de genootschappen die slechts een beperkt aantal leden aannamen) van werkloosheid, seizoen-slapte uitgesloten, geen sprake. Ook de prijzen van de artikelen werden vastgesteld. Daarbij werd gewaakt tegen woe leerwinsten, maar aan den anderen kant werd toch ook voor een redelijke belooning gezorgd. Zelfs de prijzen van brood, bier en wijn werden bepaald. Als de prijzen van de grondstoffen nog al schommelden, werd door hef gildebestuur alleen bepaald, hoeveel winst gemaakt mocht worden. Tot op zekere hoogte waren vele gilden inkoop- en productie-coöperaties. Vele gil den lieten de grondstoffen door de gilde- meesters in het groot inkoopen, waarna zij in het klein aan de gildebroeders verkocht wer den. Zelfs waren er gilden die optraden als crediet-, voorschot- en spaar-coöperaties. De middeleeuwsche bedrijfsvereeniging was dus wel geheel doqrweven van den geest van solidariteit en broederschap. Er waren ook voorzorgen getroffen om aan de oude gildebroeders. die niet meer door werken in hun onderhoud konden voor zien, een onbezorgden levensavond te bezor gen. Ook voor de weduwen en weezen van hulpbehoevende gildebroeders werd gezorgd. Maatregelen tegen slechte betalers. Ook togen wanbetaling waren strenge maatregelen genomen. In zijn „Geschiedenis van het volksleven" (in 1866 verschenen) ver telt J. ter Gouw: Wij bevinden ons in de gildekamer van het Wollennaaistersgild. Vier Overvrouwen zijn aan de tafel geschaard zij zitten er met Oud-Hollandsche deftigheid. Want die vrou wen gevoelen hare waardigheid: tehuis doen ze ook „metterhant het Wollennaysters am bacht" als ieder ander gildezuster; hier zijn zij de wettige Overheid van !t Gild en we ten haar gezag op te houden. Op ae tafel ligt- een half afgewerkt armo- zijnen tabbaard. Voor de tafel staan twee gildezustertjes. die in groote opgewonden heid, met gloeiende wangen en zwaaiende ar men een hevig pleidooi voeren, en ze raken daarbij nu en dai^ zoodanig in vuur, dat ze als twee kemphaantjes tegen elkander op vliegen, waarop dan ook de oude Overvrouw niet nalaat haar te vermanen tot discretie en respect voor hare Overheid. De zaak is deze: Zekere dame had verge ten haar naaister te betalen. De schuld- eischeresse, de naaister No. 1 hier tegenwoor dig en de driftigste van de twee, heeft daar van tijdig behoorlijke aangifte gedaan ter gildekamer. Overeenkomstig te bepalingen van den Gildebrief (dien ze zich voor een dubbeltje door de Overvrouwen heeft laten voorlezen) is daarop door een Stadsbode aan alle gilde-zusteren aanzegging gedaan, dat het haar verboden was voor de bewuste eenig werk te maken, noch te leveren, zoo lang totdat zij de naaister No. 1 betaald had. Dit verbod is nu door naaister No. 2 overtreden 't bewijs ligt, in den half- afgewerkten armozijnen tabbaard, op de ta fel. En het einde van de historie is, dat de naaister No. 2 door de Overvrouwen gecon- demmeerd wordt, vooreerst, om één gulden te geven in de gildebos, en ten tweede, om de geheele rekening, die de dame schuldig is aan de naaister No. 1 zelf uit 'haar eigen beurs te voldoen, waarna ze volkomen vrijheid heeft de nieuwe klant voor zich te behouden." De dokter. De chirurgijn en zijn helpers. Tegengaan van concurrentie. Dezelfde schrijver brengt ons ook in de Chirurgijns-gildekamcr. 't Is op een Maandag in Januari 1710. Gij ziet er zes deftige mannen om de tafel zitten 't rijn de Deken, vier Overlieden en de Col- legie-meester. Het zijn geleerde heeren, dus wij mogen hier een zeer gewichtig discours verwachten. Meent ge, dat ze 't wellicht over 't „bar- biers-ampt" hebben? Of over de „uythang- bekkens Het zou ons niet kunnen verwon deren, want wij weten, dat de barbiers ook tot het chirurgijnsgild behooren, en dat zij ook hun proef moeten doen, daar ze niet alleen den baard scheren, maar ook ader latingen verrichten. Doch de discussiën loo- pen over heel iets anders over haar snijden! Wat men toen al niet onder chirurgie betrok! Bij een "keur van 1706 had de Regeering aan alle pruikemakers „wel expresselijck" verboden „hair te snijden". Alleen zij. die voorzien waren van een permissiebrief van het Chirurgijnsgild, mochten die gewichtige kunstbewerking aan "s menschen hoofd ver richten. En dit werd van zoo groot belang geacht, dat die permissiebrief ieder jaar vernieuwd moest worden, wat telkens 10 kostte. Maar nu waren er eenige „quaadwil- lige pruykmakers". die zich niet ontzagen, om, zonder permissiebrief van 't Chirur gijnsgild, toch een bordje uit te steken waar op te lezen stond, dat zij 't haar sneden. Natuurlijk had de Deken, zoodra dat aller gewichtigst feit hem ter oore gekomen was. er den gildeknecht op af gestuurd. Maar die „quaadwillige pruyekmakers" hadden durven zeggen, dat het gild er niets mede te maken had, dat de Regeering wel het haar snijden, maar geen uithangbordjes verboden had! Daarover nu zijn de geleerde heeren van 't Chirurgijnsgild ten hoogste verontwaar digd. „Zullen wij toelaten" zoo roept de. Deken uit „dat door soodanig een frivole* exceptie de keure wordt geëludeerd?" En het eenjarig besluit is, zich in deze impor tante aangelegenheid terstond tot Heeren Burgemeesteren te wenden. En Mijne Heeren van den Gerechte acht ten die haarsnijders-quaestie dan ook be langrijk genoeg om er onverwijld in te voor zien en ook dat uithangbordje schatplichtig te maken aan 't Chirurgijnsgild. Wie zoo besluit ter Gouw onze eeuw- soms van beuzelachtigheid beschuldigen en op de groote voorvaderen wijzen wil dien wil ik niet tegenspreken; maar hij mag toch ook wel eens onderzoeken met welke gewichtige dingen die groote voorvaderen zich vaak bezighielden. Thans zijn niet alleen de uithangbordjes van ae pruikmakers schatplichtig, maar alle uithangbordjes, dank zij dc precario-verorde- ning der gemeente Haarlem, die veel geld in het la'tje van den gemeente-ontvanger brengt! Het Co- of Koopmansgilde. Het Comans- of Koopmanshofje in de Witte Heerenstraat werd in 1613 gesticht door het St. Nicolaas of Comansgilde. later „de Marcerije-neeringe ofte het Cramers- gilde" genoemd. Dit is een gilde dat reeds in 1411 bestond, het bezat een gilde-altaar met een zilveren beeld van zijn patroon in dc St. Bavokerk. Volgens een keur van 1590 moesten alle gildebroederen jaarlijks vier stuivers aan Deken en Vinders betalen „tot onderhout ende sustintatie van dc armen, schamelen. behoef tigen ende kranckcn gildebroederen", Een pruikenmaker aan den arbeid. Tot het gilde behoorden kooplieden in het klein, winkeliers en uitmeters van zijden, wollen en geweven stoffen, verkoopers van galanterieën, koloniale- en kruidenierswa ren, vruchten, brillen, kammen, handschoe nen, beurzen, nestels, steenen kruiken, enz. Het schijnt, dat het getal der contribuanten vrij groot was, zoodat de ontvangsten zeer ruim waren, want in 1611 had men zooveel geld bijeen, dat in de Witte Heerenstraat een hofje gebouwd kon worden. In 1644 zat men weer zoo goed in het geld, dat in het hofje een gildekamer voor Deken en Vinders kon worden bijgebouwd. De huisjes van het hofje werden verhuurd voor 40 cent in de week. Toen het gilde in 1798 werd opgeheven, werd het hofje ten bate van de stadskas verhuurd. In 1871 werd het daarop aange kocht door den toenmaligen stads-archivarls Mr. A. J. Enschedé, die het voormalige gilde- huis izi oud-Hollandschen stijl zooveel moge lijk heeft laten herstellen. Nog steeds vormt het poortje van dit huis in de Witte Heeren straat een attractie voor liefhebbers van oude bouwkunst. Boven het poortje staat een gevelsteen, waarop da gildepatroon St. Nicolaas afge beeld is. die twee arme kinderen voor z'cu heeft. Het blazoen of wapen van het gild (een arm, uit een wolk komende, welke een weegschaal Vasthoudt), is ook op den steen gebeiteld. Mr. Enschedé kwam toen ook in het bezit van een lokaal van het gilde, waarop een eieren-koopman en een brillenventer geëtst waren. Daaronder stond ,,'t Welvaeren van 't Comans Gildt". Poortje in de Witte Heerenstraat, vroeger gildehuis. Een gilde-maaltijd. Wij hebben reeds opgemerkt, dat elk gild jaarlijks een gilde-maaltijd hield. Meestal duurde dit eten.... 3 dagen! Men moet evenwel niet verkeerd denken van die fees ten. Het ging er meestal wel vroolijk toe, maar braspartijen werden het in den regel toch niet. In oude paperassen wordt een verslag ge geven van een maaltijd van het koopmans gild, die twee dagen duurde, namelijk Zon dag en Maandag. In die twee dagen werd dan vier maal gegeten. Zondagmiddags kwam eerst op tafel koe- vet en pens met erwten, daarna hutspot en tenslotte gebraden vleesch met boter en kaas. 's Avonds werd de tweede maaltijd ge houden, maar, naar oud-Hollandsche zuinig heid kreeg men eerst het overgeschotene van 's middags, daarna een grooten schotel met rijstebrij on eindelijk gesprengd vleesch met boter en kaas. 's Maandagsmiddags zaten de gilde broers weer aan den dLsch en smulden van 't overgeblevene van den vorigen dag. Hadden zij daaraan de verschuldigde eer be wezen, dan kwam er brij of erwten op tafel en vervolgens nog pasteyen, gesprengd vleesch. boter en kaas. 's Maandagsavonds eindelijk vergastten de heeren zich nog aan t opgewarmde overschot van 's middags en daarna hadden zij, tot besluit van het feest, kippen, konijnen en ganzen. Natuurlijk werd bij den maaltijd menig potteke bier geschonken. Eerst ging de groo te gildebeker rond en daarna kreeg elk zijn eigen beker. Nu zien de menu's voor feestmaaltijden er anders uit'. VOLTA. 1745—1827. Nadat wij in de laatste weken in ons blad Faraday, Minckelers, Humphry Davy en Edison herdacht hebben als de pioniers in de geschiedenis van de electriclteit, het gas, of het licht in het algemeen, mag thans wel een plaats ingeruimd worden voor den grondlegger van het gebruik der electrici- teit, Volta. De Italiaansche geleerde is de uitvinder van de electrische batterij, als zoo danig de man, die de electriclteit wist vast te leggen en voor het practisch nut te be waren. Met Galvani heeft hij den allereer- sten pioniersarbeid op het terrein der elec triclteit verricht, welke arbeid reeds in de laatste helft der achttiende eeuw- valt. Alessandro Volta werd geboren te Como op 18 Februari 1745. Hij was van een pa tricische familie, doch doordat zijn vader Filippo Volta weinig zakenkennis bezat ver viel het geslacht en kwam bijna tot den bedelstaf. Volta was op jeugdigen leeftijd allerminst een wonderkind. Tot zijn vierde jaar dacht men van hem, dat hij geen spraak had. „vader" en „moeder" kon hij niet zeggen. Na zijn zevende jaar sprak hij echter vlot.-en toen openbaarde zich ook een zeer heldere geest. HU gaf blijken van zulk een goed verstand, dat zyn vader dikwyls zei: ..Ik had een diamant in huis, en ik wist het niet". Hij verloor zyn vader spoedig door den dood en hq ontving zijn opvoeding bij twee ooms. De familie Volta was streng katholiek cn Volta is zqn geheele leven zeer vroom ge bleven. De cene oom was kanunnik, de an dere aartsdiaken van de Domkerk van Como. Alessandro bezocht nu eerst hot College der Juzuieten en daarna volgde hU een philo- sophischen cursus aan het seminarie van Benzi, want hij had het plan om priester te worden. Hij studeerde klassieke en moderne talen en was een groot liefhebber van de dicht kunst. doch blijkbaar reeds evenzeer van de natuurkunde, welke beide voorliefden men vereenigd vindt in een gedicht over de na tuurkundige ontdekkingen van Priestley en Musschenbroek. Intusschen veranderde zijn bestemming en wilde zyn oom, de kanun nik, een notaris van hem maken. Daartoe studeerde Volta eenigen tUd rechten, doch de drang naar de natuurwetenschap won het van al het andere en de studie in de rech ten gaf hij op, om andermaal een nieuwe bestemming te zoeken. Het was een gedurfde onderneming, want de hulpmiddelen, die hem ten dienste stonden waren primitief. Volta moest werken met wat oude lappen, stukken zwavel en hars en in olie gedrenkte houten staven.' Een goed instrumentmaker was er niet in Como. De kanunnik Gattoni trad echter als zijn beschermer op en met gebruik making van diens instrumenten en geldmid delen kon Allessandro iets bereiken. Zooals alle groote geleerden was hij bezield met een heiligen ijver, vergat te eten, te drinken en te slapen. Galvani had proeven gedaan met een ont leden kikvorsch, bij welke een dijbeenzenuw was bloot gelegen. Werd deze in aanraking gebracht met een pool van zink en een van koper, dan ontstonden bij den kikker spier- samentrekkingen, alsof deze nog leefde, een verschijnsel, dat Galvani niet vermocht te verklaren. Volta echter kwam op de gedaohte dat electricitelt reeds ontstaat door aanra king, hier door de aanraking van twee ma- talen met het vochtige vleesch. Hij bewees deze stelling door een zuil te bouwen van platen van zink en koper, gescheiden door een wollen doek, gedrenkt in aangezuurd water, de zuil van Volta. Toen hij nu de zinken top met den koperen bodem ver bond door een draad, ontstond daarin een electrische stroom. De eerste batterij was ge construeerd! De zuil verving Volta later door een cellen-batterij. De eenheid waarin men de spanning van den electrischen stroom uit drukt werd naar Volta, Volt genoemd. Volta had spoedig door zijn proeven en ontdekkingen grooten naam gemaakt. In 1774 werd hij benoemd tot regent van de scholen van Como en een jaar later tot leer- aar in de experimenteele natuurkunde aan het gymnasium aldaar. Drie jaar later werd hij geroepen tot het professoraat aan de Universiteit van Pavia, waaraan hij tot 1819 verbonden bleef. In de jaren 1777 tot 1784 maakte hij een reeks reizen naar het buitenland, daartoe in staat gesteld door een staatssubsidie. Behalve Parijs bezocht hij ook Holland. Hij kwam overal met de groote geleerden in aanraking en zag er in Parijs zelfs niet tegen op om in de schoolbanken te gaan zitten om een les in natuurkunde en scheikunde bij te wonen. En de streng geloovige Volta bezocht er ook den vrijdenker Voltaire. Het onder houd duurde anderhalf uur. Eerst op 49-jarigen leeftijd is Volta ge trouwd. Hij leidde met de jongste dochter van graaf Ludovico Pellegrini een gelukkig huwelijksleven, doch maatschappelijk was er nog ai wat beroering. De Jacobijnen trokken met Bonaparte Milaan binnen en dansten om den vrijheidsboom in 1796. Volta werd er door kwaadwilligen van beschuldigd, te heulen met den Oostenrijkschen vijand, zijn huis werd geplunderd. Hij vroeg zijn ontslag als hoogleeraar. doch dit werd niet verleend. Drie jaar later, toen de Oostenrijkers en Russen Pavia bezetten, hielden de lessen echter ge heel op. In 1800 benoemde Napoleon, die Volta naar waarde wist te schatten hem opnieuw tot hoogleeraar. Juist in dezen bewogen tijd valt dc belang rijke uitvinding van het element. In 1801 r.oodigde de Fransche academie hem uit om zijn proeven te Parijs te herhalen. Napoleon woonde de voordrachten bij. Hij was Volta zeer goed gezind en noodigdc hem aan zijn tafel. Tal van onderscheidingen verleende hij den Italiaan. Deze verkreeg de gouden medaille van de Academie cn Napoleon voeg de er een gift en een lijfrente bij. De geleerde bleef nochtans zeer bescheiden Hij verklaarde, dat hij eelf niet gedacht had, dat zijn vinding zooveel opgang zou maken, Toen hU in 1802 terug kwam. was hij 57 jaar en zijn eigenlijke wetenschappelijke loopbaan min of meer ten einde. HU werd als man van groot aanzien geroepen tot hooge politieke ambten. Bovendien vermin derde zUn gezondheid hetgeen hem in' 1804 noopte tot het vragen van ontslag. Napoleon wilde dit echter ook nu niet verlcencn. HU kwam zelf naar Pavia, woonde opnieuw een les van Volta bU en haalde hem over om aan te blijven. Het werd den geleerde zeer ge makkelijk gemaakt, hij behoefde slechts :n het voorjaar een cursus te geven. Eerst in 1819 trok Volta zich voorgoed terug. HU was toen 74. In 1814 werd hU door den Oosten rijkschen keizer Franz, na het terugwinnen der heerschappU tot directeur der philoso- phische faculteit benoemd. In hetzelfde jaar verloor hU een zUner drie zonen, den veelbelovenden Flaminlo. Volta had voor het overige een rustige en gelukkige levensavond. Hoewel in hoog aanzien by iedereen leefde hU in dc grootste bescheidenheid en eenvoud. Zijn oude huis knecht Polonio moest een list gebruiken om hem oude kleeren te doen vervangen door nieuwe. HU was weldadig en vaderlUk voor wie zUn hulp inriepen. 4 Maart 1827 is hij overleden. In 1927 is zijn honderdste sterfdag fees telijk gevierd in Italië. Die arme filmsterren! f 24.000 per week. En nog te weinig! Eenigen tyd geleden hebben we melding gemaakt van de pogingen om tot salarisver lagingen in de filmwereld te geraken. Sa larissen van f 72.000 per week, zooals Con stance Bennett bU Warner Bros verdient, zijn dan ook wel iets te hoog. Doch ook meer „normale", als f 24.000 per week kunnen er in onze oogen nog mee door. Daar red den wij, gewone menschen, ons heusch nog wel mee. Dat sommigen hierover echter an ders denken, bewijst het volgende uit Holly wood geschreven. „Men moet bU de beoordeeling dier sala rissen ook rekening houden met wat het een filmactrice kost. ster te zijn. Er zUn tien tallen dingen, die ze moet koopen en waar aan zU mee moet doen om haar stand op te houden. Van de 24.000 gulden gaat alvast een In komstenbelasting van 4800 gulden af. Onge veer hetzelfde bedrag wordt betaald aan verzekeringen tegen ziekte of persoonlUkc ongevallen, tegen brand, diefstal enz. Voorts ls de levensstandaard hoog in Amerika. Een bescheiden(!) huishouding in Hollywood, met vijf ondergeschikten binnen- en drie buitenshuis zal ongeveer 720 gulden kosten. En een gelijke som heeft de ster noodig voor huishoudgeld en dagelijksch onderhoud. De klceding. inclucief bont, schoenen. Ju- weelen. eischen 2400 gulden, en wee degene, die daarop bezuinigen wil! Van elke ster wordt verwacht, dat ze millionaire is. en derhalve gaan f 1200 aan liefdadige doeleinden weg. Haar reis- en verblUfkosten komen gemiddeld pp 480 gul den te staan. Verder dienen de' duizenden brieven beantwoord te worden, die ze uit de heele wereld ontvangt. Er moeten foto's worden bUgestuurd en deze zUde van het leven eener ster wordt geschat op 4800 gul den. Hoe meer brieven hoe meer kans op een hernieuwd contract. Al deze bedragen zijn slechts berekend voor één week. Telt men deze sommen bij elkaar, dan be reikt men het bedrag van een kleine f 20.000 gulden per weck!! Tot hier de voorstanders van dergelijke salarissen. Wij vinden zUn opsomming Arno- rikaansch, dus overdreven. Maar al zou het Juist zijn. waar moet de ster het overschotje van 4000 gulden per week aan uitgeven? Er is geen enkele mogelUkc uitgaaf overge bleven De schrijver van het artikel voegt er nog aan toe. nadat hU gezegd heeft, dat er on- mocelyk minder uitgegeven kan worden. .Er zouden niet zooveel rijke filmsterren zijn in Hollywood, als zij niet boven hun salaris nog percenten kregen van de winst op de films gemaakt". Ook dat nog. En hU eindigt naief: „Men vraagt zich af. wat gebeuren zou, als de salarissen werkelijk verlaagd zouden worden. Maar daar ls. geloof ik, geen kans op. Want het kan niet!" O, zoo! EEN GROOTE KRANT. De grootste krant ter wereld, wat afmetin gen betreft, is waarschUnlljk wel de „Gazeta", uitgegeven door het Mexicaansche Ministerie van Onderwijs. De omvang is.. 2 bij 3 Meter! Er staan slechts wetenschappelijke artike len in van algemeen belang en de letters zijn 8 c.M. hoog. Iedere maand wordt het blad in de dorpen aangeplakt, om het volk tc ont wikkelen. Zou dit doel bereikt worden?.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 15